Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2024, nr. 2024-0000151395, tot wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg in verband met verbreding van de doelgroep, subsidieverstrekking in 2024 en enkele technische wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de begripsbepaling vijfde aanvraagtijdvak wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

zesde aanvraagtijdvak:

het tijdvak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel f;

2. In de begripsomschrijving van erkend leerbedrijf wordt ‘artikel 7.2.10., tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs’ vervangen door ‘artikel 1.5.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs’.

3. In de begripsomschrijving van gerealiseerde praktijkplaats wordt ‘een periode van 40 aaneengesloten weken’ vervangen door ‘een periode van 52 aaneengesloten weken’.

4. In de begripsomschrijving van onderwijsinstellingen in het mbo wordt ‘artikel 1.1.1., onderdeel b,' vervangen door ‘artikel 1.1.1’ en ‘artikel 1.4.1.’ vervangen door ‘artikel 1.4.1’.

5. In de begripsomschrijving van praktijkplaats wordt ‘artikel 7.2.9.’ vervangen door ‘artikel 7.2.9’.

6. In de begripsomschrijving van praktijkovereenkomst wordt ‘artikel 7.2.8.’ vervangen door ‘artikel 7.2.8’.

7. In de begripsbepaling van scholing via praktijkleren in het mbo wordt na ‘praktijkleren in het mbo’ ingevoegd ‘in de derde leerweg’, ‘artikel 1.4.1, lid 1.a’ vervangen door ‘artikel 1.4.1, lid 1a’, ‘artikel 7.4.6.’ vervangen door ‘artikel 7.4.6’, ‘artikel 7.2.3.’ vervangen door ‘artikel 7.2.3’ en ‘artikel 7.4.6.a’ vervangen door ‘artikel 7.4.6a’.

B

Artikel 3, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. personen die betaalde arbeid verrichten;

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een periode van 40 weken’ vervangen door ‘een periode van 52 weken’ en na ‘praktijkleren in het mbo’ ingevoegd ‘in de derde leerweg’.

2. In het tweede lid wordt ‘40’ vervangen door ‘52’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend voor afronding van de praktijkplaats, als bedoeld in artikel 9, tweede lid. Als er sprake is van een volgend aanvraagtijdvak, kan in dat volgende aanvraagtijdvak een aanvraag worden ingediend voor het resterende deel van de praktijkplaats.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onder deel a wordt na ‘praktijkleren in het mbo’ toegevoegd ‘in de derde leerweg’.

2. In onderdeel d wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.

3. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de praktijkplaats is gestart op of na 1 augustus 2023, indien de subsidie wordt verstrekt voor een praktijkplaats voor een persoon die betaalde arbeid verricht, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a; en

4. Na onderdeel e wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de volgende gegevens aan de Minister zijn geleverd:

    • 1°. het persoonsgebonden nummer, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet register onderwijsdeelnemers; en

    • 2°. de basisgegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van die wet.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervallen van ‘en’ aan het slot van onderdeel d en onder toevoeging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel e, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. van 4 november 2024, 09:00 uur, tot en met 29 november 2024, 17:00 uur.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. € 4.000.000 voor het zesde aanvraagtijdvak.

2. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid vervallen.

G

In artikel 8 wordt na ‘praktijkleren in het mbo’ ingevoegd ‘in de derde leerweg’.

H

In artikel 9 worden, onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Een praktijkplaats wordt als afgerond beschouwd na het einde van de beroepspraktijkvorming, als bedoeld in artikel 7.2.8, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 3. Indien een aanvraag wordt ingediend voor afronding van de praktijkplaats, dan ziet de aanvraag op het deel van de praktijkplaats dat is gerealiseerd voor indiening van de aanvraag.

I

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14. Mandaatverlening directeur-generaal RVO

  • 1. Aan de directeur-generaal RVO wordt mandaat verleend tot:

    • a. het voorbereiden en nemen van besluiten namens de Minister op grond van deze regeling;

    • b. het nemen van besluiten namens de Minister op grond van de Wet open overheid over informatie die verband houdt met deze regeling;

    • c. het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de onderdelen a en b; en

    • d. het in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspraken hoger beroep in te stellen, dan wel af te zien van hoger beroep.

  • 2. De directeur-generaal RVO kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat verlenen aan één of meer onder hem ressorterende medewerkers.

J

In artikel 15, derde lid, wordt na ‘andere doeleinden’ ingevoegd ‘, met uitzondering van de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inhoud regeling

Met deze regeling wordt de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg (hierna: de regeling) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • De doelgroep van de regeling wordt verbreed.

  • Er wordt voor 2024 overgegaan tot een aanvraagtijdvak in november.

  • Het subsidieplafond voor 2024 wordt vastgesteld.

Daarnaast worden er ook enkele technische wijzigingen doorgevoerd.

1.1 Verbreding doelgroep

De regeling is tot stand gekomen in de coronacrisis. In verband met het verwachte risico van fors oplopende werkloosheid heeft het toenmalig kabinet maatregelen ingezet gericht op intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, waaronder om- en bijscholing via praktijkleren in het mbo in de derde leerweg. Hierbij wordt werken gecombineerd met het doen van een (deel van een) mbo-opleiding resulterend in een praktijkverklaring (maatwerkopleiding op basis van behoefte werkgever en kandidaat), mbo-certificaat (vastgesteld arbeidsmarktrelevant onderdeel van een mbo-opleiding) of diploma (volledige mbo-opleiding).

Gezien de oorsprong van de regeling is de doelgroep beperkt tot mensen die hun werk dreigen te verliezen en werkzoekenden. Dit belemmert, zeker nu er sprake is van een zeer krappe arbeidsmarkt, de bijdrage die scholing via praktijkleren in het mbo in de derde leerweg kan bieden aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van (kwetsbare) werkenden en daarmee de aanpak van tekorten in (maatschappelijke) tekortsectoren en een leven lang ontwikkelen. Daarom wordt met deze wijziging van de regeling de doelgroep verbreed naar personen die betaald werk verrichten en werkzoekenden.

1.2 Aanvraagtijdvak november

Daarnaast wordt met deze wijziging overgegaan tot een aanvraagtijdvak in november in plaats van een aanvraagtijdvak in juni en een aanvraagtijdvak in december. Dit wordt primair ingegeven door de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang. Kinderopvangorganisaties kunnen daarmee van 2024 tot en met 2026 in november subsidie aanvragen. Het gaat om een gedeeltelijke tegemoetkoming in de loonkosten van een groepshulp mits zij:

  • 1. de groepshulp een praktijkplaats hebben geboden voor het doen van een mbo-opleiding in de derde leerweg dan wel in de beroepsbegeleidende leerweg, en

  • 2. hier subsidie voor hebben aangevraagd op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg dan wel op grond van de Subsidieregeling praktijkleren.

Dit betekent dat vaststelling van de subsidie op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg moet hebben plaats gevonden alvorens overgegaan kan worden tot vaststelling van de subsidie op grond van de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang. Middels een aanvraagtijdvak in november voor beide regelingen kan RVO hier het beste uitvoering aan geven.

Door de regelingen aan elkaar te koppelen wordt gestimuleerd dat wordt ingezet op zowel het aannemen als het ontwikkelen van groepshulpen om de personeelstekorten in de kinderopvang te verminderen. De groepshulp is een waardevolle ondersteunende functie in de kinderopvang. De groepshulp ondersteunt de pedagogisch medewerker in huishoudelijke en verzorgende werkzaamheden, zoals beschreven in de cao Kinderopvang 2023-2024. Groepshulpen zorgen er zo enerzijds voor dat de werkdruk voor pedagogisch medewerkers direct afneemt en dragen daarmee bij aan het behoud van medewerkers. Anderzijds kunnen groepshulpen, indien voor hen haalbaar, zich doorontwikkelen tot de functie van pedagogisch medewerker. De verschillende, deels nieuwe, mogelijkheden voor ontwikkeling via praktijkleren in het mbo staan opgenomen in het Ontwikkelpad kinderopvang, dat op 1 november 2023 is gepubliceerd.1

1.3 Vaststelling subsidieplafond 2024

Met deze wijziging van de regeling wordt tevens het subsidieplafond voor het aanvraagtijdvak in november 2024 vastgesteld op 4 miljoen euro. Eventuele verdere verlenging van de regeling, met tijdvakken in november 2025 en mogelijk latere jaren, is nog afhankelijk van financiële besluitvorming, het oordeel van de Tweede Kamer en de evaluatieve beoordeling na deze 6e ronde door de huidige uitvoeringsorganisatie, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).2

2. Gevolgen

De doeltreffendheid van de regeling wordt met de verbreding van de doelgroep naar de gehele beroepsbevolking vergroot. Wordt gekeken naar doelmatigheid, dan zal er sprake zijn van enige vorm van dead weight loss. Dat wil zeggen dat de subsidie ook gebruikt zal worden door werkgevers die zonder een bijdrage in de kosten een praktijkplaats zouden bieden aan hun werknemers.

Naar verwachting leidt verbreding van de doelgroep van de regeling tot een hoger aantal aanvragen. Een onderbouwde inschatting van het verwachte aantal aanvragen is evenwel niet te maken. Daarmee is er risico op onderuitputting van het subsidiebudget bij weinig aanvragen of het naar beneden moeten bijstellen van het uit te keren subsidiebedrag aan werkgevers bij een hoger aantal aanvragen dan passend bij het vastgestelde subsidieplafond.

3. Advies en consultatie

3.1 Uitvoeringstoets

De subsidieregeling wordt uitgevoerd door RVO. RVO is betrokken geweest bij het opstellen van de gewijzigde regeling en heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd. De gewijzigde regeling blijkt op basis van deze toets uitvoerbaar, maakbaar in de systemen en handhaafbaar, mits tijdig de juridische basis wordt gerealiseerd voor uitwisseling van gegevens over onderwijsdeelname met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om een rechtmatige subsidieverstrekking te kunnen waarborgen nu door verbreding van de doelgroep het aantal subsidieaanvragen naar verwachting toeneemt en als door werkgevers voor niet meer dan 10.000 praktijkplaatsen subsidie wordt aangevraagd.

Vanwege de benodigde gegevensuitwisseling met DUO heeft ook DUO een uitvoeringstoets uitgevoerd. De gewijzigde regeling blijkt op basis van deze toets maakbaar en haalbaar. Voor uitwisseling van gegevens met RVO kan vooralsnog van een bestaand platform gebruik gemaakt worden, waardoor er op dit moment geen uitvoeringsconsequenties voor DUO zijn. De gewijzigde regeling is tevens uitvoerbaar als de juridische grondslag voor de gegevensuitwisseling tijdig is geregeld.

Er is een wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in voorbereiding die in voornoemde juridische basis voorziet.

3.2 Internetconsultatie

De subsidieregeling heeft opengestaan voor internetconsultatie van 11 maart tot en met 8 april 2024. In totaal zijn er 11 reacties binnengekomen, waarvan 8 openbaar.

3.2.1. Caribisch Nederland

Gevraagd is of de regeling van toepassing is op Caribisch Nederland. Dit is nog niet het geval. De Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg hangt samen met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Momenteel integreert het Ministerie van OCW de nu nog specifieke wetgeving voor het beroepsonderwijs in Caribisch Nederland met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Daarmee is er straks nog maar één wettelijk kader voor beide delen van Nederland en dienen voorzieningen die in Europees Nederland beschikbaar zijn, dat ook in Caribisch Nederland te zijn. Hiermee wordt aangesloten bij het in 2019 genomen kabinetsstandpunt ‘comply or explain’: voorzieningen die in Europees Nederland beschikbaar zijn, zijn in principe ook in Caribisch Nederland (CN) beschikbaar (comply), tenzij onderbouwd wordt dat de betreffende voorziening voor Caribisch Nederland niet relevant is, bijvoorbeeld omdat de problematiek waar de voorziening betrekking op heeft daar niet speelt of omdat op een andere manier reeds in een gelijkwaardige voorziening wordt voorzien (explain). De ministeries van OCW en SZW verkennen in 2024 wat nodig is om zowel de Subsidieregeling praktijkleren van het Ministerie van OCW als de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg van het Ministerie van SZW uit te breiden naar Caribisch Nederland.

3.2.2. Non-formeel onderwijs

De vraag is gesteld of praktijkgericht leren via het non-formele, niet door OCW erkende onderwijs, wat in bepaalde sectoren van grote waarde is, ook in aanmerking kan komen voor subsidie. Hier is niet voor gekozen. Zoals hiervoor gezegd vindt de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg haar grondslag in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Hiermee is de kwaliteit van het onderwijs, ook het deel dat in de praktijk wordt verzorgd gewaarborgd. Subsidie kan alleen worden verkregen voor een praktijkplaats die is gerealiseerd bij een door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven erkend leerbedrijf, waar de begeleiding plaats vindt door een daartoe bevoegde praktijkopleider en een praktijkovereenkomst aan ten grondslag ligt.

3.2.3. Basisvaardigheden

Aandacht is gevraagd voor het belang van basisvaardigheden – naast vakvaardigheden – voor onder andere jongeren, aangezien deze vaardigheden bijdragen aan de zelfredzaamheid. Het belang hiervan wordt onderkend. De ministeries van SZW en OCW verkennen momenteel op welke wijze basisvaardigheden een plek kunnen krijgen in de sectorale Ontwikkelpaden, als onderdeel van dan wel aanpalend aan een (mbo-)opleiding (in de derde leerweg). In een sectoraal Ontwikkelpad staat beschreven hoe een (beoogd) werknemer zich stapsgewijs via verschillende functies met bijbehorende (delen van) opleidingen binnen een sector kan ontwikkelen.

3.2.4. Beschut werk

Gevraagd is of mensen die beschut werken onder de nieuwe doelgroep van de regeling vallen. Het betreft in dit geval mensen met een arbeidsbeperking die veel begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben. Gemeenten moeten deze mensen een betaalde baan bieden in een aangepaste omgeving: beschut werk. Ook deze mensen vallen onder de nieuwe doelgroep, aangezien zij betaald werk verrichten. Ontwikkeling is ook voor hen belangrijk, bijvoorbeeld om breder inzetbaar te zijn, om ander werk in een beschutte omgeving te kunnen doen of om de stap naar regulier werk te zetten.

3.2.5. Dagbesteding

Het verzoek is gedaan om de doelgroep van de regeling uit te breiden naar mensen met een dagbestedingsindicatie, zodat zij worden gestimuleerd om zich te ontwikkelen. Voor een deel van de mensen in de dagbesteding kan het leren van werknemers- en vakvaardigheden via een mbo-opleiding in de derde leerweg resulterend in een praktijkverklaring namelijk een stap zijn op weg naar passend werk. De ministeries van VWS, SZW en OCW verkennen met onder meer de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland de (financiële) mogelijkheden die er zijn voor ontwikkeling voor deze groep. Daar waar het gaat om praktijkleren in de derde leerweg zijn naast de kosten verbonden aan het realiseren van de praktijkplaats en bijbehorende begeleiding, waar deze regeling een tegemoetkoming voor biedt, immers ook kosten verbonden aan de uitvoering van de mbo-opleiding door een mbo-instelling. Als besloten wordt de ontwikkeling van mensen met een dagbestedingsindicatie financieel te ondersteunen, wordt dit in een volgende wijziging van deze regeling meegenomen.

3.2.6. Aanvraagtijdvak

Nu gekozen is voor één in plaats van twee aanvraagtijdvakken in een kalenderjaar, is gevraagd of het mogelijk is om subsidie aan te vragen voor een nog niet afgeronde praktijkplaats voor de reeds gemaakte begeleidingsuren en het jaar erop subsidie aan te vragen voor de begeleidingsuren die erna zijn gemaakt. Met de aanpassing van artikel 4 en 9 is dit mogelijk gemaakt.

3.3 Regeldruktoets

De aanpassingen die met deze wijziging van de regeling worden doorgevoerd, leiden niet tot een toename van de regeldruk. De in te dienen documenten en de wijze van indiening zijn onveranderd. De administratieve lasten van het indienen van de aanvraag worden per praktijkplaats geschat op € 9,17.

Dit is berekend op basis van de tijd die de aanvrager kwijt is met de handeling. Daarvoor wordt 10 minuten per praktijkplaats gerekend, vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief per werkgever (€ 55).

De totale lasten van de regeling na wijziging worden € 27.500, uitgaande van 3.000 praktijkplaatsen waarvoor subsidie wordt aangevraagd in een uitvoeringsjaar (gegeven het subsidieplafond van € 4 mln. en een gemiddeld subsidiebedrag van € 1.350). De totale lasten van de regeling in het laatste uitvoeringsjaar voor wijziging van de regeling waren € 12.000, uitgaande van 1.300 praktijkplaatsen waarvoor subsidie is aangevraagd.

Doordat voorts gegevensuitwisseling tussen RVO en DUO noodzakelijk wordt geacht om een rechtmatige subsidieverstrekking te kunnen waarborgen, zal RVO minder gegevens ter controle hoeven uit te vragen bij subsidieaanvragers als foutieve of onvolledige documenten bij de aanvraag zijn meegestuurd, wat een positief effect heeft op de administratieve lastendruk voor werkgevers. Anders niet.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het beperkte gevolgen voor de regeldruk heeft, die in de toelichting toereikend in beeld zijn gebracht.

4. Inwerkingtreding

De onderdelen van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na publicatie van deze regeling. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten uit aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit is gerechtvaardigd, omdat aanvragers en uitvoering gebaat zijn bij een spoedige bekendmaking van de mogelijkheid om ook in 2024 subsidie aan te vragen, aangezien opleidingstrajecten vóór het aanvraagtijdvak gestart moeten zijn.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A (Artikel 1)

Eerste onderdeel

Zesde aanvraagtijdvak: Het aanvraagtijdvak dat met deze wijziging aan de regeling wordt toegevoegd. Binnen dit tijdvak kan de subsidieaanvrager een subsidieaanvraag indienen voor een gerealiseerde praktijkplaats.

Tweede onderdeel

Met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs3 is de inhoud van artikel 7.2.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs verplaatst naar het nieuwe artikel 1.5.3.

Derde onderdeel

Met deze wijziging wordt de periode waarin subsidiabele scholing plaats kan vinden aangepast. Deze wijziging wordt verder toegelicht onder onderdeel C.

Vierde onderdeel

Artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) is gewijzigd met de Wet tot wijziging van wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met hoofdzakelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 2022).4 Met de wijziging worden de begrippen in alfabetische volgorde geplaatst zonder nummering of lettering. Als gevolg van deze wijziging moet de verwijzing naar specifieke onderdelen van artikel 1.1.1 van de WEB worden aangepast.

Zevende onderdeel

In de regeling werd op verschillen plekken gesproken over ‘scholing via praktijkleren in het mbo’ of ‘scholing via praktijkleren in het mbo in de derde leerweg’. Voor de duidelijkheid is ervoor gekozen om die begrippen gelijk te trekken. Er is voor gekozen om die laatste variant overal toe te passen.

Overige wijzigingen

In de verschillende onderdelen worden ten onrechte geplaatste punten bij artikelnummers en artikelleden geschrapt.

Onderdeel B (Artikel 3)

Voorafgaand aan deze wijziging luidde artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, als volgt:

  • “2. Onder werkzoekenden en werkenden vallen:

    • a. werknemers die werkloos dreigen te raken maar niet in aanmerking komen voor dienstverlening op grond van artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI;”

Met ingang van het aanvraagtijdvak van november 2024 vervalt de eis dat werknemers werkloos dreigen te raken, maar niet in aanmerking mogen komen voor dienstverlening op grond van artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI. Onder werkenden wordt dan iedereen begrepen die betaalde arbeid verricht.

Onderdeel C (Artikel 4)

Eerste en tweede onderdeel

Subsidie kan worden verstrekt aan een voor de opleiding erkend leerbedrijf voor het bieden van scholing via praktijkleren in het mbo in de derde leerweg, waaraan een praktijkovereenkomst ten grondslag ligt. In vorige aanvraagtijdvakken werd subsidie verstrekt voor maximaal 40 weken scholing gelegen binnen een periode van 40 aaneengesloten weken.

Met ingang van het aanvraagtijdvak van november 2024 wordt de subsidie voor deze scholing verstrekt voor scholing binnen een periode van 52 aaneengesloten weken, gerekend vanaf de startdatum zoals opgenomen in de praktijkovereenkomst. Van die 52 weken komen er, net als in aanvraagtijdvakken voorafgaand aan november 2024, maximaal 40 in aanmerking voor subsidie.

De vergoeding wordt verstrekt voor de weken waarin een student daadwerkelijk beroepspraktijkvorming heeft gevolgd bij het erkende leerbedrijf. Als een student slechts een deel van de week aanwezig is geweest, bijvoorbeeld één dag(deel), dan kan ook voor deze week subsidie worden ontvangen. Weken die vallen binnen de periode van de gerealiseerde praktijkplaats, waarin de student in het geheel niet aanwezig is geweest bij het erkende leerbedrijf wegens bijvoorbeeld verlof of ziekte, komen niet in aanmerking voor subsidie.

De praktijkplaats mag wel langer dan 52 weken worden geboden, maar de duur na afloop van de eerste aaneengesloten 52 weken komt dan niet voor subsidie in aanmerking. Dit brengt met zich mee dat ook de praktijkovereenkomst voor een langere duur dan 52 weken mag worden afgesloten.

Ter illustratie: Indien een praktijkplaats een duur kent van 50 weken en de student halverwege deze 50 weken 4 gehele weken afwezig is in verband met bijvoorbeeld verlof of ziekte, dan kan er alsnog voor 40 weken subsidie worden verstrekt. Binnen de periode van de eerste 52 aaneengesloten weken van de praktijkplaats, van de 50 weken dat de praktijkplaats in totaliteit duurt, is de student namelijk 40 weken aanwezig geweest bij het erkende leerbedrijf.

Derde onderdeel

Met deze wijziging wordt het expliciet mogelijk gemaakt om aanvragen in te dienen voordat de praktijkplaats is afgerond. Dat wil zeggen dat een aanvraag ingediend kan worden voordat de praktijkplaats is afgerond, als bedoeld in het nieuwe artikel 9, tweede lid. Zie hiervoor de toelichting bij onderdeel H.

Als er hierna nog een aanvraagtijdvak volgt, kan in dat volgende aanvraagtijdvak voor het resterende deel van de gerealiseerde praktijkplaats een aanvraag worden ingediend. Als er geen aanvraagtijdvak meer volgt, is het ook niet mogelijk om subsidie te krijgen voor het resterende deel van de gerealiseerde praktijkplaats.

Voor de aanvraag voor het resterende deel moet nog steeds worden voldaan aan alle vereisten voor subsidieverstrekking. Dat wil zeggen dat een aanvraag voor het resterende deel binnen 12 maanden na afronding van de gerealiseerde praktijkplaats moet worden ingediend (artikel 9, eerste lid).

Het indienen van een aanvraag in verschillende aanvraagtijdvakken kan gevolgen hebben voor het uiteindelijke subsidiebedrag. Het subsidiebedrag wordt per aanvraagtijdvak vastgesteld naar rato van het beschikbare budget en het aantal en de omvang van de gerealiseerde praktijkplaatsen die voor subsidie in aanmerking komen (artikel 8).

Onderdeel D (artikel 5)

Derde onderdeel

Artikel 5, onderdeel e, bepaalde dat een opleiding moest zijn gestart in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2024. Artikel 9 biedt voldoende begrenzing voor een tijdige indiening van een subsidieaanvraag. Deze eis kan daarom komen te vervallen.

Om te voorkomen dat de verbreding van de doelgroep uit wijzigingsonderdeel B verder doorwerkt dan 1 augustus 2023, is bepaald dat voor deze doelgroep de praktijkplaats moet zijn gestart na die datum. Voor die specifieke datum is gekozen in verband met de Subsidieregeling groepshulpen in de kinderopvang op grond waarvan een loonkostensubsidie aangevraagd kan worden voor een groepshulp die ná 1 augustus 2023 gestart is met een praktijk(leer)plaats.

Deze nieuwe eis vervangt het oude onderdeel e.

Vierde onderdeel

In het kader van een goede uitvoering van de subsidieregeling is van belang dat het persoonsgebonden nummer en de basisgegevens omtrent studenten zijn opgenomen in het Register onderwijsdeelnemers (ROD). Deze verplichting is reeds opgenomen in de Wet register onderwijsdeelnemers. Desondanks wordt aan deze wettelijke plicht niet altijd gevolg gegeven. Om die reden wordt opname van de genoemde gegevens in het ROD met ingang van de aanvraagperiode van november 2024 een voorwaarde voor het ontvangen van subsidie op grond van deze regeling.

Onderdeel E (Artikel 6)

Met deze wijziging wordt er een aanvraagtijdvak in 2024 aan de subsidieregeling toegevoegd. Dit aanvraagtijdvak opent op vrijdag 4 november 2024, 09:00 uur, en loopt tot en met 29 november 2024, 17:00 uur.

Onderdeel F (Artikel 7)

Met deze wijziging wordt het subsidieplafond voor het aanvraagtijdvak van 2024 vastgesteld. Aangezien er nog maar één aanvraagtijdvak per jaar is, is het verschuiven van budgetten tussen de tijdvakken niet meer nodig.

Onderdeel G (Artikel 8)

Zie de toelichting bij Artikel I, onderdeel A, vijfde onderdeel.

Onderdeel H (artikel 9)

Met deze wijziging wordt een nieuw tweede en derde lid ingevoegd in artikel 9. De bestaande leden worden vernummerd om hiervoor ruimte te maken.

Tweede lid

Met deze wijziging wordt verduidelijkt wanneer een praktijkplaats als afgerond moet worden beschouwd. Een praktijkplaats is afgerond op het moment dat de beroepspraktijkvorming, als bedoeld in artikel 7.2.8, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, is beëindigd. Het einde van de beroepspraktijkvorming is als basisgegeven, als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onder a, van het Besluit register onderwijsdeelnemers opgenomen in het Register onderwijsdeelnemers.

Derde lid

Met deze wijziging wordt het expliciet mogelijk gemaakt om aanvragen in te dienen voordat de praktijkplaats is afgerond. Een aanvraag kan daarmee ook zien op een deel van een praktijkplaats. Zie daarvoor ook de toelichting bij onderdeel C, derde onderdeel.

Onderdeel I (Artikel 14)

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voert deze regeling uit namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daartoe is bij vaststelling van deze regeling mandaat verleend aan de algemeen directeur van de RVO. Per abuis is toen niet expliciet bepaald dat de algemeen directeur van de RVO met betrekking tot deze regeling ook ondermandaat mag verlenen aan zijn medewerkers. Tevens is de functie van algemeen directeur bij de RVO komen te vervallen. Daarom wordt de mandaatbepaling bij deze regeling in zijn geheel opnieuw vastgesteld.

Onderdeel J (Artikel 15)

Op grond van de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang kan een kindercentrum een tegemoetkoming in de loonkosten van een groepshulp ontvangen. Voor een dergelijke groepshulp kan die subsidie slechts worden verstrekt, als voor diezelfde groepshulp ook subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg of de Subsidieregeling praktijkleren. Dit is bepaald in artikel 4, onderdelen a en b, van de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang.

Om te controleren of dit daadwerkelijk het geval is, moet het BSN van de groepshulp voor wie subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg of de Subsidieregeling praktijkleren (van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), vergeleken worden met het BSN van de groepshulp voor wie subsidie wordt aangevraagd op grond van de Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang. Het BSN dat dus oorspronkelijk is verwerkt om subsidie voor scholing te kunnen verstrekken, moet dan verder worden verwerkt om ook subsidie voor de loonkosten van een groepshulp te kunnen verstrekken. Het derde lid van artikel 15 is aangepast om dit mogelijk te maken.

Artikel II (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt een dag na publicatie in de Staatscourant in werking. Zie voor de achtergrond van deze inwerkingtreding hoofdstuk 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Ondertekening

Bij publicatie van de regeling in Staatscourant 2021, 49161 is per abuis de verkeerde portefeuille vermeld van de voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De juiste ondertekening zou zijn:

Den Haag, 3 december 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.D. Wiersma

Ook bij deze wijzigingsregeling is dus de Minister van SZW bevoegd voor deze subsidieregeling te tekenen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
2

Artikel 4.10, zevende lid, Comptabiliteitswet 2016.

X Noot
3

Stb. 2021, 548.

X Noot
4

Stb. 2022, 116.

Naar boven