TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Aanleiding en achtergrond
Op 19 december 2022 bood de Minister-President namens de regering excuses aan voor
het Nederlands handelen in het verleden met betrekking tot het slavernijverleden.
De excuses kwamen na jarenlange strijd door activisten uit het Koninkrijk en Suriname.
Parallel aan de excuses werd ook een kabinetsreactie1 uitgebracht op het in juli 2021 gepresenteerde onderzoeksrapport ‘Ketenen van het
verleden’2 van de dialooggroep slavernijverleden. De dialooggroep adviseerde in haar rapport
om onder andere de volgende acties te ondernemen3:
-
• Vergroot het bewustzijn over de trans-Atlantische slavernij via onderzoek, onderwijs
en kunstzinnige projecten.
-
• Versterk de kennis over de betekenis van discriminatie in het dagelijks leven.
-
• Maak het slavernijverleden zichtbaar zodat dit een gedeelde geschiedenis kan worden.
Om de adviezen van de dialooggroep op te volgen is onder andere deze subsidieregeling
in het leven geroepen, gericht op kennis en bewustwording, erkenning en herdenken
en een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en de verwerking
daarvan en specifiek bedoeld voor maatschappelijke initiatieven. De reikwijdte van
het fonds waar de subsidieregeling maatschappelijke initiatieven onderdeel van uitmaakt
is het trans-Atlantisch Slavernijverleden; dat wil zeggen voor organisaties uit het
Koninkrijk der Nederlanden en Suriname.4 Hierbij heeft het kabinet beoogd dat er een geografische balans is in de besteding
van de middelen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in tempo, aanpak
en organisatie, en recht wordt gedaan aan de specifieke behoeften vanuit verschillende
gemeenschappen. In dit kader is besloten de beschikbare € 100 miljoen voor de regeling
maatschappelijke initiatieven op te splitsen in drie delen: € 33 miljoen voor respectievelijk
Europees Nederland, het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname5. Deze aanpak biedt de mogelijkheid tot maatwerk per geografisch gebied, waarbij voor
elk gebied afzonderlijk een passende regeling is ontwikkeld met respect voor de plaatselijke
werkwijze, processen en tempo. Bijgaande regeling betreft de regeling maatschappelijke
initiatieven trans-Atlantisch slavernijverleden voor Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba,
Sint Eustatius en Sint Maarten.
2. Totstandkoming en uitgangspunten van deze regeling
De uitgangspunten voor de subsidieregeling voor de Caribische delen van het Koninkrijk
komen voort uit het rapport ‘Ketenen van het verleden’ – met in het bijzonder haar
bijlagen met bijdragen vanuit de (ei)landen – de kabinetsreactie van 19 december 2022
op het rapport van de dialooggroep slavernijverleden en de voortgangsbrief van 23 juni
2023 ‘Brief vervolgtraject excuses slavernijverleden’.6 Ook zijn met de gemeenschappen, vertegenwoordigers en lokale overheden van Aruba,
Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten gedurende 2022 en 2023 diverse
intensieve en constructieve gesprekken gevoerd om input op te halen en werd begin
oktober 2023 een Caribische Catshuissessie georganiseerd om hier over door te spreken.
Ook wordt in deze regeling rekening gehouden met het CARICOM Ten Point Plan for Reparatory Justice, zoals opgesteld door de CARICOM Reparations Commission (CRC). Dit tienpuntenplan richt zich op het adresseren van historisch onrecht en
het zoeken van genoegdoening voor de nazaten van tot slaaf gemaakte Afrikanen en inheemse
gemeenschappen.7
Daarnaast heeft er een internetconsulatie plaatsgevonden van 1 t/m 31 maart 2024 – de
standaard minimale termijn van 30 dagen8 – en is deze regeling getoetst middels inspraakbijeenkomsten met door de lokale overheden
aangewezen ambtelijk vertegenwoordigers en vertegenwoordiging uit de lokale comités/platformen
van Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.
Doelstellingen
Voor subsidie komen in aanmerking maatschappelijke initiatieven die substantieel bijdragen
aan ten minste een van de genoemde doelstellingen in de kabinetsreactie van 19 december
2022:
-
• het verwerven van een beter begrip van de doorwerking van het slavernijverleden en
het tegengaan van de gevolgen van de doorwerking van het slavernijverleden in het
heden;
-
• de verwerking van het slavernijverleden, maatschappelijk en persoonlijk;
-
• het bevorderen van kennis en bewustwording over het slavernijverleden; of
-
• de erkenning en herdenking van het slavernijverleden.
Beoogde effecten
-
1. Een duurzame verandering in de doorontwikkeling van het maatschappelijk middenveld,
specifiek grassroots organisaties die zich bezig houden met het onderwerp slavernijverleden en in lijn
met de hiervoor genoemde doelstellingen. Zij vormen vaak de spil van authentieke lokale
initiatieven, zijn voortgekomen uit de basis van de gemeenschappen van nazaten van
tot slaaf gemaakten en opereren in de context van het Caribisch deel van het Koninkrijk
met geringe capaciteit en een tekort aan fondsen om zichzelf door te ontwikkelen.
Daarom biedt deze regeling zowel aan natuurlijke personen als rechtspersonen de mogelijkheid
voor het professionaliseren van hun organisatie.
-
2. Bevordering van beter begrip van de doorwerking, het tegengaan van de gevolgen van,
de verwerking, bevordering van kennis en bewustwording en erkenning en herdenking
van het slavernijverleden. Dit vindt plaats door en voor de Caribische delen van het
Koninkrijk – en specifiek maatschappelijke organisaties – die zo laagdrempelig mogelijk
projecten hiervoor kunnen organiseren, met oog voor onderlinge samenwerking waardoor
de veerkracht en betrokkenheid binnen de gemeenschappen wordt versterkt. Grote(re)
organisaties die samenwerken met grassroots organisaties voor hun initiatief of grassroots organisaties opnemen in hun project krijgen dan ook een hogere rangschikking bij
de toekenning van de subsidie. Dit geldt ook voor aanvragen die door meer dan één
eiland wordt ingediend voor eiland-overstijgende projecten.
Om de gemeenschap van nazaten en andere betrokkenen te ondersteunen bij het indienen
van aanvragen, worden er informatiesessies georganiseerd over het doel van de subsidieregeling,
de eisen waar een aanvraag aan moet voldoen en de criteria waaraan de aanvraag wordt
beoordeeld. Er zal ook stil worden gestaan bij subsidieverplichtingen zoals de verantwoording
van de subsidie na afloop van de activiteiten.
Na het derde aanvraagtijdvak – nader te bepalen – zal een evaluatie worden uitgevoerd,
die onder andere toeziet op:
-
• De laagdrempeligheid en toegankelijkheid van de regeling: op basis van ervaringen
die gedeeld worden vanuit de aanvragers wordt bekeken of er wijzigingen in de aanvraagprocedure
nodig zijn om de doelstellingen en beoogde effecten van deze regeling te (blijven)
behalen.
-
• De subsidieplafonds: om ervoor te (blijven) zorgen dat middelen effectief worden gealloceerd
en gebruikt, wordt de financiële balans opgemaakt en bekeken of een herverdeling tussen
de verschillende subsidieplafond wenselijk is. Dit met oog voor het (mogelijk verschillende)
tempo waarin projecten worden aangevraagd, gestart en uitgevoerd op Aruba, Bonaire,
Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.
Naar aanleiding van de eerste evaluatie zullen mogelijke wijzigingen worden meegenomen
en worden bepaald wat het volgende gewenste evaluatiemoment is.
3. Wettelijk kader
Deze regeling is opgesteld op grond van de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit
BZK-subsidies. Subsidies die worden verstrekt krachtens deze regeling worden verstrekt
volgens de regels van deze wet en dit besluit.
Staatssteun
Tijdens het opstellen van deze subsidieregeling is rekening gehouden met de EU wet-
en regelgeving betreffende staatssteun. Het EU-recht is slechts in beperkte mate van
toepassing op de Caribische delen van het Koninkrijk.
De staatssteunregels zijn van toepassing op ondernemingen die economisch actief zijn
in Europees Nederland. Indien een subsidie wordt verleend aan een onderneming die
zowel in Europees Nederland als in de Caribische delen van het Koninkrijk actief is,
moet er een gescheiden boekhouding worden bijgehouden. De gescheiden boekhouding moet
worden bijgehouden voor enerzijds activiteiten die plaatsvinden in het Caribische
deel en anderzijds voor activiteiten in het Europese deel. Deze regels gelden ook
indien subsidie wordt verleend aan een onderneming die zowel op Sint maarten als het
Franse deel Saint Martin actief is. Saint Martin maakt wel uit van de interne markt
van de EU, waar de staatssteunregels van toepassing zijn.
De regels betreffende staatssteun zijn niet van toepassing voor ondernemingen die
zijn gevestigd in de Caribische delen van het Koninkrijk omdat deze eilanden geen
onderdeel zijn van de interne markt van de EU. In deze subsidieregeling is gewaarborgd
dat gesubsidieerde activiteiten alleen mogen plaatsvinden in de Caribische delen van
het Koninkrijk en gelden alleen worden verstrekt voor activiteiten in het Caribisch
deel van het Koninkrijk. Hierom hoeft er verder geen rekening worden gehouden met
de staatssteunregels.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepaling
In het kader van deze regeling worden de onderstaande definities gehanteerd:
Nazaten van tot slaaf gemaakten
Nazaten van tot slaaf gemaakte verwijst naar de afstammelingen van mensen die in het
verleden tot slaaf zijn gemaakt. In de context van het trans-Atlantisch slavernijverleden
doelt deze term op de generaties die zijn voortgekomen uit de generaties Afrikaanse
en inheemsen uit de Amerika’s en Marrons die vanaf ongeveer 1528 tot 1863/1873 tot
slaaf waren gemaakt. Deze term benadrukt ook de historische continuïteit van het onrecht
dat door slavernij is aangericht en de langetermijneffecten op de betrokken gemeenschappen.
Het erkent ook het belang van het begrijpen van de erfenis en doorwerking van slavernij
en het aanpakken van hedendaagse kwesties die voortkomen uit deze geschiedenis, waaronder
sociaaleconomische ongelijkheid, discriminatie en intergenerationele trauma's.
Gemeenschap
Gemeenschap in het kader van het slavernijverleden verwijst naar de groep mensen die
historisch gezien direct getroffen is door slavernij en de daarmee samenhangende praktijken.
Dit betreft de nazaten van tot slaaf gemaakten en de groep mensen met wie ze op basis
van gedeelde kenmerken, belangen of een gevoel van saamhorigheid verbonden zijn.
Trans-Atlantisch slavernijverleden
Het trans-Atlantisch slavernijverleden verwijst naar het historische tijdperk (vanaf
begin 16e tot eind 19e eeuw) waarin miljoenen mensen, voornamelijk uit Afrika, werden ontvoerd, verhandeld
en tot slaaf gemaakt, en vervolgens gedwongen werden te werken op plantages, in mijnen
en in andere sectoren, met name in de Amerika’s (Noord- en Zuid-Amerika), Afrika en
delen van Europa. Deze gruwelijke praktijk van de slavenhandel vond plaats tussen
de 15e en 19e eeuw en was een systematisch proces van mensenhandel dat grote impact had op de betrokken
individuen en hun nakomelingen. De scope van deze subsidieregeling is het trans-Atlantisch
slavernijverleden.
Grassroots organisaties
Grassroots organisaties in het kader van slavernijverleden verwijst naar burgerinitiatieven,
organisaties, culturele of maatschappelijke instellingen zonder winstoogmerk (stichtingen
of verenigingen), die op lokaal niveau zijn geworteld in de gemeenschap van nazaten
van tot slaaf gemaakten en georganiseerd zijn om specifieke kwesties met betrekking
tot het slavernijverleden aan te pakken, ten goede van de nazaten van tot slaaf gemaakten.
Deze organisaties zetten zich doorgaans in voor bewustwording, rechtvaardigheid, empowerment
en blijvende positieve verandering en/of verbetering in het leven van nazaten.
Artikel 2. Subsidiedoel
De doelen van deze subsidieregeling sluiten aan bij de doelstellingen zoals benoemd
in de kabinetsreactie van 19 december 2022.9 De beoogde effecten zijn specifieker omschreven in de toelichting (onder 2. Totstandkoming
en uitgangspunten van deze regeling).
Daarnaast is het uitgangspunt van deze regeling dat elke subsidieaanvraag kan worden
gedaan in alle talen die gesproken worden op de eilanden in het Caribisch deel van
het Koninkrijk: Engels, Papiamentu, Papiamento en Nederlands. Dit om de laagdrempeligheid
en toegankelijkheid van de regeling te bevorderen.
Artikel 3. Subsidieplafond
In totaal is € 33.333.333,33 beschikbaar voor de regeling subsidie maatschappelijke
initiatieven trans-Atlantisch slavernijverleden voor de periode 1 juli 2024 tot 1 juli
2029.
De subsidieplafonds zijn bepaald in overeenstemming met vertegenwoordigers van Aruba,
Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten middels inspraakbijeenkomsten.
Hier is besloten het totaalbedrag van de subsidieregeling evenredig te verdelen tussen
alle zes de eilanden. Dit komt op het volgende neer:
-
• € 33.333.333,33 / zes eilanden is € 5.555.555,55 per eiland voor de totale looptijd
van de regeling.
-
• Vanwege de looptijd van vijf jaar van de subsidieregeling betekent dit € 5.555.555,55
/ vijf boekjaren per eiland. Dit komt neer op een subsidieplafond van € 1.111.111,11
per eiland per boekjaar.
-
• De subsidieplafonds per eiland voor de in deze regeling opgenomen aanvraagtijdvakken
komt daarmee neer op € 555.555,55 per eiland per aanvraagtijdvak.
De subsidie is verdeeld in vier onderdelen:
-
1. Een subsidie voor het professionaliseren van grassroots organisaties (€ 10.000);
-
2. Een subsidie voor kleine maatschappelijke initiatieven (tussen € 10.000 en € 25.000);
-
3. Een subsidie voor middelgrote maatschappelijke initiatieven (tussen € 25.000 en € 125.000)
-
4. Een subsidie voor grote maatschappelijke initiatieven (tussen € 125.000 en € 500.000).
Per onderdeel geldt per (ei)land ook een subsidieplafond – zie artikel 4, eerste lid.
Dit geeft aanvragers meer inzage in hun kans van slagen bij het doen van een aanvraag.
Wanneer het subsidieplafond van één van voorgenoemde onderdelen – en zoals ook genoemd
in artikel 4, vierde en vijfde lid – niet wordt bereikt aan het einde van het aanvraagtijdvak,
kunnen deze middelen worden gebruikt voor volledige en tijdige aanvragen van een ander
subsidieonderdeel die zijn afgewezen door een te lage plek in de rangschikking. Dit
betekent bijvoorbeeld dat wanneer er aanvragers uitgeloot worden voor de professionaliseringsvoucher,
zij alsnog in aanmerking hiervoor kunnen komen wanneer blijkt dat het subsidieplafond
niet is bereikt voor de gemeenschap versterkende initiatieven. Deze toekenning vindt
plaats op basis van de al bestaande rangschikking. Aanvragers die hoger staan op de
lijst zullen dus als eerste aan de beurt zijn.
Wanneer het maximale bedrag in een boekjaar niet volledig wordt benut, schuift het
resterende bedrag door naar het volgende boekjaar.
Artikel 4. Aanvraagtijdvakken
Er is gekozen om alleen het eerste aanvraagtijdvak vast te leggen in de regeling zodat
de planning flexibel blijft en aanpassingen gedaan kunnen worden gedurende de loop
van de regeling. Op deze manier kunnen de lessen die worden geleerd naar aanleiding
van de planning van het eerste tijdvak worden toegepast in de planning van de volgende
tijdvakken. De data van de nieuwe aanvraagtijdvakken zullen transparant en ruim van
tevoren worden aangekondigd in de Staatscourant.
Artikel 5. Subsidiabele activiteiten
Onderdeel 1 – professionaliseren van grassroots organisaties
Dit onderdeel van de regeling biedt grassroots organisaties van nazaten en betrokken
gemeenschappen de mogelijkheid tot professionalisering en versterking van hun organisatie
door middel van een professionaliseringsvoucher van € 10.000, waarvan de toekenning
plaatsvindt op basis van loting indien het subsidieplafond wordt overschreden. Deze
voucher is bedoeld voor diverse activiteiten die gericht zijn op het versterken van
de organisatorische capaciteit en duurzaamheid van de organisaties. Er wordt gedacht
aan de volgende mogelijkheden:
-
• capaciteitsopbouw: ondersteuning voor workshops en trainingen gericht op het vergroten van de vaardigheden
en kennis van bestuursleden en medewerkers. Dit omvat ook begeleiding bij het opzetten
van effectieve bestuursstructuren en advies bij het oprichten van een organisatie
en de handelingen die daarbij komen kijken, zoals een inschrijving bij de Kamer van
Koophandel en het opstellen van statuten.
-
• bevorderen van netwerkvorming: mogelijkheden om samenwerkingsverbanden te organiseren en te versterken, waardoor
grassroots organisaties beter verbonden zijn met relevante partners en elkaar.
-
• toegang tot middelen: verkrijgen van advies op maat en informatie over bestaande subsidie- en financieringsmogelijkheden,
evenals ondersteuning bij het schrijven van succesvolle subsidieaanvragen.
-
• technologische ondersteuning: training in het gebruik van moderne technologieën en tools, met als doel het optimaliseren
van digitalisering binnen de organisatie.
-
• marketing en zichtbaarheid: ontwikkelen van effectieve marketing- en communicatiestrategieën om de zichtbaarheid
van de organisatie te vergroten, waardoor zij hun impact kunnen vergroten.
-
• advies over (financiële) duurzaamheid: ondersteuning bij het ontwikkelen van duurzame financieringsmodellen op de lange
termijn, waardoor met duurzaam financieel beheer de continuïteit en zelfstandigheid
van de organisaties worden bevorderd.
Deze diversiteit aan ondersteuningsmogelijkheden stelt organisaties in staat om op
maat gemaakte stappen te zetten naar een versterkte en veerkrachtige toekomst. Voor
de professionaliseringsvoucher geldt dat deze maximaal tweemaal mag worden aangevraagd,
waarbij er tussen de aanvragen minimaal een aanvraagtijdvak moet zitten. Op deze manier
kan de professionalisering waarvoor de eerste voucher is aangevraagd effect sorteren,
voordat er een volgende aanvraag gedaan wordt. Dit is terug te vinden onder artikel 12,
onderdeel f en g in de regeling.
Onderdeel 2 & 3 – kleine- en middelgrote maatschappelijke initiatieven
Dit onderdeel van de regeling omvat initiatieven ter versterking van de gemeenschap
gericht op het bevorderen van veerkracht binnen de gemeenschappen van nazaten van
tot slaaf gemaakten en het vieren van hun veerkracht binnen de Caribische delen van
het Koninkrijk. Binnen dit segment van de regeling zijn er twee subsidieopties beschikbaar:
een 'kleine' subsidie tussen € 10.000 en € 25.000, toegekend op basis van loting,
en een 'middelgrote' subsidie variërend tussen € 25.000 en € 125.000. De projecten
kennen een looptijd van maximaal vijf jaar en kunnen onder meer de volgende doeleinden
hebben:
-
• sociale samenhang en netwerkvorming: zoals de organisatie van gemeenschapsbijeenkomsten en evenementen met als doel heling
en herstel binnen diverse gemeenschappen, waarbij de nadruk ligt op het samenbrengen
van gemeenschapsleden, bevorderen van sociale samenhang en de maatschappelijke en
persoonlijke verwerking van de impact van het slavernijverleden.
-
• educatie en bewustwording: zoals de ontwikkeling van programma's gericht op het vergroten van kennis over het
eigen slavernijverleden en bewustwording van de doorwerking ervan op individuele en
gemeenschapspatronen, educatieve initiatieven gericht op bewustwording, begrip en
empowerment en onderwijs- en voorlichtingsprogramma's om de veerkracht van de gemeenschap
tegen discriminatie en racisme te vergroten, met aandacht voor empowerment, voorlichting,
en ondersteuning in situaties van discriminatie en racisme. Ook valt de ontwikkeling
van relevant lesmateriaal en het geven van interactieve workshops hier onder.
-
• impactvolle (gemeenschaps)plannen/projecten gericht op economische empowerment van de gemeenschap, bewustwording en educatie
over de doorwerking van het slavernijverleden op de mentale en fysieke gezondheid
van nazaten (door middel van bijvoorbeeld gezondheidsvoorlichtingscampagnes) en welzijn
bevorderende projecten in de gemeenschap, zoals bijvoorbeeld sport. Ook gemeenschapsprojecten
ten aanzien van deling van geschiedenis en ervaringen met betrekking tot slavernij
en het doen van oral history projecten vallen hier onder.
-
• organisatie van lezingen, seminars en paneldiscussies met internationaal karakter, zoals het faciliteren van (intereilandelijke)evenementen die de dialoog en het begrip
bevorderen door middel van lezingen, seminars en paneldiscussies met een internationaal
karakter.
-
• digitale platforms: ontwikkeling van websites, apps of virtuele tours die informatie en educatief materiaal
over het slavernijverleden bieden.
-
• culturele uitingen (zonder winstoogmerk) die de dialoog en het begrip bevorderen in de betrokken gemeenschappen
en in de samenleving als geheel, zoals tentoonstellingen, voorstellingen en workshops.
Onderdeel 4 – grote maatschappelijke initiatieven
Dit onderdeel van de regeling omvat grote maatschappelijke initiatieven. Voor dit
onderdeel zijn aanvragen mogelijk van € 125.000 tot en met € 500.000. Deze projecten
worden verwacht een diepgaande en blijvende impact te hebben op de doelstellingen
van de regeling en dragen bij aan een bredere maatschappelijke bewustwording en transformatie
met betrekking tot het slavernijverleden. Er wordt gestreefd naar bevordering van
intereilandelijke samenwerking, alsmede de samenwerking tussen grotere- en grassroot
organisaties. Aanvragen waarbij er sprake is van intereilandelijke samenwerking zullen
dan ook een hogere rangschikking krijgen.
Voor deze projecten gelden dezelfde doeleinden als voor onderdeel 2 – klein- en middelgrote
initiatieven. Ook kent de doorlooptijd van een project een maximum van vijf jaar.
Van deze meer grootschalige projecten wordt echter verwacht dat zij buiten een eindverslag
een controleverklaring van een accountant opleveren. Dit vanwege de grootte van de
projecten.
Voor onderdeel 2 tot en met 4 geldt dat het is uitgesloten om als organisatie voor
verschillende projecten aanvragen in te dienen binnen hetzelfde aanvraagtijdvak. In
volgend(e) aanvraagtijdvak(ken) is dit wel mogelijk.
Artikel 6. Aanvragers
Deze regeling is bedoeld voor aanvragers die in de Caribische delen van Nederland
wonen en/of werken. Met natuurlijke personen worden individuen of burgerinitiatieven
(meerdere individuen gezamenlijk) bedoeld die een aanvraag doen voor bijvoorbeeld
het opzetten van een stichting of vereniging, of een al bestaande stichting of vereniging
verder willen professionaliseren. Rechtspersonen kunnen bestaan uit maatschappelijke
organisaties zoals stichtingen en verenigingen die zijn geregistreerd bij de Kamer
van Koophandel (KvK); tijdens het aanvraagproces dienen zij het KvK nummer op te geven.
Er kan niet aan aanvragers gevraagd worden te ‘bewijzen’ dat zij een nazaat van tot
slaaf gemaakten zijn. In de beoordeling wordt wel meegewogen tot in welke mate de
aanvrager(s) geworteld zijn in de gemeenschap van nazaten van tot slaaf gemaakten
en in hoeverre de beoogde activiteiten ten goede komen van deze gemeenschap.
Artikel 7. Samenwerkingsverband
Het streven van deze regeling is ook om intereilandelijke samenwerking te bevorderen,
waar mogelijk en gewenst.
Artikel 8. Hoogte van de subsidie
Subsidiabele kosten
Onder subsidiabele kosten vallen alleen de kosten die direct zijn verbonden met de
voorbereiding van de aanvraag en de uitvoering van de activiteiten. Daarom moet de
subsidieaanvraag worden onderbouwd met een specificatie van de kosten die zijn toe
te rekenen aan de activiteit. De minister toetst vervolgens bij de subsidievaststelling
of het aannemelijk is dat deze kosten zijn gemaakt, of zij direct zijn verbonden met
het aanvraagproces en de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is ontvangen
en of het om redelijke kosten gaat. Dit proces volgt uit artikel 6 van het Kaderbesluit
BZK-subsidies.
Regeldruk (administratieve lasten)
Om in aanmerking te komen voor een subsidie vanuit deze subsidieregeling moeten (grassroots) organisaties een aantal stappen doorlopen: (1) een subsidieaanvraag indienen die
voldoet aan de beoordelingscriteria en volledig is in haar benodigde gegevens; (2)
het subsidiebesluit verkrijgen en (3) de gesubsidieerde activiteiten uitvoeren conform
de in de subsidieaanvraag opgestelde begroting en de in het subsidiebesluit opgelegde
subsidieverplichtingen. Bij de professionaliseringsvouchers wordt er direct een besluit
tot subsidievaststelling genomen. Bij subsidies tot aan € 125.000 dient er een verzoek
tot subsidievaststelling te worden ingediend, vergezeld met een eindverslag. Bij subsidies
hoger dan € 125.000 dient er bij het verzoek tot subsidievaststelling niet alleen
een eindverslag te worden ingediend maar ook een controleverklaring. Er is op basis
van artikel 7 Kaderbesluit BZK uitgegaan van een administratieve last van uur met
een gemiddeld uurtarief van € 17,– voor burgers en € 47 voor bedrijven. Er is gekozen
voor een vast bedrag ter vereenvoudiging van de uitvoering.
Voor alle subsidieonderdelen (deel 1 t/m 4) geldt dat de gemaakte kosten voor het
aanvraagproces voor een maximaal aantal uren van vijf (zie onder regeldruk de uitgangspunten voor de administratieve lasten) mag worden meegenomen in de in
de aanvraag opgenomen begroting als subsidiabele kosten. Dit bedrag wordt dus wel
alleen toegekend wanneer de subsidie wordt beschikt. Het invullen van het elektronisch
formulier voor vaststelling wordt hier in niet meegenomen, omdat dit bij de laagste
bedragen niet van toepassing is.
De verwachting is dat er per jaar gemiddeld 223 subsidies worden verstrekt per subsidieplafond:
-
• Onderdeel 1 (professionaliseringsvoucher): gemiddeld 120 per jaar;
-
• Onderdeel 2 (kleine maatschappelijke initiatieven): gemiddeld 72 per jaar;
-
• Onderdeel 3 (middelgrote maatschappelijke initiatieven): gemiddeld 18 per jaar;
-
• Onderdeel 4 (grote maatschappelijke initiatieven): gemiddeld 13 per jaar.
Uitgangspunten10:
-
• 223 aanvragen in totaal, waarvan 103 aanvragen die subsidievaststelling aanvraag moeten
doen en 13 aanvragen die ook een accountantsverklaring moeten aanleveren.
-
• Er is uitgegaan van een last van uur met een gemiddeld uurtarief van € 17,– voor natuurlijke
personen en € 47 voor rechtspersonen.
-
• Voor de accountantsverklaring geldt dat kosten hiervoor gemiddeld liggen tussen de
€ 1.000 en € 2.500. In onderstaande berekening is uitgegaan van € 2.000.
-
• Voor de aanvragen in onderdeel 1 (professionaliseringsvouchers) wordt uitgegaan dat
deze voornamelijk door natuurlijke personen worden aangevraagd;
-
• Voor de aanvragen in onderdeel 2 t/m 4 (klein – middelgrote- en grote maatschappelijke
initiatieven) wordt uitgegaan dat deze door rechtspersonen zullen worden gedaan.
Per jaar komt dat neer op de volgende regeldruk kosten:
Taak
|
Uurtarief natuurlijke personen
|
Uurtarief rechtspersonen
|
Eenheid (uren)
|
Kosten alle aanvragen
|
Kennisnemen van de regeling
|
€ 17,–
|
€ 47
|
1
|
€ 6.881
|
Opstellen begroting en plan voor het initiatief
|
€ 17,–
|
€ 47
|
3
|
€ 20.643
|
Invullen elektronisch aanvraagformulier
|
€ 17,–
|
€ 47
|
1
|
€ 6.681
|
Invullen elektronisch formulier verzoek tot subsidievaststelling
|
|
€ 47
|
1
|
€ 4.841
|
Kosten accountantsverklaring
|
€ 2.000 (vast bedrag)
|
|
|
€ 26.000
|
Totaal
|
|
|
|
€ 65.246
|
€ 65.246 maal vijf jaar de loop van de regeling is € 326.230 aan regeldrukkosten.
Exploitatiekosten
De hoogte van subsidie wordt bepaald op basis van de begroting van de kosten die nodig
zijn voor de uitvoering van het project. Voor financiering komen alleen die kosten
in aanmerking die in het formulier voor de begroting worden genoemd. De hoofdregel
is dat het gaat om kosten die de aanvrager redelijkerwijs moet maken om de activiteiten
in het project uit te voeren en dat de kosten direct verbonden zijn met deze activiteiten.
Daarnaast geldt dat de aanvrager blijk geeft van een kostenbewuste uitvoering van
de activiteiten waarvoor de bijdrage is bestemd. In algemene zin kan de aanvraag niet
zijn gericht op het dekken van een exploitatietekort of structurele kosten van de
organisatie. Een aanvraag waar deze kosten in zijn opgenomen komt niet in aanmerking
voor beoordeling.
Voor enkele exploitatiekosten kan wel financiering worden aangevraagd. Naar verwachting
hebben veel organisaties die gebruik willen maken van deze regeling geen eigen huisvesting.
Om de regeling zo laagdrempelig mogelijk te houden en hen ook de gelegenheid te geven
om gebruik te maken van deze gelden komen de volgende exploitatiekosten wel in aanmerking
voor financiering.
-
• Kostenposten die wel mogen worden aangevraagd: administratieve lasten subsidieaanvraagproces
(zoals opgenomen in voorgaande paragraaf), overheadkosten specifiek toegewezen voor
project, marketingkosten, locatiehuur en materiaalkosten.
-
• Kostenposten die niet kunnen worden aangevraagd: salariskosten, kantoorhuur, elektra-
en onderhoudskosten, daggeldvergoeding, consumptie, benzine en beltegoed en reiskosten.
Dit betekent dat loonkosten van personeel in dienst van de organisatie niet in de
begroting mogen worden opgenomen, tenzij voor een aantal uren toegewezen aan het project
waar een aanvraag voor is ingediend. De huur van een locatie mag wel worden opgenomen,
maar kantoorhuur van de organisatie niet. Dit geldt ook voor overige kosten die bij
kantoorhuur komen kijken, zoals elektra en onderhoudskosten. Er kan een percentage
aan overhead kosten worden ingediend, maar wederom geen personele lasten die de organisatie standaard
draagt. Communicatiekosten die niet het project specifiek betreffen kunnen niet worden
opgenomen.
Onvoorziene kosten
Het is niet mogelijk in de subsidieaanvraag een kostenpost op te nemen voor ‘onvoorziene
kosten’.
Kosten die het karakter hebben van een herstelbetaling, compensatie of schadeloosstelling
Herstelbetalingen, compensatie of schadeloosstelling voor het slavernijverleden komen
niet in aanmerking voor subsidie. Het kabinet heeft bewust gekozen voor een moreel
ethisch gebaar met deze regeling naar aanleiding van de excuses voor het slavernijverleden.
Tegelijkertijd blijft het kabinet actief betrokken bij initiatieven ter bevordering
van antidiscriminatie en antiracisme.
Artikel 9. Subsidieaanvraagvereisten
De minimale subsidieaanvraagvereisten zijn opgenomen in het Kaderbesluit subsidies-BZK
in artikel 11, derde lid. Dit geldt voor alle vier de subsidieonderdelen (zowel de
professionaliseringsvouchers als kleine, middelgrote en grote initiatieven). Concreet
moet in de aanvraag het volgende worden opgenomen:
-
a. een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;
-
b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de betreffende subsidieregeling;
-
c. een gespecificeerde begroting, die een goed inzicht geeft in de geraamde inkomsten
en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd;
-
d. een tijdsplanning van de activiteit met de startdatum en verwachte datum van afronding
van het activiteitenplan;
-
e. indien voorschotten worden aangevraagd, een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende
het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;
-
f. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief
een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat;
-
g. indien van toepassing, het inschrijfnummer van de aanvrager bij de Kamer van Koophandel.
-
h. voor aanvragen boven de € 25.000 moet een jaarrekening worden opgenomen.
Alleen subsidieaanvragen die deze gegevens volledig bevatten worden meegenomen in
het loting- en rangschikkingsproces. Indien er gegevens ontbreken hebben de aanvragers
twee weken de tijd om de aanvraag aan te vullen. Zij worden hier tijdig van op de
hoogte gesteld.
Artikel 10. De rangschikking van de aanvragen
Voor deze regeling is gekozen voor een verdeling van het subsidieplafond op volgorde
van rangschikking van de aanvragen nadat deze allemaal zijn binnengekomen en op volledigheid
zijn gecontroleerd.11 Dit zorgt ervoor dat niet alleen de heel ervaren initiatieven die succesvol zijn
in het doen van subsidieaanvragen kans kunnen maken op de middelen, maar ook de partijen
met impactvolle projecten die minder ervaren zijn in het doen van een subsidieaanvraag.
Voor de subsidies voor professionaliseringsvouchers (€ 10.000) en kleine maatschappelijke
initiatieven (tot € 25.000) wordt de rangschikking van alle volledige en tijdige aanvragen
bepaald door loting. Dit is alleen nodig indien het totaal aantal volledige en tijdige
aanvragen het beschikbare bedrag binnen het subsidieplafond overschrijdt. De hoogst
gerangschikte aanvragen komen het eerst in aanmerking voor subsidie. Als met alle
volledige en tijdige aanvragen het subsidieplafond niet wordt overschreden, worden
de aanvragen dus toegekend zonder dat er loting plaatsvindt.
Voor subsidies voor middelgrote en grootschalige maatschappelijke initiatieven wordt
een rangschikking opgesteld aan de hand van de beoordelingscriteria uit artikel 11.
Artikel 11. Beoordelingscriteria
De minister beoordeelt de aanvragen voor middelgrote en grootschalige initiatieven
op de volgende aspecten en met een beoordelingskader waar deze aspecten op volgorde
van hun relatieve belang zijn opgenomen:
-
a. Aanvragen moeten helder laten zien hoe de activiteit aansluit bij de in artikel 2
benoemde beoogde doelen van deze regeling: het bevorderen van kennis en bewustwording
over het slavernijverleden, het tegengaan van de gevolgen van de doorwerking van het
slavernijverleden in het heden, de verwerking van het slavernijverleden en de erkenning
en herdenking van het slavernijverleden.
-
b. De beoordeling omvat de specifieke aandacht voor de mate waarin het project ten goede
komt aan nazaten van tot slaaf gemaakten. Dit kan betrekking hebben projecten gericht
op deze doelgroep en strategieën om de betrokkenheid van deze gemeenschappen te vergroten.
-
c. Inzage in of de aanvrager(s) voldoende geworteld is/zijn in de gemeenschap. Dit kan
bijvoorbeeld blijken omdat aanvragers aangeven deel uit te maken van de gemeenschap,
aantoonbare kennis hebben van het slavernijverleden en/of de cultuur en taal van de
betrokken gemeenschappen, eerdere projecten samen met en/of voor de gemeenschap hebben
georganiseerd of uit een andere eerdere samenwerking met de gemeenschap.
-
d. Bij de rangschikking van subsidieaanvragen wordt voorrang gegeven aan projecten en
activiteiten waarin samenwerking en aansluiting wordt gezocht met grassroots organisaties.
Het bevorderen van samenwerking met deze organisaties wordt als positief beoordeeld,
gezien hun belangrijke rol op lokaal niveau en hun directe betrokkenheid bij de gemeenschappen
die door het slavernijverleden zijn beïnvloed.
-
e. Aanvragen worden beoordeeld op de waarschijnlijkheid dat de gestelde doelen daadwerkelijk
worden bereikt. Daarnaast wordt gekeken naar het aantal personen dat direct of indirect
wordt bereikt door het project. Aanvragers moeten overtuigend aantonen dat hun project
concrete resultaten zal opleveren en een aanzienlijke impact zal hebben.
-
f. De efficiëntie van de activiteit wordt beoordeeld in relatie tot de kosten. Aanvragers
moeten laten zien dat de voorgestelde kosten in verhouding staan tot het beoogde bereik
en de impact van de activiteit. Een analyse van de kosten gerelateerd aan bereik in
de aanvraag kan hierbij behulpzaam zijn.
-
g. De mate waarin beoogde projectactiviteiten en -resultaten een blijvend (positief)
effect teweeg zullen brengen in de gemeenschap. De beoogde projectresultaten worden
zodanig ingebed, dat versterking van de gemeenschap ook na de subsidieperiode gegarandeerd
is.
Artikel 12. Weigeringsgronden
Aanvragen die niet voldoen aan de subsidieaanvraagvereisten zoals benoemd in artikel 9
komen niet in aanmerking voor beoordeling, zowel voor de loting als de rangschikking.
Subsidies die niet ten goede komen aan de doelen van de regeling zullen worden afgewezen.
In deze regeling wordt uitgegaan van 100% financiering van een project. Dezelfde activiteiten
mogen dan ook niet al gesubsidieerd zijn via een andere subsidieregeling en het mag
geen aanvullende aanvraag voor financiering betreffen. Dit is om te voorkomen dat
er meer dan 100% van de subsidiabele kosten worden gesubsidieerd. Activiteiten met
een looptijd van langer dan vijf jaar worden niet gesubsidieerd.
Artikel 13. Wijze van subsidieverstrekking
Ter waarborging van een transparant en verantwoordelijk gebruik van subsidiegelden,
zijn er heldere richtlijnen vastgesteld voor de verstrekking en verantwoording binnen
de regeling. De wijze van subsidieverstrekking in deze regeling volgt de regels voor
subsidieverstrekking zoals die zijn opgeschreven in de artikelen 16, 17 en 18 van
het Kaderbesluit BZK-subsidies. De algemene regels over de verantwoording en vaststelling
van subsidies zijn gestoeld op artikel 24 van het Kaderbesluit.
Betaling & bevoorschotting
-
• Voor de professionaliseringsvoucher geldt dat het subsidiebedrag direct wordt vastgesteld.
Er hoeft geen eindverslag worden ingediend.
-
• De subsidies met een bedrag van € 10.000 tot € 25.000 (subsidieonderdeel 2) wordt
in de beschikking opgenomen op welke datum de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.
Het volledig aangevraagde bedrag kent bij toekenning 100% bevoorschotting. Voor subsidieonderdeel 2
geldt wel dat een vaststellingsaanvraag moet worden ingediend.12
-
• Voor de subsidies met een bedrag tussen € 25.000 tot € 125.000 (subsidieonderdeel 3)
geldt een 80% bevoorschotting bij beschikking. Na afronding van de activiteiten wordt
een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend met gebruikmaking van een daartoe
beschikbaar gesteld elektronisch formulier. Deze vaststelling gaat vergezeld met een
eindverslag, hetgeen een weergave bevat van de bereikte resultaten, bestede middelen,
en de mate waarin het project heeft bijgedragen aan de gestelde doelen in overeenstemming
met de subsidievoorwaarden.13
-
• Voor de subsidies van € 125.000 en hoger (subsidieonderdeel 4) geldt ook een bevoorschotting
van 80% bij beschikking, en dient na afronding van het gesubsidieerde project een
uitgebreide verantwoording te worden ingediend. Deze verantwoording omvat een vaststellingsaanvraag
met het eindverslag van het project – zoals toegelicht in voorgaande paragraaf – vergezeld
van een controleverklaring conform artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.
De kosten voor de controleverklaring kunnen worden opgenomen in de begroting van de
subsidieaanvraag.14
Voor alle vier subsidieonderdelen geldt dat de aanvrager de plicht heeft om te melden
wanneer het aannemelijk is dat activiteiten niet kunnen plaatsvinden of niet aan de
verplichtingen van de regeling kan worden voldaan. Nadere instructies met betrekking
tot de indiening en inhoud van het eindverslag bij vaststelling worden verstrekt door
de minister in de subsidiebeschikking.
Voortgangsverslag
Voor subsidies van € 25.000,– of meer waar de activiteiten langer dan een jaar duren,
moet er één keer per jaar een voortgangsverslag worden opgestuurd. Dit verslag laat
zien wat de voortgang van de activiteiten is. Deze verplichting is terug te vinden
in artikel 19 van het Kaderbesluit BZK-subsidies.
Concreet komt dit qua betaling bevoorschotting en verantwoording per subsidieonderdeel
op het volgende neer:
Onderdeel
|
Bedrag
|
Betaling & bevoorschotting
|
Voortgang & verantwoording
|
Professionaliseringsvouchers
|
€ 10.000
|
100% bedrag bij beschikking direct vastgesteld
|
Geen
|
Kleine maatschappelijke initiatieven
|
€ 10.000 – € 25.000
|
100% bedrag bij beschikking
|
Vaststellingsaanvraag inclusief eindverslag
|
Middelgrote maatschappelijke initiatieven
|
€ 25.000 – € 125.000
|
80% bij beschikking
20% bij vaststelling
|
Jaarlijks voortgangsverslag, vaststellingsaanvraag inclusief eindverslag.
|
Grote maatschappelijke initiatieven
|
€ 125.000 – € 500.000
|
80% bij beschikking
20% bij vaststelling
|
Jaarlijks voortgangsverslag, vaststellingsaanvraag inclusief eindverslag, controleverklaring1
|
X Noot
1Artikel 24 Kaderbesluit BZK-subsidies.
Artikel 14. Verplichtingen subsidieontvanger
De verplichtingen voor de subsidieontvanger zijn opgesomd in artikel 21 van het Kaderbesluit
BZK-subsidies als volgt:
-
a. de activiteit uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de
beschikking tot subsidieverlening, of, indien direct een beschikking tot subsidievaststelling
wordt gegeven, overeenkomstig de omschrijving van die activiteit in de subsidievaststelling;
-
b. te voldoen aan de verplichtingen die door de minister aan de subsidie zijn verbonden;
-
c. op verzoek van de minister medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens
en de resultaten van de gesubsidieerde activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs
niet kan worden gevergd;
-
d. op verzoek van de minister alle medewerking te verlenen aan een door de minister terzake
van de toepassing en de effecten van dit besluit ingesteld evaluatieonderzoek, die
de minister redelijkerwijs nodig heeft bij de uitvoering van dat evaluatieonderzoek;
-
e. indien een egalisatiereserve is gevormd, deze zo veilig mogelijk te beheren;
-
f. onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan de minister van de indiening bij de
rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring
van hem;
-
g. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen en voor de overige activiteiten
een gescheiden administratie te voeren;
-
h. de in het kader van de subsidieverstrekking gevoerde administratie te bewaren tot
vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling of, indien sprake
is van staatssteun, gedurende een andere bij ministeriële regeling of bij beschikking
aangegeven termijn;
-
i. op verzoek van de minister nadere informatie aan te leveren ten behoeve van nadere
verantwoording aan de Europese Adviescommissie, op basis van de artikelen 106, tweede
en derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
dan wel een van de Europese steunkaders.
Artikel 15. Inwerkingtreding
De subsidieregeling treedt in werking op een bij ministerieel besluit te bepalen tijdstip
en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding. Hierna volgen dus geen aanvraagtijdvakken
meer en vindt er geen bevoorschotting meer plaats. Na het vervallen van de regeling
is er wel nog tijd voor de uitvoering en van de activiteiten omdat die een maximale
looptijd van vijf jaar mogen hebben.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering
en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen