Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 juli 2024, nr. WJZ/46797037, houdende wijziging van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten in verband met een aanscherping van de eisen aan een gesubsidieerd onderzoek en de gevallen waarin een onderzoek voor subsidie in aanmerking komt, de invoeging van de mogelijkheid voor erfgoedgemeenschappen om voor subsidie in aanmerking te komen, alsmede enige overige wijzigingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.7, eerste lid, van de Erfgoedwet;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING SUBSIDIEREGELING STIMULERING HERBESTEMMING MONUMENTEN

De Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. kerkgebouw:

monument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong uitsluitend of voor een overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

n. erfgoedgemeenschap:

erfgoedgemeenschap als bedoeld in artikel 6, lid 1a.

B

In artikel 2 wordt ‘de Erfgoedwet, een provinciale verordening of een gemeentelijke verordening’ vervangen door ‘de Erfgoedwet, een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, of een gemeentelijke verordening’.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het tweede lid worden drie leden ingevoegd, die luiden:

  • 2a. Indien een onderzoek als bedoeld in het eerste lid geheel of ten dele betrekking heeft op mogelijke nieuwe functies voor het desbetreffende monument of zelfstandig onderdeel en de inpassing van deze functies in dat monument of zelfstandig onderdeel, houdt het onderzoek uitdrukkelijk rekening met het belang van het behoud van de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument.

  • 2b. Een onderzoek als bedoeld in het eerste lid komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking, indien het betrekking heeft op een monument of zelfstandig onderdeel:

    • a. dat voor ten minste de helft van de oppervlakte leegstaat, of

    • b. waarvan aannemelijk wordt gemaakt dat het naar verwachting binnen drie jaar voor ten minste de helft van de oppervlakte leeg zal komen te staan.

  • 2c. Lid 2b is niet van toepassing indien sprake is van een kerkgebouw dat nog als zodanig in gebruik is.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien een monument uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaat of indien er sprake is van een samenstel van monumenten, kan een aanvrager voor dat monument onderscheidenlijk dat samenstel in enig jaar ten hoogste drie aanvragen om subsidie indienen.

3. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 7. Onverminderd het zesde lid kan een aanvrager per monument per drie jaar ten hoogste één aanvraag indienen. Indien een monument uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaat, kan een aanvrager per zelfstandig onderdeel per drie jaar ten hoogste één aanvraag indienen.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a. een eigenaar van een ander monument dan een woonhuis, en

    • b. een persoon die optreedt namens een erfgoedgemeenschap.

2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 1a. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan uitsluitend worden gedaan, indien de erfgoedgemeenschap:

    • a. een verband is van ten minste vijf natuurlijke personen, die zich als vrijwilligers inzetten voor het behoud van het monument of het zelfstandig onderdeel om dit aan toekomstige generaties over te kunnen dragen, en

    • b. aantoonbaar gedurende ten minste zes maanden betrokken is bij het monument ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd.

E

Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 2,19 miljoen’ vervangen door ‘€ 2.255.000,–’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 0,5 miljoen’ vervangen door ‘€ 400.000,–’.

F

In artikel 8, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 25.000’ vervangen door ‘€ 15.000’.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. indien de aanvraag wordt gedaan voor een erfgoedgemeenschap:

    • 1°. dat de eigenaar van het monument of het zelfstandig onderdeel instemt met de uitvoering van het onderzoek, en

    • 2°. dat de deelnemers aan de erfgoedgemeenschap uitsluitend als vrijwilliger bij de erfgoedgemeenschap betrokken zijn.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In onderdeel d wordt ‘de Erfgoedwet, een provinciale verordening of een gemeentelijke verordening’ vervangen door ‘de Erfgoedwet, een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, of een gemeentelijke verordening’, en wordt de punt aan het slot vervangen door een komma.

  • b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • e. indien de aanvraag wordt gedaan voor een erfgoedgemeenschap:

    • 1°. bewijsstukken waaruit blijkt dat de erfgoedgemeenschap gedurende ten minste zes maanden betrokken is bij het behoud van het monument of het zelfstandig onderdeel ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd, en

    • 2°. een verklaring van de eigenaar van het monument, waaruit blijkt dat hij medewerking zal verlenen aan de uitvoering van het desbetreffende onderzoek.

H

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘eigenaren’ vervangen door ‘aanvragers’ en wordt de komma aan het slot van het onderdeel vervangen door een punt.

b. De onderdelen c en d vervallen.

2. In het derde lid wordt ‘onderdeel a, onderdeel a,’ vervangen door ‘onderdeel a,’.

I

In artikel 19, eerste lid, wordt ‘€ 0,7 miljoen’ vervangen door ‘€ 720.000,–’.

J

In artikel 23, derde lid, onderdeel e, wordt ‘de Erfgoedwet, een provinciale verordening of een gemeentelijke verordening’ vervangen door ‘de Erfgoedwet, een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, of een gemeentelijke verordening’.

K

Na artikel 33a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 33b. Vermindering subsidieplafond verduurzamingsonderzoeken 2024

Voor het subsidietijdvak in 2024 is artikel 7, derde lid, niet van toepassing ten aanzien van het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.W.W. Bruins

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

In 2021 is een evaluatie van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten (hierna: de herbestemmingsregeling) uitgevoerd door onderzoeksbureau DSP-groep. Op basis van de evaluatie werd besloten om de herbestemmingsregeling voort te zetten omdat deze nog steeds een waardevolle bijdrage levert aan het realiseren van herbestemmingen van monumenten. In 2022 werd de verlenging van vijf jaar gerealiseerd en tegelijkertijd werd het budget voor haalbaarheidsonderzoeken met € 490.000,– verhoogd.1 Bij de verlenging van de herbestemmingsregeling is door de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de toezegging gedaan om in het kader van de verkenning naar het financieringsstelsel van de monumentenzorg te bezien welke aanpassingen aan de herbestemmingsregeling wenselijk zijn.2

Op basis van de herbestemmingsregeling worden drie soorten activiteiten gesubsidieerd:

  • het uitvoeren van herbestemmingsonderzoeken voor gebouwde monumenten;

  • het wind- en waterdicht maken van gebouwde monumenten door het treffen van tijdelijke maatregelen;

  • het uitvoeren van verduurzamingsonderzoeken, aanvullend op herbestemmingsonderzoeken.

De evaluatie van de DSP-groep had met name betrekking op de subsidiëring van het uitvoeren van herbestemmingsonderzoeken. De evaluatie laat zien dat eigenaren in hoge mate positief zijn over de herbestemmingsregeling, en dat er na uitvoering van de herbestemmingsonderzoeken vaak vervolgstappen worden gezet om een goede herbestemming van de desbetreffende monumenten te realiseren. Tegelijkertijd is een aantal onderdelen gesignaleerd waarop maatregelen kunnen worden genomen om de effectiviteit van dit deel van de herbestemmingsregeling verder te vergroten. Belangrijke constatering hierbij is dat de behoefte aan subsidies voor herbestemmingsonderzoeken structureel groter is dan het beschikbare budget. Dit maakt het van belang om selectief te zijn in de onderzoeken waarvoor subsidie kan worden verstrekt, zodat kan worden geborgd dat de beschikbare middelen terechtkomen bij de herbestemmingsopgaven die dat het hardst nodig hebben.

Met deze wijzigingsregeling wordt de herbestemmingsregeling daarom op verschillende punten gewijzigd. De wijzigingen betreffen:

  • 1. een budgetverhoging voor herbestemmingsonderzoeken en het wind- en waterdicht maken van monumenten;

  • 2. de toevoeging van een leegstandscriterium;

  • 3. een limitering van het aantal (herhaal)aanvragen per monument of zelfstandig onderdeel;

  • 4. de toevoeging van de mogelijkheid voor erfgoedgemeenschappen om subsidie aan te vragen voor een herbestemmingsonderzoek;

  • 5. een verlaging van het maximale subsidiebedrag voor een herbestemmingsonderzoek;

  • 6. de toevoeging van het vereiste dat een herbestemmingsonderzoek rekening houdt met de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument;

  • 7. een budgetverlaging voor het subsidiëren van verduurzamingsonderzoeken; en

  • 8. enige technische wijzigingen ter verduidelijking en actualisatie.

De verschillende wijzigingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht. Daarna wordt aandacht besteed aan de verlenging van de uitvoeringstermijn en extra activiteiten die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) zal verrichten op het gebied van communicatie. Hiervoor hoeft de regeling niet gewijzigd te worden.

1. Budgetverhoging herbestemmingsonderzoeken

Als gezegd is binnen de herbestemmingsregeling sprake van structurele overvraag bij de subsidiëring van herbestemmingsonderzoeken. In de jaren voorafgaand aan de voornoemde budgetverhoging met € 490.000,– moest circa 35% van de aanvragen worden afgewezen wegens het bereiken van het subsidieplafond. Inmiddels is dit gedaald naar 14% in de laatste verleningsronde van 2023. Om te voorkomen dat de overvraag in de komende jaren weer oploopt, wordt het budget voor herbestemmingsonderzoeken in de regeling verhoogd vanuit de loon- en prijsbijstelling. Het subsidieplafond voor haalbaarheidsonderzoeken of interactieve of procesgerichte onderzoeken wordt daarom met € 65.000,– verhoogd. Ook wordt het subsidieplafond voor het wind- en waterdicht maken van gebouwde monumenten verhoogd met € 20.000,–.

2. Toevoegen leegstandscriterium

Om de doelmatigheid van de herbestemmingsregeling te vergroten, wordt de voorwaarde toegevoegd dat een monument al leeg moet staan of dat het al bekend is dat het in de komende drie jaar leeg zal komen te staan. Daarbij moet de leegstand betrekking hebben op minimaal de helft van de oppervlakte van het monument of het zelfstandig onderdeel. Het overgrote deel van de subsidieaanvragen voldoet al aan deze voorwaarde, maar een enkele keer wordt een aanvraag ingediend voor onderzoek waarbij – omdat het monument of zelfstandig onderdeel nog grotendeels in gebruik is – de noodzaak daarvoor niet duidelijk aanwezig is. Deze wijziging maakt het mogelijk om dergelijke aanvragen in de toekomst af te wijzen, zodat prioriteit wordt gegeven aan herbestemmingsonderzoeken bij monumenten waar de opgave meer urgent is.

Voor kerkgebouwen die nog steeds als zodanig in gebruik zijn wordt in de herbestemmingsregeling een uitzondering gemaakt. Voor kerkgebouwen blijft het kortom mogelijk om subsidie te verlenen voor een herbestemmingsonderzoek, ook als het gebouw in oppervlakte nog (grotendeels) als kerkgebouw in gebruik is. Hierdoor kan het gebouw in gebruik blijven voor de eredienst, terwijl de mogelijkheden om voldoende inkomsten te genereren met het gebouw wel vergroot worden. Dat is positief voor zowel de geloofsgemeenschap als voor het behoud van de oorspronkelijke functie van het kerkgebouw.

3. Limitering herhaalaanvragen

Een andere aanscherping van de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen is dat het aantal aanvragen per monument of per zelfstandig onderdeel gemaximeerd wordt op één aanvraag per drie jaar. Op dit moment is het binnen de herbestemmingsregeling mogelijk om voor hetzelfde monument meerdere jaren achter elkaar subsidie aan te vragen voor een herbestemmingsonderzoek. Gelet op het budgettekort binnen de herbestemmingsregeling gaat een tweede of derde subsidie voor hetzelfde monument ten koste van een eerste subsidie voor een ander monument. Om die reden wordt het aantal aanvragen per monument of per zelfstandig onderdeel gemaximeerd op één aanvraag per drie jaar.

4. Erfgoedgemeenschappen kunnen subsidie aanvragen

Met deze wijzigingsregeling krijgen erfgoedgemeenschappen een positie in de subsidieregeling. De subsidieregeling biedt nu al een mogelijkheid om subsidie te verlenen aan rechtspersonen die een belang hebben bij de herbestemming van een monument, maar in de rangschikking van de aanvragen komen zij pas na de eigenaren van monumenten voor subsidie in aanmerking. Door de overvraag op de regeling zijn deze aanvragers in de praktijk daarom nagenoeg kansloos. Dit is onwenselijk: het Verdrag van Faro roept op om cultureel erfgoed in dienst te stellen van de samenleving, en het is van belang dat initiatieven van burgers die samenkomen in erfgoedgemeenschappen gestimuleerd worden.

Tegelijkertijd kleven een aantal nadelen aan de huidige term ‘rechtspersonen die belang hebben bij de herbestemming’. Allereerst is deze term gevoelig voor oneigenlijk gebruik. Als het gaat om de gewenste betrokkenheid van rechtspersonen bij de herbestemming is deze term te ruim geformuleerd. In de praktijk kon vrijwel iedere rechtspersoon zich opwerpen als rechtspersoon met een belang. Tegelijkertijd werpt het begrip voor natuurlijke personen – bijvoorbeeld omwonende vrijwilligers die zich willen inzetten voor de toekomst van een monument dat hen aan het hart gaat – juist een drempel op, omdat zij eerst een rechtspersoon moeten oprichten om voor een herbestemmingsonderzoek subsidie te kunnen aanvragen.

Om in de herbestemmingsregeling tot een betere balans te komen, wordt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen als rechtspersoon met een belang – anders dan als eigenaar – daarom geschrapt. In plaats daarvan wordt het mogelijk om namens een erfgoedgemeenschap subsidie aan te vragen. Voorbeelden van erfgoedgemeenschappen zijn burgers die zijn aangesloten bij een erfgoedvereniging of omwonenden die een monument een bestemming ten gunste van de gemeenschap willen geven. Hun inbreng kan leiden tot verfrissende nieuwe ideeën voor de herbestemming van het monument, maar het ontbeert hen veelal aan de financiële middelen om hun plannen verder uit te werken. Dankzij de wijziging krijgen deze erfgoedgemeenschappen de mogelijkheid om hun initiatief in een onderzoek verder uit te werken.

In de rangschikking krijgen de erfgoedgemeenschappen dezelfde positie als eigenaren.3 Hierdoor krijgen zij een reële kans op een subsidieverlening, en kunnen ook groepen natuurlijke personen subsidie krijgen voor een herbestemmingsonderzoek.

Ook bij subsidies aan erfgoedgemeenschappen moet worden bewaakt dat de subsidie ten goede komt aan de initiatieven die het meest kansrijk zijn. Daarom wordt aan subsidieverlening de voorwaarde gesteld dat de erfgoedgemeenschap ten minste uit vijf natuurlijke personen bestaat en al ten minste zes maanden aantoonbaar betrokken is bij het behoud van het monument waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de erfgoedgemeenschap bestaat uit vrijwilligers: professionele organisaties komen niet als erfgoedgemeenschap voor subsidie in aanmerking. Voor de uitvoering van het desbetreffende onderzoek zal de erfgoedgemeenschap zich vanzelfsprekend wel laten bijstaan door een professionele partij. Als laatste geldt voor de erfgoedgemeenschap de voorwaarde dat de leden zich als vrijwilliger inzetten voor het behoud van het monument. De reden daarvoor is dat zodra de samenwerking op professionele basis gebeurt, de financiële mogelijkheden om een herbestemmingsonderzoek uit te voeren ruimer zijn.

Bij subsidieaanvragen door erfgoedgemeenschappen is de relatie met de eigenaar van het monument een aandachtspunt. De erfgoedgemeenschap kan immers andere ambities hebben ten aanzien van het monument dan de eigenaar. Dat hoeft subsidieverlening aan de erfgoedgemeenschap niet in de weg te staan, maar het is wel van belang dat de eigenaar instemt met het uitvoeren van het onderzoek waarvoor door de erfgoedgemeenschap subsidie wordt gevraagd. Een verrassing achteraf komt het herbestemmingsproces en de relatie tussen de monumenteigenaar en de rijksoverheid niet ten goede. Bovendien kan de verstrekte subsidie dan niet meer ten behoeve van een wel haalbaar onderzoek worden verstrekt. Daarom wordt bij subsidieverlening aan een erfgoedgemeenschap de voorwaarde gesteld dat de eigenaar instemt met de uitvoering van het onderzoek. Ook moet er een verklaring van de eigenaar worden overgelegd dat deze zo nodig medewerking verleent aan het uitvoeren van het herbestemmingsonderzoek, bijvoorbeeld omdat het pand betreden moet worden. De erfgoedgemeenschap moet dus vóór het aanvragen van de subsidie daarvoor de toezegging van medewerking krijgen van de eigenaar. Dit is een waarborg dat het herbestemmingsonderzoek in een dergelijke situatie ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd.

5. Verlaging maximale subsidiabele bedrag

Een andere maatregel die moet leiden tot een eerlijker verdeling van het budget voor herbestemmingsonderzoeken over de aanvragers is de verlaging van het maximaal subsidiabele bedrag per aanvraag van € 25.000,– naar € 15.000,–. Hierdoor zullen de subsidiebedragen die worden verstrekt aan professionele organisaties voor monumentenbehoud (hierna: POM’s) en de subsidiebedragen die worden verstrekt aan de overige eigenaren dichter bij elkaar komen te liggen. Vanwege het principe ‘kleinste aanvragen eerst’, kwamen reguliere monumenteneigenaren in de afgelopen jaren gemiddeld genomen alleen voor subsidie in aanmerking, indien zij een aanvraag indienden met subsidiabele kosten van circa € 10.000. Bij een aanvraag voor een hoger bedrag kwam een aanvraag namelijk te laag in de rangschikking om voor subsidie in aanmerking te komen.

Voor de POM’s gold deze complicatie niet: dankzij hun voorrangspositie konden zij ook subsidie krijgen voor subsidieaanvragen met een subsidiabel bedrag van € 25.000,–. Door deze uitwerking van de regeling werden de financiële voordelen voor POM’s dankzij hun voorrangspositie groter dan oorspronkelijk beoogd. Het verlagen van het maximaal subsidiabele bedrag zal ertoe leiden dat de subsidiebedragen aan POM’s omlaag gaan. Naar verwachting zal dit leiden tot meer ruimte in het budget voor toekenningen aan overige aanvragers.

6. Bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken

In de herbestemmingsregeling wordt ook een wijziging doorgevoerd om te bevorderen dat de kwaliteit van de herbestemmingsonderzoeken omhoog gaat. De subsidiëring van herbestemmingsonderzoeken is bedoeld om tijdig een passende nieuwe functie te vinden voor het monument waardoor de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken zoveel mogelijk behouden blijven. Toch komt het voor dat in een onderzoek een herbestemmingsscenario wordt uitgewerkt dat schadelijk is voor het monument, omdat in het onderzoeksrapport geen tot onvoldoende rekening wordt gehouden met de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument. Daarom wordt in de herbestemmingsregeling de voorwaarde opgenomen dat een onderzoek dat betrekking heeft op nieuwe functies en de inpassing daarvan in het monument, ook uitdrukkelijk rekening moet houden met de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument.

Aan deze voorwaarde kan bijvoorbeeld invulling worden gegeven door bij de keuze van nieuwe functies de verwachte impact daarvan op de cultuurhistorische en bouwhistorische kenmerken van het monument in beeld te brengen. In ieder geval wordt van de onderzoekers een goede reflectie op de impact van een nieuwe functie op het behoud van cultuurhistorische en bouwhistorische kenmerken verlangd.

7. Budgetverlaging verduurzamingsonderzoeken

In de herbestemmingsregeling wordt ook een tweetal wijzigingen aangebracht met betrekking tot het beschikbare budget voor verduurzamingsonderzoeken. Een verduurzamingsonderzoek kan worden aangevraagd aanvullend op een herbestemmingsonderzoek. Binnen de herbestemmingsregeling wordt voor minder verduurzamingsonderzoeken subsidie aangevraagd dan vooraf verwacht. Dit heeft ertoe geleid dat op dit onderdeel van de regeling € 1.139.772,– aan budget resteert uit vorige jaren. Deze wijzigingsregeling regelt dat deze middelen niet meer worden toegevoegd aan (met andere woorden: doorgeschoven naar) het budget van de aanvraagronde in 2024.

Vanwege de structurele onderuitputting bij verduurzamingsonderzoeken wordt het beschikbare budget met ingang van de komende aanvraagronde teruggebracht naar € 400.000,–. Dit geeft nog wel mogelijkheden om de vraag naar verduurzamingsonderzoeken in de regeling verder te stimuleren, van nu gemiddeld € 270.000 naar € 400.000.

8. Wijzigingen ter verduidelijking en actualisatie

Naast bovenstaande wijzigingen wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd ter verduidelijking van de herbestemmingsregeling en ter actualisatie. Zo is verduidelijkt dat de maximering van ten hoogste drie aanvragen om subsidie bij een monument dat uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaat of bij een samenstel van monumenten per jaar geldt. Ook is de tekst van de herbestemmingsregeling op een aantal punten in lijn gebracht met de Omgevingswet. Dit betreffen dus geen inhoudelijke wijzigingen.

Verlenging van de uitvoeringstermijn, infrastructuur en communicatie

Eén van de aanbevelingen in de evaluatie door de DSP Groep betreft het verlengen van de termijn waarbinnen de onderzoeken afgerond dienen te zijn. Dit behoeft echter geen wijziging van de herbestemmingsregeling. Bij de invoering van de herbestemmingsregeling is in de toelichting van de regeling opgenomen dat het de bedoeling is dat in de beschikking tot subsidievaststelling een periode van zes maanden wordt opgenomen waarin het onderzoek gereed moet zijn. In de praktijk blijkt de periode van zes maanden echter vaak niet realistisch. Er wordt regelmatig uitstel aangevraagd en verleend. Met ingang van de aanvraagronde voor 2024 wordt de termijn voor uitvoering van het onderzoek daarom standaard op twaalf maanden vastgesteld. In de beschikking tot subsidievaststelling zal worden aangegeven op welk tijdstip het onderzoek afgerond moet zijn.

Naast de wijzigingen in de herbestemmingsregeling zal de RCE de infrastructuur en communicatie rondom de herbestemmingsregeling versterken, onder andere door het verbeteren van de informatie op de website. Daarnaast worden de (digitale) brochures die beschikbaar zijn voor aanvragers en onderzoeksbureaus geactualiseerd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en C, onder 1 (artikel 5, lid 2a tot en met 2c)

Artikel I, onderdeel C, onder 1, voegt drie nieuwe leden toe aan artikel 5 van de herbestemmingsregeling. Het nieuwe lid 2a bevat een nieuwe eis voor herbestemmingsonderzoeken. Indien een herbestemmingsonderzoek geheel of ten dele betrekking heeft op mogelijke nieuwe functies voor het desbetreffende monument of zelfstandig onderdeel en de inpassing van deze functies in het monument of zelfstandig onderdeel, moet het onderzoek uitdrukkelijk rekening houden met het belang van het behoud van de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument.

Een enkele keer komt het voor dat in een herbestemmingsonderzoek een herbestemmingsscenario wordt opgesteld dat schadelijk is voor het monument, omdat in het onderzoeksrapport geen tot onvoldoende rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische en bouwhistorische kenmerken (bij beschermde monumenten doorgaans ‘monumentale waarden’ genoemd) van het monument. Om de kwaliteit en bruikbaarheid van de onderzoeken te verbeteren, wordt bovenstaande eis toegevoegd. De RCE zal in aanvulling op deze wijziging voor eigenaren en onderzoeksbureaus op de website meer informatie publiceren over hoe cultuurhistorische en bouwhistorische kenmerken van het monument een juiste plek kunnen krijgen in het onderzoek. Zie over deze wijziging nader paragraaf 6 van het algemene deel van de toelichting.

Het nieuwe lid 2b regelt dat een herbestemmingsonderzoek uitsluitend voor subsidie in aanmerking komt, indien het betrekking heeft op een monument of zelfstandig onderdeel dat voor ten minste de helft van de oppervlakte leegstaat, of aannemelijk wordt gemaakt dat het binnen drie jaar voor ten minste de helft van de oppervlakte leeg zal komen te staan. Het nieuwe lid 2c regelt hierbij een uitzondering voor kerkgebouwen die in gebruik zijn voor de eredienst. Omdat in de herbestemmingsregeling nog geen begripsbepaling voor kerkgebouwen was opgenomen, is daar met artikel I, onderdeel A, in voorzien. De definitie van het begrip ‘kerkgebouw’ is daarbij ontleend aan artikel 1 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten. Zie over deze wijzigingen nader paragraaf 2 van het algemene deel van de algemene toelichting.

Artikel I, onderdelen B, G, onder 2, en J (artikelen 2, 9, derde lid, onderdeel d, en 23, derde lid)

De onderdelen B, G, onder 2, en J voorzien in technische wijzigingen van de herbestemmingsregeling in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen monumenten op decentraal niveau worden aangewezen op basis van de provinciale omgevingsverordening (indien het provinciale monumenten betreft), hetzij op basis van een omgevingsplan (indien het provinciale of gemeentelijke monumenten betreft) of in een gemeentelijke verordening (indien het gemeentelijke monumenten betreft). De artikelen 2, 9, derde lid, en 23, derde lid, zijn hiermee in lijn gebracht.

Artikel I, onderdeel C, onder 2 en 3 (artikel 5, zesde en zevende lid)

Met artikel I, onderdeel C, onder 2, is het zesde lid van artikel 5 opnieuw vastgesteld. In het lid is verduidelijkt dat bij monumenten met meerdere zelfstandige onderdelen of bij een samenstel van monumenten in enig jaar ten hoogste drie aanvragen kunnen worden ingediend. Hieraan is toegevoegd dat dit maximumaantal per aanvrager geldt.

Artikel I, onderdeel C, onder 3, regelt dat het aantal herhaalaanvragen per monument of per zelfstandig onderdeel per aanvrager gemaximeerd wordt op één aanvraag per drie jaar. Zie over deze wijziging nader paragraaf 3 van de algemene toelichting.

Artikel I, onderdeel D (artikel 6, eerste lid)

Artikel I, onderdeel D, stelt artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b, opnieuw vast. De wijziging van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, maakt mogelijk dat ook erfgoedgemeenschappen een subsidieaanvraag kunnen doen. Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, is enkel tekstueel gewijzigd en in lijn gebracht met het enkelvoud dat in het nieuwe onderdeel b gehanteerd wordt.

In het nieuwe lid 1a zijn de voorwaarden opgenomen waaraan een erfgoedgemeenschap dient te voldoen. Een erfgoedgemeenschap komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking als het een samenwerkingsverband is dat uit ten minste vijf natuurlijke personen bestaat en dat aantoonbaar reeds langere tijd betrokken is bij het monument ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd. De periode van betrokkenheid moet ten minste 6 maanden bedragen en de betrokkenheid kan blijken uit bijvoorbeeld een raadsverslag, krantenbericht, notulen van een werkgroep of oprichting van een stichting, vereniging of Facebookgroep. Daarnaast dient de erfgoedgemeenschap uit vrijwilligers te bestaan. Zie tevens paragraaf 4 van de algemene toelichting.

Artikel I, onderdeel E (artikel 7, eerste lid)

Artikel I, onderdeel E, wijzigt de subsidieplafonds in artikel 7, eerste lid. Van de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling (LPO) 2024 is € 65.000 toerekenbaar aan de herbestemmingsregeling voor het onderdeel haalbaarheidsonderzoeken of interactieve of procesgerichte onderzoeken. Daarom wordt het plafond in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, opgehoogd met € 65.000,– (van € 2.190.000,– naar € 2.255.000,–).

Het subsidieplafond voor verduurzamingsonderzoeken, artikel 7, eerste lid, onderdeel b, wordt verlaagd van € 500.000,– naar € 400,000,–. Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, wordt voor minder verduurzamingsonderzoeken subsidie aangevraagd dan vooraf verwacht (zie nader paragraaf 7 van de algemene toelichting).

Artikel I, onderdeel F (artikel 8, tweede lid)

Artikel I, onderdeel E, wijzigt artikel 8, tweede lid. Met deze wijziging wordt het maximale subsidiabele bedrag per aanvraag voor een haalbaarheidsonderzoek of interactief of procesgericht onderzoek verlaagd van € 25.000 naar € 15.000. Zie hierover nader paragraaf 5 van de algemene toelichting.

Artikel I, onderdeel G (artikel 9, tweede en derde lid, onderdeel e)

Artikel I, onderdeel G, wijzigt artikel 9, tweede en derde lid. Aan het tweede lid wordt een nieuw onderdeel e toegevoegd. Op basis van dit nieuwe onderdeel is een aanvrager, als er sprake is van een erfgoedgemeenschap, verplicht om vooraf instemming met de uitvoering van het onderzoek te krijgen van de eigenaar. Hierover dient de aanvrager een verklaring af te leggen in het aanvraagformulier. Daarnaast dient de aanvrager in het aanvraagformulier te verklaren dat de erfgoedgemeenschap uit vrijwilligers bestaat.

Aan artikel 9, derde lid, is een nieuw onderdeel e toegevoegd. Indien een subsidieaanvraag wordt gedaan voor een erfgoedgemeenschap, moeten op basis van dit onderdeel bij de aanvraag bewijsstukken worden gevoegd waaruit blijkt dat de erfgoedgemeenschap al ten minste zes maanden bij het desbetreffende monument betrokken is. Daarnaast dient de aanvrager een verklaring van de eigenaar bij te voegen bij het aanvraagformulier, dat deze medewerking verleent aan de uitvoering van het herbestemmingsonderzoek, bijvoorbeeld omdat toegang tot het monument vereist is. Zie tevens paragraaf 4 van de algemene toelichting.

Artikel I, onderdeel H (artikel 12)

Artikel I, onderdeel H, wijzigt artikel 12, tweede en derde lid. De wijziging van artikel 12, tweede lid, heeft betrekking op de rangschikking van de subsidieaanvragen. De wijziging heeft ten gevolge dat bij de rangschikking van de aanvragen voorrang wordt verleend aan de aanvragen van professionele organisaties van monumentenbehoud, die eigenaar zijn van het monument waarvoor subsidie wordt gevraagd. Voor alle overige aanvragen geldt geen voorrangsregel meer: alle overige aanvragen worden (van eigenaren en van anderen dan de eigenaar) op gelijke voet gerangschikt aan de hand van de hoogte van de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd, waarbij aanvragen met lagere kosten hoger in de rangschikking terechtkomen. De wijziging van artikel 12, derde lid, betreft het herstel van een kennelijke misslag.

Artikel I, onderdeel I (artikel 19, eerste lid)

Artikel I, onderdeel I, wijzigt het subsidieplafond in artikel 19, eerste lid. Van de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling (LPO) 2024 is € 20.000 toerekenbaar aan de herbestemmingsregeling voor het onderdeel wind- en waterdicht maken van monumenten. Met deze wijziging wordt het subsidieplafond met dit bedrag opgehoogd.

Artikel I, onderdeel K (artikel 33b)

Artikel I, onderdeel I, voegt een nieuw artikel 33b toe aan de herbestemmingsregeling. Met de toevoeging van dit artikel zal in 2024 eenmalig het overgebleven budget uit voorgaande jaren voor het onderdeel verduurzamingsonderzoeken niet toegevoegd worden aan het reguliere budget van een aanvraagronde. Gezien het feit dat er afgelopen jaren minder budget is aangevraagd dan voor de introductie hiervan werd verwacht, resteert vanuit afgelopen jaren € 1.139.772,–. Deze middelen worden niet meer toegevoegd aan het budget van aanvraagronde 2024, maar zullen anderszins ingezet worden voor verduurzaming.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.P.P. Bruins


X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 32 156, nr. 120.

X Noot
3

Alleen voor eigenaren die professionele organisaties voor monumentenbehoud zijn, blijft een voorrangspositie gelden.

Naar boven