Regeling Geestelijk Verzorgers Defensie

3 juli 2024,

Nr. BS/2024023885

De Staatssecretaris van Defensie

Gelet op artikel 168 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

geestelijk verzorger:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, die is aangesteld om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn;

Hoofd van Dienst:

de geestelijk verzorger, die ambtsinhoudelijk leiding geeft aan een van de Diensten Geestelijke Verzorging;

zendende instantie:

de door de rijksoverheid erkende institutie, of diens gemachtigde, die een of meerdere kerkgenootschappen of genootschappen op grondslag van levensbeschouwing vertegenwoordigt en bevoegd is goedkeuring te verlenen aan het werkzaam zijn van een ambtsdrager als geestelijk verzorger bij Defensie.

Artikel 2. Aanstelling

  • 1. In de akte van aanstelling tot geestelijk verzorger wordt de militaire rang vermeld waarmee deze in rang wordt gelijkgesteld.

  • 2. Een aanstelling tot geestelijk verzorger vindt niet plaats, voordat de zendende instantie schriftelijk haar goedkeuring daaraan heeft verleend.

  • 3. Aan de in het tweede lid bedoelde goedkeuring kunnen bepalingen en bedingen worden verbonden die als additionele aanstellingsvereisten gelden.

  • 4. Een schriftelijke intrekking door de zendende instantie van de in het tweede lid bedoelde goedkeuring staat gelijk aan het verlies van een aanstellingsvereiste.

  • 5. Op een aanstelling tot geestelijk verzorger is de leeftijdsgrens op grond van artikel 7, zevende lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie niet van toepassing.

Artikel 3. Eed of belofte

In afwijking van de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie, legt de geestelijk verzorger de eed of belofte af ten overstaan van de Directeur Geestelijke Verzorging of, in het geval van een Hoofd van Dienst, ten overstaan van de Secretaris-Generaal, door voorlezing van de tekst van het formulier, bedoeld in de bijlage bij deze regeling. Het afleggen van de eed of belofte geschiedt in de aanwezigheid van diens Hoofd van Dienst of, in het geval van een Hoofd van Dienst, in de aanwezigheid van één of meerdere vertegenwoordiger(s) van diens zendende instantie.

Artikel 4. Eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid

De aanstelling als geestelijk verzorger laat onverlet de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de zendende instantie en de eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid, welke aan de functie verbonden is.

Artikel 5. Werkzaamheden

  • 1. De geestelijk verzorger verricht de aan diens religieus of levensbeschouwelijk ambt verbonden werkzaamheden, waaronder begrepen de in dat verband te onderhouden contacten met medewerkers van het Ministerie van Defensie, zonder inhoudelijke bemoeienis daarmee zijdens functionarissen en overige medewerkers van het Ministerie van Defensie. De geestelijk verzorger is omtrent de inhoud van de aan diens religieus of levensbeschouwelijk ambt verbonden werkzaamheden slechts verantwoording verschuldigd aan het Hoofd van Dienst van de denominatie waartoe de geestelijk verzorger behoort.

  • 2. Het Hoofd van Dienst is omtrent de inhoud van de aan diens religieus of levensbeschouwelijk ambt verbonden werkzaamheden slechts verantwoording verschuldigd aan de zendende instantie en – in voorkomend geval – het kerkgenootschap of genootschap op grond van levensbeschouwing waartoe het Hoofd van Dienst behoort.

  • 3. De geestelijk verzorger is niet gehouden mededeling te doen aan medewerkers van het Ministerie van Defensie, niet zijnde geestelijk verzorgers, omtrent de inhoud van de aan diens religieus of levensbeschouwelijk ambt verbonden contacten en werkzaamheden.

Artikel 6. Zienswijze zendende instantie bij voornemen tot oplegging van een disciplinaire straf

  • 1. Onverminderd het gestelde in artikel 101 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt, nadat het bevoegd gezag aan de geestelijk verzorger het voornemen tot het opleggen van een disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk 8 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie heeft uitgebracht, de zendende instantie, door tussenkomst van het Hoofd van Dienst van de denominatie waartoe de geestelijk verzorger behoort, in de gelegenheid gesteld een schriftelijke zienswijze te geven binnen een door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn.

  • 2. Het bevoegd gezag betrekt de schriftelijke zienswijze bij het besluit tot het al dan niet opleggen van een disciplinaire straf en informeert de zendende instantie over dit besluit, door tussenkomst van het Hoofd van Dienst van de denominatie waartoe de geestelijk verzorger behoort.

Artikel 7. Intrekking

De Regeling aanstelling geestelijk verzorgers wordt ingetrokken.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juli 2024, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juli 2024.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Geestelijk Verzorgers Defensie.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Defensie voor deze De Hoofddirecteur Personeel J. Legein Generaal-majoor

TOELICHTING

Algemeen

In samenhang met maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen is geestelijke verzorging bij Defensie periodiek onderwerp van aandacht en evaluatie. In die context is in 2020 onderzoek uitgevoerd naar het besturingsmodel van Geestelijke Verzorging bij Defensie en heeft in dat kader in 2021 overleg plaatsgevonden tussen de bewindspersonen van Defensie en de zendende instanties van geestelijke verzorging. Dit overleg heeft geresulteerd in het Beleidskader ‘De ambtelijke en ambtenaarlijke vrijplaats’ (hierna: Beleidskader).1 Hierin is de conclusie verwoord dat de rechtspositie van de geestelijk verzorgers bij Defensie in enige mate aanpassing behoefde, en dat verduidelijking en aanvulling van een aantal algemene voorschriften ten behoeve van geestelijk verzorgers op zijn plaats was. Als uitvloeisel van dit beleidskader wordt de Regeling aanstelling geestelijk verzorgers2 ingetrokken en vervangen door de nieuwe Regeling geestelijk verzorgers. De gehele regeling wordt opnieuw vastgesteld gezien de omvang van de wijzigingen alsmede het verruimde toepassingsbereik van de regeling. De nieuwe regeling ziet namelijk niet meer alleen op de aanstelling van de geestelijk verzorgers (waarvan de bepalingen overigens ongemoeid worden gelaten; artikel 2 en 4), maar ook op een drietal andere onderwerpen, namelijk:

1. Eed of belofte

De bepalingen omtrent het afleggen van de eed in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD) alsmede de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie zijn op de geestelijk verzorger van toepassing, zodat de geestelijk verzorger – net als alle andere burgerambtenaren – de voor deze groep medewerkers voorgeschreven eed of belofte moet afleggen. Het afleggen van de eed of belofte stuitte in de praktijk op bezwaren. Met de eed of belofte wordt een verklaring afgelegd over de vervulling van het ambtenaarlijke deel van de functie, waarin onder meer tot uitdrukking komt dat de geestelijk verzorger (ook) dat deel van diens werkzaamheden op een zorgvuldige, onkreukbare en betrouwbare wijze zal vervullen. Met het beloven van trouw aan de Koning en eerbiediging van de Grondwet en de overige wetten komt tot uitdrukking dat de ambtenaar de Nederlandse rechtstatelijke beginselen onderschrijft. Met het oog op de specifieke situatie van geestelijk verzorgers wordt in afwijking van de formule, zoals voorgeschreven in de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie, thans voorzien in een preambule, waarin de verplichtingen en verantwoordelijkheden zoals die voortvloeien uit het religieus of levensbeschouwelijk ambt, worden geëerbiedigd.

2. Werkzaamheden

De besturing van de Diensten Geestelijke Verzorging bij Defensie wordt gedefinieerd door de scheiding tussen Kerk en Staat. Zowel de zendende instanties als Defensie hebben elk een eigen verantwoordelijkheid voor het toezicht op het functioneren van de bij Defensie werkzame geestelijk verzorgers. De zendende instantie is bij uitsluitsel gehouden en bevoegd zich een oordeel te vormen over de wijze waarop de geestelijk verzorger diens religieus of levensbeschouwelijk ambt vervult; Defensie heeft hierover geen zeggenschap. Defensie is bij uitsluiting gehouden en bevoegd zich een oordeel te vormen over de wijze waarop de geestelijk verzorger diens taken als ambtenaar vervult en aan de hieraan verbonden verplichtingen inhoud geeft.

3. Zienswijze zendende instantie bij disciplinair straffen

Met de in het Beleidskader verwoorde aanpassingen in de rechtspositie van de geestelijk verzorger is het BARD nu zodanig aangepast, dat het voor Defensie voortaan mogelijk is de geestelijk verzorger aan te spreken op diens verplichtingen als ambtenaar en eventueel voorkomend plichtsverzuim in die ‘ambtenaarlijke hoedanigheid’ te adresseren.3 Dit door de mogelijkheid van toepassing van de disciplinaire maatregelen schriftelijke berisping, gedeeltelijke inhouding van het salaris of ontslag, in combinatie met de in artikel 103 van het BARD verwoorde mogelijkheid deze ook voorwaardelijk op te leggen. Met het van toepassing verklaren van een selectie aan straffen voor de bij Defensie werkzame geestelijk verzorgers, is ook de rechtsbescherming van de geestelijk verzorgers in voorkomend geval van belang. Deze is gelijk aan die voor de overige defensieambtenaren. In deze regeling wordt voorts een specifieke zienswijzeprocedure geïntroduceerd ten behoeve van de zendende instantie, in geval het bevoegd gezag bij Defensie plichtsverzuim door de geestelijk verzorger ten aanzien van diens handelen in de hoedanigheid van ambtenaar aanwezig veronderstelt en dienaangaande een voornemen tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aan betrokkene heeft uitgebracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 Eed of Belofte

Dit artikel voorziet in een bepaling die, in afwijking van de Regeling ambtseed burgerambtenaren Defensie, ziet op aspecten van het afleggen van de ambtseed of -belofte door de geestelijk verzorger. Hiermee wordt geborgd ten overstaan van wie de ambtseed of -belofte door de geestelijk verzorger wordt afgelegd. De eed dan wel belofte wordt afgelegd ten overstaan van de Directeur Diensten Geestelijke Verzorging en in aanwezigheid van het betreffende Hoofd van Dienst. Indien het Hoofd van Dienst de eed dan wel belofte aflegt, geschiedt dat ten overstaan van de secretaris-generaal en in aanwezigheid van een of meer vertegenwoordigers van de zendende instantie en het kerkgenootschap of genootschap op grond van levensbeschouwing, waartoe de geestelijk verzorger behoort. Onveranderd blijft dat de eed dan wel belofte in overeenstemming met de eigen godsdienstige gezindheid kan worden afgelegd.

Met het oog op de specifieke positie van geestelijk verzorgers bij Defensie, is in de bijlage bij deze regeling een formulier voor het afleggen van de ambtseed of -belofte voor de geestelijk verzorger gevoegd. Dit is ten opzichte van het reguliere formulier voor burgerambtenaren zodanig aangepast, dat is voorzien in een preambule waarmee de verplichtingen en verantwoordelijkheden zoals die voortvloeien uit het religieus of levensbeschouwelijk ambt, worden geëerbiedigd.

Voor nieuw aan te stellen geestelijk verzorgers is het afleggen van de eed dan wel belofte op deze wijze een verplichting. Aan de nu in functie zijnde geestelijk verzorgers wordt de mogelijkheid geboden dit alsnog te doen.

Artikel 5 Werkzaamheden

Dit artikel brengt de ‘ambtelijke vrijplaats’ tot uitdrukking. Deze reflecteert het beginsel van de scheiding van kerk en staat ten aanzien van alle door de geestelijk verzorger in die hoedanigheid te verrichten werkzaamheden (‘religieus of levensbeschouwelijk ambt’), waaronder begrepen de in dat verband te onderhouden contacten, zonder enige inhoudelijke bemoeienis daarmee van de zijde van functionarissen of overige medewerkers van het Ministerie van Defensie. Ook brengt het beginsel van kerk en staat met zich mee dat de geestelijk verzorger omtrent diens ambtelijke werkzaamheden uitsluitend verantwoording aflegt aan diens Hoofd van Dienst en dat voor het overige geheimhouding wordt betracht omtrent hetgeen in de context van de werkzaamheden met de geestelijk verzorger is gedeeld.

Artikel 6 Zienswijze zendende instantie bij disciplinair straffen

Dit artikel ziet op de mogelijkheid van een zienswijzeprocedure. Wanneer het bevoegd gezag plichtsverzuim als bedoeld in artikel 99 van het BARD aanwezig veronderstelt, wordt de betrokken geestelijk verzorger daarover door de bevoegde autoriteit geïnformeerd en wordt de geestelijk verzorger in de gelegenheid gesteld de situatie toe te lichten. Het staat het Hoofd van Dienst vanzelfsprekend vrij, in diens hoedanigheid als vertegenwoordiger van de zendende instantie, om de betrokken geestelijk verzorger in deze procedure te begeleiden. Deze verantwoording, zoals geregeld in artikel 101 van het BARD, kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden; indien wordt gekozen voor een schriftelijke verantwoording krijgt de betrokken geestelijk verzorger desgevraagd de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting daarop. Van een mondelinge verantwoording c.q. mondelinge toelichting wordt een verslag opgemaakt. De betrokken geestelijk verzorger kan zich desgewenst (ook) laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of een (juridisch geschoold) raadsman. Vervolgens wordt de zendende instantie via het Hoofd van Dienst in de gelegenheid gesteld een schriftelijke zienswijze omtrent de aangelegenheid aan het bevoegd gezag kenbaar te maken binnen een door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Voor de ingangsdatum van deze regeling is aansluiting gezocht bij de ingangsdatum van het besluit van 3 juni 2024 tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie in verband met een wijziging in de rechtspositie van de geestelijk verzorger bij Defensie.4

De Staatssecretaris van Defensie voor deze De Hoofddirecteur Personeel J. Legein Generaal-majoor

BIJLAGE

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte voor de ambtenaar die is aangesteld om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn.

Onverminderd de verplichtingen en verantwoordelijkheden die op mij rusten uit hoofde van mijn religieus of levensbeschouwelijk ambt zweer / beloof ik dat ik trouw zal zijn aan de Koning en dat ik de Grondwet en alle overige wetten van ons land zal eerbiedigen;

Ik zweer / verklaar dat ik noch direct, noch indirect in welke vorm dan ook valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn aanstelling;

Ik zweer / verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb geschonken of beloofd en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik zweer / verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling van niemand giften heb aanvaard en aan niemand beloften heb gedaan en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik zweer / beloof dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de mij opgedragen taken zal vervullen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben;

Ik zweer / beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt van ambtenaar kan schaden.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! / Dat verklaar en beloof ik! / een andere wijze van afleggen, waarvan de letterlijke tekst hieronder staat aangegeven:

..........

Op .........., werd te .......... ten overstaan van (2) ..........

en in tegenwoordigheid van (3) ..........

door (1) ..........

de eed / belofte volgens bovenvermeld formulier afgelegd.

De geestelijk verzorger5:

De D DGV c.q. SG6:

Het Hoofd van Dienst c.q. vertegenwoordiger(s) zendende instantie 7

..........

Peoplesoft nummer:

..........

..........


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 35 925 X, nr. 4, p. 2 en 3. Zie ook bijlage 1 bij de brief van 18 augustus 2021 ‘Voorstel wijzigingen regelgeving Geestelijke Verzorging’ aan de werkgroep Algemeen Personeelsbeleid van het georganiseerd overleg sector Defensie (AP/21.0360, Zaaknummer ZD.801.1).

X Noot
3

Stb. 2024, 168.

X Noot
4

Stb. 2024, 168.

X Noot
5

De geestelijk verzorger.

X Noot
6

De Directeur Diensten GV c.q. – indien het Hoofd van Dienst de eed dan wel de belofte aflegt – de Secretaris-Generaal.

X Noot
7

het Hoofd van Dienst c.q. – indien het Hoofd van Dienst de eed dan wel belofte aflegt – een of meerdere vertegenwoordiger(s) van de zendende instantie.

Naar boven