Beleidsregel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 juni 2024, kenmerk 3835955-1066250-MEVA, tot wijziging van de Regeling zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten in verband met het opnieuw openstellen van het loket, het verhogen van de eenmalige financiële ondersteuning, het wijzigen van de voorwaarden en enkele technische wijzigingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel eerste golf vervalt.

2. In het onderdeel financiële ondersteuning wordt ‘€ 15.000’ vervangen door ‘€ 24.010’.

3. Het onderdeel Minister komt te luiden:

Minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

4. Na het onderdeel SBI-code wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

tijdvak:

de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020;

B

Artikel 1.4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e, vervalt ‘of’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door ‘; of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid.

C

In artikel 2.1, eerste lid, onder a tot en met c, en tweede lid, en artikel 2.3, vierde lid, aanhef en onder b en c, en vijfde lid, aanhef en onder b en c, en zesde lid, onder b, en zevende lid, wordt ‘de eerste golf’ telkens vervangen door ‘het tijdvak’.

D

Artikel 2.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na ‘komt’ ingevoegd ‘eenmaal’.

2. In onderdeel e, aanhef, wordt ‘sinds de ziekmelding in de eerste golf,’ vervangen door ‘als gevolg van de klachten die hebben geleid tot de ziekmelding,’.

E

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘financiële ondersteuning’ ingevoegd ‘voor het kalenderjaar 2023’.

2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het beschikbare bedrag voor het verstrekken van financiële ondersteuning voor het kalenderjaar 2024 bedraagt € 21.000.000.

F

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘financiële ondersteuning’ ingevoegd ‘voor het kalenderjaar 2023’.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met het zevende lid tot het derde tot en met het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een aanvraag voor financiële ondersteuning voor het kalenderjaar 2024 kan worden ingediend vanaf 1 juli 2024 om 9:00 uur en wordt uiterlijk 23 september 2024 om 12:00 uur door de Minister ontvangen.

3. Het vierde lid (nieuw), onderdeel d, komt te luiden:

  • d. een document waaruit blijkt dat langdurige post-COVID klachten zijn geconstateerd, zijnde:

    • 1°. het medisch onderzoeksverslag dat als verslag van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gevoegd als bijlage bij de WIA-beslissing betreffende de zorgmedewerker; of

    • 2°. een door de Minister vastgesteld formulier met een verklaring die is voorzien van een ondertekening door een arts, waarin wordt bevestigd dat voor 1 juni 2023 bij de zorgmedewerker langdurige post-COVID klachten zijn geconstateerd en die is voorzien van toestemming om de juistheid van deze verklaring bij de desbetreffende arts te verifiëren; en

4. In het vijfde lid (nieuw), onderdeel c, en het zesde lid (nieuw), onderdeel c, en het zevende lid (nieuw), onderdeel b, wordt ‘bevestigd’ steeds vervangen door ‘bevestigt’.

5. Het achtste lid (oud) vervalt.

6. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘;’ vervangen door ‘.’.

7. Onder vernummering van het negende en tiende lid tot het elfde en twaalfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 9. Als de zorgmedewerker werkzaam was bij een gemeentelijke gezondheidsdienst, overlegt de zorgmedewerker een door de Minister vastgesteld formulier met een verklaring die:

    • a. is voorzien van een ondertekening door een tekenbevoegde van de gemeentelijke gezondheidsdienst;

    • b. bevestigt dat de zorgmedewerker tijdens het tijdvak veelvuldig en intensieve zorg heeft verleend aan patiënten met COVID-19 of nauw betrokken was bij deze zorgverlening; en

    • c. is voorzien van toestemming om de juistheid van deze verklaring bij de gemeentelijke gezondheidsdienst te verifiëren.

  • 10. Als de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing na het tijdvak ligt, overlegt de zorgmedewerker een document waaruit blijkt dat de langdurige post-COVID klachten het gevolg zijn van een vermoedelijke COVID-19 besmetting in het tijdvak.

8. In het twaalfde lid (nieuw) wordt ‘het derde lid’ vervangen door ‘het vierde lid’.

G

In artikel 2.4 wordt onder vernummering van tweede lid tot het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De Minister besluit binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, op een volledige aanvraag voor financiële ondersteuning.

H

In artikel 3.2, tweede lid, wordt ‘1 januari 2025’ vervangen door ‘1 januari 2026’ en ‘aangevraagd en verstrekt’ vervangen door ‘aangevraagd of verstrekt’.

I

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage I bij deze regeling.

J

Bijlage 4 wordt vervangen door bijlage II bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 2 september 2023.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder

BIJLAGE I BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL H

BIJLAGE 3. AGB-CODES ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1.4, TWEEDE LID, ONDER B, VAN DE BELEIDSREGEL

Eerste twee cijfers AGB-code

Omschrijving zorgsoort

01

Huisartsen

03

Medisch specialisten

06

Ziekenhuizen

22

Zelfstandige behandelcentra

25

Instellingen voor psychiatrische deeltijdbehandeling

30

Instellingen voor verstandelijk gehandicapten

32

GGD

33

Kraamcentra

36

Ambulancediensten

37

Gezondheidscentra

41

ZZP’ers in wijkverpleging/ PGB-aanbieders

42

Verzorgingshuizen

45

Verpleeginrichtingen voor somatische ziekten

46

Verpleeginrichtingen voor psycho-geriatrische patiënten

47

Gecombineerde verpleeginrichtingen

54

GGZ-instellingen (PUK/PAAZ)

58

Centrale post ambulancediensten (CPA)

65

Gezinsvervangende tehuizen

66

Koepels en beheersstichtingen WLZ

72

Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW)

75

Thuiszorginstellingen

BIJLAGE II BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL I

BIJLAGE 4. LIJST MET BEROEPEN EN FUNCTIES IN DE ZORG (OP ALFABETISCHE VOLGORDE) ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2.3, ZESDE LID, VAN DE BELEIDSREGEL

  • ADL-assistent, zorgondersteuner en/of voedingsassistent

  • Ambulancechauffeur/begeleider

  • Anesthesiemedewerker en/of operatieassistent

  • Arts

  • Bachelor medisch hulpverlener

  • Begeleider gehandicaptenzorg, jeugdzorg en/of psychiatrische inrichting

  • Doktersassistent

  • GGD-test medewerker

  • Helpende

  • Physician assistant

  • Praktijkondersteuner huisarts

  • Verpleegkundig specialist

  • (gespecialiseerd) Verpleegkundige

  • Verzorgende in de individuele gezondheidszorg (VIG’er) of (kraam)verzorgende

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de Regeling zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten (hierna: regeling) kan financiële ondersteuning worden verstrekt aan een bepaalde groep zorgmedewerkers in verband met langdurige post-COVID klachten. De regeling moet worden gezien als een buitenwettelijk begunstigende beleidsregel. Met onderhavige beleidsregel wordt de regeling gewijzigd in verband met het opnieuw openstellen van de aanvraagperiode in 2024, de verhoging van het bedrag van de financiële ondersteuning naar € 24.010 en het uitbreiden van de periode waardoor ook zorgmedewerkers die tussen 1 juli 2020 en 31 december 2020 ziek zijn gemeld op het werk, in aanmerking komen. Daarnaast worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd.

Opnieuw openstellen aanvraagperiode

In het najaar van 2023 werd de regeling opengesteld voor een bepaalde groep zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten om een aanvraag in te dienen voor een eenmalige financiële ondersteuning ter hoogte van € 15.000. In totaal hebben 806 personen een aanvraag ingediend. Van de 806 ingediende aanvragen zijn 434 aanvragen toegekend. Het overgrote deel van deze toegekende aanvragers heeft de eenmalige financiële ondersteuning voor de kerst in 2023 ontvangen.

Mede op basis van de cijfers van het UWV was de schatting dat circa 1.000 zorgmedewerkers in aanmerking zouden komen. Het daadwerkelijk aantal toekenningen aan zorgmedewerkers ligt daarmee fors lager dan vooraf ingeschat. Dat kan in de eerste plaats komen doordat is gerekend met een te ruime schatting. Tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat een deel van de zorgmedewerkers die mogelijk in aanmerking komt voor financiële ondersteuning niet tijdig is bereikt. Bovendien is bekend dat een aantal zorgmedewerkers zich na de sluiting van de aanvraagperiode hebben gemeld bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (hierna: DUS-I), de uitvoeringsorganisatie van deze regeling.

Het is altijd de intentie van het kabinet geweest om de financiële ondersteuning uit te keren aan zoveel mogelijk zorgmedewerkers die passen binnen de doelgroep van de regeling. Daarom is besloten om de aanvraagperiode eenmalig opnieuw open te stellen in 2024. Het opnieuw mogelijk maken van het indienen van aanvragen biedt gelijke kansen aan degenen die de oorspronkelijke deadline hebben gemist of niet in staat waren om in 2023 een aanvraag in te dienen. Daarnaast streeft het kabinet ernaar door middel van uitgebreidere communicatie ook de zorgmedewerkers te bereiken die bij de eerste aanvraagperiode nog niet op de hoogte waren van de regeling. Op die manier wordt gepoogd meer zorgmedewerkers die onder de doelgroep vallen de erkenning te bieden die zij verdienen.

Verhoging van het bedrag

In deze wijzigingsregeling wordt het bedrag van de financiële ondersteuning verhoogd van € 15.000 naar € 24.010 per persoon. In eerste instantie heeft het kabinet besloten om de hoogte van de financiële ondersteuning vast te stellen op een bedrag van € 15.000 per persoon. Voor de bepaling van de hoogte is een vergelijking gemaakt met recent door de Staat verstrekte onverplichte tegemoetkomingen. In dit bredere perspectief vond het kabinet een bedrag van € 15.000 passend. De financiële ondersteuning op grond van deze regeling is bedoeld als gebaar ter erkenning van het ontstane leed van een bepaalde groep zorgmedewerkers. De hoogte van de financiële ondersteuning staat los van de schade die een zorgmedewerker heeft opgelopen. De financiële ondersteuning is bovendien aanvullend op de ondersteuningsmaatregelen voor iedereen met langdurige post-COVID klachten én op het stelsel van sociale zekerheid voor iedere werknemer die meer dan twee jaar ziek is.

Op 25 januari 2024 heeft het Kamerlid Dijk c.s. een motie ingediend waarin het kabinet wordt verzocht de hoogte van de financiële ondersteuning voor zorgverleners met post-COVID te verhogen naar minimaal € 24.010 per persoon, overeenkomend met de andere financiële regelingen voor beroepsziekten. Deze motie is aangenomen. In navolging van deze aangenomen motie heeft het kabinet besloten om het bedrag van de financiële ondersteuning te verhogen naar € 24.010.

Benadrukt moet worden dat de regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten losstaat van de andere financiële regelingen voor beroepsziekten, waaronder de Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB-regeling). Met de TSB-regeling kan bij een beperkt aantal gedefinieerde ernstige beroepsziekten als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen een eenmalige tegemoetkoming worden uitgekeerd. In het geval van post-COVID zijn de klachten niet ontstaan door een gevaarlijke stof. Daarnaast volgt de TSB-regeling uit de constatering dat het aansprakelijkheidsrecht voor deze beroepsziekten niet goed werkt. Er kunnen tientallen jaren verstrijken tussen blootstelling aan een gevaarlijke stof en het ontstaan van een ziekte of overlijden als gevolg daarvan. Vaak is de werknemer al met pensioen, is de werkgever (bij wie de blootstelling heeft plaatsgevonden) niet meer te herleiden, of bestaat het bedrijf zelfs niet meer. De ziek geworden werknemer kan de oud-werkgever dan niet meer aansprakelijk stellen en op die manier een schadevergoeding ontvangen. Om hier een oplossing voor te bieden, is de TSB-regeling in het leven geroepen. In het geval van post-COVID hebben de werkzaamheden relatief kortgeleden plaatsgevonden, waardoor de werkgever vaak nog in beeld is. Daarmee staat de weg naar aansprakelijkheidsstelling open. Ook de Afdeling Advisering van de Raad van State wijst nadrukkelijk naar de werkgever als eerste aansprakelijke partij in het geval van ziekte opgelopen op het werk.

Reikwijdte

Deze regeling is gericht op zorgmedewerkers die in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 tijdens hun werk veelvuldig en intensief zorg hebben verleend aan COVID-19 patiënten en/of tijdens hun werk bij die zorgverlening nauw betrokken waren. Indien deze zorgmedewerkers ziek zijn geworden in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020, nu langer dan twee jaar langdurige post-COVID klachten ondervinden en als gevolg hiervan hun eigen werk als zorgmedewerker niet meer (volledig) kunnen uitoefenen, komen zij in aanmerking voor een eenmalige financiële ondersteuning.

Daarmee is de doelgroep van de regeling grotendeels hetzelfde gebleven. Een belangrijke aanpassing is echter de periode waarin een zorgmedewerker moet zijn ziekgemeld op het werk. Deze wijziging wordt onderstaand toegelicht. Daarnaast worden enkele technische wijzigingen met deze wijzigingsregeling doorgevoerd en hieronder toegelicht. Deze wijzigingen dragen bij aan een betere aansluiting van de regeling op de praktijk.

Uitbreiden periode van ziekmelding

De oorspronkelijke regeling was bestemd voor zorgmedewerkers die in de eerste golf (maart 2020 tot en met juni 2020) ziek zijn geworden door het COVID-19 virus en in die periode ziek zijn gemeld. Op 24 januari 2024 is het amendement van het Kamerlid Bushoff c.s. aangenomen waarmee is verzocht om de regeling uit te breiden naar zorgmedewerkers die ziek zijn geworden in de periode van maart 2020 tot en met december 2020 door het COVID-19 virus. Het kabinet heeft besloten invulling te geven aan dit amendement door de voorgestelde afbakening in tijd over te nemen in de regeling. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de oproep vanuit de politiek en de maatschappij.

Dat betekent dat nu ook zorgmedewerkers die in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 ziek zijn gemeld in aanmerking kunnen komen voor de eenmalige financiële ondersteuning. Het kabinet had in eerste instantie gekozen voor de afbakening tot de eerste golf (maart 2020 tot en met juni 2020). Deze periode onderscheidt zich doordat nog weinig bekend was over hoe het virus zich verspreidde, wat de precieze risico’s waren van besmetting/overdracht en hoe we ons daartegen konden beschermen. Vanaf de tweede golf kwam deze kennis meer beschikbaar. De Afdeling Advisering van de Raad van State1 schrijft dat gaandeweg de kennis toenam, er meer beschermingsmiddelen beschikbaar kwamen en de druk op de zorg enigszins afnam. Gelet op het feit dat deze inzichten gaandeweg tot stand kwamen, kan het kabinet zich erin vinden om gehoor te geven aan de oproep uit de politiek en de maatschappij om de periode waarin zorgmedewerkers die ziek zijn geworden door het COVID-19 virus in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige financiële ondersteuning te verlengen tot en met 31 december 2020.

Eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing na de vastgestelde periode

Een van de voorwaarden is dat een zorgmedewerker ziek moet zijn gemeld in de periode van 1 maart tot 2020 tot en met 31 december 2020. Om de regeling uitvoerbaar te maken is bepaald om uit te gaan van de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing (de beslissing op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA)). Dat is erin gelegen dat de WIA-beslissing een objectief en verifieerbaar document is om aan te tonen 1) dat er een ziektedag was in dat tijdvak, 2) dat de zorgmedewerker langer dan twee jaar ziek is en 3) dat de zorgmedewerker niet meer in staat is de werkzaamheden uit te voeren. Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden dat sprake kon zijn van samengetelde wachttijd als bedoeld in artikel 23, derde lid, van de WIA. Dat betekent dat de periode van de wettelijk vastgelegde wachttijd gedurende één of meerdere perioden van maximaal vier weken onderbroken kan worden. De eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing ligt dan nog wel in de periode van 1 maart tot 2020 tot en met 31 december 2020.

Er is echter ook een groep zorgmedewerkers die ziek is geworden als gevolg van COVID-19 in de periode van 1 maart tot 2020 tot en met 31 december 2020, maar waarvan de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing na dit tijdvak ligt. Deze zorgmedewerkers zijn na hun COVID-19 besmetting weer aan de slag gegaan voor een periode van langer dan 4 weken, waarna zij vervolgens op een later moment na het genoemde tijdvak, langdurig zijn uitgevallen als gevolg van langdurige post-COVID klachten. Dat maakt dat hun eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing later ligt. Ook deze groep zorgmedewerkers kan aanspraak maken op de eenmalige financiële ondersteuning. In 2023 is op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid ook financiële ondersteuning toegekend aan een aantal zorgmedewerkers die dit betreft.

In het aanvraagformulier kan worden aangegeven dat deze situatie van toepassing is, waarna DUS-I samen met de aanvrager kan overleggen hoe de aanvraag verder in behandeling kan worden genomen. Daarbij is het van belang dat de zorgmedewerker kan onderbouwen dat de langdurige post-COVID klachten te relateren zijn aan een COVID-19 besmetting in de periode van 1 maart tot 2020 tot en met 31 december 2020. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het medisch onderzoeksverslag van het UWV of door een verklaring van een arts.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
Wijziging artikel 1.1. Begripsbepalingen

Het begrip ‘eerste golf’ komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt het begrip ‘tijdvak’. Het in aanmerking komende tijdvak betreft de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020.

In het begrip ‘financiële ondersteuning’ wordt het bedrag verhoogd naar ‘€ 24.010’.

De begripsomschrijving ‘Minister’ wordt gewijzigd van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport naar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de wijzigingsregeling zal ondertekenen.

Onderdeel B
Wijziging artikel 1.4. Zorgaanbieder

Gemeentelijke gezondheidsdiensten (hierna: GGD’en) worden in artikel 1.4, derde lid, van de regeling als zorgaanbieder aangemerkt, zodat zorgmedewerkers die bij een GGD hebben gewerkt en veelvuldig en intensief zorg hebben verleend aan COVID-19 patiënten en/of daar nauw betrokken bij waren, ook voor financiële ondersteuning in aanmerking kunnen komen. Daarbij kan gedacht worden aan medewerkers op de testlocaties.

Onderdeel C
Wijziging term ‘eerste golf’

In de artikelen waarin werd gesproken over ‘de eerste golf’ wordt deze term vervangen door ‘het tijdvak’.

Onderdeel D
Wijziging artikel 2.1. Voorwaarden

Vanwege de nieuwe openstelling van het loket wordt in artikel 2.1, eerste lid, aanhef, verduidelijkt dat een zorgmedewerker eenmaal in aanmerking komt voor een financiële ondersteuning. Zorgmedewerkers die reeds een financiële ondersteuning ter hoogte van € 15.000 hebben ontvangen zullen ambtshalve een besluit ontvangen ten behoeve van de toekenning van het resterende deel van het opgehoogde bedrag.

Zorgmedewerkers die in de eerste golf ziek zijn geworden, maar waarvan de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing niet in die periode ligt, zouden op grond van de in de oorspronkelijke regeling opgenomen voorwaarden geen financiële ondersteuning krijgen. Dat kwam doordat in de oorspronkelijke regeling rekening werd gehouden met een aaneensluitende ziekteperiode van 104 weken. Onder de gewijzigde regeling kunnen zorgmedewerkers die ziek zijn geworden in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 en waarvan de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing na dit tijdvak ligt wel in aanmerking komen voor financiële ondersteuning, mits kan worden onderbouwd dat de langdurige post-COVID klachten het gevolg zijn van een vermoedelijke COVID-19 besmetting in het tijdvak en dat aan de andere voorwaarden wordt voldaan. Een soortgelijke werkwijze is ook toegepast voor de aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend bij de eerste aanvraagronde, maar waarvan de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing niet in de eerste golf ligt. Zie ook de algemene toelichting voor nadere duiding.

Onderdeel E
Wijziging artikel 2.2. Het beschikbare bedrag en de wijze van verdeling

Het plafond voor het jaar 2024 is vastgesteld op € 21 miljoen. Dit bedrag is zowel bestemd voor het verhogen van de eerder verstrekte financiële tegemoetkomingen én het toekennen van nieuwe aanvragen ter financiële ondersteuning.

Op grond van de oorspronkelijke regeling is de financiële ondersteuning uitgekeerd aan 434 zorgmedewerkers. Deze groep zorgmedewerkers ontvangt een extra uitbetaling ter hoogte van € 9.010. De totale uitgaven daarvan zijn € 3,9 miljoen. Voor het uitkeren aan een grotere groep zorgmedewerkers is vervolgens € 17,1 miljoen beschikbaar. Er is daardoor ruimte voor het toekennen van een financiële ondersteuning ter hoogte van € 24.010 aan 712 zorgmedewerkers. Op basis van de toekenningen uit de eerste aanvraagperiode is de inschatting dat het plafond ruim voldoende is voor het toekennen van de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden. Daarmee is het nadrukkelijk niet de intentie om zorgmedewerkers te belasten met het doen van een zo snel mogelijk ingediende aanvraag.

Als de onwaarschijnlijke situatie zich toch voordoet dat meer aanvragen (die voldoen aan de voorwaarden) worden ingediend dan voorzien, dan zal net als in het jaar 2023 het beschikbare bedrag worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen. Er zal dan opnieuw politieke weging moeten plaatsvinden. Een aanvraag is compleet als deze voldoet aan het gestelde in artikel 2.3 van de regeling waarmee wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 2.1 van de regeling.

Als de aanvraag nog niet compleet is, wordt de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen. In dat geval geldt de dag en het tijdstip waarop de aanvraag is aangevuld als moment van ontvangst.

Onderdeel F
Wijziging artikel 2.3. Aanvraag

De heropening van de aanvraagperiode in het jaar 2024 ziet op de periode vanaf 1 juli 2024 om 9:00 uur tot en met 23 september 2024 om 12:00 uur.

Op grond van het vierde lid gaat de aanvraag vergezeld van een document waaruit blijkt dat langdurige post-COVID klachten zijn geconstateerd. Dat kan een medisch onderzoeksverslag of een verklaring van een arts zijn, waarin wordt bevestigd dat voor 1 juni 2023 bij de zorgmedewerker langdurige post-COVID klachten zijn geconstateerd.

Als de zorgmedewerker werkzaam was bij een GGD dient de zorgmedewerker een verklaring in te dienen van die GGD op grond van het negende lid (nieuw). In deze verklaring moet de GGD verklaren dat de aanvrager in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 veelvuldig en intensief zorg heeft verleend aan COVID-19 patiënten en/of daar nauw betrokken bij was. De verklaring dient ondertekend te worden door de tekenbevoegde persoon van de GGD. Bij de verklaring moet ook toestemming worden gegeven dat contact mag worden opgenomen met de GGD om de juistheid van de verklaring te verifiëren. DUS-I voert hierop een controle uit. De verklaring zal in de vorm van een door de Minister vastgesteld formulier moeten worden vastgelegd. Deze zal beschikbaar komen op www.dus-i.nl.

Als de eerste ziektedag zoals vermeld in de WIA-beslissing na de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 ligt, kan de zorgmedewerker op grond van het tiende lid (nieuw) nadere stukken indienen, waarmee hij kan verklaren en onderbouwen dat hij desondanks in aanmerking komt voor financiële ondersteuning.

Onderdeel G
Nieuwe besluittermijn voor nieuwe aanvragen

Met dit onderdeel wordt geregeld dat er binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag in de aanvraagperiode voor het kalenderjaar 2024 een beslissing van de Minister volgt op een volledige aanvraag tot financiële ondersteuning.

Onderdeel H
Wijziging vervaldatum

Met dit onderdeel wordt verduidelijkt dat de beleidsregel na de vervaldatum ook van toepassing blijft op aanvragen voor een financiële ondersteuning die voor de vervaldatum zijn aangevraagd, maar (nog) niet zijn verstrekt.

Onderdelen I en J
Wijziging bijlagen 3 en 4

Ten aanzien van de zorgaanbieders is een afweging gemaakt in welke zorgbranches sprake was van veelvuldig en intensieve zorgverlening aan COVID-19 patiënten, én wanneer contact met COVID-19 patiënten dan ook onvermijdelijk was. Dit is gekoppeld aan SBI-codes en AGB-codes opgenomen in de lijsten in bijlage 2 (SBI) en bijlage 3 (AGB). Gebleken is dat de lijst van de AGB-codes niet volledig is en deze lijst uitgebreid moet worden. Aan bijlage 3 worden daarom de volgende AGB-codes toegevoegd: 32 GGD, 33 Kraamcentra, 41 ZZP’ers in wijkverpleging/ PGB-aanbieders en 66 Koepels en beheersstichtingen WLZ.

Ten aanzien van de zorgmedewerkers is tevens een afweging gemaakt bij welke beroepen en functies in de zorg met een bepaalde mate van waarschijnlijkheid de zorgmedewerker bij het uitvoeren van zijn of haar beroep en/of functie veelvuldig en intensief zorg heeft verleend aan patiënten met COVID-19 of dat de zorgmedewerker nauw betrokken was bij deze zorgverlening. Dit is gekoppeld aan beroepen en functies opgenomen op een lijst in bijlage 4. Gebleken is dat deze lijst niet volledig is en deze lijst uitgebreid moet worden.

Aan bijlage 4 worden daarom beroepen en functies toegevoegd of verfijnd. De toegevoegde beroepen en functies betreffen: Begeleider gehandicaptenzorg, jeugdzorg en/of psychiatrische inrichting en GGD-test medewerker. De beroepen en functies Ambulancechauffeur, Verzorgende in de individuele gezondheidszorg (VIG’er) of verzorgende en Zorgondersteuner en/of voedingsassistent zijn verfijnd naar: Ambulancechauffeur/begeleider, Verzorgende in de individuele gezondheidszorg (VIG’er) of (kraam)verzorgende en ADL-assistent, Zorgondersteuner en/of voedingsassistent.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 2 september 2023. De regeling treedt zo spoedig mogelijk in werking, omdat er met de Kamer en het veld reeds gecommuniceerd is over de heropening van de aanvraagperiode. Zorgmedewerkers moeten snel in staat worden gesteld om kennis te nemen van onderhavige wijzigingsregeling, zodat zij zich kunnen voorbereiden op het indienen van hun aanvraag voor een eenmalige financiële ondersteuning. Ook is het een maatschappelijke wens dat zorgmedewerkers zo snel mogelijk een aanvraag kunnen indienen, zodat zij spoedig financiële ondersteuning kunnen krijgen. Er wordt terugwerkende kracht tot en met 2 september 2023 (de inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling) aan deze regeling toegekend, omdat met de motie is besloten dat het bedrag van de financiële ondersteuning voor iedereen € 24.010 is geworden. Ook voor zorgmedewerkers die al financiële ondersteuning hebben ontvangen.

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026 en blijft van toepassing op financiële ondersteuning die op grond van deze regeling is aangevraagd of verstrekt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstukken II, 2022/23, 25 295, nr. 1972.

Naar boven