Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 juni 2024, nr. IENW/BSK-2024/174945, tot wijziging van de Regeling taken Dienst Wegverkeer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/738 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg en enkele wijzigingen in verband met de uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381 van de Commissie van 29 september 2023 in relatie tot het ERRU-register

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 4b, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling taken Dienst Wegverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het onderdeel uitvoeringsverordening 2015/504 door een puntkomma, toegevoegd:

verordening (EU) 2018/858:

Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151);

richtlijn 2006/1/EG:

Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PbEU 2006, L 33);

uitvoeringsverordening 2016/480:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480 van de Commissie van 1 april 2016 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1213/2010 (PbEU 2016, L 87).

B

Artikel 2, onderdeel v, komt te luiden:

  • v. het ter uitvoering van artikel 18 van verordening 1071/2009/EG, uitvoeringsverordening 2016/480 en artikel 3 bis van richtlijn 2006/1/EG in de hoedanigheid van nationaal contactpunt nauw samenwerken met andere lidstaten, bieden van snelle wederzijdse bijstand en uitwisselen van:

    • 1°. de gegevens, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening 1071/2009/EG;

    • 2°. de gegevens ter uitvoering van de functies, bedoeld in bijlage II van uitvoeringsverordening 2016/480;

    • 3°. het registratienummer van een gehuurd voertuig, bedoeld in artikel 3 bis, eerste lid, van richtlijn 2006/1/EG.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen deel

De wijziging van de Regeling taken Dienst Wegverkeer (hierna: de regeling) heeft een tweeledig doel. Allereerst is de regeling gewijzigd in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/738.1 Daarnaast zijn enkele wijzigingen in de regeling aangebracht vanwege de uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381.2 Aan het slot van deze toelichting (nr. 6) is wat betreft de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/738 een transponeringstabel opgenomen.

1. Hoofdlijnen van de regeling

a. Implementatie Richtlijn (EU) 2022/738
Doel van de richtlijn

Richtlijn (EU) 2022/738 strekt tot wijziging van Richtlijn 2006/1/EG3 over gebruik van voertuigen die worden gehuurd zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg. Het doel van de richtlijn is om het gebruik van gehuurde voertuigen in het goederenvervoer over de weg te stimuleren. Het gebruik van gehuurde voertuigen kan de kosten verlagen van ondernemingen die goederen voor eigen rekening of voor rekening van derden vervoeren, en kan tegelijkertijd hun operationele flexibiliteit verhogen. Aangezien gehuurde voertuigen doorgaans nieuwer zijn dan het gemiddelde wagenpark, kan het gebruik van gehuurde voertuigen bovendien veiliger en minder vervuilend zijn.4

De oude Richtlijn 2006/1/EG zorgde er echter in de praktijk voor dat de voordelen van het gebruik van gehuurde voertuigen niet optimaal konden worden benut. Er waren voor lidstaten te veel mogelijkheden om het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder te beperken. Lidstaten hoefden het gebruik van gehuurde voertuigen niet op hun grondgebied toe te staan als deze voertuigen waren ingeschreven of in het verkeer waren gebracht overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de onderneming die het voertuig huurt, was gevestigd.

Door Richtlijn (EU) 2022/738 is het eenvoudiger voor ondernemingen in het goederenvervoer over de weg om voertuigen te huren. Zo moeten lidstaten het gebruik toestaan op hun grondgebied van voertuigen die zijn gehuurd door een onderneming die gevestigd is op het grondgebied van een andere lidstaat. Ook moeten lidstaten toestaan dat ondernemingen die in hun eigen lidstaat zijn gevestigd, gebruik maken van gehuurde voertuigen die overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht. Lidstaten mogen wel de beperkingen opleggen aan het gebruik van gehuurde voertuigen, overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2006/1/EG. Het staat lidstaten verder vrij om minder beperkende voorwaarden op te leggen dan de beperkingen van de artikelen 2 en 3 van die Richtlijn.

Nederlandse beleid in relatie tot gehuurde voertuigen

Het Nederlandse beleid in relatie tot gehuurde voertuigen is dat er geen restricties gelden voor het huren van deze voertuigen. Daarom wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om beperkingen op te leggen aan de huur van voertuigen op basis van de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2006/1/EG. Dit is een voortzetting van het huidige beleid vóórafgaand aan de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2022/738. Aanvankelijk bestond om die reden ook het beeld dat er geen wijziging nodig was van wet- of regelgeving ter implementatie van deze richtlijn.

Infractieprocedure

Op 20 december 2023 heeft de Europese Commissie de Nederlandse regering laten weten een infractieprocedure op te starten, omdat de Commissie van mening was dat Nederland zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2022/738 niet was nagekomen. Volgens de Europese Commissie heeft Nederland niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om aan Richtlijn (EU) 2022/738 te voldoen. Daarnaast is, volgens de Commissie, niet op voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze aangegeven door welke nationale maatregelen de verschillende bij de richtlijn opgelegde verplichtingen zijn omgezet. Daartoe is nu een transponeringstabel aan deze toelichting toegevoegd.

Aanwijzing Dienst Wegverkeer als nationaal contactpunt

Naar aanleiding van deze procedure is geconcludeerd dat Nederland bij nader inzien in ieder geval op basis van artikel 3 bis, tweede lid, van Richtlijn 2006/1/EG een nationaal contactpunt had moeten aanwijzen voor de uitwisseling van informatie met andere lidstaten. De Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) wordt nu aangewezen als nationaal contactpunt. De aanwijzing van de RDW ligt voor de hand, aangezien de uitwisseling van gegevens op basis van Richtlijn 2006/1/EG plaatsvindt via de European Registers of Road Transport Undertakings (hierna: ERRU-register). Dit register is opgezet overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) 1071/20095 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/4806. De RDW is op basis van artikel 2, onderdeel v, reeds aangewezen als nationaal contactpunt voor het delen van informatie via het ERRU-register.

Door de aanwijzing van de RDW als nationaal contactpunt meent Nederland dat alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn genomen om aan de verplichtingen van Richtlijn (EU) 2022/738 te voldoen. Daarnaast is door de transponeringstabel aan het slot van deze toelichting ook voldaan aan de verplichting om op een voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze aan te geven door welke nationale maatregelen de verschillende bij de richtlijn opgelegde verplichtingen zijn omgezet. Om die reden meent Nederland te voldoen aan de verplichtingen van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2022/738.

b. Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381 (ERRU 3.0)

Nederland is op grond van artikel 16 van Verordening (EU) 1071/2009 verplicht een elektronisch systeem te hebben dat onder meer nationale overtredingen van goederenvervoerondernemingen verzamelt en classificeert op zwaarte. Het betreft het hierboven reeds genoemde ERRU-register. ERRU is onder meer bedoeld om ervoor te zorgen dat lidstaten van de Europese Unie data rond overtredingen van beroepsvervoerders met elkaar kunnen delen. Zo wordt een gelijk speelveld binnen de EU ontwikkeld als het gaat om overtredingen die begaan worden door beroepsvervoersondernemingen in het internationaal personen- en goederenvervoer en de sanctionering daarvan. De RDW is het nationaal contactpunt voor de uitwisseling van gegevens via het ERRU-register.

Op 24 oktober 2023 is de Europese Uitvoeringsverordening (EU) 2023/23817 voor het zogenoemde ERRU 3.0 in werking getreden. Deze verordening bouwt voort op het reeds bestaande ERRU 2.0-systeem en maakt het mogelijk om bijkomende informatie tussen lidstaten te delen. Nieuw is onder meer dat de risicoclassificatie van vervoersondernemingen die wordt vastgesteld op basis van artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG8 en artikel 12 van Verordening (EG) 1071/2009, dient te worden gedeeld via het ERRU-systeem (Bijlage II, punt 1.3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480).

Omdat er ten gevolge van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381 meer gegevens dienen te worden gedeeld via ERRU dan voorheen het geval was, is artikel 2, onderdeel v, van de regeling gewijzigd. Er is voor gekozen om in het onderdeel voortaan specifiek te verwijzen naar de relevante bepalingen uit Verordening (EG) 1071/2009 en Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381, waarin staat vermeld welke gegevens dienen te worden gedeeld via ERRU. Op die manier is de verwachting dat het onderdeel bij eventuele latere uitbreidingen van ERRU minder vaak dient te worden gewijzigd.

2. Uitvoering

Het registreren van gehuurde voertuigen in nationale registers wordt door de NIWO (Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie) uitgevoerd. Voor wat betreft het delen van de gegevens die het ERRU-register bevat, dient de Europese Commissie uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de minimumvereisten van de gegevens die in de nationale registers opgenomen moeten worden en de functionaliteiten die nodig zijn voor wegcontroles (artikel 3 bis, achtste lid, van Richtlijn 2006/1/EG). Die uitvoeringshandelingen zijn op dit moment nog niet vastgesteld. Richtlijn (EU) 2022/738 kent daarmee de bijzonderheid dat de implementatietermijn eerder in de tijd ligt dan dat de uitvoeringshandeling beschikbaar is die specificeert op welke manier gegevens over gehuurde voertuigen via ERRU verstuurd moeten worden. Daardoor wacht de RDW nog op de invulling van de precieze taak. De impact is naar verwachting klein, maar zal zoals gebruikelijk via een uitvoeringstoets worden uitgevraagd. Dit verzoek tot een uitvoeringstoets zal de RDW, zoals gebruikelijk, na vaststelling van de uitvoeringsverordening ontvangen.

3. Financiële gevolgen

Met de RDW is afgesproken dat zij een uitvoeringstoets opstelt zodra de Europese Commissie de uitvoeringshandelingen publiceert, om zo de gevolgen voor de interne processen in kaart te brengen. Hieruit volgt ook een financiële analyse.

4. Advies en consultatie

Internetconsultatie

Er is besloten om deze regeling niet in internetconsultatie te brengen. Volgens de najaarsrapportage regeldruk van 17 november 20169 is internetconsultatie optioneel bij implementatie van EU-regelgeving. Daarnaast zou internetconsultatie niet in betekenende mate kunnen leiden tot aanpassing van het voorstel.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wijkt deze regeling af van de systematiek van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Er wordt echter gebruikgemaakt van de mogelijkheid in de Aanwijzingen voor de regelgeving (hierna: Ar) om van deze systematiek af te wijken in verband met de implementatie van bindende EU-rechtshandelingen (Ar 4.17, vijfde lid, onderdeel d).

6. Transponeringstabel

Bepaling in Richtlijn (EU) 2022/738

Bepaling in Richtlijn 2006/1/EG

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling

Omschrijving Beleidsruimte

Bijzonderheden

Artikel 1, onderdeel 1

Artikel 2

Nederland maakt geen gebruik van de mogelijkheid om beperkingen op te leggen aan het gebruik van gehuurde voertuigen in de zin van Richtlijn 2006/1/EG

Lidstaten mogen minder beperkende voorwaarden opleggen aan gehuurde voertuigen dan de voorwaarden genoemd in artikel 2 van Richtlijn 2006/1/EG

Reeds geïmplementeerd door middel van bestaand recht

Artikel 1, onderdeel 2

Artikel 3

Nederland maakt geen gebruik van de mogelijkheid om beperkingen op te leggen aan het gebruik van gehuurde voertuigen in de zin van Richtlijn 2006/1/EG

Lidstaten mogen minder beperkende voorwaarden opleggen aan gehuurde voertuigen dan de voorwaarden genoemd in artikel 2 van Richtlijn 2006/1/EG

Reeds geïmplementeerd door middel van bestaand recht

Artikel 1, onderdeel 3

Artikel 3 bis

Artikel 2, onderdeel v, Regeling taken Dienst Wegverkeer

   

Artikel 1, onderdeel 4

Artikel 5 bis

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

 

Bepaling richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 1, onderdeel 4

Artikel 5 ter

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

 

Bepaling richt zich tot de Europese Commissie

Artikel 2

 

Bepaling behoeft geen regelgeving

 

Bepaling richt zich tot de lidstaten

Artikel 3

 

Bepaling behoeft geen regelgeving

 

Inwerkingtredingsbepaling

Artikel 4

 

Bepaling behoeft geen regelgeving

 

Bepaling richt zich tot de lidstaten

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1 van de regeling)

Aan artikel 1 van de regeling is een aantal begripsbepalingen toegevoegd. Het betreft allereerst de toevoeging van de Richtlijn 2006/1/EG en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480. Tevens is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de begripsbepaling toe te voegen van Verordening (EU) 2018/85810; deze ontbrak per abuis.

Artikel I, onderdeel B (artikel 2, onderdeel v, van de regeling)

Artikel 2, onderdeel v, van de regeling is gewijzigd ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/738 en ter uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381. Allereerst is een expliciete verwijzing opgenomen naar artikel 16 van Verordening (EG) 1071/2009 en Bijlage II van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480, aangezien in die bepalingen staat vermeld welke gegevens dienen te worden gedeeld via het ERRU-register. Vervolgens is een verwijzing opgenomen naar artikel 3 bis van Richtlijn 2006/1/EG, waarin staat dat lidstaten de registratienummers van gehuurde voertuigen die worden gebruikt door ondernemingen die goederenvervoer voor derden verrichten, dienen te registeren en uit te wisselen via ERRU. Ten slotte is geëxpliciteerd dat de taak van nationaal contactpunt tevens inhoudt dat er nauwe samenwerking plaatsvindt met andere lidstaten en dat tevens snelle wederzijdse bijstand wordt verleend.

Artikel II

Voor een toelichting bij dit artikel wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2022/738 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 tot wijziging van Richtlijn 2006/1/EG betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PbEU 2022, L 137).

X Noot
2

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381 van de Commissie van 29 september 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen (PbEU L 2023/2381).

X Noot
3

Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PbEU 2006, L 33).

X Noot
4

Overwegingen 2 en 3 bij Richtlijn (EU) 2022/738.

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEG 2009, L 300).

X Noot
6

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480 van de Commissie van 1 april 2016 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1213/2010 (PbEU 2016, L 87).

X Noot
7

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2381 van de Commissie van 29 september 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/480 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen (PbEU L 2023/2381).

X Noot
8

Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PbEG 2006, L 102).

X Noot
9

Kamerstukken II 2016/17, 29 515, nr. 397

X Noot
10

Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (BpEU 2016, L 151).

Naar boven