Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 20260 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2024, 20260 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Wet verplaatsing bevolking;
Besluit:
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt na ‘opvangvoorzieningen’ ingevoegd ‘, waaronder de verplichting om aan de burgemeester informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling´.
B
Na artikel 2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
De ontheemde is verplicht om onverwijld uit eigen beweging dan wel uiterlijk binnen twee weken nadat de burgemeester daarom heeft verzocht mededeling te doen over zijn inkomsten en gezinssamenstelling. De ontheemde is tevens verplicht om in geval van verandering in inkomsten of gezinssamenstelling de burgemeester daarvan onverwijld mededeling te doen.
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘gedurende een periode van 28 dagen’ vervangen door ‘langer dan 28 dagen per kalenderjaar’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De burgemeester trekt, met ingang van de eerstvolgende maand, de verstrekkingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, geheel of ten dele in, indien de meerderjarige ontheemde of een meerderjarig gezinslid:
a. inkomsten uit arbeid in Nederland of in een ander land heeft;
b. een loondervingsuitkering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet ontvangt;
c. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan verzoeken van de burgemeester om informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling, of
d. inkomsten verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de verstrekkingen gebruik heeft gemaakt.
3. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
3. De intrekking bedraagt niet meer dan er is verstrekt.
4. De burgemeester brengt, met ingang van de eerstvolgende maand, in de opvangvoorziening waarin de ontheemden niet zelf het eigen eten verzorgen, een bedrag ter hoogte van de financiële toelage als bedoeld in artikel 10, tweede lid, geheel of gedeeltelijk in rekening indien de meerderjarige ontheemde of een meerderjarig gezinslid:
a. inkomsten uit arbeid in Nederland of in een ander land heeft;
b. een loondervingsuitkering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet ontvangt;
c. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan verzoeken van de burgemeester om informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling, of
d. inkomsten verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de verstrekkingen gebruik heeft gemaakt.
5. In geval van een gezin met meerdere meerderjarige gezinsleden wordt bij toepassing van het vierde lid een maximum gesteld van twee keer de financiële toelage als bedoeld in artikel 10, tweede lid.
6. De burgemeester kan de verstrekkingen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, terugvorderen indien deze ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verstrekt. De burgemeester vordert niet meer terug dan er is verstrekt.
D
Artikel 8 komt te luiden:
1. De burgemeester brengt, met ingang van de eerstvolgende maand, een vergoeding in de kosten van de opvang van de meerderjarige ontheemde alsmede de opvang van diens meerderjarige gezinslid in rekening, indien de meerderjarige ontheemde of een meerderjarig gezinslid:
a. inkomsten uit arbeid in Nederland of in een ander land heeft;
b. een loondervingsuitkering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet ontvangt;
c. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan verzoeken van de burgemeester om informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling, of
d. inkomsten verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de verstrekkingen gebruik heeft gemaakt.
2. De vergoeding bedraagt € 105,00 per maand per meerderjarige ontheemde en diens meerderjarige gezinslid tot een maximum van € 210,00.
E
In de artikelen 10, derde lid, en 12, vierde lid, wordt ‘€ 60,71’ vervangen door ‘€ 62,66’.
F
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘gedurende een periode van 28 dagen’ vervangen door ‘langer dan 28 dagen per kalenderjaar’.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De burgemeester trekt, met ingang van de eerstvolgende maand, de verstrekkingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, geheel of ten dele in, indien de meerderjarige ontheemde of een meerderjarig gezinslid:
a. inkomsten uit arbeid in Nederland of in een ander land heeft;
b. een loondervingsuitkering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet ontvangt;
c. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan verzoeken van de burgemeester om informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling, of
d. inkomsten verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de verstrekkingen gebruik heeft gemaakt.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De burgemeester kan de verstrekkingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, terugvorderen indien deze ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verstrekt. De burgemeester vordert niet meer terug dan er is verstrekt.
G
Artikel 14 vervalt.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 14 juni 2024
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Deze regeling tot wijziging van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (hierna: RooO) bevat een aantal aanpassingen die betrekking hebben op ontheemden die inkomsten genieten en hun gezinsleden. Dit komt ook tegemoet aan hetgeen in de Tweede Kamer is besproken op 28 februari 2024 in het kader van de behandeling van het Wetsvoorstel Opvang Ontheemden Oekraïne. Voorts strekt deze wijziging ertoe dat de burgemeester de verstrekkingen kan beperken of intrekken indien de ontheemde meer dan 28 dagen per kalenderjaar afwezig is en de bedragen voor kleding en andere persoonlijke uitgaven voor ontheemden uit Oekraïne te indexeren per 1 juli 2024. Tevens wordt een verschrijving gecorrigeerd.
De (financiële) verstrekkingen die aan ontheemden worden verstrekt zijn bedoeld voor de ontheemden die niet zelf in het levensonderhoud kunnen voorzien van henzelf en hun gezinsleden. De regeling zoals deze in 2022 is ingericht, legt de nadruk op het snel voorzien in noodvoorzieningen. De regeling kent wel een facultatieve bepaling om de verstrekkingen in te houden indien inkomsten bekend zijn, maar de gemeente is niet gehouden hieraan invulling te geven. Nu de situatie in Oekraïne nog niet in die zin is veranderd dat de regeling kan worden afgebouwd, en tevens duidelijk is dat Oekraïners er in slagen om te participeren op de arbeidsmarkt, bestaat zowel bij gemeenten als bij het parlement een sterke wens om in de regeling te verwerken dat een eigen bijdrage wordt verlangd, indien er inkomsten zijn. Indien ontheemden door inkomsten uit arbeid in hun levensonderhoud kunnen voorzien zijn de financiële verstrekkingen niet meer of niet volledig nodig en is het redelijk om de ontheemden een tegemoetkoming voor de voorzieningen die aan hen worden verstrekt in rekening te brengen. Hierdoor worden de voorzieningen voor ontheemden uit Oekraïne meer ingericht op participatie en zelfredzaamheid. Tevens worden zij hiermee meer in lijn gebracht met reguliere asielzoekers die in COA-opvang verblijven, voor welke groep ook het uitgangspunt geldt dat zij in beginsel alleen aanspraak kunnen maken op voorzieningen voor zo ver zij niet zelf in hun onderdak en levensonderhoud kunnen voorzien. Ook een vergelijking met de Participatiewet ligt voor de hand, nu ook die wet een vangnetvoorziening is, en gezien de juridische positie van de ontheemden in Nederland, is het wenselijk een vergelijkbaar systeem te hanteren als onder die wet geldt. De vergelijking van de voorzieningen op basis van de Participatiewet en deze regeling is echter minder eenvoudig te maken dan met bewoners van COA locaties, ook omdat een deel van de overheidssteun aan ontheemden in natura wordt verstrekt, waarin de systematiek van deze regeling fundamenteel verschilt van de Participatiewet, die een financiële uitkering regelt. Hoewel beide systemen hetzelfde nastreven, kunnen zij daardoor niet volledig worden vergeleken. Omdat in deze regeling in elk geval de wooncomponent van de verstrekkingen deels buiten beschouwing blijft, blijft sprake van een situatie waarin ‘werken loont’.
Tot nu toe bestond, zoals opgemerkt, al een facultatieve mogelijkheid om in het geval van inkomsten uit arbeid de verstrekkingen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, RooO in te trekken. Gezien het belang van rechtsgelijkheid is het wenselijk om hiervan een imperatieve bepaling te maken. Het intrekken is daarmee niet langer een kwestie van beleidsvrijheid die per gemeente al dan niet wordt toegepast, maar een landelijk geldende norm om verschillen tussen gemeenten te beperken. Daarnaast is het wenselijk om in het geval dat meerderjarige ontheemden inkomsten uit arbeid genieten een bedrag in rekening te brengen voor een tegemoetkoming in de kosten van zijn opvang alsmede de opvang van diens meerderjarige gezinslid. Ditzelfde geldt voor het in rekening brengen van de financiële toelage ten behoeve van voedsel in opvangvoorzieningen waar ontheemden niet zelf het eten verzorgen. Ook voor die laatste twee toevoegingen in onderhavige wijziging geldt dat sprake is van een imperatieve bepaling. Concreet betekent dit dat een eigen bijdrage zal worden gevraagd als tegemoetkoming voor de kosten van de opvang. Dit betreft een tegemoetkoming in de voorzieningen die op de locatie worden aangeboden, dat wil zeggen nutsvoorzieningen zoals gas water en licht, maar ook gemeentelijke heffingen voor zo ver van toepassing. Deze bijdrage bedraagt 105,- euro per meerderjarige ontheemde met inkomsten (en diens meerderjarige gezinslid) per maand tot een maximum van 210,- per gezin. Dit bedrag is gebaseerd op de geraamde kosten uit het ‘Kostprijsonderzoek opvang ontheemden’ van eind 2023. Daarnaast zal een extra bijdrage verplicht worden gesteld voor ontheemden die inkomsten genieten en geen eetgeld ontvangen maar catering op locatie. Deze bijdrage wordt het bedrag dat anders aan eetgeld zou zijn uitgekeerd, namelijk 242,48 euro per meerderjarige per maand ingeval sprake is van een eenpersoonshuishouden of een huishouden bestaande uit twee meerderjarige gezinsleden. Ook hiervoor geldt een maximum van tweemaal het bedrag neergelegd in artikel 10, tweede lid, per gezin.
Enerzijds is het uitgangspunt dat ontheemden maximaal bijdragen in de kosten van hun levensonderhoud en onderdak, anderzijds is het van belang dat de regeling zo uniform mogelijk kan worden uitgevoerd door gemeenten. Daarom is gekozen voor een eenvoudig en uitlegbaar model dat in eerste instantie de nadruk legt op de eigen bijdragen voor een tegemoetkoming in de kosten van de opvang en het eetgeld. Enige uitvoeringsverschillen tussen gemeenten zullen wel aan de orde kunnen zijn, doordat gemeenten gedeeltelijk ruimte houden voor hun eigen aanpak. Dit is een logisch gevolg van het beleggen van de opvang van de ontheemden bij de gemeenten. Een zekere mate van autonomie in de uitvoering past daarbij. Het centraal beleggen van de inhoudingen is geen reële optie, omdat de ontheemden worden opgevangen door de gemeenten en het gemeenten zijn die de verstrekkingen verschaffen aan de ontheemden. Daarmee spreekt ook voor zich dat gemeenten de partij zijn die de inhoudingen op de verstrekkingen uitvoeren.
Onderdeel van deze regeling is een verplichting voor de ontheemde om inkomsten te melden bij de burgemeester (vergelijk artikel 10, eerste lid, onder c, en artikel 20, eerste lid, Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005). Deze verplichting is van cruciaal belang, aangezien op dit moment niet uit hoofde van andere systemen zichtbaar is voor gemeenten dat inkomsten worden genoten. Dit zal veranderen met de komst van de Tijdelijke Wet opvang ontheemden Oekraïne (hierna: Tijdelijke Wet). Deze wet zal in artikel 7 gaan regelen dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) het college van burgemeester en wethouders gegevens verstrekt die op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen verwerkt worden in de polisadministratie (de Gemeenschappelijke elektronische Voorziening Suwi (GeVS, hierna: Suwinet). Dit voor zover dat noodzakelijk is ter uitvoering van de taak van het college ten aanzien van ontheemden1. Echter ook na invoering van de Tijdelijke Wet is het van belang dat de ontheemde desgevraagd inzicht geeft in zijn inkomen. Vanwege het belang van deze medewerkingsplicht is ook redelijk op te nemen dat indien de ontheemde niet meewerkt aan deze verplichting, de verstrekkingen kunnen worden stopgezet, en een eigen bijdrage kan worden gevorderd. Uiteraard beschikt de burgemeester ook over de mogelijkheid en zelfs de plicht hiervan af te wijken en de hardheidsclausule toe te passen als de ontheemde of diens gezin door de eigen bijdrage onevenredig worden geschaad. Het vaststellen van onevenredige schade valt binnen de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester (en onder de Tijdelijke Wet: het college van B&W). Getoetst dient te worden aan artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Uitgangspunten van deze regeling zijn dus het in evenwicht brengen van de verstrekkingen aan ontheemden om in hun elementaire levensbehoeften te kunnen voorzien, met de inkomsten die zij genieten uit arbeid. Tegelijk moet deze regeling niet onuitvoerbaar zijn voor gemeenten. Daarbij is in het bijzonder van belang dat de gemeente op dit moment geen inzage heeft in Suwinet. Dit zal zoals gezegd veranderen met de inwerkingtreding van de Tijdelijke Wet. Om die reden wordt gewerkt met forfaitaire bedragen. Ook is om redenen van uitvoerbaarheid niet gewerkt met een vrijstellingsvoet, zoals in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, van de Participatiewet wel is opgenomen. Daar staat tegenover dat de wooncomponent – in elk geval op dit moment niet of niet ten volle wordt betrokken in de eigen bijdrage.
De eigen bijdrage vormt in beginsel in de huidige vorm geen vergoeding voor de opvanglocatie. Dit is enerzijds omdat de locaties sterk verschillen, en soms ook zijn ondergebracht in panden en locaties die niet de bestemming wonen hebben. Daarnaast kan niet uitgesloten worden dat onder bepaalde omstandigheden, een vergoeding voor een plaats waar men de facto woont, ook een aantal elementen van huurbescherming zou kunnen meebrengen. Dit verhoudt zich mogelijk minder goed met het flexibele karakter die opvanglocaties moeten houden. Waar dat mogelijk is, zal wel worden onderzocht of ook daadwerkelijk huur kan worden gevraagd, in het bijzonder waar sprake is van feitelijke bewoning van een (flex)woning.
Gelijktijdig met deze regeling treed een wijzigingsregeling van de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne in werking die er toe strekt dat zowel de hoogte van het voorschot als de uiteindelijke hoogte van de specifieke uitkering bij afrekening wordt gecorrigeerd met de eigen bijdragen die de gemeente van ontheemden ontvangt. Gemeenten worden geacht dit na inwerkingtreding van onderhavige wijziging te implementeren binnen een zo kort mogelijke periode. Niet alle gemeenten zullen gelijk in staat zijn om deze wijzigingen door te voeren. Het Rijk zal in die gevallen samen met de gemeente bezien hoe zij daarin zo veel mogelijk kan ondersteunen.
Naast het invoeren van een eigen bijdrage en het verplicht intrekken van leefgeld bij inkomsten voorziet deze wijziging in een mogelijkheid voor de burgemeester om bij een afwezigheid van langer dan 28 dagen per kalenderjaar de verstrekkingen te beperken of in te trekken. In de huidige bepaling van artikel 7, eerste lid onder b, en 13, eerste lid onder b, RooO is reeds de bevoegdheid voor de burgemeester opgenomen om de verstrekkingen in te trekken of te beperken bij afwezigheid in de (particuliere) opvang van een periode van 28 dagen. Deze wijziging heeft dus enkel betrekking op de periode van afwezigheid in de (particuliere) opvang, namelijk 28 dagen per kalenderjaar, waarna de burgemeester de verstrekkingen kan beperken of intrekken. In de verdere toepassing van artikel 7, eerste lid onder b, en 13, eerste lid onder b, RooO wordt niets gewijzigd. Dat betekent dat het een kan-bepaling blijft en gemeenten dus beleidsvrijheid behouden bij de invulling aan deze bepaling. Desalniettemin krijgen gemeenten hiermee wel meer ruimte om op te treden indien dat gewenst is, bijvoorbeeld als een gemeente vaststelt dat een ontheemde meerdere perioden afwezig is en daarmee de 28 dagen per kalenderjaar overschrijdt. Daarnaast sluit dit, nog meer dan eerst, aan bij de Participatiewet waar een bijstandsgerechtigde maximaal 28 dagen per kalenderjaar in het buitenland kan zijn zonder de uitkering te verliezen. Om gemeenten handelingsperspectief te bieden worden FAQ’s voorbereid. In deze FAQ’s zal de nadruk liggen op de definitie tijdelijk vertrek en de vraag hoe gemeenten kunnen handhaven in verschillende situaties.
De indexatie van het leefgeld volgt de berekeningen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Uit de berekeningen van het Nibud volgt dat het normbedrag kleding en andere persoonlijke uitgaven naar boven moet worden bijgesteld. Dit is door het COA vastgelegd in het Subsidiebesluit 2024 en reeds verwerkt in het uitbetalingssysteem. Voor de ontheemden uit Oekraïne in Nederland hanteren we het beleid om de financiële verstrekkingen zoveel mogelijk gelijk te trekken met de systematiek van het COA, maar vindt de indexering decentraal plaats. De gemeenten dienen hun softwareleveranciers de opdracht te geven om de nodige aanpassingen te doen in de systemen. Aangezien bij ontheemden uit Oekraïne sprake is van maandbedragen in plaats van weekgeld (dat bij COA van toepassing is) worden de bedragen net als bij voorgaande versies van de RooO met een factor 4,33 omgerekend van de weekbedragen naar maandbedragen.
De uitvoeringskosten die met het organiseren en innen van de eigen bijdrage gepaard gaan zullen aan gemeenten worden vergoed. Het vergoeden van uitvoeringskosten is reeds in de Bekostigingsregeling opvang ontheemden Oekraïne (BooO) geregeld via de normbedragen GOO en POO. Indien de normbedragen niet voldoende dekking bieden, kan de gemeente een beroep doen op de uitzonderingsbepaling in de BooO op basis waarvan de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed.
Het valt moeilijk exact vast te stellen hoe hoog de uitvoeringskosten per gemeente zullen zijn, aangezien niet elke gemeente zich op dezelfde manier heeft georganiseerd. Wel heeft de VNG middels een uitvoeringstoets onder andere onderzocht welke uitvoeringslasten gemeenten verwachten bij het innen van een eigen bijdrage. De gesproken gemeenten hebben aangegeven dat ze een eigen bijdrage vanuit het oogpunt van uitlegbaarheid wenselijk vinden, maar dat het tot complexiteit in de uitvoering zal gaan leiden. Voor het innen van een eigen bijdrage zal veel moeten worden opgetuigd, wat tijd kost voor het uitdenken en het organisatorisch inrichten hiervan, de systemen zullen hierop moeten worden ingericht en er zal structureel extra uitvoeringscapaciteit nodig zijn om hier uitvoering aan te geven. Deze extra capaciteit zal mogelijk geworven moeten worden. Wanneer een ontheemde de bijdrage niet betaalt zal de gemeente hierdoor een civiele procedure moeten opstarten om het geld te ontvangen.
Het plan is om via het kostenonderzoek van eind 2024 een schatting van de gemaakte uitvoeringskosten te maken. De uitvoeringskosten kunnen vervolgens worden meegenomen in het GOO-normbedrag vanaf 1 januari 2025.
In 2024 wordt vanuit de eigen bijdragen maximaal 22 miljoen euro aan opbrengsten voor de staatskas verwacht en in 2025 61 miljoen euro.
Wat betreft de verplichting leefgeld in te trekken, het volgende. Aangezien volgens de uitvoeringstoets veruit de meeste gemeenten al leefgeld inhouden wanneer sprake is van inkomsten, is de verwachting dat hieruit minimale extra uitvoeringskosten voortvloeien.
In het tweede lid, onderdeel a, wordt opgenomen dat de burgemeester de ontheemde dient te informeren over de verplichting die aan de ontheemde wordt opgelegd (middels de onderhavige toevoeging van artikel 2a) om informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling. Onder inkomsten wordt verstaan inkomsten uit arbeid, maar ook een loondervingsuitkering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
In dit artikel wordt geëxpliciteerd dat de ontheemde verplicht is om aan de burgemeester, uit eigen beweging dan wel op verzoek, informatie te verstrekken over zijn inkomsten en gezinssamenstelling. Overigens was in de artikelsgewijze toelichting op artikel 7 (Stcrt. 2022, 9469) al opgenomen dat de ontheemde moet melden dat hij inkomsten heeft. Dit wordt nu ook in de regeling duidelijk(er) tot uitdrukking gebracht.
In dit artikel is bepaald dat de burgemeester beleidsvrijheid heeft om toepassing van de bevoegdheden zoals neergelegd in artikel 7, tweede lid en vierde lid, artikel 8 en artikel 13, tweede lid, achterwege te laten indien toepassing zou leiden tot onevenredige schade bij de ontheemde en/of zijn gezinsleden. Deze bevoegdheid is opgenomen om de burgemeester ruimte te geven flexibel te zijn ter voorkoming van eventuele schrijnende situaties. Toepassing van de bevoegdheden uit bovengenoemde bepalingen blijft in ieder geval achterwege indien het inkomen lager is dan de in te trekken verstrekkingen. Ditzelfde geldt voor het in rekening brengen van de financiële toelage indien de ontheemde op een opvangplek verblijft waar catering aanwezig is en de te vorderen vergoeding uit artikel 8. Als uit informatie van de ontheemde of een meerderjarig gezinslid dan wel andere informatie blijkt dat de ontheemde of zijn gezinsleden onevenredig worden geschaad, dient de burgemeester intrekking achterwege te laten. Dit is pas het geval indien blijkt dat de ontheemde dan wel de gezinsleden, ondanks arbeidsinkomen, niet redelijkerwijs in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De burgemeester dient hierbij te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel zoals bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze bepaling is opgenomen met het oog op de verplichting uit artikel 13, tweede lid, van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming2, waarin is bepaald dat moet worden gezorgd voor de nodige hulp inzake sociale bijstand en levensonderhoud indien de begunstigden van tijdelijke bescherming zelf over onvoldoende middelen beschikken. In algemene zin wordt aangenomen dat werkende ontheemden zelf in staat zijn in het levensonderhoud te voorzien, maar er kunnen zich uitzonderingen voordoen waarin dat niet het geval is bij een laag (arbeids)inkomen.
Indien de ontheemde langer dan 28 dagen per kalenderjaar afwezig is in de opvang, bestaat de mogelijkheid voor de burgemeester om de verstrekkingen te beperken of in te trekken. Het recht op opvang blijft onverminderd: als ontheemden die onder de RTB vallen zich na diens afwezigheid opnieuw bij een gemeente melden hebben ze, conform het geldende juridische kader, nog altijd recht op verstrekkingen. Ontheemden ontvangen echter geen verstrekkingen meer tijdens hun afwezigheid, wanneer ze bij elkaar opgeteld langer dan 28 dagen per kalenderjaar zijn weggeweest. Daarmee wordt het risico, dat een ontheemde meer dan één keer per jaar tijdelijk vertrekt voor een aaneengesloten periode van maximaal 28 dagen zonder dat de verstrekkingen worden beëindigd, zoals dit onderkend werd bij de invoering van deze bepaling per 1 december 2022, ondervangen. Het wordt aan de gemeenten overgelaten om te registreren op welke dagen de ontheemde afwezig is van de opvanglocatie en om vervolgens al dan niet gedurende deze dagen verstrekkingen aan de ontheemde te onthouden, indien deze langer dan 28 dagen per kalenderjaar afwezig is geweest. Een ontheemde krijgt weer recht op verstrekkingen wanneer deze zich opnieuw meldt.
In het tweede lid wordt bepaald dat de burgemeester de financiële verstrekkingen dient in te trekken als er sprake is van inkomen uit arbeid. Dit is niet langer een kanbepaling, maar een imperatieve bepaling. Met inkomen in de zin van deze regeling wordt niet alleen inkomen uit loon bedoeld, maar ook winst uit onderneming (inclusief zelfstandig uitgeoefende beroepen), een loondervingsuitkering of een toeslag op grond van de Toeslagenwet. De theoretische situatie dat er door deze groep andersoortig inkomen (uit vermogen) wordt genoten, is (thans) niet verdisconteerd. De verwachting is dat hierdoor voor deze groep niet of minimale inkomsten buiten bereik van de regeling blijven, die niet opwegen tegen eventuele vragen die kunnen rijzen ten aanzien van de appreciatie van die inkomsten.
Verder worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd aan het tweede lid van artikel 7. Het nieuwe onderdeel c bepaalt dat de burgemeester de financiële verstrekkingen intrekt of beperkt indien een ontheemde niet voldoet aan verzoeken van de burgemeester om informatie te verstrekken over diens inkomsten uit arbeid en/of gezinssamenstelling. De ontheemde heeft op grond van artikel 2a een inlichtingenplicht, dat wil zeggen dat de ontheemde verplicht is deze informatie te verstrekken. Het niet verstrekken van de inlichtingen binnen het tijdvak van twee weken, heeft tot gevolg dat de gemeente kan overgaan tot het intrekken of beperken van de verstrekkingen. De wijziging van de verstrekkingen treedt in met ingang van de daaropvolgende peildatum. Op grond van het nieuwe onderdeel d trekt de burgemeester de financiële verstrekkingen in of beperkt het deze indien de ontheemde inkomsten uit arbeid verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de verstrekkingen gebruik heeft gemaakt. De formulering van de onderdelen c en d sluit aan bij artikel 10, eerste lid, onder c en f, juncto artikel 9, eerste lid, Rva 2005. Het is aan de burgemeester om de wijze te kiezen waarop het de verzoeken kenbaar maakt. Daarbij spreekt voor zich dat dit op een wijze gebeurd die de ontheemde begrijpt. De burgemeester zal ook moeten registreren op welke wijze hij deze verzoeken heeft gedaan, omdat dat eventueel in latere procedures moet kunnen worden onderbouwd. De informatieverzoeken moeten geïndividualiseerd zijn. Een verwijzing naar algemene regels waarin in algemene zin naar een meldingsplicht wordt verwezen, is niet voldoende. De gevolgen van het niet verstrekken van informatie, heeft niet het karakter van een sanctie, maar is een vorm van rechtsherstel. Indien de gemeente wel kennis heeft van de inkomsten, blijft een niet melden zonder gevolgen. De gemeente kan de verstrekkingen dan beperken op basis van de beschikbare informatie. Indien de Tijdelijke Wet ontheemden in werking treed, kan de gemeente ook informatie uit Suwinet betrekken, en op die wijze informatie vergaren.
Het derde lid van artikel 7 regelt dat de intrekking als bedoeld in het tweede lid niet meer bedraagt dan aan de ontheemde is verstrekt. Hiermee wordt voorkomen dat de intrekking niet meer kan bedragen dan de economische waarde van de aan de ontheemde verstrekte verstrekkingen.
In artikel 7, vierde lid, wordt het mogelijk gemaakt om de door de ontheemde te ontvangen financiële toelage ten behoeve van voedsel, bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van deze regeling geheel in rekening te brengen indien de ontheemde of een meerderjarig gezinslid inkomsten ontvangt. Dit is alleen van toepassing voor opvangplekken waar geen gelegenheid is om zelf het eigen eten te verzorgen en catering aanwezig is. In het vijfde lid wordt aangesloten bij de onderdelen uit het tweede lid wat betreft inkomsten. Voor de hoogte van de financiële toelage wordt aansluiting gezocht bij het bedrag zoals bepaald in artikel 10, tweede lid, van de RooO.
Om onevenredige hoge bedragen te voorkomen en daarmee onredelijk hoge lasten voor gezinnen wordt een maximum gesteld van twee keer de financiële toelage per gezin indien het gezin bestaat uit meerdere meerderjarige gezinsleden.
In het zesde lid van artikel 7 is de bepaling uit artikel 8, zoals deze luidde alvorens onderhavige wijziging van de RooO is ingevoerd, verdisconteerd.
In artikel 8, eerste lid, wordt mogelijk gemaakt om de ontheemde die inkomsten uit arbeid verdient een eigen bijdrage in rekening te brengen. Dit bedrag is een tegemoetkoming voor de verstrekte voorzieningen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, meer in het bijzonder een tegemoetkoming voor de gemaakte kosten voor nutsvoorzieningen.
In het tweede lid wordt bepaald dat de vergoeding die de ontheemde is verschuldigd € 105,– per maand per meerderjarige ontheemde betreft. Voor vaststelling van het bedrag is geput uit de meest adequate en recent beschikbare informatie over de daadwerkelijke kosten voor nutsvoorzieningen voor de opvang, te weten het ‘Kostprijsonderzoek opvang ontheemden Oekraïne’ van einde 2023. Op basis van dit onderzoek zijn de geraamde kosten voor nutsvoorzieningen € 105,– per maand per opvangplek. Dit bedrag wordt overgenomen als passend bedrag voor een eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage van € 105,– per maand is per meerderjarig gezinslid van een meerderjarige ontheemde met inkomen. Het bedrag dat wordt gehanteerd is forfaitair en gebaseerd op een uniforme schatting3, en is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de daadwerkelijke individuele kosten voor nutsvoorzieningen. Een andere uitwerking zou de uitvoering door gemeenten veel complexer maken, ook zouden moeilijk te rechtvaardigen verschillen tussen ontheemden ontstaan, volgend uit de aard van de opvanglocaties. Anders dan andere ingezetenen, hebben ontheemden in de gemeentelijke opvang in het geheel geen keuze uit woonruimte, en in de meeste gevallen ook maar beperkt invloed op het verbruik omdat voorzieningen worden gedeeld.
Bij een gezin met meerdere meerderjarige gezinsleden wordt een maximum van twee keer € 105,– in rekening gebracht. Hiermee wordt voorkomen dat de kosten voor ontheemden onredelijk hoog zijn, vooral in het geval dat niet iedere meerderjarige ontheemde in het gezin inkomsten heeft.
In artikel 10 en artikel 12 is de hoogte van de bedragen van de verstrekkingen voor kleding en andere persoonlijke uitgaven bijgesteld conform de normbedragen van het Nibud.
De aanpassing in artikel 13, eerste lid onder b heeft eenzelfde strekking en achtergrond als de aanpassing in artikel 7, eerste lid onder b van de regeling.
De aanpassingen in artikel 13, tweede en derde lid hebben eenzelfde strekking en achtergrond als de aanpassingen in artikel 7 van de regeling. Ook de vergoeding aan ontheemden in de particuliere opvangvoorziening kan worden bijgesteld, indien er daadwerkelijke inkomsten zijn, hetgeen wordt geregeld met de aanpassing van artikel 13.
Voor de goede orde wordt herhaald dat met het Belastingplan 2023 wettelijk is geregeld dat gasthuishoudens geen nadelige effecten op hun toeslag ondervinden als zij ontheemde Oekraïners opvangen die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen. Deze maatregel heeft de vorm van een uitzondering op het toeslagpartnerbegrip (en voor de huurtoeslag op het medebewonerschap). De ontheemde Oekraïner wordt dus geen toeslagpartner van het gastgezin. Dit betekent ook dat eventueel inkomen van de ontheemde Oekraïner niet meetelt voor het gezinsinkomen. Er is daardoor ook geen effect op de hoogte van de toeslagen van het gasthuishouden.
Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-20260.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.