Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 juni 2024, nummer WBN 2024/3, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, het Besluit Naturalisatietoets, de Regeling naturalisatietoets Nederland, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.2.3/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 2.2.3. Gedeeltelijke vrijstelling

De verzoeker kan een beroep doen op de gedeeltelijke vrijstellingsgronden als genoemd in artikel 4 van de Regeling naturalisatietoets Nederland. Als de verzoeker voor gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen in aanmerking wil komen moet hij het volgende overleggen dan wel aan de volgende voorwaarden voldoen:

1. Certificaat Oudkomers (vrijstelling van vier taalvaardigheden)

De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid als hij de volgende documenten overlegt:

  • het certificaat oudkomers (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • de bijbehorende verklaring van de onderwijsinstelling.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • het certificaat oudkomers (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • de bijbehorende verklaring van de onderwijsinstelling; en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS.

2. Certificaat Naturalisatietoets (deel I), zoals die luidde tot 1 april 2007)

De verzoeker is vrijgesteld van het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) als hij de volgende documenten overlegt:

  • het certificaat Naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald;

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de onderdelen ten aanzien van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal met goed gevolg hebben afgelegd.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • het certificaat Naturalisatietoets waaruit blijkt dat deel I is behaald; en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen zoals dat in de Wet inburgering vanaf 1 januari 2013 luidde; of

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 (alle taalonderdelen ten minste op niveau A2).

3. Certificaat Inburgering Nieuwkomers (WIN-certificaat), maatschappij oriëntatie

De verzoeker is vrijgesteld van het onderdeel Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) als hij de volgende documenten overlegt:

  • het WIN-certificaat met voldoende niveau voor maatschappij oriëntatie KSE-niveau 2 (tot 1 september 2001 ten minste 85%, na 31 augustus 2001 ten minste 80%) met de bijbehorende ROC-verklaring. De datum van deze verklaring is bepalend voor de vaststelling van het percentage.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de onderdelen ten aanzien van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal afleggen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • het WIN-certificaat met voldoende niveau voor maatschappij oriëntatie KSE-niveau 2;

  • de bijbehorende ROC-verklaring; en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) van het inburgeringsexamen zoals dat luidde in de Wet inburgering vanaf 1 januari 2013; of

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 (alle taalonderdelen ten minste op niveau A2).

4. Certificaat Inburgering Nieuwkomers (WIN-certificaat), taalonderdelen

De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid als hij de volgende documenten overlegt:

  • het WIN-certificaat (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • de bijbehorende ROC-verklaring.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • het WIN-certificaat (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • de bijbehorende ROC-verklaring; en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS.

5. Verklaring Educatie van het ROC, taalonderdelen

De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid als hij het volgende document overlegt:

  • een Verklaring Educatie ROC (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2).

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • de verklaring educatie van het ROC (alle taalonderdelen ten minste op niveau 2); en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS.

Verklaringen die zijn afgegeven zonder dat de deelnemers zijn getoetst. Deze verklaringen worden veelal ‘bewijzen van deelname’ genoemd.

Bij twijfel of het document tot vrijstelling leidt, kan de burgemeester in eerste instantie de eventueel beschikbare eigen registratie van afgegeven Verklaringen educatie raadplegen, of DUO raadplegen. DUO geeft een advies af op basis van de modelverklaringen die door de ROC’s aan DUO zijn geleverd en die zijn opgenomen in het door DUO beheerde modellenboek. De burgemeester verwijst een verzoeker die niet over een origineel document beschikt, of een document toont dat niet alle benodigde gegevens ter beoordeling bevat, naar het ROC dat de verklaring heeft afgegeven, om een document te verkrijgen dat aan de gestelde eisen voldoet.

De verklaring moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

  • a. de naam van het document;

  • b. de naam en handtekening van de verantwoordelijke van het ROC;

  • c. de echtheidskenmerken, zoals een logo of een stempel, van het ROC;

  • d. de naam en geboortedatum van de deelnemer aan het NT2-taaltraject die overeenkomen met de naam en geboortedatum zoals vermeld op zijn identiteitsdocument;

  • e. de behaalde taalniveaus uitgesplitst naar de vier taalvaardigheden Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken (alle taalonderdelen ten minste niveau 2);

  • f. de datum waarop de toetsresultaten zijn behaald.

Ad a.

De meeste ROC’s noemen de Verklaring educatie een ‘schoolverklaring’, ‘certificaat’ of ‘diploma’. Daarnaast komen benamingen voor als ‘niveauoverzicht NT2’ of ‘scorelijst NT2’, ‘(toets)rapport’, ‘verklaring leerresultaten’, of ‘verklaring Trajecttoets/niveauR-toets’.

Ad f.

Alleen als alle toetsonderdelen voor 1 januari 2007 zijn behaald kan er gedeeltelijke vrijstelling worden verleend.

6. Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT)

De verzoeker is vrijgesteld van het afleggen van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid (TGN) als hij één van de volgende documenten overlegt:

  • 1. het Certificaat Maatschappelijk Informeel (ERK-niveau A2, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid);

  • 2. het Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen niveau A2 (dit certificaat wordt sinds 2016 niet meer verstrekt);

  • 3. het Certificaat Maatschappelijk Formeel (ERK-niveau B1, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid);

  • 4. het Certificaat Zakelijk Professioneel (ERK-niveau B2, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Professionele Taalvaardigheid);

  • 5. het Certificaat Educatief Startbekwaam (ERK-niveau B2, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs);

  • 6. het Certificaat Educatief Professioneel (ERK-niveau C1, dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid).

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) met goed gevolg afleggen.

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • één van de hiervoor genoemde certificaten Nederlands als Vreemde taal; en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNS;

  • het participatieverklaringstraject (alleen van toepassing op een inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht is gestart op of na 1 oktober 2017).

7. Onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (artikel 4, lid 8, Regeling naturalisatietoets Nederland)

Van het afleggen van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt is vrijgesteld:

  • a. de verzoeker die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt;

  • b. de verzoeker die volledig gepensioneerd is vóór de AOW-gerechtigde leeftijd;

  • c. de verzoeker die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

  • d. de verzoeker die zich voor 1 januari 2015 bij DUO heeft aangemeld voor de naturalisatietoets of een onderdeel van die toets en van wie DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld heeft ontvangen;

  • e. de verzoeker die in een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het verzoek tot vrijstelling:

    • in tenminste zes maanden minimaal 48 uur per maand werkzaamheden in loondienst heeft verricht (geldig vanaf 28 mei 2019);

    • winst uit onderneming, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, had die ten minste gelijk was aan M*48*6, waarbij M staat voor het minimumuurloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet; of

    • in ten minste zes maanden bijstand ontving op grond van artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (geldig vanaf 1 oktober 2020).

Het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ is een verplicht onderdeel van de naturalisatietoets. Een verzoeker, die niet voldoet aan de voorwaarden voor dit onderdeel heeft van DUO geen inburgeringsdiploma ontvangen.

Als een verzoeker bij de burgemeester of bij de IND aangeeft dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’, dan wordt de verzoeker doorverwezen naar DUO. DUO toetst dan of de verzoeker in aanmerking komt voor de deelvrijstelling en of verzoeker in het bezit gesteld kan worden van een inburgeringsdiploma.

In het kader van de naturalisatieprocedure moet de verzoeker nog wel de overige onderdelen van het inburgeringsexamen met goed gevolg afleggen (mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, Kennis van de Nederlandse maatschappij en het participatieverklaringstraject).

Bij de indiening van het verzoek om naturalisatie overlegt de verzoeker het volgende:

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen van de Wet inburgering, zoals die luidde tot 1 januari 2022; of

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor de onderdelen EPE, TGN en het praktijkexamen van het inburgeringsexamen zoals dit in de Wet inburgering luidde op 31 december 2012 (alle taalonderdelen ten minste op niveau A2); en

  • de resultaatbrief ‘geslaagd’ voor het onderdeel KNM;

  • het participatieverklaringstraject (alleen van toepassing op een inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht is gestart op of na 1 oktober 2017).

Ad a:

De leeftijd van de naturalisatieverzoeker op de datum van de beslissing op het naturalisatieverzoek is bepalend voor het zijn vrijgesteld of niet. Op het moment van indiening van het naturalisatieverzoek hoeft de verzoeker dus nog niet pensioengerechtigd te zijn.

Ad b:

Een verzoeker toont aan dat hij zijn werkzaamheden ten gevolge van vervroegde uittreding heeft gestaakt vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, door het overleggen van een verklaring van DUO, die die situatie bevestigt.

De verzoeker moet als bewijs van de vervroegde uittreding ten behoeve van de verklaring van DUO een kopie overleggen aan DUO van de ‘Ontheffing verzekeringsplicht volksverzekeringen’ van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In de verklaring moet staan dat de verzoeker volledig met pensioen is.

Ad c:

Een verzoeker toont aan dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, door het overleggen van een verklaring van DUO, die die situatie bevestigt.

De verzoeker moet ten behoeve van de verklaring van DUO aan DUO een kopie van een beschikking van het UWV overleggen. Uit die beschikking moet blijken dat verzoeker volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Ad d:

Om in aanmerking te komen hiervoor moet de verzoeker:

  • i. zich voor 1 januari 2015 hebben aangemeld voor het hele examen of een onderdeel daarvan; en ii. moet DUO voor 1 februari 2015 het verschuldigde examengeld hebben ontvangen.

Voorbeeld van ii:

De Japanse Sonia woont sinds 2004 in Nederland en heeft sindsdien een reguliere verblijfsvergunning met de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. Zij is niet inburgeringsplichtig en valt dus niet onder de Wet inburgering. Om te naturaliseren moet zij het inburgeringsexamen/naturalisatietoets halen. In 2008 heeft zij de toenmalige Toets Gesproken Nederlands gedaan. Die heeft zij toen niet gehaald. Als zij zich in 2015 weer aanmeldt voor het inburgeringsexamen, heeft zij niet de verplichting om het onderdeel ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ af te leggen. Haar aanmelding in 2015 wordt gezien als voortzetting van het examen waaraan zij in 2008 is begonnen.

Ad e:

DUO toetst vanaf 28 mei 2019 of een verzoeker in aanmerking komt voor een vrijstelling voor het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ op grond van subonderdeel c 1°. Vanaf 1 oktober 2020 toetst DUO ook of een verzoeker in aanmerking komt voor een vrijstelling voor het onderdeel ‘Oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ op grond van subonderdeel c 2° en 3°. Indien dit het geval is ontvangt de verzoeker een inburgeringsdiploma, als hij aan de overige voorwaarden voor het inburgeringsexamen voldoet.

8. Onderdeel participatieverklaringstraject

Van het afleggen van het onderdeel participatieverklaringstraject is vrijgesteld:

  • a. de niet-inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker. In het kader van de naturalisatieprocedure overlegt de verzoeker het inburgeringsdiploma of het daarmee gelijkgestelde diploma of de stukken waaruit een gedeeltelijke vrijstelling blijkt aangevuld met de andere noodzakelijke stukken (zie de nrs. 1-6).

  • b. de inburgeringsplichtige naturalisatieverzoeker, van wie de inburgeringsplicht uiterlijk is gestart op 30 september 2017. Deze verzoeker heeft op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, Besluit Naturalisatietoets, de naturalisatietoets behaald, als hij het inburgeringsexamen met goed gevolg heeft afgelegd. Deze verzoeker zal een inburgeringsexamen hebben behaald zonder het onderdeel participatieverklaringstraject, dat immers is ingevoerd voor personen van wie de inburgeringsplicht op of na 1 oktober 2017 is gestart. In het kader van de naturalisatieprocedure overlegt de verzoeker het inburgeringsdiploma of daarmee gelijkgestelde diploma of de stukken waaruit een gedeeltelijke vrijstelling blijkt aangevuld met de andere noodzakelijke stukken (zie de nrs. 1-6).

  • c. de naturalisatieverzoeker, die een bewijs van DUO heeft overgelegd waaruit blijkt dat de verzoeker is vrijgesteld van het participatieverklaringstraject op grond van de discretionaire bevoegdheid van de Minister van SZW. Dit kan een brief zijn die de naturalisatieverzoeker van DUO heeft ontvangen waarin staat dat hij is vrijgesteld van het participatieverklaringstraject op grond van de discretionaire bevoegdheid van de Minister van SZW. De naturalisatieverzoeker die in aanmerking wil komen voor de vrijstelling kan zich hiervoor wenden tot DUO.

Uit artikel 4, negende lid, Regeling naturalisatietoets Nederland kan niet worden afgeleid dat een vreemdeling die inburgeringsplichtig is onder de Wet inburgering 2021 het participatieverklaringstraject als bedoeld in de Wet inburgering 2013 moet hebben voltooid. Gelet hierop wordt van een naturalisatieverzoeker, die inburgeringsplichtig is op grond van de Wet inburgering 2021, niet verwacht dat hij het participatieverklaringstraject heeft afgelegd. Deze verzoeker hoeft bij de indiening van het naturalisatieverzoek dan ook geen participatieverklaring te overleggen.

B

Paragraaf 2.3.3/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 2.3.3. Ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen

Naast de ontheffing op grond van medische redenen kan er ook een ontheffing worden gegeven op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen. Artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking.

Deze ontheffing kan worden verleend in de volgende drie gevallen:

  • 1. De verzoeker overlegt op grond van artikel 4, aanhef en onder b, van het Besluit Naturalisatietoets een beschikking van DUO namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waaruit blijkt dat hij op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet inburgering geen verplichting heeft tot het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet inburgering. Deze beschikking is voldoende voor de vier taalvaardigheden en kennis van de Nederlandse samenleving. Omdat deze verzoeker volgens de Wet inburgering de verplichting van het participatieverklaringstraject heeft (gehad) zal hij moeten aantonen dat hij dat traject heeft gedaan. De verzoeker kan dit aantonen door een brief van DUO te overleggen, waarin staat dat de vreemdeling heeft voldaan aan zijn inburgeringsplicht, omdat DUO aan de vreemdeling ontheffing heeft verleend op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen en hij om deze reden de inburgeringsexamens niet hoeft te behalen, en omdat de vreemdeling het participatieverklaringstraject heeft afgerond. Als de verzoeker niet kan aantonen dat hij het participatieverklaringstraject heeft afgerond, kan hij niet naturaliseren.

  • 2. De verzoeker overlegt een beschikking van DUO namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waaruit blijkt dat hij op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 30 september 2017, is ontheven van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanningen. De verzoeker kan met deze beschikking naturaliseren.

  • 3. De verzoeker overlegt een advies van DUO, waaruit blijkt dat het voor hem ondanks aantoonbaar geleverde inspanningen redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij het inburgeringsexamen met succes aflegt. De verzoeker hoeft de naturalisatietoets niet te behalen. Meer informatie, zie paragraaf 2.3.4 en paragraaf 2.3.5.

Tot 1 juli 2013 gold dat voor ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen het haalbaarheidsonderzoek bij het ROC Amsterdam moest worden afgelegd en de Toets Gesproken Nederlands (TGN) moest worden gehaald. De door het ROC Amsterdam in dit kader opgestelde adviezen konden tot vijf jaar na hun afgiftedatum nog worden ingediend in een naturalisatieverzoek. Voor meer informatie hierover zie de Handleiding RWN zoals deze gold tot 1 juli 2013.

Het advies van DUO als bedoeld onder 3. kan ook worden verkregen door de vreemdeling die inburgeringsplichtig is onder de Wet inburgering 2021, als de aantoonbaar geleverde inspanningen overeenkomen met het gestelde in artikel 6, vierde lid, RNT Nederland en paragraaf 2.3.4 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d) van de Handleiding RWN. Omdat de vreemdeling weliswaar inburgeringsplichtig is, maar artikel 4, negende lid, van de Regeling naturalisatietoets Nederland niet ziet op de Wi2021 hoeft hij niet het participatieverklaringstraject te hebben voltooid (zie ook paragraaf 2.2.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN).

Let op! Een ontheffingsbeschikking van de inburgeringsplicht op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen afgegeven door het college van B&W geeft niet automatisch recht op ontheffing van de naturalisatietoets.

Wel staat het de vreemdeling vrij om bij DUO een adviesaanvraag als hierboven bedoeld onder punt 3 in te dienen, waarbij de beschikking van B&W met onderliggende stukken (bijvoorbeeld bewijs van aantal gevolgde uren onderwijs, afgelegde examenpogingen, eerdere leerbaarheidstoets etc) kan worden ingezonden. DUO zal deze gegevens vervolgens meewegen in haar advies. De vreemdeling moet dit advies van DUO overleggen bij zijn verzoek om naturalisatie.

Bij twijfel over de echtheid van de beschikking of het advies van DUO, of bij twijfel of het participatieverklaringstraject is afgerond, kan DUO of het Informatiesysteem Inburgering (ISI) geraadpleegd worden.

C

Paragraaf 1.2/14-2 Toelichting ad artikel 14, tweede lid, RWN is gewijzigd en komt te luiden:

paragraaf 1.2. Intrekking geen terugwerkende kracht

De intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, werkt niet terug tot het moment van verkrijging of van verlening van het Nederlanderschap. Artikel 2, eerste lid, RWN regelt immers dat verlies geen terugwerkende kracht heeft, tenzij de wet anders bepaalt. Er is geen wetsartikel opgenomen in de rijkswet tot wijziging van de RWN (Stb. 2010, 242), noch in de RWN zelf dat anders bepaalt. Dit betekent dat het verlies intreedt op de datum van het besluit tot intrekking. Dit is anders bij verlies op grond van het eerste lid, waar terugwerkende kracht van het verlies wel aan de orde is.

De persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft verloren op grond van het tweede lid kan de Nederlandse nationaliteit in beginsel niet herkrijgen (artikel 14, vijfde lid).

De omstandigheid dat deze persoon tot aan het besluit van intrekking Nederlander was en dus oud-Nederlander is, maakt dit niet anders. Door de ontneming van het Nederlanderschap wordt geacht de band met het koninkrijk definitief te zijn verbroken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 juni 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

A

Met ingang van 17 mei 2024 is artikel 4, achtste lid, onderdeel c, onderdeel 2˚ van de Regeling naturalisatietoets gewijzigd, gepubliceerd in de Staatscourant op 16 mei 2024 onder kenmerk: Staatscourant 2024, 15948.

Op grond van deze wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland is paragraaf 2.2.3 van de toelichting op artikel 8 eerste lid, aanhef en onder d, RWN ook gewijzigd. Voor de motivering wordt verwezen wordt naar de toelichting op de wijziging van de Regeling naturalisatietoets Nederland.

Verder is aan paragraaf 2.2.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN toegevoegd, dat van de naturalisatieverzoeker, die inburgeringsplichtig is op grond van de Wet inburgering 2021, niet verwacht wordt, dat hij het participatieverklaringstraject heeft afgelegd. Deze vrijstelling volgt niet rechtstreeks uit de Regeling naturalisatietoets Nederland, maar uit artikel 4, negende lid, Regeling naturalisatietoets Nederland kan niet worden afgeleid dat een vreemdeling die inburgeringsplichtig is onder de Wet inburgering 2021 het participatieverklaringstraject als bedoeld in de Wet inburgering 2013 moet hebben voltooid.

B

Met de aanpassing van paragraaf 2.3.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN is verduidelijkt dat ook de vreemdeling, die inburgeringsplichtig is onder de Wet inburgering 2021 en van wie op basis van de geleverde inspanningen genoemd in artikel 6, vierde lid, Regeling naturalisatietoets Nederland redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij het inburgeringsexamen met succes aflegt, in aanmerking kan komen voor een advies van DUO. Het is hiervoor niet noodzakelijk dat hij het participatieverklaringstraject heeft voltooid.

C

Een persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft verloren op grond van artikel 14, tweede lid, RWN kan de Nederlandse nationaliteit in beginsel niet herkrijgen. Dit blijkt uit artikel 14, vijfde lid, RWN.

Per abuis is in paragraaf 1.2 van de toelichting op artikel 14, tweede lid, HRWN een verwijzing naar het derde lid van artikel 14 RWN opgenomen. Dit is een onjuiste verwijzing. Daarom is dit met deze wijziging hersteld.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven