Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 7 juni 2024, nr. WJZ/ 46102628, tot vaststelling van regels met betrekking tot de aanvraag en veiling van vergunningen voor digitale radio-omroep DAB in laag 6 (Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op 3.11 van de Telecommunicatiewet, 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

degene die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend;

aanvraagformulier:

formulier als bedoeld in artikel 6, derde lid;

allotment:

het gebied dat gelegen is binnen de contouren zoals gevisualiseerd in de bijlage van de vergunning, inclusief het daar genoemde frequentieblok;

bankgarantie:

bankgarantie als bedoeld artikel 8, derde lid, onderdeel b;

bekendmakingsbesluit:

Besluit bekendmaking veiling vergunningen DAB laag 6;

bod:

bod als bedoeld in artikel 26, eerste tot en met derde lid, uitgebracht door een deelnemer via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem, bestaande uit het aantal vergunningen dat een deelnemer voor de in een biedronde bepaalde prijs wenst te verwerven in het betreffende allotment;

deelnemer:

aanvrager die is toegelaten tot de veiling, bedoeld in hoofdstuk 5;

exitbod:

exitbod als bedoeld in artikel 26, vierde lid;

minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

niet-winnende deelnemer:

deelnemer wiens bod, exitbod of exitbiedingen door de minister niet zijn aangemerkt als winnende biedingen als bedoeld in artikel 28, tweede tot en met vierde lid;

rente:

volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Short-Term Rate, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

verbonden rechtspersoon:

als één aangemerkte rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep;

vergunning:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van de frequentieruimte in het allotment waar de vergunning op ziet;

wet:

Telecommunicatiewet;

winnend bod:

bod of exitbod dat als winnend bod is aangemerkt als bedoeld in artikel 28, tweede tot en met vierde lid;

winnende deelnemer:

deelnemer wiens bod, exitbod of exitbiedingen door de minister zijn aangemerkt als winnende biedingen als bedoeld in artikel 28, tweede tot en met vierde lid.

HOOFDSTUK 2. BESCHIKBARE VERGUNNINGEN

Artikel 2. Beschikbare vergunningen

Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn de in bijlage 1 weergegeven vergunningen beschikbaar om op grond van deze regeling te worden verdeeld.

HOOFDSTUK 3. DE AANVRAAGFASE

§ 1. Eisen aan de aanvraag en aanvrager

Artikel 3. Indiening van de aanvraag
  • 1. Degene die voor een vergunning in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in bij de minister.

  • 2. De aanvraag kan van 20 juni 2024 tot en met 31 juli 2024 worden ingediend per aangetekende post of door middel van persoonlijke overhandiging op het volgende adres en met de volgende adressering:

    Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

    t.a.v. Projectteam uitgifte radio-omroepvergunningen

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen.

  • 3. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het tweede lid, vindt uitsluitend plaats op werkdagen tussen 10.00 uur en 12.00 uur of tussen 14.00 uur en 16.00 uur. Na de overhandiging ontvangt de aanvrager een bewijs van ontvangst dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst.

Artikel 4. Aanvrager is rechtspersoon
  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet verder aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, en door de aanvrager is geen faillissement aangevraagd;

    • b. aan de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, en door de aanvrager is geen surseance van betaling aangevraagd; en

    • c. de aanvrager heeft geen akkoord buiten faillissement in de zin van artikel 370 van de Faillissementswet aangeboden, en aan de aanvrager is geen herstructureringsdeskundige in de zin van artikel 371 van de Faillissementswet aangewezen.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 5. Toestemming van het Commissariaat voor de Media

De aanvrager beschikt over toestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.

Artikel 6. Vorm en inhoud van de aanvraag
  • 1. Een rechtspersoon dient ten hoogste één aanvraag in.

  • 2. In de aanvraag wordt door de aanvrager per allotment vermeld op hoeveel vergunningen de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage 2 opgenomen model en gaat, onverminderd de overige in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 4. De aanvraag wordt in de Nederlandse taal gesteld.

  • 5. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden die zijn opgesteld krachtens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 6. In afwijking van het vierde lid, kunnen de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, worden gesteld in één van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, mits zij vergezeld gaan van een Nederlandse of Engelse vertaling.

Artikel 7. Informatieplicht aanvrager

De aanvrager informeert de minister op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, uiterlijk binnen vijf werkdagen nadat die hem bekend zijn geworden over wijzigingen met betrekking tot:

  • a. de gegevens die de aanvrager heeft verstrekt in het aanvraagformulier;

  • b. de gegevens en bescheiden die het aanvraagformulier vergezellen;

  • c. overige in deze regeling gestelde eisen aan de aanvrager.

§ 2. De zekerheidstelling

Artikel 8. Zekerheidstelling door de aanvrager
  • 1. De aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van zijn bod een waarborgsom of een bankgarantie ter grootte van € 2.000,– per vergunning die hij aanvraagt.

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot en met:

    • a. in geval van afwijzing of een gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag, de datum van de afwijzing;

    • b. in geval van intrekking of een gedeeltelijke intrekking van de aanvraag, twee weken nadat die intrekking door de minister is ontvangen;

    • c. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, de datum van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • d. in geval van toewijzing van de aanvraag, de datum waarop de totaalprijs, bedoeld in artikel 31, eerste lid, volledig is betaald.

  • 3. De aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op de in artikel 3, tweede lid, bedoelde einddatum:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer (IBAN): NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, Directie Mens en Middelen, onder vermelding van ‘Veiling DAB laag 6’; of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage 3, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres.

Artikel 9. Terugstorten waarborgsom en teruggave bankgarantie aanvragen die niet worden behandeld, zijn afgewezen of geweigerd
  • 1. Binnen twee weken nadat de aanvrager zijn aanvraag heeft ingetrokken, dan wel nadat de minister overeenkomstig artikel 10, vijfde lid, heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, de aanvraag op grond van artikel 11 heeft afgewezen, of de aanvraag heeft geweigerd op grond van 3.18 van de wet:

    • a. stort de minister, indien de aanvrager een waarborgsom heeft verstrekt, de waarborgsom terug aan de betreffende aanvrager, of

    • b. stuurt de minister, indien de aanvrager een bankgarantie heeft verstrekt, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van de betreffende aanvrager, en een kopie van deze schriftelijke verklaring aan de betreffende aanvrager.

  • 2. In het geval van een gedeeltelijke afwijzing, bedoeld in artikel 11, derde lid, of een gedeeltelijke intrekking, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, wordt enkel het deel van de waarborgsom of bankgarantie dat betrekking heeft op de gedeeltelijke afwijzing of gedeeltelijke intrekking teruggestort dan wel vervallen verklaard.

  • 3. Indien de minister een waarborgsom geheel of gedeeltelijk terugstort als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a respectievelijk tweede lid vergoedt hij tegelijkertijd de rente over het teruggestorte bedrag, berekend vanaf de dag na de dag dat de minister de waarborgsom heeft ontvangen tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het bedrag door de minister wordt teruggestort.

§ 3. Beslissingen tijdens de aanvraagfase

Artikel 10. Verzuim en verzuimherstel
  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in de artikelen 5, 6 en 8 gestelde voorschriften, deelt de minister de aanvrager dit mee en stelt hij hem in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft de gelegenheid het verzuim te herstellen tot en met 16:00 uur op de tiende werkdag na de dag waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is verstuurd.

  • 3. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel worden ingediend op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid.

  • 4. De aanvrager heeft de gelegenheid verzuim ten aanzien van de waarborgsom te herstellen met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a.

  • 5. Indien het verzuim niet is hersteld binnen de termijn en op de wijze, bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 11. Afwijzing aanvraag
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag volledig af, indien niet is voldaan aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4.

  • 2. De minister kan een aanvraag afwijzen als:

    • a. naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure;

    • b. de aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 7; of

    • c. de aanvrager niet voldoet aan een vordering als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de wet.

  • 3. De minister wijst een aanvraag gedeeltelijk af voor zover er in de aanvraag meer vergunningen voor een bepaald allotment zijn aangevraagd dan er binnen dat allotment beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK 4. VASTSTELLING EVENTUELE SCHAARSTE EN VERGUNNINGVERLENING BIJ AFWEZIGHEID VAN SCHAARSTE

Artikel 12. Vaststelling schaarste

  • 1. Indien de minister vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragen die buiten behandeling zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen, geheel of gedeeltelijk zijn ingetrokken of op grond van artikel 3.18 van de wet zijn geweigerd, het aantal vergunningen dat is aangevraagd per allotment hoger is dan het aantal vergunningen dat op grond van artikel 2 beschikbaar is in het betreffende allotment, vindt de verdeling voor dat allotment plaats met toepassing van de hoofdstukken 5 en 6.

  • 2. Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de minister op elk moment tot vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum, bedoeld in artikel 23, overgaan tot een nieuwe schaarstetoets in een allotment, als bedoeld in het eerste lid. Indien de minister op basis van de herhaalde schaarstetoets vaststelt dat uitgezonderd de aanvragen die buiten behandeling zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen, geheel of gedeeltelijk zijn ingetrokken of op grond van artikel 3.18 van de wet zijn geweigerd, het aantal vergunningen dat is aangevraagd per allotment gelijk is aan, of lager is dan het aantal vergunningen dat op grond van artikel 2 beschikbaar is in het betreffende allotment, vindt de verdeling alsnog plaats met toepassing van artikel 13.

Artikel 13. Vergunningverlening bij afwezigheid van schaarste

  • 1. Indien de verdeling in een allotment niet plaatsvindt met toepassing van de hoofdstukken 5 en 6, wordt het aantal vergunningen dat is aangevraagd in het betreffende allotment om niet verleend aan de betreffende aanvrager of aanvragers.

  • 2. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op de waarborgsom of bankgarantie van aanvragers als bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 5. DE VEILINGFASE

§ 1. Algemene bepalingen omtrent de veiling

Artikel 14. Het veilingmodel
  • 1. De veiling vindt plaats via internet met behulp van een elektronisch veilingsysteem en geschiedt door middel van een discrete klokveiling met exitbiedingen met dien verstande dat tijdens de veiling alleen kan worden geboden op de vergunningen binnen de allotments als bedoeld in artikel 22, onder c.

  • 2. De allotments worden volgordelijk geveild.

Artikel 15. Rol minister

De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop hiervan.

Artikel 16. Veilen op werkdagen

De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

Artikel 17. Biedingen en andere communicatie tussen deelnemer en de minister
  • 1. Biedingen en exitbiedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 2. Andere communicatie vindt uitsluitend plaats:

    • a. via het elektronisch veilingsysteem; of

    • b. telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres, en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres, bedoeld in artikel 23, onderdeel d.

Artikel 18. Bijzondere omstandigheden tijdens de veiling
  • 1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen die buiten de beïnvloedingssfeer liggen van de minister of de deelnemers, of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.

  • 2. Een deelnemer meldt een bijzondere omstandigheid of technisch probleem onverwijld, maar uiterlijk binnen tien minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde, telefonisch aan de minister.

  • 3. Indien de technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat deze deelnemer zijn biedingen of exitbiedingen uitbrengt door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 4. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:

    • a. alle biedingen of exitbiedingen uitgebracht in die ronde vervallen, tenzij alle nog actieve deelnemers in die ronde reeds een bod of exitbod hebben uitgebracht; of

    • b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 19. Verboden gedragingen
  • 1. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon:

    • a. onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in het kader van de veilingprocedure daaronder begrepen;

    • b. maakt tot de mededeling, bedoeld in artikel 29, eerste lid, is gedaan geen informatie openbaar, verspreidt geen informatie en doet geen informatie verspreiden aan derden met betrekking tot diens strategie, budget, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte of te betalen prijzen in de veiling.

  • 2. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon, maakt voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure tot de mededeling, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, informatie over het al dan niet deelnemen aan de veiling en de indiening van de aanvraag daartoe, onmiddellijk volledig openbaar, zodra deze door hem aan een of meer derden bekend is gemaakt.

  • 3. De minister kan de veiling beëindigen of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken, gedragingen of informatieverstrekking die in strijd zijn met het eerste of tweede lid.

Artikel 20. Uitsluiting aanvragers
  • 1. Indien voorafgaande aan of tijdens de veiling blijkt dat een aanvrager niet of niet meer voldoet aan de in de artikelen 5, 6, of 8 gestelde voorschriften, dan wel dat een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon, naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 19, eerste of tweede lid, kan de minister:

    • a. de betrokken aanvrager uitsluiten van deelname of verdere deelname aan de veiling en de biedingen en exitbiedingen van de betrokken aanvrager uit één of meerdere biedronden ongeldig verklaren;

    • b. de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

  • 2. Indien niet eerder dan na afloop van de veiling blijkt dat een aanvrager naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met artikel 19, eerste of tweede lid, kan de minister de winnende biedingen van die aanvrager ongeldig verklaren en besluiten dat de veiling opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 21. Bod en exitbod zijn onvoorwaardelijk en onherroepelijk

Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod of exitbod gebonden.

§ 2. De veilingprocedure

Artikel 22. Toelating tot de veiling

Indien na toepassing van artikel 12, eerste lid, de noodzaak van veilen van een allotment is komen vast te staan, deelt de minister de deelnemer wiens aanvraag voor het betreffende allotment niet buiten behandeling is gesteld, geheel is afgewezen, geheel is ingetrokken of is geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet, schriftelijk mee:

  • a. dat hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling;

  • b. het aantal vergunningen dat de deelnemer, gelet op zijn aanvraag, ten hoogste per betreffende allotment kan verwerven;

  • c. de allotments waarbinnen de deelnemer tijdens de veiling uitsluitend een bod kan uitbrengen;

  • d. het totale aantal deelnemers per allotment waarvoor hij is toegelaten.

Artikel 23. Mededelingen minister aan deelnemers vóór de veiling

De minister deelt de deelnemers uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

  • a. de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde;

  • b. indien er meerdere allotments geveild worden dat de allotments volgordelijk zullen worden geveild en in welke volgorde;

  • c. de voor de veiling benodigde programmatuur;

  • d. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;

  • e. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer;

  • f. het internetadres waarop de deelnemer inlogt om aan de veiling deel te nemen.

Artikel 24. De biedronden
  • 1. De minister bepaalt het tijdstip en de duur van de biedronden.

  • 2. Een biedronde eindigt op het tijdstip waarop de door de minister bepaalde duur van de biedronde is verstreken of, indien dat eerder is, op het tijdstip waarop alle resterende deelnemers een bod of exitbod hebben uitgebracht.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan de minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door de minister bepaalde duur is verstreken.

  • 4. De prijs per vergunning in de eerste biedronde is € 0.

  • 5. De minister bepaalt de prijs in de tweede en daaropvolgende biedronden.

Artikel 25. Verlenging biedronden
  • 1. Voor een deelnemer die een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod of, indien van toepassing, exitbod heeft uitgebracht, wordt de betreffende biedronde van rechtswege verlengd met 30 minuten.

  • 2. Per deelnemer worden ten hoogste twee biedronden van rechtswege verlengd, waarbij niet worden meegerekend de biedronden waarvoor de minister op grond van de artikelen 18 of 20, heeft besloten dat deze opnieuw worden gehouden.

  • 3. De minister kan besluiten dat de biedronden niet worden meegerekend waarin het niet uitbrengen van een bod of exitbod het gevolg was van technische problemen die zijn ontstaan vóór het verstrijken van de biedronde.

  • 4. In afwijking van artikel 24, tweede en derde lid, eindigt een biedronde als bedoeld in het eerste lid op het moment dat de termijn van 30 minuten is verstreken of, indien dat eerder is, op het tijdstip waarop alle deelnemers wiens biedronde van rechtswege is verlengd een bod of exitbod hebben uitgebracht.

  • 5. De minister deelt de verlenging van een biedronde zo spoedig mogelijk mee aan alle deelnemers.

Artikel 26. De veilingregels
  • 1. Een deelnemer brengt een bod uit in iedere biedronde waaraan hij deelneemt.

  • 2. In de eerste biedronde is het bod gelijk aan het aantal, bedoeld in artikel 22, onderdeel b.

  • 3. In de tweede en daaropvolgende biedronden is het bod telkens gelijk aan of lager dan het bod dat de deelnemer heeft uitgebracht in de voorafgaande biedronde ten aanzien van het betreffende allotment.

  • 4. Een deelnemer die zijn bod verlaagt ten opzichte van zijn bod in een voorafgaande biedronde brengt tevens een exitbod uit.

  • 5. Een exitbod bestaat uit een bedrag in hele euro’s nauwkeurig dat:

    • a. gelijk is aan, of hoger is dan, de prijs die de minister heeft bepaald voor de voorafgaande biedronde; en

    • b. lager is dan de prijs die de minister heeft bepaald voor de biedronde waarin de deelnemer zijn bod verlaagt.

  • 6. Een deelnemer die in een biedronde zijn bod verlaagt met méér dan één vergunning brengt voor de tweede en daaropvolgende vergunningen waarmee hij zijn bod verlaagt afzonderlijke exitbiedingen uit die voor iedere verlaging met één vergunning gelijk zijn aan, of hoger zijn dan, zijn voorafgaande exitbod.

  • 7. Een deelnemer die een biedronde of een verlengde biedronde laat verstrijken zonder een bod uit te brengen, brengt in de daaropvolgende biedronden geen bod uit.

Artikel 27. Mededelingen minister na biedronden
  • 1. Zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde deelt de minister per allotment:

    • a. alle deelnemers mee:

      • 1. het nummer van die biedronde;

      • 2. het aantal deelnemers dat een bod heeft uitgebracht;

      • 3. het aantal vergunningen dat in totaal is geboden;

      • 4. het aantal exitbiedingen; en

      • 5. de aanvangstijd, de duur en het nummer van, alsmede de prijs in, de volgende biedronde,

    • b. iedere deelnemer afzonderlijk mee:

      • 1. zijn bod of exitbiedingen in de afgelopen biedronde of het gebrek daaraan;

      • 2. het aantal keer dat hij nog in aanmerking komt voor een verlenging als bedoeld in artikel 25, eerste en tweede lid.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, onder 5, is niet van toepassing na het einde van de laatste biedronde, bedoeld in artikel 28, eerste lid.

Artikel 28. Laatste biedronde en aanmerking winnende biedingen
  • 1. De laatste biedronde is de biedronde waarin het aantal vergunningen dat in totaal is geboden gelijk is aan of kleiner is dan het aantal vergunningen dat op grond van artikel 2 beschikbaar is in het betreffende allotment.

  • 2. Indien het aantal vergunningen gelijk is aan het aantal vergunningen dat op grond van artikel 2 beschikbaar is, merkt de minister alle in de laatste biedronde gedane biedingen aan als winnende biedingen.

  • 3. Indien het aantal vergunningen kleiner is dan het aantal vergunningen dat op grond van artikel 2 beschikbaar is, merkt de minister de volgende biedingen aan als winnende biedingen:

    • a. alle biedingen die zijn gedaan in de laatste biedronde, gevolgd door

    • b. de hoogste exitbiedingen die in de voorafgaande biedronde zijn gedaan op de resterende vergunningen.

  • 4. Indien twee of meer exitbiedingen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, gelijk zijn, en onvoldoende vergunningen resteren om elk van deze exitbiedingen als winnende biedingen aan te merken, vindt het aanmerken van deze exitbiedingen als winnende biedingen plaats door middel van een loting, waarbij gebruik wordt gemaakt van het elektronisch veilingsysteem.

Artikel 29. Bekendmaking biedingen
  • 1. De minister maakt zo spoedig mogelijk na de veiling aan alle deelnemers bekend:

    • a. de winnende biedingen;

    • b. exitbiedingen die zijn betrokken bij een loting als bedoeld in artikel 28, vierde lid;

    • c. het per vergunning verschuldigde bedrag, bedoeld in artikel 31, tweede lid.

  • 2. De minister maakt zo spoedig mogelijk na de in het eerste lid bedoelde bekendmaking de informatie genoemd in het eerste lid openbaar.

  • 3. De minister maakt zo spoedig mogelijk na de in het eerste lid bedoelde bekendmaking een overzicht van de biedingen van alle deelnemers openbaar, waarbij de identiteit van een deelnemer die geen winnende bieding heeft uitgebracht niet openbaar wordt gemaakt.

HOOFDSTUK 6. VERGUNNINGVERLENING EN AFWIJZING AANVRAGEN NA DE VEILINGFASE

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 30. Verlening vergunningen aan winnende deelnemers en afwijzing aanvragen niet-winnende deelnemers
  • 1. De minister verleent de winnende deelnemers de door hen gewonnen vergunningen, nadat zij de verschuldigde bedragen, bedoeld in artikel 31, tweede lid, hebben betaald.

  • 2. De minister wijst de aanvragen af van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname zijn uitgesloten.

§ 2. Winnende deelnemers

Artikel 31. Betaling en hoogte van verschuldigde bedrag
  • 1. De winnende deelnemer betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken na de mededeling, bedoeld in artikel 29, eerste lid.

  • 2. Het verschuldigde bedrag per vergunning is gelijk aan:

    • a. de prijs die de minister heeft bepaald voor de laatste biedronde, of

    • b. het laagste exitbod dat als winnend bod is aangemerkt, indien één of meer exitbiedingen als winnende biedingen zijn aangemerkt.

Artikel 32. Terugstorten waarborgsommen en teruggave bankgaranties winnende deelnemers
  • 1. Indien de winnende deelnemer een waarborgsom heeft gestort, wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning of vergunningen verschuldigde bedrag, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt,

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer méér dan het verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de vergunning, bedoeld in artikel 30, is verleend.

  • 2. Artikel 9, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 3. Indien de winnende deelnemer een bankgarantie heeft afgegeven is artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing, nadat de winnende deelnemer het verschuldigde bedrag heeft betaald.

§ 3. Niet-winnende deelnemers en uitgesloten aanvragers

Artikel 33. Terugstorten waarborgsommen en teruggave bankgaranties aan niet-winnende deelnemers en uitgesloten aanvragers

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op de waarborgsom of bankgarantie van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname zijn uitgesloten.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 34. Wijziging Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep

De Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3a komt te luiden:

Artikel 3a. Scheiding commerciële radio-omroepmarkten

Eén rechtspersoon gebruikt of verwerft slechts frequentieruimte uit één van de categorieën, bedoeld in bijlage 1.

B

Bijlage 4 van deze regeling wordt toegevoegd als bijlage 1.

C

Na artikel 3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3b. Overgangsrecht scheiding commerciële radio-markten

Artikel 3a, zoals dat luidde vóór inwerkingtreding van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6 blijft van toepassing op frequentieruimte die door een rechtspersoon is verkregen of werd gebruikt vóór inwerkingtreding van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6.

Artikel 35. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

Artikel 36. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6.

’s-Gravenhage, 7 juni 2024

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

BIJLAGE 1. TE VERDELEN VERGUNNINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

Allotment

Capaciteit commercieel

Allotment

Capaciteit commercieel

1

18

30

14

2

17

31

14

3

16

32

10

4

16

33

13

5

17

34

15

6

17

35

16

7

16

36

12

8

15

37

12

9

15

38

13

10

17

39

13

11

15

40

11

12

15

41

13

13

14

42

15

14

17

43

14

15

17

44

11

16

17

45

8

17

14

46

15

18

17

47

16

19

13

48

15

20

17

49

15

21

14

50

12

22

17

51

12

23

11

52

9

24

16

53

14

25

15

54

15

26

17

55

10

27

14

56

17

28

12

57

11

29

14

   

BIJLAGE 2. MODELAANVRAAGFORMULIER ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, DERDE LID

1. Aanvrager

1.1

Statutaire naam aanvrager

1.2

Rechtsvorm

1.3

Nummer van inschrijving in het handelsregister (of daarmee vergelijkbaar register)

1.4

Vestigingsadres

 

1.4.1

Straat + huisnummer

 

1.4.2

Postcode

 

1.4.3

Plaats

1.5

Correspondentieadres (indien afwijkend van het vestigingsadres)

 

1.5.1

Straat + huisnummer

 

1.5.2

Postcode

 

1.5.3

Plaats

1.6

Factuuradres (indien afwijkend van het vestigingsadres)

 

1.6.1

Straat + huisnummer

 

1.6.2

Postcode

 

1.6.3

Plaats

2. Contactgegevens (gedurende de aanvraag- en veilingprocedure)

  • 2.1 Voornamen (voluit)

  • 2.2 Achternaam

  • 2.3 Telefoonnummer

  • 2.4 E-mailadres

3. Vergunning(en) aanvragen

Ik vraag (een) vergunning(en) voor de volgende allotment(s) aan:

* Vul in cijfers het gewenste aantal vergunningen in.

Aantal

Allotment

Gemeente(n)

..........

1

Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland

..........

2

Achtkarspelen, Dantumadeel, Noordoost-Friesland, Tietjerksteradeel

..........

3

Eemsdelta, Het Hogeland

..........

4

Harlingen, Waddenhoek

..........

5

Leeuwarden

..........

6

Noordenveld, Westerkwartier

..........

7

Groningen, Midden-Groningen

..........

8

Borger-Odoorn, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde

..........

9

Den Helder, Hollands Kroon, Schagen, Texel

..........

10

De Friese Meren, Zuidwest-Friesland

..........

11

Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Weststellingwerf

..........

12

Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Tynaarlo

..........

13

Bergen, Castricum, Heiloo, Uitgeest

..........

14

Alkmaar, Dijk en Waard

..........

15

Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec

..........

16

Noordoostpolder, Urk

..........

17

De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Staphorst, Steenwijkerland, Westerveld

..........

18

Coevorden, Emmen

..........

19

Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen, Zandvoort

..........

20

Oostzaan, Wormerland, Zaanstad

..........

21

Edam-Volendam, Landsmeer, Purmerend, Waterland

..........

22

Dronten, Lelystad, Zeewolde

..........

23

Elburg, Epe, Hattem, Heerde, Kampen, Oldebroek, Olst-Wijhe, Raalte, Zwartewaterland, Zwolle

..........

24

Dalfsen, Hardenberg, Ommen, Twenterand

..........

25

Amsterdam, Diemen

..........

26

Almere

..........

27

Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Oegstgeest Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude

..........

28

Aalsmeer, Amstelveen, De Ronde Venen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn

..........

29

Amsterdam, Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Stichtse Vecht, Wijdemeren

..........

30

Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Ermelo, Harderwijk, Leusden, Nijkerk, Nunspeet, Putten, Soest

..........

31

Apeldoorn, Brummen, Deventer, Voorst, Zutphen

..........

32

Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Wierden

..........

33

Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar

..........

34

Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Nieuwkoop

..........

35

Delft, Maassluis, Midden-Delfland, Westland

..........

36

Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Krimpenerwaard, Lansingerland, Pijnacker-Nootdorp, Zoetermeer, Zuidplas

..........

37

Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Montfoort, Oudewater, Waddinxveen Woerden

..........

38

Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein, Utrecht, Zeist

..........

39

Buren, Culemborg, Neder-Betuwe, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Tiel, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijk bij Duurstede, Woudenberg

..........

40

Arnhem, Doesburg, Duiven, Ede, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Wageningen, Westervoort, Zevenaar

..........

41

Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Lochem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk

..........

42

Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen

..........

43

Albrandswaard, Barendrecht, Hoeksche Waard, Nissewaard, Voorne aan Zee

..........

44

Alblasserdam, Altena, Dordrecht, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Molenlanden, Papendrecht, Ridderkerk, Sliedrecht, Zwijndrecht

..........

45

Bernheze, Boekel, Boxtel, Heusden, Maasdriel, Maashorst, Meierijstad, Oss, ’s-Hertogenbosch, Sint-Michielsgestel, Tilburg, Oirschot, Vught, Zaltbommel

..........

46

Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen, Wijchen

..........

47

Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duiveland

..........

48

Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Sluis, Terneuzen, Veere, Vlissingen

..........

49

Bergen op Zoom, Roosendaal, Steenbergen, Tholen, Woensdrecht

..........

50

Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Rucphen, Zundert

..........

51

Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk

..........

52

Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre

..........

53

Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Someren

..........

54

Bergen (L), Gennep, Land van Cuijk, Venray, Bergen

..........

55

Beesel, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Weert

..........

56

Beek, Sittard-Geleen, Stein

..........

57

Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal

4. Gemachtigde(n) gedurende veilingprocedure

4.1 Gemachtigde 1

  • 4.1.1 Voornamen (voluit)

  • 4.1.2 Achternaam

  • 4.1.3 Telefoonnummer

  • 4.1.4 E-mailadres

4.2 Gemachtigde 2

  • 4.2.1 Voornamen (voluit)

  • 4.2.2 Achternaam

  • 4.2.3 Telefoonnummer

  • 4.2.4 E-mailadres

4.3 Gemachtigde 3

  • 4.3.1 Voornamen (voluit)

  • 4.3.2 Achternaam

  • 4.3.3 Telefoonnummer

  • 4.3.4 E-mailadres

4.4 Gemachtigde 4

  • 4.4.1 Voornamen (voluit)

  • 4.4.2 Achternaam

  • 4.4.3 Telefoonnummer

  • 4.4.4 E-mailadres

5. Verklaringen

Met ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart de aanvrager dat:

  • Geen afbreuk mededinging

    hij en, indien er sprake is van verbonden rechtspersonen, anderen die zijn betrokken bij die rechtspersonen, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.

  • Statutaire en financiële positie

    de aanvrager een rechtspersoon is, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte heeft.

  • de aanvrager (uitgezonderd terugwerkende kracht tot 0:00 uur van diezelfde dag) niet failliet is verklaard;

  • de aanvrager geen aangifte tot eigen faillissement heeft gedaan;

  • de aanvrager niet is ontbonden;

  • aan de aanvrager geen surseance van betaling is verleend;

  • de aanvrager geen aanvraag tot surseance van betaling heeft gedaan

  • de aanvrager geen akkoord buiten faillissement in de zin van artikel 370 van de Faillissementswet heeft aangeboden;

  • aan de aanvrager geen herstructureringsdeskundige in de zin van artikel 371 van de Faillissementswet is aangewezen.

6. De volgende documenten zijn bijgevoegd

  • Recent uittreksel uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register (niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag) van de:

  • Meest recente statuten (alle pagina’s) van de:

  • Kopie van de ondertekende toestemming (het besluit) van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 5 van de Regeling);

  • Kopie identiteitsbewijs van alle in onderdeel 9 genoemde bestuurders die bevoegd zijn om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen;

  • (indien van toepassing) Volmachten voor bevoegde ondertekening door in onderdeel 9 genoemde gemachtigden;

  • (indien van toepassing) Bankgarantie, conform bijlage 3 van de Regeling.

7. Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen

Dit onderdeel is erop gericht om van u alle relevante informatie te verkrijgen en te kunnen beoordelen of sprake is van verbondenheid met een landelijke of niet-landelijke commerciële vergunninghouder. Vergunninghouders met vergunningen die verkregen zijn door middel van de uitgifte van de Tijdelijke verdeling laag 6 voor lokale digitale radio-omroep, kunnen buiten beschouwing worden gelaten.

Hiertoe dient u een schematisch overzicht, inclusief bestuurders en aandeelhouders, aan te leveren en hoe de aanvrager zich verhoudt tot dochter-, zuster- en moedermaatschappijen zodat een beeld kan worden gevormd van de groep waartoe de aanvrager behoort. Daarnaast dient uit het schematisch overzicht duidelijk te worden wie de ultimate beneficial owner (UBO) is.

Is de aanvrager niet met andere rechtspersonen verbonden, dan kunt u hier volstaan met een verklaring dat er geen sprake is van, dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, een groep zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek of andere verbonden rechtspersonen.

Voor dit onderdeel moet u de volgende vragen beantwoorden door een keuze te maken tussen JA of NEE.

  • 1. Is de aanvrager in het bezit van aandelen in een rechtspersoon die een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep houdt? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dit dan in een zelfstandig leesbare beschrijving op waarin u de hoeveelheid aandelen en verdeling daarvan in soorten aandelen (zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen) benoemt en voeg de genoemde bijlagen bij.

  • 2. Is een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep in het bezit van aandelen van de aanvrager of aandelen van de groep van de aanvrager? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dan de volgende zaken in een zelfstandig leesbare beschrijving op en voeg de genoemde bijlagen bij. Zijn onderdelen niet van toepassing dan dient u dit expliciet te vermelden:

    de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen (zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen), de verdeling over de aandeelhouders, het doel en de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager.

    In het geval deze vraag met ‘JA’ is beantwoord dient u tevens de navolgende gegevens aan te leveren. Indien u hier niet over beschikt, omdat dit onderdeel niet van toepassing is, dan dient u dit expliciet te vermelden:

    • a. een kopie van het aandeelhoudersregister van de aanvrager, waaruit blijkt wie de aandeelhouders zijn ten tijde van de aanvraag (tenzij de aanvrager enig aandeelhouder van de vennootschap is);

    • b. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;

    • c. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon;

  • 3. Heeft de aanvrager zekerheidsrechten ter beschikking gesteld aan een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dan de volgende zaken in een zelfstandig leesbare beschrijving op en voeg de genoemde bijlagen bij. Zijn onderdelen niet van toepassing dan dient u dit expliciet te vermelden:

    het vreemde vermogen van de aanvrager (zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt), wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend.

  • 4. Heeft een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep financiële middelen aan de aanvrager verstrekt? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dan de volgende zaken in een zelfstandig leesbare beschrijving op en voeg de genoemde bijlagen bij. Zijn onderdelen niet van toepassing dan dient u dit expliciet te vermelden:

    het vreemde vermogen van de aanvrager (zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt), wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend.

  • 5. Heeft een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep invloed op de besluitvorming van de aanvrager? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dan de volgende zaken in een zelfstandig leesbare beschrijving op en voeg de genoemde bijlagen bij. Zijn onderdelen niet van toepassing dan dient u dit expliciet te vermelden:

    • a. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

    • b. aan wie en onder welke condities en beperkingen (doorlopende) volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), in welk geval een kopie of kopieën van verleende geldige volmachten bij de aanvraag worden gevoegd;

    • c. het doel en de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;

  • 6. Heeft de aanvrager afspraken gemaakt over radioprogramma’s of reclame met een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dan de volgende zaken in een zelfstandig leesbare beschrijving op en voeg de genoemde bijlagen bij:

    bestaande en voorgenomen overeenkomsten tussen enerzijds de aanvrager of een rechtspersoon die behoort tot de groep van de aanvrager (bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) en anderzijds rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochter- of moedervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen,(in dat geval dient een kopie van bestaande en voorgenomen overeenkomsten bij de aanvraag worden gevoegd, of, indien deze informatie niet is vastgelegd, een volledige beschrijving te worden opgenomen in de aanvraag);

  • 7. Heeft de aanvrager andere banden met een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de aanvrager raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of er sprake is van een verbonden rechtspersoon? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dit dan in een zelfstandig leesbare beschrijving op waarbij u deze banden nader uitwerkt en op welke wijze de eigendoms-en zeggenschapsverhoudingen van de aanvrager geraakt worden. Voeg kopieën van overeenkomsten en waar mogelijk andere documenten toe.

  • 8. Heeft de aanvrager afspraken met een houder van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep over de totstandkoming van het programma-aanbod? JA / NEE

    Zo ja, neemt u dit dan in een zelfstandig leesbare beschrijving op waarbij u omschrijft welke afspraken zijn gemaakt. Voeg de kopieën van de betreffende overeenkomsten bij.

  • 9. Is er ten behoeve van de aanvrager een bestuurlijk rechtsoordeel genomen door het Commissariaat van de Media? JA / NEE

    Zo ja, voeg dan de kopieën van het bestuurlijke rechtsoordeel of de bestuurlijke rechtsoordelen van het Commissariaat voor de Media en alle communicatie daarover bij.

8. Verkeer langs elektronische weg

Kruis aan indien van toepassing:

  • De aanvrager gaat ermee akkoord dat correspondentie per e-mail kan plaatsvinden via het e-mailadres dat is opgenomen bij onderdeel 2.4. van dit aanvraagformulier.

9. Ondertekening

  • Ondergetekende(n) zijn (gezamenlijk) bevoegd op grond van de bij deze aanvraag bijgevoegde uittreksel(s) uit het handelsregister, de bijgevoegde statuten en/of de bijgevoegde volmacht(en).

  • Ondergetekende(n) verklaart/verklaren dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

  • Ondergetekende(n) verklaart/verklaren dat de personen genoemd in onderdeel 4 door middel van deze aanvraag volledig, zelfstandig en onbeperkt gemachtigd zijn om namens de aanvrager op te treden in de veilingprocedure.

9.1. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

  • 9.1.1 Naam ondertekende

  • 9.1.2 Plaats

  • 9.1.3 Datum

  • 9.1.4 Handtekening

9.2. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

  • 9.2.1 Naam ondertekende

  • 9.2.2 Plaats

  • 9.2.3 Datum

  • 9.2.4 Handtekening

9.3. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

  • 9.3.1 Naam ondertekende

  • 9.3.2 Plaats

  • 9.3.3 Datum

  • 9.3.4 Handtekening

9.4. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

  • 9.4.1 Naam ondertekende

  • 9.4.2 Plaats

  • 9.4.3 Datum

  • 9.4.4 Handtekening

BIJLAGE 3. MODEL BANKGARANTIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, DERDE LID, ONDERDEEL B

– Model bankgarantie –

  • I. De ondergetekende........................... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)1, gevestigd te..........................., mede kantoorhoudende te..........................., hierna te noemen: ‘de bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: ‘de minister’);

  • B. dat de minister bij besluit 7 juni 2024 heeft bekendgemaakt dat de vergunningen (als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6) overeenkomstig de Regeling aanvraag- en veilingprocedure digitale radio-omroep DAB laag 6 (hierna: ‘de Regeling’) worden verdeeld;

  • C. dat........................... (naam aanvrager), rechtspersoon naar........................... recht (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) waarvan de zetel is gevestigd te..........................., kantoorhoudende te..........................., hierna te noemen: ‘de aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een een/meerdere vergunningen als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;

  • D. dat de minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor lokale commerciële radio regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling;

  • E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunning(en) indient op grond van artikel 8 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 2.000,– per vergunning, waar de aanvraag, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 11 van de Regeling betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;

  • F. dat de aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

  • G. dat de aanvrager de bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.

Verbindt zich tot het navolgende:

  • 1. De bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van €... (zegge: .........................................................................euro)2, onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de vordering van de aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 2. De bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de vordering van de aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

  • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

  • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder II, onderdeel B waaraan de bank nog niet voldeed. Op verzoek van de bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de bank.

Plaats:.........................................................................................................

Datum:........................................................................................................

Naam bank:...............................................................................................

Naam medewerker:....................................................................................

BIJLAGE 4. BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 34, ONDERDEEL B

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 3a

Tabel 1: categorie commerciële landelijke radiovergunningen, FM en DAB-vergunningen in laag 2 en laag 7.

Vergunningen voor landelijke commerciële radio radio-omroep

Pakketten FM en DAB-vergunningen in laag 2

Pakket LCO1 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A01 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO2 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A02 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO3 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A03 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO4 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A04 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO5 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A05 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO6 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A06 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO7 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A07 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO8 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A08 en een DAB- vergunning in allotment 11C

Pakket LCO9 bestaande uit FM-vergunning voor kavel A09 en een DAB- vergunning in allotment 11C

 

DAB-only-vergunningen in Laag 7

DAB-only vergunningen in allotment 9C

Tabel 2: categorie commerciële niet-landelijke radiovergunningen, FM en DAB-vergunningen in laag 4.

Vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep

Pakketten FM en DAB-vergunningen in laag 4

FM-vergunning B01 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 8B

FM-vergunning B02 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 8B

FM-vergunning B03 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 8B

FM-vergunning B04 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 8B

FM-vergunning B05 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 8B

FM-vergunning B06 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5B

FM-vergunning B07 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5B

FM-vergunning B08 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5B

FM-vergunning B09 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 12B

FM-vergunning B10 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5A

FM-vergunning B11 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5A

FM-vergunning B12 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5A

FM-vergunning B13 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-N

FM-vergunning B14 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-N

FM-vergunning B15 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-N

FM-vergunning B16 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5A

FM-vergunning B17 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 6A

FM-vergunning B18 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 6A

FM-vergunning B19 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 6A

FM-vergunning B20 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 12B

FM-vergunning B21 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-Z

FM-vergunning B22 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-Z

FM-vergunning B23 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-Z

FM-vergunning B24 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5B

FM-vergunning B25 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-Z

FM-vergunning B26 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-N

FM-vergunning B27 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5A

FM-vergunning B28 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 6A

FM-vergunning B29 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 6A

FM-vergunning B30 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 12B

FM-vergunning B31 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-Z

FM-vergunning B32 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 12B

FM-vergunning B33 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 8B

FM-vergunning B34 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-N

FM-vergunning B35 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 5A

FM-vergunning B36 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 12B

FM-vergunning B37 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-N

FM-vergunning B38 met daaraan gekoppeld een DAB-vergunning in allotment 7C-Z

 

DAB-only-vergunningen in Laag 4

DAB-only vergunningen in allotment 5A

DAB-only vergunningen in allotment 5B

DAB-only vergunningen in allotment 6A

DAB-only vergunningen in allotment 7C-N

DAB-only vergunningen in allotment 7C-Z

DAB-only vergunningen in allotment 8B

DAB-only vergunningen in allotment 12B

Tabel 3: categorie commerciële lokale DAB-only radiovergunningen in laag 6.

Vergunningen voor commerciële lokale radio-omroep

DAB-only vergunningen in allotments 38, 41, 52 en 57 met frequentieblok 5A

DAB-only vergunningen in allotments 4, 7, 24 en 55 met frequentieblok 5B

DAB-only vergunningen in allotment 33 met frequentieblok 5C

DAB-only vergunningen in allotment 28 met frequentieblok 5D

DAB-only vergunningen in allotments 44 en 53 met frequentieblok 6A

DAB-only vergunningen in allotments 29, 32, 43 en 46 met frequentieblok 6B

DAB-only vergunningen in allotments 5, 25 en 45 met frequentieblok 6C

DAB-only vergunningen in allotments 6, 23, 42 en 54 met frequentieblok 6D

DAB-only vergunningen in allotments 3, 16, 18, 37, 40 en 56 met frequentieblok 7B

DAB-only vergunningen in allotment 13 met frequentieblok 7C

DAB-only vergunningen in allotments 34 en 51 met frequentieblok 8A

DAB-only vergunningen in allotment 49 met frequentieblok 8B

DAB-only vergunningen in allotments 8, 10 en 50 met frequentieblok 8C

DAB-only vergunningen in allotment 19 met frequentieblok 9A

DAB-only vergunningen in allotments 9 en 35 met frequentieblok 9B

DAB-only vergunningen in allotments 1, 27 en 48 met frequentieblok 9D

DAB-only vergunningen in allotment 21 met frequentieblok 10A

DAB-only vergunningen in allotments 11 en 31 met frequentieblok 10B

DAB-only vergunningen in allotment 26 met frequentieblok 10C

DAB-only vergunningen in allotments 2 en 15 met frequentieblok 10D

DAB-only vergunningen in allotment 30 met frequentieblok 11A

DAB-only vergunningen in allotments 17, 20, 39 en 47 met frequentieblok 11B

DAB-only vergunningen in allotment 14 met frequentieblok 12A

DAB-only vergunningen in allotments 12, 22 en 36 met frequentieblok 12D

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

1.1. Hoofdlijnen

Deze regeling voorziet in een aanvraag- en veilingprocedure voor de verdeling van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte in de zogenoemde laag 6 van band III ten behoeve van commerciële digitale radio-omroep.

1.2. Digitale radio (DAB)

Sinds 2009 stimuleert de overheid digitalisering van de (ether)radio met het oog op doelmatig gebruik van schaars spectrum. Hiertoe zijn de vergunningen voor analoge commerciële radio (zowel landelijk als niet-landelijk) meerdere malen verlengd onder de voorwaarde dat partijen investeren in digitale etherradio. Door middel van de zogenaamde koppeling kregen partijen ook de beschikking over een vergunning voor digitale radio (DAB). Met de verlengde vergunningen werden vergunninghouders onder andere verplicht het programma dat men analoog verspreidt óók digitaal aan te bieden (de zogenoemde simulcastverplichting).

De digitale DAB-standaard biedt de luisteraar verschillende voordelen ten opzichte van de analoge FM: de luisteraar kan een hogere geluidskwaliteit en additionele diensten (zoals informatie over de muziek) worden geboden. Digitalisering strekt er tevens toe dat de beschikbare frequentieruimte intensiever gebruikt kan worden. Hierdoor kan het beschikbare spectrum efficiënter worden ingericht. Er passen meer zenders in minder spectrum, waardoor er ook meer aanbod kan komen. Daarnaast zullen de investeringen in digitalisering voor de vergunninghouders op termijn leiden tot lagere exploitatiekosten doordat de kosten voor het uitzenden gedeeld kunnen worden met andere partijen. Al met al biedt digitalisering verschillende voordelen ten opzichte van analoge radio: een betere kwaliteit, een groter bereik en de mogelijkheid tot het genereren van meer aanbod. Digitalisering kan derhalve zorgen voor een doelmatiger gebruik van schaars spectrum.

In de afgelopen jaren is het aanbod van digitale etherradio gestaag gegroeid. Er zijn op dit moment in Nederland meerdere frequentielagen beschikbaar voor digitale radio. Laag 6 is bedoeld voor lokale publieke en commerciële partijen die digitaal willen uitzenden. Met de definitieve uitgifte van deze laag wordt verdere uitvoering gegeven aan de uitkomsten van de Taskforce indeling digitaal spectrum (Taskforce Radio3) en kan er een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de uiteindelijke transitie naar digitaal.

1.3. Taskforce Radio

Conform de wens van de Tweede Kamer is er een Taskforce Radio opgericht om in overleg met de sector tot breed gedragen verbetervoorstellen te komen ten aanzien van de indeling van het spectrum voor digitale radio. Met een efficiëntere indeling van het spectrum wordt beoogd de uitrol en het gebruik van digitale radio in Nederland verder te bevorderen.

De Taskforce heeft, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, diverse scenario’s voor een efficiëntere indeling van het digitale radiospectrum uitgewerkt en besproken. De Tweede Kamer is per brief van 1 april 2019 geïnformeerd over de uitkomsten van de Taskforce Radio.4

Om het advies van de Taskforce Radio te kunnen volgen en het daarin opgenomen voorkeursscenario mogelijk te maken moesten de frequentierechten van Nederland aangepast worden. Hiervoor was internationale frequentiecoördinatie noodzakelijk. Ook de rechten van onze buurlanden zijn aangepast om storingen te voorkomen. Met name de coördinatie van laag 6 heeft wegens de complexiteit daarvan – zoals verwacht – geruime tijd in beslag genomen.

In de Taskforce Radio is afgesproken om vooruitlopend op de definitieve uitgifte gedeeltes van laag 6 op tijdelijke basis in gebruik te nemen. Op deze wijze werd bewerkstelligd dat lokale partijen, zowel commerciële als publieke, op korte termijn ook gebruik kunnen gaan maken van DAB en niet hoefde te wachten op de uitkomsten van de internationale onderhandelingen die zoals hierboven al aangegeven geruime tijd in beslag gingen nemen. Bij de tijdelijke uitgifte ging het om 22 allotments waarin ruimte was voor maximaal 12 vergunningen per allotment. Deze tijdelijke vergunningen zijn uitgegeven tot en met 31 augustus 2024.

De onderhandelingen met de buurlanden zijn (grotendeels) afgerond hetgeen betekent dat per 1 september 2024 ook definitief frequentieruimte beschikbaar komt voor publieke en commerciële partijen die op lokaal niveau willen uitzenden.

1.4. Kenmerken laag 6

Laag 6 bestaat uit 57 lokale allotments en is bedoeld voor zowel lokale publieke als commerciële omroepen. Met deze per 1 september 2024 nieuwe indeling van laag 6 en de rechten die internationaal zijn verkregen, is het mogelijk om gebruik te maken van hogere zendvermogens en hogere opstelpunten dan bij het gebruik van de 22 tijdelijke allotments in deze laag. De definitieve laag 6 is bedoeld om een vergelijkbare kwaliteit te realiseren als in de overige lagen voor digitale radio. Dat betekent dat er vergelijkbare veldsterkte eisen gelden en dat het DAB-signaal met een vergelijkbare technische ontvangstkwaliteit uitgezonden kan worden.

2. Keuze voor veiling en veilingmodel

2.1. Keuze voor het verdeelinstrument veiling

Schaarste speelt een rol bij de verdeling van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte waarvan naar alle waarschijnlijkheid de vraag naar de betreffende frequentieruimte het aanbod zal overtreffen. De verwachting is dat ook bij de uitgifte van laag 6 de vraag groter is dan het aanbod. Dat betekent dat er meer marktpartijen zijn met belangstelling voor de betreffende vergunningen dan dat er beschikbare vergunningen zijn. Er is dan sprake van absolute schaarste. Het kan ook betekenen dat één of meer marktpartijen onderling verschillende interesses hebben in verschillende hoeveelheden frequentieruimte. Dan is er sprake van relatieve schaarste.

Bij de verdeling van schaarse vergunningen is het op grond van Europese richtlijnen noodzakelijk dat partijen in een open en transparant proces gelijke kansen krijgen op toegang tot het spectrum. In de Nota Frequentiebeleid 2016 is aangegeven dat bij de uitgifte van schaarse vergunningen – absoluut en relatief – voor iedere toepassing (dus ook omroep) – een veiling het aangewezen verdeelinstrument is. Een veiling bewerkstelligt dat vergunningen terecht komen bij die marktpartijen die uiteindelijk de meeste waarde weten te realiseren met deze commercieel te benutten frequentieruimte. Daarmee bevordert de veiling de mededinging, zoals de Europese richtlijnen de lidstaten opdragen.

2.2 Vaststellen noodzaak tot veilen

Zoals hierboven uiteen is gezet zijn er 57 allotments beschikbaar. Omdat de vraag per allotment verschillend kan zijn, wordt per allotment vastgesteld of een veiling noodzakelijk is. Dit is geregeld in artikel 12 van de regeling.

Indien de minister vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragen die buiten behandeling zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen, geheel of gedeeltelijk zijn ingetrokken of op grond van artikel 3.18 van de wet zijn geweigerd, het aantal vergunningen dat is aangevraagd per allotment hoger is dan het aantal vergunningen dat beschikbaar is in het betreffende allotment, vindt er een veiling plaats van de vergunningen in dat betreffende allotment.

Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan er op basis van artikel 12, tweede lid, tot een nieuwe schaarstetoets worden overgegaan. Dit kan plaatsvinden op elk moment, tot vijf werkdagen na het moment genoemd in artikel 23, de mededelingen van de minister aan de deelnemers voorafgaand aan de veiling. Een omstandigheid die daartoe aanleiding kan geven, is bijvoorbeeld de situatie dat een deelnemer zijn aanvraag intrekt, nadat de in artikel 12, eerste lid, beschreven schaarstetoets heeft plaatsgevonden. In een dergelijk geval, kan er via de herhaalde schaarstetoets alsnog afgezien worden van verdeling door middel van een veiling als daartoe geen noodzaak blijkt.

In artikel 13 is opgenomen dat indien de verdeling in een allotment niet plaatsvindt door middel van een veiling het aantal vergunningen dat is aangevraagd in het betreffende allotment om niet wordt verleend. Hiermee wordt bedoeld dat er geen bedrag hoeft te worden betaald, dat in een veiling tot stand komt. Er zijn uiteraard wel kosten verbonden aan het verlenen van de vergunning die wel betaald moeten worden.

3. De aanvraagprocedure

De aanvraagfase

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de wet een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, dient allereerst een aanvraag te worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna ook: het Frequentiebesluit) geeft deze regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning moet worden ingediend en welke gegevens daarbij moeten worden overgelegd. In hoofdstuk 3, paragraaf 1, van de regeling is opgenomen aan welke eisen de aanvraag en de aanvrager moeten voldoen. Zo is bepaald dat de aanvraag moet worden ingediend namens een rechtspersoon, dat iedere aanvrager één aanvraag in mag dienen, en daarbij gebruik moet maken van het modelaanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.

Ingevolge deze regeling en bijbehorend modelaanvraagformulier, vragen geïnteresseerde partijen geen specifieke nader te benoemen vergunningen aan, maar vermelden zij het totaal aantal vergunningen per allotment dat zij binnen laag 6 wensen te verwerven. De gekozen wijze van aanvragen heeft te maken met de gekozen veiling systematiek en het feit dat het bij digitale vergunningen gaat om homogene vergunningen.

Als zekerheid voor de betaling van zijn bod dient de aanvrager een waarborgsom te storten of een bankgarantie af te geven ter grootte van € 2.000,– per vergunning waarvoor de aanvrager in aanmerking wil komen. Dit betekent dus dat als een aanvrager meerdere vergunningen aanvraagt er ook een groter bedrag als waarborgsom moet worden gestort of dat er een bankgarantie met een groter bedrag moet worden afgegeven. Er is hier geen maximum aan gebonden.

In tabelvorm

Aantal vergunningen

Bedrag per vergunning

Totaal bedrag

1 vergunning

€ 2.000,–

€ 2.000,–

2 vergunningen

€ 2.000,–

€ 4.000,–

3 vergunningen

€ 2.000,–

€ 6.000,–

Enz.

   

Het gebruik van een bankgarantie of waarborgsom is bij veilingen een geëigend middel om voorafgaande aan een veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Hierdoor wordt geborgd dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen die ook daadwerkelijk in staat zijn een vergunning te exploiteren, worden toegelaten tot de veiling.

Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig hoog is. Dit laatste om te voorkomen dat er een onnodige drempel wordt opgeworpen. Een bedrag van € 2.000,– per vergunning lijkt daarbij redelijk gelet op ervaringen met eerdere uitgifte van vergunningen met een beperkt bereik.

Een aanvraag kan gedurende vier weken worden ingediend. Ingevolge artikel 3, tweede lid, van deze regeling gaat de aanvraagprocedure van start op 20 juni 2024. De aanvraag wordt ingediend per aangetekende post of door middel van persoonlijke overhandiging. Gedurende en na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn zal de minister de ontvangen aanvragen beoordelen aan de hand van de eisen die zijn opgenomen in deze regeling. Zie hiervoor ook de artikelsgewijze toelichting.

4. De veilingprocedure

4.1. Algemeen

Indien de noodzaak daartoe is vastgesteld, worden de vergunningen per allotment verdeeld middels een veiling. Per allotment zal er dan een afzonderlijke veiling plaatsvinden. Deze veilingen zullen na elkaar plaatsvinden. Stel dat er in 20 allotments geveild moet worden dan betekent het voorgaande dat er 20 veilingen na elkaar gehouden gaan worden in de volgorde van de allotments. Het gaat dus niet om een veiling waarbij geswitcht kan worden tussen de allotments. Door het lokale karakter van de allotments is dat ook minder voor de hand liggend. Het is wel toegestaan om in meerdere allotments commerciële vergunningen te verwerven. Een programmakanaal met dezelfde naam mag daarbij maximaal in drie aansluitende allotments worden uitgezonden om het lokale karakter van deze laag te waarborgen.

Als veilingsystematiek is gekozen voor een discrete klokveiling met exitbiedingen. Een klokveiling met exitbiedingen is een eenvoudige veiling en goed toepasbaar bij de verdeling van goederen (vergunningen) die homogeen zijn. Het gaat hier per allotment om vergunningen met een gelijke capaciteit. Door het toepassen van een eenvoudige veiling wordt er een zo gelijk mogelijk speelveld gecreëerd voor deelnemers met weinig tot geen ervaring met veilingprocedures. Een dergelijke veiling bevat namelijk begrijpelijke veilingregels die eenvoudig te doorgronden zijn om een optimale biedstrategie te kunnen bepalen tijdens de veiling.

4.2. Bod via het elektronisch veilingsysteem

In de aanvraagfase heeft een partij aangegeven hoeveel vergunningen hij maximaal wenst te verwerven.

Een partij die wordt toegelaten tot de veiling gaat de eerste ronde van de veiling in met het aantal aangevraagde vergunningen waarvoor hij is toegelaten tot de veiling. Dit aantal is op basis van artikel 26, tweede lid, tevens zijn vraag in de eerste ronde van de veiling. De prijs is voor alle vergunningen gelijk. In de eerste ronde kan een veilingdeelnemer zijn vraag nog niet verlagen.

In de tweede (en volgende) ronde dient een veilingdeelnemer via het elektronisch veilingsysteem steeds te bevestigen of hij het gevraagde aantal vergunningen tegen de desbetreffende rondeprijs (per vergunning) wil verwerven, dan wel dat hij het aantal vergunningen tegen die prijs wenst te verlagen. Dit is zijn bod. Een bod in de zin van deze veiling betreft dus altijd het aantal vergunningen dat een deelnemer wenst te verkrijgen en verwerven tegen de geldende rondeprijs per vergunning. Een belangrijk kenmerk van dit veilingmodel is dat een deelnemer zijn bod (vraag) ten opzichte van een vorige ronde alleen gelijk kan houden of verlagen. Hij kan zijn bod nooit verhogen.

Is de totale vraag van alle deelnemers samen na een bepaalde ronde nog hoger dan het totaal aantal beschikbare vergunningen dan gaat de veiling door naar een volgende ronde, enzovoort. Bij iedere ronde wordt de prijs (met discrete stappen) verhoogd door de veilingmeester.

4.3 Exitbod

Indien een veilingdeelnemer zijn bod (het aantal gevraagde vergunningen) wil verlagen met één (of meer) vergunningen, bijvoorbeeld omdat hij de rondeprijs te hoog vindt oplopen, dan geeft hij dit vóór het verlopen van de rondetijd aan in het elektronisch veilingsysteem.

Op het moment dat hij zijn bod verlaagt, brengt hij tevens een zogenoemd exitbod uit voor iedere vergunning waarmee hij zijn vraag verlaagt. In tegenstelling tot het reguliere bod (een aantal vergunningen) is het exitbod een bedrag in hele euro’s nauwkeurig. Het exitbod is daarbij ten minste één euro lager dan de geldende rondeprijs (die prijs was voor de veilingdeelnemer immers te hoog) en ten minste gelijk is aan de voorgaande rondeprijs (die prijs was voor hem immers nog acceptabel).

Bij een verlaging van zijn vraag met meer dan één vergunning, moet de veilingdeelnemer voor iedere verlaging een separaat exitbod indienen. Stel: een deelnemer verlaagt binnen een ronde zijn bod van vier naar twee vergunningen, dan brengt hij twee afzonderlijke exitbiedingen uit.

De exitbiedingen zijn bedoeld om te kunnen bepalen welke veilingdeelnemers de vergunningen verwerven die ‘overblijven’ als na de laatste ronde de totale vraag van alle veilingdeelnemers tezamen onder de het aantal beschikbare vergunningen in het betreffende allotment uitkomt. De overblijvende vergunning(en) gaan dan naar de deelnemer(s) met het hoogste exitbod of de hoogste exitbiedingen. Een belangrijke doelstelling van de veiling is dat laag 6 in zijn geheel wordt verdeeld (efficiënte allocatie). Met het instrument van de exitbiedingen wordt hier invulling aan gegeven.

Nadat een veilingdeelnemer zijn aantal gevraagde vergunningen heeft verlaagd, kan hij het aantal gevraagde vergunningen niet meer verhogen. Zodra een deelnemer zijn vraag verlaagt naar nul betekent dit praktisch gezien dat hij niet meer deelneemt aan de veiling.

4.4 Einde veiling

De veilingfase eindigt als het totaal aantal gevraagde vergunningen van alle deelnemers tezamen na een bepaalde ronde gelijk of lager is dan het aantal vergunningen dat geveild wordt. Formeel eindigt de veiling zodra de minister de in artikel 29, eerste lid, genoemde informatie aan de deelnemers bekend maakt.

5. Na de veiling

Na de veiling maakt de minister zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers bekend wie de winnende deelnemers zijn, hoeveel vergunningen zij elk hebben gewonnen en welke prijs de winnende deelnemers per vergunning betalen. Deze informatie en een afzonderlijk overzicht van de biedingen van alle deelnemers worden zo spoedig mogelijk na afloop van de veiling openbaar gemaakt. De identiteit van deelnemers die geen winnend bod hebben uitgebracht wordt echter niet openbaar gemaakt.

De aanvragen van niet-winnende deelnemers zal de minister afwijzen. Hun waarborgsommen worden teruggestort of, indien van toepassing, hun bankgaranties worden teruggegeven.

Voor een vlot verloop van de aanvraagperiode en een eerlijk verloop van de veiling is bepaald dat de aanvrager geen verbondenheid, als bedoeld in artikel 3a van de Tijdelijke regeling, mag aangaan vanaf het moment van het doen van de aanvraag. Artikel 10, tweede lid, onderdeel d, van het Frequentiebesluit 2013 biedt daarvoor een grondslag.

Dit betekent dat de aanvrager in de situatie ten aanzien van de onderlinge samenwerkingsverbanden tussen rechtspersonen gedurende gehele aanvraag- en veilingperiode geen enkele wijziging mag aanbrengen die leidt tot ‘extra’ verbondenheid met rechtspersonen waarmee voor het indienen van de aanvraag geen sprake was van verbondenheid.

6. Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 19 maart 2024 tot en met 15 april 2024 geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Hieronder wordt op de gegeven reacties ingegaan voor zover zij betrekking hadden op de onderhavige regeling en de daarbij behorende bijlagen. Dit betekent dat niet nader zal worden ingegaan op reacties die betrekking hadden op andere onderwerpen.

Een aantal respondenten geeft aan dat het fijn is dat er voor de kleinere lokale commerciële omroepen een mogelijkheid komt om uit te kunnen gaan zenden via DAB. De respondenten zijn van mening dat er met de uitgifte van laag 6 nu ook frequentieruimte beschikbaar wordt gesteld voor kleinere commerciële partijen zonder winstoogmerk. Vanuit die gedachten zijn veel respondenten van mening dat de uitgifte van en de uitrol van laag 6 te hoge kosten met zich meebrengt.

Anders dan respondenten naar voren brengen is de definitieve digitale frequentieruimte in laag 6 niet bestemd voor hobby-radio, maar voor partijen die bereid zijn te investeren in een netwerk. Dat een aantal respondenten in het verleden al heeft uitgezonden op tijdelijke frequenties die beschikbaar waren in laag 6 waaraan minder kosten verbonden waren, maakt dit niet anders.

Bij de tijdelijke uitgifte van een beperkt aantal vergunningen is expliciet aangegeven dat het uitgeven van laag 6 (of gedeeltes daarvan) vooruitlopend op de definitieve resultaten van de internationale frequentiecoördinatie als consequentie had dat het onzeker was of hetgeen tijdelijk aan frequentierechten werd uitgegeven, overeenstemt met het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen. Er is daarom destijds gekozen voor een tijdelijke uitgifte onder zeer lichte voorwaarden om partijen zo min mogelijk te belasten en om desinvesteringen te voorkomen. Dit maakt dat de uitgifte van deze tijdelijke frequenties in laag 6 en de voorwaarden waaronder dat is geschiedt niet vergelijkbaar is met de definitieve uitgifte van deze laag, waar deze regeling op ziet.

Een aantal respondenten geeft aan dat er in de regeling in dit verband ten onrechte wordt gesproken over schaarste. Het zou volgens deze respondenten gaan om kunstmatige schaarste. De NLPO roept de lokale publieke omroepen op om een vergunning voor DAB aan te vragen, ongeacht of die omroepen ook daadwerkelijk in een volgende fase doorgaan met DAB. De kosten voor inschrijving worden hierbij door NLPO vergoed. Met overheidsgeld worden daarmee de positie en kansen van lokale commerciële omroepen kunstmatig klein gemaakt, aldus deze respondenten.

Een aantal respondenten geeft aan dat een veiling niet de meest aangewezen vorm lijkt voor het verdelen van deze frequenties. Deze frequenties zijn immers bedoeld voor commerciële lokale omroepen die naar de mening van respondenten maar kunnen beschikken over beperkte financiële middelen.

Deze twee zienswijzen worden hieronder gezamenlijk besproken.

Het is inderdaad juist dat voor de lokale publieke omroepen, die nu reeds uitzenden op basis van artikel 3.7 van de Telecommunicatiewet, capaciteit beschikbaar is gesteld in de nieuwe digitale laag 6. Om er zeker van te zijn dat al deze partijen ook daadwerkelijk kunnen beschikken over een digitale vergunning, zijn deze lokale publieke omroepen in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de uitgifte aan de lokale commerciële omroepen een vergunning aan te vragen.

Tevens is er voor lokale publieke omroepen die nog niet beschikken over een FM-vergunning voorafgaand aan de uitgifte aan de lokale commerciële omroepen digitaal spectrum beschikbaar gesteld. Ook op deze wijze is verzekerd dat alle lokale publieke omroepen over voldoende digitaal spectrum konden beschikken.

De toekenning aan publieke lokale omroepen maakt nog niet dat er sprake is van kunstmatige schaarste. Integendeel. Om te voorkomen dat er te weinig frequentieruimte resteert na de toekenning van frequentiecapaciteit aan de lokale publieke omroepen is er gekozen voor een bitrate van 64 kb/s in laag 6. Dit maakt dat er per allotment maximaal achttien vergunningen dan wel programmakanalen beschikbaar zijn. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat er zoveel mogelijk frequentiecapaciteit met behoud van een voldoende audiokwaliteit beschikbaar is voor partijen.

Indien na uitgifte aan de lokale commerciële omroepen blijkt dat er minder dan achttien vergunningen worden verleend in het betreffende allotment, is het mogelijk om een hogere bitrate per radioprogramma door te voeren.

Ondanks de ruimte voor achttien vergunningen per allotment is bij de verdeling van de vergunningen voor de lokale commerciële omroepen in laag 6 de verwachting dat de vraag het aanbod zal overtreffen. Zeker nu zowel publieke als commerciële omroepen met een lokale ambitie van deze laag gebruik gaan maken en deze laag definitief voor meerdere jaren wordt uitgegeven. Er wordt bij de uitgifte van dit spectrum van uitgegaan dat zich schaarste zal voordoen. Schaarste wordt per allotment vastgesteld.

Uitgangspunt van het frequentiebeleid, zoals opgenomen in de Nota Frequentiebeleid 2016 en het wettelijk kader, is dat schaarse vergunningen eindig zijn en worden verdeeld met toepassing van één van de procedures, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van de Telecommunicatiewet. Wat de keuze tussen deze procedures betreft, is in de Nota frequentiebeleid gesteld dat veilen de hoofdregel is. In de memorie van toelichting bij artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet is aangegeven dat primair gekozen zal worden voor een veiling als verdeelinstrument. Dit omdat de veiling economisch gezien de meest efficiënte verdeling oplevert. Van belang bij dit uitgangspunt is dat een ieder die geïnteresseerd is de kans krijgt om over een vergunning te beschikken. De onderhavige regeling volgt dit uitgangspunt. Er zijn geen objectieve redenen om hiervan af te wijken.

Een aantal respondenten geeft aan dat de eis tot het verstrekken van een waarborgsom of bankgarantie ter grootte van € 5.000,– per vergunning een flinke beperking betekent voor kleine omroepen met beperkte financiële middelen om een vergunning aan te vragen. Indien het echt de bedoeling is om kleine lokale commerciële omroepen een mogelijkheid te bieden via een DAB-vergunningen uit te zenden, lijkt het verminderen van deze som tot een minimaal bedrag noodzakelijk, aldus de respondenten. Een respondent geeft daarbij aan dat het vragen van een waarborgsom of bankgarantie per aanvrager in plaats van per vergunning een alternatief kan vormen.

Op deze zienswijzen wordt als volgt gereageerd. Het vragen van een waarborgsom dan wel bankgarantie is een geëigend middel is om voorafgaande aan een veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Met dit middel wordt geborgd dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen, die ook daadwerkelijk in staat zijn een vergunning te exploiteren, deelnemen aan een veiling. Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig hoog is.

Om de hoogte van de waarborgsom te bepalen kunnen met een aantal elementen rekening worden gehouden. Zo kan bijvoorbeeld de grootte van de te verdelen vergunningen een rol spelen, het aantal vergunningen dat een deelnemer maximaal kan verwerven, maar ook de kosten die samenhangen met het exploiteren van een dergelijke vergunning kunnen een rol spelen. Gelet op deze ervaringsregels leek een bedrag van € 5.000,– allerzins redelijk om tegemoet te komen aan alle betrokken belangen. Dit bedrag is ook gevraagd bij de uitgifte van andere vergunningen met een lokaal bereik. Echter, nu zoveel respondenten hebben aangegeven dat zij dit bedrag te hoog vinden, in combinatie met het gegeven dat een partij in meerdere allotments vergunningen kan verwerven, acht de minister het reel om het bedrag per vergunning naar beneden bij te stellen. Het bedrag van de waarborgsom dan wel bankgarantie wordt zodoende een bedrag van € 2.000, – per vergunning. De minister houdt daarbij wel vast aan een bedrag per vergunning, aangezien een partij die in meerdere allotments een vergunning verwerft per allotment een bijdrage in de kosten voor zijn rekening moet nemen, bijvoorbeeld voor de exploitatie van het netwerk. Dit betekent dan ook dat de kosten toenemen als een partij er zelf voor kiest om in meerdere allotments uit te zenden.

Eén respondent vraagt zich af of het ook voor een buitenlands bedrijf mogelijk is om een Nederlandse notarisverklaring te verkrijgen. Volgens deze respondent vormde de eis om deze verklaring te overleggen in het verleden een belemmering om deel te nemen aan een veiling.

Aangezien in deze regeling afgezien is van het vragen van een notarisverklaring is dit aspect hier niet aan de orde en kan deze zienswijze verder onbesproken blijven.

Eén respondent vraagt zich af waarom een aanvraag via elektronische weg indienen niet mogelijk is.

De reden hiervoor is dat bij een aanvraag via e-mail de aanvraag ondertekend moet worden met een gekwalificeerde elektronische handtekening. Bij eerdere veilingen met grotere partijen is gebleken dat veel aanvragers niet in het bezit waren van een gekwalificeerde handtekening en daardoor een aanvraag per post of persoonlijke overhandiging indienden. De minister acht het daarom niet waarschijnlijk dat kleine commerciële omroepen wel over een dergelijke handtekening beschikken. Om te voorkomen dat een per e-mail ingediende aanvraag hierdoor onvolledig is, is besloten om bij de onderhavige uitgifte af te zien van de mogelijkheid om een aanvraag via elektronische weg in te dienen. Temeer niet nu deze mogelijkheid, zou kunnen leiden tot onnodige verzuimherstel en hierdoor ten nadele uit kan pakken voor deelnemende partijen.

Eén respondent geeft aan dat onderdeel van de geconsulteerde regeling een wijzing is van de ‘Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep’. Deze respondent geeft aan positief gestemd te zijn over het feit dat regelgeving wordt aangescherpt om de landelijke, niet-landelijke en lokale partijen meer te scheiden van elkaar, om zo misbruik te voorkomen. De voorgestelde domeinafscheiding gaat echter, volgens de respondent, nog niet ver genoeg. Reden dat deze respondent enkele suggesties doet ter verbetering van de regels. Zo zouden lokale (én niet-landelijke omroepen) niet actief mogen zijn op de (landelijke) DAB-laag 3.

Hierop wordt als volgt gereageerd. Het onafhankelijk Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (Adviescollege Radio) heeft in zijn advies van 5 oktober 20205 geadviseerd de bestaande scheiding tussen landelijke en niet-landelijke radiovergunningen te continueren en tevens aan te scherpen, met name met het oog op de transitie van analoge FM-radiovergunningen naar digitale DAB-vergunningen. Het advies heeft alleen betrekking op commerciële radio, hetgeen betekent dat het doorvoeren van een scheiding naar domeinen die daartoe niet behoren een verstrekkende handeling is met ook verstrekkende gevolgen. Dit acht de minister in dit geval niet noodzakelijk en niet proportioneel. DAB-laag 3 is bestemd voor commerciële omroep hetgeen een veel bredere bestemming is dan commerciële radio. Er zijn geen objectieve redenen aanwezig waarom een partij die bijvoorbeeld beschikt over niet-landelijk radiovergunningen niet tevens gebruik zou mogen maken van het netwerk van de digitale DAB-laag 3.

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) geeft in haar advies van mei 20206 aan dat een wijze van toetreden tot de radiomarkt is het huren van DAB-frequentieruimte bij MTV NL, die DAB-laag 3 in beheer heeft. Verschillende marktpartijen hebben echter bij de ACM aangegeven de huur van frequentieruimte bij MTV NL niet als een alternatief te beschouwen voor een eigen (DAB)frequentievergunning. Dit omdat de netwerkdekking van MTV NL niet te vergelijken is met de DAB-netwerken. Daarnaast wordt het ‘huren’ van frequentieruimte bij MTV NL in de markt in het algemeen beschouwd als duur en onzeker en hanteert MTV NL volgens enkele marktpartijen een contracttermijn die zodanig kort is dat daar geen goede business case op kan worden gebouwd.

Deze constateringen maakte dat de ACM tot de conclusie kwam dat DAB-laag 3 geen volwaardig alternatief vormde voor de andere DAB-lagen en daardoor bij de vaststelling van een frequentiecap buiten beschouwing gelaten kon worden. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen die maken dat deze conclusie niet langer valide is.

7. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (UHT)

Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur ter toetsing op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid. De RDI was van oordeel dat de regeling uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig is.

8. Administratieve lasten

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde procedure zodanig vormgegeven dat deze voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten oplevert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelaanvraagformulier en een modelbankgarantie op te nemen.

Daarnaast wordt een toets gedaan op mogelijke verbondenheid met houders van een vergunning voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep met uitzondering van aanvragers die ten tijde van de aanvraag beschikken over een tijdelijke vergunning(en) in laag 6. Hoewel de informatie die verstrekt moet worden om de toets op verbondenheid uit te voeren zo eenvoudig mogelijk is gehouden, brengt deze toets ook administratieve lasten voor partijen met zich mee. Partijen dienen hierbij inlichtingen te verschaffen en eventueel ook documenten aan te leveren die zien op hun eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen. Omdat verbondenheid enkel met landelijke en niet landelijke vergunninghouders getoetst wordt, blijven de te verschaffen inlichtingen en aan te leveren documenten naar verwachting beperkt.

Over de zekerheidsstelling wordt verder opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. Ingeval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen wel als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de kosten die hij maakt.

Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de totale administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen, de hoeveelheid te verschaffen inlichtingen en aan te leveren documenten ten behoeve van de toets op verbondenheid en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is ervan uitgegaan dat ongeveer tweehonderd belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of meer lokale commerciële vergunningen voor lokale commerciële digitale radio-omroep. Er zijn 815 vergunningen voor lokale commerciële digitale radio-omroep voor deze uitgifte beschikbaar. De vergunningen kennen een looptijd tot 1 september 2030.

Een aanvrager mag maar één aanvraag indienen, ook als meerdere vergunningen (al dan niet in verschillende allotments) wenst aan te vragen. Indien de aanvrager meerdere vergunningen aanvraagt, nemen de administratieve lasten slechts beperkt toe. Dit komt omdat dezelfde informatie en documenten slechts eenmaal worden gevraagd en slechts eenmaal aangeleverd hoeven te worden. In het navolgende wordt daarom voor de berekening van de administratieve lasten – voor het gemak – uitgegaan van aanvragen die betrekking hebben op één vergunning. Wel geldt de zekerheidsstelling per vergunning. Dit heeft tot gevolg dat indien een aanvraag betrekking heeft op meerdere vergunningen en indien gekozen wordt voor een zekerheidsstelling, het bedrag in werkelijkheid hoger is dan het bedrag wat in deze regeling berekend is voor een gemiddelde aanvraag (zie hieronder).

Kwantificering administratieve lasten

De aanvraagprocedure voor verlening van een commerciële vergunning voor lokale digitale radio-omroep begint met het indienen van een aanvraag. Voor de kwantificering van de totale administratieve lasten van de regeling is uitgegaan van de kosten van een gemiddelde aanvraag voor één vergunning.

Voor het indienen van een aanvraag is het volgende benodigd:

  • 1. een volledig ingevuld aanvraagformulier, overeenkomstig bijlage 2; en

  • 2. zo nodig aanvullende documentatie over eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen ten behoeve van de verbondenheidstoets.

Deze lasten zijn als volgt uit te splitsen:

Het lezen van deze regeling en het invullen/indienen van de aanvraag: dit zal maximaal drie uur in beslag nemen.

Het verzamelen, kopiëren en aanleveren van gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets. De verwachting is dat leidinggevenden/managers hier een uur aan besteden en administratief personeel twee uren.

Bij de tarieven wordt uitgegaan van een uurtarief van € 77,– voor leidinggevenden/managers en een uurtarief van € 33,– voor administratief personeel.

Ook moet rekening worden gehouden met kopieerkosten van circa € 10,–. Voor het aantekenen en verzenden van de aanvraag wordt rekening gehouden met een kostenpost van circa € 19,50. Het aangetekend versturen van de aanvraag zelf kost € 9,25.

In totaal levert dit per aanvrager het volgende beeld op:

Activiteit

Wie

Tijd of aantal

Totaal

Lezen regeling en invullen aanvraag

Leidinggevende

3 uur

3 x € 77,– = € 231,–

Aanleveren gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets

Leidinggevende

1 uur

1 x € 77,– = € 77,–

Verzamelde stukken kopiëren

Administratief medewerker

2 uur

2 x € 39,– = € 78,–

Kosten kopieën

(10 cent per kopie)

 

100 kopieën

100 x € 0,10 = € 10,–

Aantekenen en verzenden aanvraag

Administratief medewerker

Half uur

0,5 x € 39,– = € 19,50

Aangetekende verzending

€ 9,25

       

Totale gemiddelde kosten per aanvrager1

€ 424,75

X Noot
1

Hierin zijn de eventuele kosten voor een zekerheidsstelling in de vorm van een bankgarantie niet verdisconteerd.

Bij het aanvragen van een bankgarantie zal de regeldruk toenemen. Dit ligt aan het feit dat deze aangevraagd dient te worden en gezien het feit dat gedurende de looptijd van de bankgarantie een maandelijks bedrag aan de bank zal moeten worden voldaan.

Er zijn dus kosten verbonden aan een bankgarantie en het aanhouden daarvan.

Uitgaande van een gemiddelde zekerheidsstelling van € 2.000,– en kosten van 1% per jaar komen de kosten van een bankgarantie gemiddeld uit op ongeveer € 10,– gedurende de looptijd van de garantie. Daarbij is uitgegaan van zes maanden tussen de aanvraag van de bankgarantie en het moment dat er een schriftelijke verklaring wordt verstuurd aan de bank waaruit volgt dat de bankgarantie vervalt.

Uitgaande van 200 aanvragers en gemiddeld € 424,75 per aanvraag komen de totale administratieve lasten van de regeling uit op € 84.950,– in totaal. Het betreffen hier eenmalige kosten. Gelet op de looptijd van de vergunningen met een termijn van zes jaar gaat het dan om een bedrag van € 14.158,33 per jaar.

In dit scenario is geen rekening gehouden met aanvragers die twee of meer vergunningen aanvragen. Vraagt een aanvrager twee vergunningen aan, dan blijven de totale administratieve lasten zoals opgenomen in de tabel gelijk. De administratieve lasten per vergunning halveren dan en komen uit op € 212,38. Wel verdubbelt de zekerheidsstelling en de daarvoor te betalen vergoeding als een aanvrager kiest voor een bankgarantie.

Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten op grond waarvan ministeriële regelingen in beginsel in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en minimaal twee maanden vóór inwerkingtreding worden bekendgemaakt.

Artikelsgewijs

Artikel 9. Terugstorten van waarborgsom en teruggave bankgarantie aanvragen die niet worden behandeld, zijn afgewezen of geweigerd

Op grond van artikel 8 is de aanvrager verplicht een waarborgsom of bankgarantie te verstrekken. Artikel 9 bepaalt hoe en wanneer de minister de waarborgsom terugstort of aan de bank die de bankgarantie heeft afgegeven mededeelt dat deze kan vervallen voor aanvragen die zijn ingetrokken, niet worden behandeld, zijn afgewezen of zijn geweigerd. Hierbij wordt opgemerkt dat een waarborgsom in beginsel wordt teruggestort op hetzelfde bankrekeningnummer waarvan de waarborgsom ontvangen is.

Artikel 10. Verzuim en verzuimherstel

Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien, kort gezegd, de aanvrager zich niet heeft gehouden aan de regels voor het in behandeling nemen van de aanvraag of als de door de aanvrager verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Een voorwaarde voor een besluit de aanvraag niet te behandelen is wel dat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

In artikel 10 van deze regeling zijn voorschriften gesteld voor dit soort situaties. Indien de minister constateert dat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, krijgt de aanvrager in beginsel de gelegenheid het verzuim te herstellen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat niet voor elk verzuim de mogelijkheid van verzuimherstel kan worden geboden. Het is bijvoorbeeld evident dat een aanvrager wiens aanvraag te laat is ontvangen niet in de gelegenheid hoeft te worden gesteld om alsnog te proberen zijn aanvraag op tijd in te dienen. De voorwaarden ten aanzien waarvan de mogelijkheid van verzuimherstel wordt geboden zijn limitatief in artikel 10 opgesomd.

Artikel 11. Afwijzing van de aanvraag

In het eerste lid van artikel 11 is bepaald wanneer de minister aanvragen geheel afwijst. De minister wijst de aanvraag volledig af, indien de aanvrager, kort gezegd, niet voldoet aan de voorschriften om in aanmerking te komen voor een vergunning of zijn aanvraag te laat heeft ingediend.

Het tweede lid van artikel 11 geeft de minister, in tegenstelling tot het eerste lid, een discretionaire bevoegdheid om een aanvraag af te wijzen, als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen, of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure, de aanvrager niet heeft voldaan aan de informatieplicht, bedoeld in artikel 7, of indien een aanvrager niet voldoet aan een vordering als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

Naar aanleiding van de door de aanvrager aangeleverde gegevens en bescheiden kan het immers voorkomen dat de minister nadere informatie en/of documenten nodig heeft, om de aanvraag te beoordelen. In dat geval kan de minister, gelet op het belang van de voortgang van de veiling, inlichtingen vorderen bij de betreffende aanvrager. De aanvrager is op grond van artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet verplicht om zijn medewerking te verlenen aan deze vordering, voor zover dit redelijkerwijs van de aanvrager kan worden verlangd. Artikel 11, tweede lid, onderdeel b, van deze regeling, bepaalt dat indien de aanvrager niet binnen de gestelde termijn alle gevorderde inlichtingen aanlevert, de minister de aanvraag kan afwijzen. Ten overvloede wordt in dit kader opgemerkt dat de minister op grond van artikel 18.7, eerste lid, van de wet, ook van andere partijen dan de aanvrager informatie kan vorderen met betrekking tot de aanvrager. Indien deze derde partij niet voldoet aan de vordering, kan dit de aanvrager niet worden tegengeworpen. Tegen de derde partij staan de reguliere handhavingsmiddelen ter beschikking.

In het derde lid van artikel 11 is bepaald wanneer de minister aanvragen gedeeltelijk afwijst. De minister wijst een aanvraag gedeeltelijk af, indien er in de betreffende aanvraag meer vergunningen voor een bepaald allotment worden aangevraagd dan er in dat allotment beschikbaar zijn. De vergunning wordt dan voor het boventallige afgewezen. De aanvraag wordt niet afgewezen tot de hoogte van het aantal in dat allotment beschikbare vergunningen.

Artikel 18. Bijzondere omstandigheden tijdens de veiling

Artikel 18 geeft de minister de mogelijkheid om, in het geval van bijzondere omstandigheden, tijdelijk de veiling op te schorten. Dit is een uitvloeisel van de in artikel 15 opgenomen verplichting dat de minister de veiling leidt en zorg draagt voor het goede verloop van die veiling. Voor tijdelijke opschorting is het vereist dat deze bijzondere omstandigheden buiten de invloedsfeer van de minister of de deelnemers liggen, of dat er sprake is van dusdanige technische problemen waardoor de veiling tijdelijke niet door kan gaan. Een deelnemer die dergelijke omstandigheden ondervindt moet dat uiterlijk binnen tien minuten na afloop van de biedronde telefonisch mededelen aan de minister. Op basis van artikel 23, onder d, deelt de minister uiterlijk twee weken voorafgaand aan de aanvang van de veiling het telefoonnummer mee waarop de minister hiervoor bereikbaar is.

Artikel 19. Verboden gedragingen

Artikel 19 voorziet in een regeling op basis waarvan het voor een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager verbonden rechtspersoon, verboden is bepaalde handelingen te verrichten. Het gaat daarbij om gedragingen die de goede werking van de veiling frustreren, zoals afspraken of feitelijke afgestemde gedragingen tussen deelnemers om de uitkomst van de veiling te beïnvloeden. Tevens is het de aanvrager niet toegestaan om zelfstandig informatie openbaar te maken aan derden, voordat de minister op basis van artikel 29, eerste lid, de winnende deelnemers de in dat lid genoemde informatie heeft medegedeeld. Het gaat hierbij om informatie met betrekking tot de biedstrategie van de aanvrager in de veiling, daaronder eveneens begrepen het budget dat men beschikbaar heeft, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte of te betalen prijzen in de veiling.

Het staat aanvragers vrij om zelf bekend te maken dat zij (willen) deelnemen aan de veiling, maar daarbij is het niet toegestaan om dit slechts aan één of een deel van de aanvragers bekend te maken: dat zou afbreuk kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, en is aldus verboden op grond van het tweede lid van artikel 19. Als een aanvrager er voor kiest om zijn deelname niet geheim te houden, zal hij dit dus openbaar moeten aankondigen, bijvoorbeeld via een persbericht. De minister maakt de identiteit van de winnende deelnemers na afloop van de veiling bekend (artikel 29, tweede lid).

In het uiterste geval kan de minister overgaan tot de in artikel 20 eerste lid genoemde acties, zoals het uitsluiten van deelname van de betreffende deelnemer, of kan hij dan een bestuurlijke boete of last onder dwangsom opleggen.

Artikel 20. Uitsluiting aanvragers

Artikel 20 voorziet in bevoegdheden van de minister om aanvragers na afloop van de aanvraagfase, maar vóór, tijdens of na de veiling uit te sluiten. In dit kader wordt met name gewezen op het tweede lid van artikel 20, dat de minister de bevoegdheid geeft om, in het zeer uitzonderlijke geval dat hij op basis van niet eerder dan na afloop van de veiling hem bekend geworden feiten tot het oordeel zou komen dat een deelnemer in strijd heeft gehandeld met artikel 19, eerste of tweede lid, de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig te verklaren en dat de veiling opnieuw moet worden gehouden. Dit leidt ertoe dat de aan de hand van die winnende biedingen overeenkomstig artikel 30, eerste lid, verleende vergunningen worden ingetrokken en opnieuw geveild worden.

Op grond van artikel 3.19, tweede lid, onder e, van de wet, kunnen vergunningen immers ingetrokken worden wanneer de gronden waarop de vergunning is verleend zijn vervallen. De vergunningen van deelnemers die niet betrokken zijn geweest bij de gedragingen in strijd met artikel, eerste lid, blijven dan uiteraard in stand.

Artikelen 14 tot en met 29

De artikelen 14 tot en met 29 bevatten de kern van de regels voor de veiling. Voor een gedetailleerde beschrijving van de veilingprocedure en veilingregels wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 31

Artikel 31 bepaalt de prijs per vergunning. Gelet op het feit dat de te verdelen vergunningen binnen de allotments gelijk zijn, moet de prijs voor de vergunning binnen een allotment ook gelijk zijn. Indien één of meerdere exitbiedingen als winnende biedingen zijn aangemerkt, betalen alle deelnemers alsnog dezelfde prijs voor de vergunningen. Hierbij wordt op grond van artikel 31, tweede lid, onder b, het laagste exitbod dat als winnend bod is aangemerkt, gehanteerd als prijs voor alle winnende deelnemers. Indien er geen exitbod als winnend bod is aangemerkt wordt de prijs die de minister heeft bepaald voor de laatste biedronde gehanteerd als verschuldigd bedrag voor de vergunning.

Artikel 34

Met deze wijziging in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep wordt de scheiding tussen de verschillende categorieën commerciële radiovergunningen verder vorm gegeven en uitgebreid naar het digitale domein.

De scheiding tussen landelijke en niet-landelijke FM-vergunningen is in 2003 vastgesteld met artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële FM-radio-omroep 2003. Hierin was bepaald dat de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen en dat tevens moest worden voorkomen dat via ketenvorming op niet-landelijk niveau zodanige concentraties ontstaan dat er zich semi-landelijke netwerken ontwikkelingen.

Ter voorkoming van ketenvorming was bijvoorbeeld bepaald dat het demografisch bereik van de totale hoeveelheid frequentieruimte van één niet-landelijke vergunninghouder (en daaraan verbonden partijen) niet meer mag bedragen dan 30 procent. Na de inwerkingtreding van een wijziging van artikel 3.11 van de wet, en met de vaststelling van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, is artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (die haar grondslag had in de Mediawet 2008) inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in een ministeriële regeling met een grondslag in de Telecommunicatiewet. Hierbij is ook de hiervoor genoemde scheiding gecontinueerd, zoals ook de bedoeling was van de wetgever. Deze scheiding had een beperkte omvang en zag oorspronkelijk alleen op de analoge radiovergunningen

Het Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio (Adviescollege Radio) heeft in het advies van 5 oktober 2020 geadviseerd deze bestaande scheiding te continueren en tevens aan te scherpen, met name ook met het oog op de transitie van analoge FM radiovergunningen naar digitale DAB-vergunningen. Het Adviescollege Radio heeft tevens geadviseerd om commerciële lokale partijen te accommoderen door uitgifte van commerciële lokale radiovergunningen in de digitale laag 6. Door de uitgifte van deze radiovergunningen ontstaat er in feite een nieuwe categorie vergunningen. Daar waar in eerste instantie de scheiding tussen de domeinen alleen zag op landelijke en niet landelijke analoge radiovergunningen, is het nu ook logisch om deze scheiding uit te breiden naar het lokale domein. Het nieuwe artikel 3a van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep en de nieuwe bijlage bij deze Tijdelijke regeling gebruiksbeperking voorzien hierin. Met dit nieuwe artikel 3a en de nieuwe bijlage is beoogd om voor belanghebbenden zo inzichtelijk mogelijk te maken welke vergunningen een partij wel en niet tegelijk mag verwerven of gebruiken. In de bijlage is hiervoor voorzien in drie categorieën commerciële omroepvergunningen: landelijke vergunningen, niet-landelijke vergunningen en lokale vergunningen. Een partij mag slechts uit één van deze categorieën vergunningen verwerven of gebruiken. Als een partij bijvoorbeeld vergunningen heeft verworven of in gebruik heeft uit de categorie landelijk, mag deze niet tevens vergunningen gebruiken of verwerven uit de categorie niet-landelijk of uit de categorie lokaal.

Uit artikel 3.19, tweede lid, van de wet volgt dat een vergunning in bepaalde situaties kan worden ingetrokken. Als een aanvrager op het moment van vergunningverlening reeds beschikt over vergunningen uit een van de andere tabellen met vergunningen uit bijlage 4, ontstaat er strijd met de verdeling zoals deze is vastgesteld in artikel 3a van de Tijdelijke regeling. Daarom worden die andere aan de aanvrager toekomende vergunningen per datum van de vergunningsverlening in laag 6 ingetrokken op basis van artikel 3.19, een en ander met inachtneming van artikel 34, onderdeel c.

Met artikel 34, onderdeel c, van deze regeling, is ook een nieuw artikel 3b ingevoegd in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep. Artikel 3b voorziet in overgangsrecht met betrekking tot de scheiding van de commerciële radiomarkten, die met de hiervoor beschreven wijziging van artikel 3a is aangepast en uitgebreid. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, waarop artikel 3a is gebaseerd, kan een wijziging van de op artikel 3.11 gebaseerde ministeriële regeling voor bestaande vergunninghouders alleen de mogelijkheden beperken om extra frequentieruimte te verwerven. Een wijziging van de op artikel 3.11 gebaseerde ministeriële regeling kan dus niet als gevolg hebben dat vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte worden ingetrokken die reeds zijn verleend vóór inwerkingtreding van de op artikel 3.11 gebaseerde ministeriële regeling (Kamerstukken II 2007/08, 31 412, nr. 3, p. 19). Met artikel 3b is het voor reeds bestaande vergunninghouders daarom mogelijk om een bestaande situatie, die onder de oude Tijdelijke Regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep wel is toegestaan, voort te zetten. Op het moment dat een bestaande vergunninghouder echter aanvullende frequentieruimte wil gebruiken of verwerven is het overgangsrecht niet van toepassing. Als deze aanvullende frequentieruimte in één andere categorie valt, betekent dit dat de bestaande vergunningen worden ingetrokken.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Hetgeen in dit formulier cursief is gedrukt, moet door de bank worden ingevuld.

X Noot
2

Het bedrag in te vullen overeenkomstig de formule: € 2.000,– x het aantal vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één vergunning de bankgarantie € 2.000,– betreft en als de aanvraag op twee vergunningen betrekking heeft de bankgarantie € 4.000,– betreft, enzovoort.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2017–18, 24 095, 422, d.d. 11 december 2017 en Kamerstukken II, 2017–18, 24 095, 421, d.d. 9 oktober 2017.

X Noot
4

Brief van 1 april 2019, Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 24 095, nr. 463.

X Noot
5

Advies ‘Naar een toekomstbestendig beleid voor commerciële radio’.

X Noot
6

ACM/UIT/528911.

Naar boven