Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2024, 18140 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2024, 18140 | ander besluit van algemene strekking |
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 16, eerste, tweede en derde lid, en artikel 18, onder a, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152), de artikelen 1.5 en 5.10, eerste lid, van de Wet luchtvaart en artikel 4a van het Besluit luchtverkeer;
BESLUIT:
In deze regeling wordt verstaan onder:
club of vereniging als bedoeld in artikel 2 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152);
uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152);
de vergunning bedoeld in artikel 16 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152).
Deze regeling is van toepassing op modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen.
1. Een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning wordt ingediend op een door de minister aangegeven wijze.
2. Een vergunning wordt alleen afgegeven indien de modelluchtvaartuigclub of -vereniging verklaart te voldoen en te blijven voldoen aan de eisen en voorwaarden zoals opgenomen in bijlage I bij deze regeling.
3. De vergunning wordt afgegeven voor onbepaalde tijd.
In de vergunning worden tenminste bepalingen opgenomen met betrekking tot:
a. de voorwaarden, bedoeld in artikel 16, derde lid, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947, waaronder vluchtuitvoeringen mogen worden uitgevoerd, waaronder ten minste inbegrepen:
1° de afstand tot woon-, handels-, industrie- of recreatiezones;
2° de afstand tot in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur of meer geldt;
3° de afstand tot spoorlijnen.
b. de minimumvaardigheid van piloten op afstand;
c. de minimumleeftijd van piloten op afstand;
d. de eisen aan het modelluchtvaartuig;
e. de regels en procedures omtrent het uitvoeren van vluchten door niet-leden en het uitvoeren van vluchten buiten het modelluchtvaartterrein.
Indien een modelluchtvaartuigclub of -vereniging niet langer voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de afgifte van een vergunning of in strijd handelt met de bepalingen zoals bedoeld in artikel 4, kan de vergunning worden gewijzigd, beperkt, geschorst of ingetrokken.
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen aan wie op grond van artikel 3 een vergunning is verleend.
1. Vluchten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 300 meter boven de grond of het water in luchtruim met klasse G.
2. Vluchten binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door civiele luchtvaartuigen zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 120 meter boven de grond of het water mits:
a. iemand met de bestuurder van het modelluchtvaartuig meekijkt om deze te kunnen waarschuwen voor luchtvaartuigen, en;
b. het andere verkeer op de hoogte wordt gesteld van de voorgenomen vlucht;
3. Vluchten binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door militaire luchtvaartuigen zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 120 meter boven de grond of het water mits:
a. iemand met de bestuurder van het modelluchtvaartuig meekijkt om deze te kunnen waarschuwen voor luchtvaartuigen; en
b. de modelluchtvaartuigclub of -vereniging regels en procedures heeft opgesteld om de vlucht veilig te kunnen uitvoeren;
4. Vluchten binnen een afstand van 3 km van een ongecontroleerde luchthaven zijn toegestaan mits er afstemming van activiteiten heeft plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven, zodanig dat vluchten met modelluchtvaartuigen geen vermijdbaar gevaar vormen voor de activiteiten van de ongecontroleerde luchthaven.
5. In afwijking van het eerste lid zijn vluchten toegestaan in luchtruim met klasse C of D, mits op schriftelijk verzoek van de modelluchtvaartclub- of vereniging een convenant is gesloten met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt en de bestuurder zich houdt aan de afspraken in dat convenant.
Tenzij in de vergunning anders is bepaald, is het verboden een vlucht uit te voeren boven:
a. een woon-, handels-, industrie- of recreatiezone;
b. een in gebruik zijnde autosnelweg, in gebruik zijnde autoweg of in gebruik zijnde weg waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur of meer geldt;
c. een spoorlijn, en;
d. een mensenmenigte.
1. Vluchten wordt slechts uitgevoerd onder omstandigheden en op locaties waarbij er vanaf de grond tijdens de gehele vlucht goed zicht is op het modelluchtvaartuig en het luchtruim daaromheen op een wijze dat tijdens alle vluchtfasen voor passende separatie kan worden gezorgd van derde partijen op de grond en van andere luchtruimgebruikers.
2. De piloot op afstand houdt het modelluchtvaartuig te allen tijde in het zicht, behalve wanneer de piloot wordt bijgestaan door een waarnemer die zich naast hem bevindt en zonder hulp visueel contact houdt met het modelluchtvaartuig en zo de piloot helpt om de vlucht veilig uit te voeren.
3. De vlucht wordt niet uitgevoerd buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids.
4. De minister kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
Modelluchtvaartuigen verlenen voorrang aan andere luchtruimgebruikers. In geval twee modelluchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.
Het is verboden met een modelluchtvaartuig een vlucht uit te voeren binnen een horizontale afstand van 150 meter van objecten of gebieden die onderdeel uitmaken van een vitaal proces als bedoeld in bijlage II bij deze regeling, tenzij er overeenstemming is met de beheerder van het object of gebied en afspraken daarover schriftelijk zijn vastgelegd.
De Tijdelijke subsidieregeling Luchtvaart in Transitie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 19, derde lid, wordt ‘binnen vier maanden’ vervangen door ‘binnen twee jaar’.
B
In artikel 20, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de kosten, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de AGVV’ vervangen door ‘de kosten, als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de AGVV’.
C
In artikel 29, eerste lid, wordt ‘de activiteiten, bedoeld in artikel 29’ vervangen door ‘de activiteiten, bedoeld in artikel 28’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De modelluchtvaartuigclub of -vereniging verklaart:
– Met betrekking tot de competentie van de leden:
○ te hebben vastgelegd wat de minimale competenties zijn om vluchten met een modelluchtvaartuig veilig en in overeenstemming met de in deze regeling vastgestelde voorwaarden en beperkingen uit te voeren;
○ leden bij te staan die nog niet aan de minimale competenties voldoen bij het bereiken van de minimale competenties en vaardigheden die vereist zijn om het modelluchtvaartuig veilig en in overeenstemming met de in de autorisatie vastgestelde voorwaarden en beperkingen te bedienen.
– Met betrekking tot de modelluchtvaartuigen:
○ regels te hebben vastgesteld om zeker te stellen dat modelluchtvaartuigen en alles wat vereist is voor de uitvoering van de vlucht:
• voor een eerste vlucht wordt gekeurd op luchtwaardigheid, en;
• voor aanvang van de vlucht wordt gecontroleerd op een correcte werking.
– Met betrekking tot de organisatie van de club of -vereniging:
○ leden, gastvliegers en bezoekers actief te informeren over de voorwaarden en beperkingen die zijn gedefinieerd in de afgegeven vergunning;
○ passende maatregelen te nemen wanneer de modelluchtvaartuigclub of -vereniging ervan op de hoogte wordt gesteld dat een piloot die een vlucht uitvoert in het verband van de club of -vereniging, niet voldoet aan de voorwaarden en beperkingen die in de vergunning zijn vastgelegd;
○ voorvallen te melden bij de ILT;
○ de leden te informeren over eventuele voorvallen op een zodanige wijze dat de leden daar lering uit kunnen trekken en herhaling zo veel mogelijk voorkomen wordt;
○ zeker te stellen dat het terrein van waaraf zij haar activiteiten uitvoert op een zodanige wijze is ingericht en onderhouden dat een veilige start en landing mogelijk is en controle plaatsvindt voor aanvang van haar activiteiten.
○ regels op te stellen voor leden en bezoekers, en;
○ op verzoek van de bevoegde autoriteit de documentatie te verstrekken die nodig is voor toezichts- en controledoeleinden.
– Met betrekking tot de omgeving van de club of -vereniging:
○ ... indien van toepassing, voor het vliegen binnen een horizontale afstand van 150 meter van objecten of gebieden die onderdeel uitmaken van een vitaal proces als bedoeld in bijlage II bij deze regeling, afspraken te hebben gemaakt, als bedoeld in artikel 11, met de beheerder van het object of gebied om de veiligheid van de vitale processen te waarborgen;
○ indien van toepassing, voor vluchten binnen 150 meter van woon-, handels-, industrie- of recreatiezones regels te hebben vastgesteld, zodanig dat de uitvoering van deze vluchten geen gevaar vormt voor de veiligheid van derde partijen in de betreffende zones;
○ indien van toepassing, voor vluchten binnen 150 meter afstand van in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur of meer geldt regels te hebben vastgesteld, zodanig dat de uitvoering van deze vluchten geen gevaar vormt voor de veiligheid op de betreffende wegen;
○ indien van toepassing, voor vluchten binnen 150 meter van spoorlijnen regels te hebben vastgesteld, zodanig dat de uitvoering van deze vluchten geen gevaar vormt voor de veiligheid op het spoor.
○ indien van toepassing, voor gebieden waarin laag mag worden gevlogen door civiele luchtvaartuigen regels en procedures opgesteld als bedoeld in artikel 7, tweede lid, zodanig dat vluchten met modelluchtvaartuigen geen gevaar vormen voor de civiele luchtvaartuigen;
○ indien van toepassing, regels en procedures te hebben opgesteld als bedoeld in artikel 7, derde lid, en deze te hebben afgestemd met het Ministerie van Defensie voor gebieden waarin laag mag worden gevlogen door militaire luchtvaartuigen, zodanig dat vluchten met modelluchtvaartuigen geen gevaar vormen voor de militaire luchtvaartuigen;
○ indien van toepassing, afspraken te hebben vastgelegd met de exploitant van de nabij gelegen ongecontroleerde luchthaven, als bedoeld in artikel 7, vierde lid, en haar leden te informeren over deze afspraken, en;
○ indien van toepassing, voor het uitvoeren van vluchten in klasse C en D luchtruim een convenant te hebben gesloten met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt als bedoelt in artikel 7, vijfde lid, en haar leden te informeren over de inhoud van het convenant.
Als objecten of gebieden die onderdeel uitmaken van vitale processen als bedoeld in artikel 11, worden aangewezen:
• Het hoogspanningsnetwerk voor landelijk en regionaal transport en distributie van elektriciteit;
• Productielocaties voor de drinkwatervoorziening;
• Innamepunten in oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater.
De regeling strekt in de eerste plaats tot het vaststellen van regels met betrekking tot de aanvraag, de afgifte en de wijziging van vergunningen voor modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen. Ook worden met de regeling luchtverkeersregels vastgesteld voor vluchten die worden uitgevoerd in het verband van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging. Tenslotte worden enkele omissies hersteld in de Tijdelijke subsidieregeling Luchtvaart in Transitie.
Op 11 september 2018 is verordening (EU) 2018/11391 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en tot wijziging en intrekking van enkele verordeningen (hierna: de basisverordening) in werking getreden.
De gemeenschappelijke regels met betrekking tot onbemande luchtvaartuigen zijn neergelegd in de artikelen 55 en 56 van de basisverordening. Het betreft regels met betrekking tot het ontwerp, de productie en het onderhoud van onbemande luchtvaartuigen en hun motoren, propellers, onderdelen, niet geïnstalleerde apparatuur en apparatuur om ze op afstand te bedienen, de vluchtuitvoering met genoemde luchtvaartuigen alsmede het bij deze activiteiten betrokken personeel. De artikelen 57 en 58 van de basisverordening bevatten een grondslag om uitvoeringshandelingen respectievelijk gedelegeerde handelingen vast te stellen.
De gedelegeerde verordening en de uitvoeringsverordening zijn op respectievelijk 12 maart 2019 en 24 mei 2019 vastgesteld. Beide verordeningen zijn op 1 juli 2019 in werking getreden en per 31 december 2020 van toepassing.
De Europese verordeningen vervangen onder andere de nationale regelgeving met betrekking tot modelvliegen en geven een nieuw kader mee. Onder de regels van de Open categorie in de uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 kunnen de huidige activiteiten van modelluchtvaartuigclubs en -verenigingen mogelijk niet worden voortgezet. Met een vergunningenstelsel in overeenstemming met artikel 16 van de (EU) 2019/947 kan die ruimte alsnog worden geboden. Om de veiligheid te blijven garanderen moet er een aantal voorwaarden worden opgenomen in de vergunning.
In Nederland zijn ongeveer 150 modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen actief. Met de koepelorganisaties voor deze modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen, te weten de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart afdeling Modelvliegsport, de Federatie van Limburgse Radio Controle Vliegers en de Samenwerkende Nederlandse Modelvlieg Verenigingen, heeft een aantal keer overleg plaatsgevonden om toelichting te geven, onder andere over de eisen aan de verklaring voor het verkrijgen van de vergunning. Daarmee is geprobeerd om modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen voor te bereiden op de nieuwe regels en daarmee de benodigde tijd voor een vergunningsaanvraag zo kort mogelijk te houden.
In de uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 zijn vluchtuitvoeringsregels vastgesteld die gelden voor vluchten in de open categorie. In artikel 16 van de uitvoeringsverordening is bepaald dat lidstaten op verzoek van een modelluchtvaartclub of -vereniging een vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen kunnen afgeven. Het hebben van een vergunning is geen verplichting voor modelluchtvaartclub of -vereniging als vluchten worden uitgevoerd onder de regels van de Open categorie. Als men wil afwijken van de regels van de Open categorie, is het hebben van een vergunning wel een verplichting. In deze vergunning moet worden vermeld onder welke voorwaarden vluchtuitvoeringen in het kader van modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen mogen worden verricht. Deze vergunning is alleen geldig op het grondgebied van de lidstaat die ze heeft afgegeven.
De aanvrager dient zijn volledig ingevulde aanvraag in bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) onder overlegging van alle relevante documenten. Het aanvraagformulier wordt eenmalig ingevuld omdat de vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend en wordt ook gebruikt in geval van een verzoek tot wijziging van een verleende vergunning. De aanvraag dient vergezeld te zijn van een ondertekende verklaring, gebaseerd op de bijlage bij deze regeling.
In artikel 4 staan de bepalingen die tenminste dienen te worden opgenomen in de vergunning om de veiligheid te borgen. Dit betreft een aantal voorwaarden waarbij wordt afgeweken van de subcategorie A3 van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947. Om de afwijkingen zoals omschreven in artikel 4 van de artikelsgewijze toelichting te kunnen duiden wordt de subcategorie A3 als uitgangspunt gehanteerd. Dit is de subcategorie waarbinnen vluchten met een modelluchtvaartuig worden uitgevoerd wanneer er niet onder een vergunning wordt gevlogen. Met de voorwaarden bij onderdeel a bestaat de mogelijkheid om invulling te geven aan een aantal operationele wensen van de modelluchtvaartuigclubs en -verenigingen, mits in de vergunningsaanvraag kan worden aangetoond dat dit veilig kan. Verder dient minstens een aantal bepalingen te worden opgenomen in de vergunning die specifiek voor vluchtuitvoeringen in het kader van modelluchtvaartuigclubs en -verenigingen gelden. Hierbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande club of -verenigingsreglementen om de regeldruk te beperken.
Om een veilige vluchtuitvoering te borgen in laagvlieggebieden, nabij ongecontroleerde luchthavens en in klasse C en D luchtruim, is een aantal luchtverkeersregels opgenomen. Bij het uitvoeren van vluchten in civiele en militaire laagvlieggebieden is de aanwezigheid van een waarnemer verplicht om extra alert te zijn op andere laagvliegende luchtvaartuigen. Daarbij mag er enkel in deze gebieden worden gevlogen wanneer de modelluchtvaartuigclub of -vereniging regels en procedures heeft opgesteld om de vlucht veilig te kunnen uitvoeren. Op deze manier wordt de voorspelbaarheid van vluchten met modelluchtvaartuigen vergroot voor ander verkeer en kunnen er afspraken worden gemaakt om een veilige afstand tussen de luchtvaartuigen te borgen. In voorkomend geval zullen de verenigingen voor de militaire laagvlieggebieden mogelijk aanvullende afspraken moeten maken met het Ministerie van Defensie, hoofdgebruiker van de militaire laagvlieggebieden. Omdat het bij een civiel laagvlieggebied niet mogelijk is om met één hoofdgebruiker deze afspraken te maken, wordt er aanvullend de voorwaarde gesteld dat het andere verkeer op de hoogte wordt gesteld van de voorgenomen vlucht. Voor vluchten binnen een afstand van 3 km van een ongecontroleerde luchthaven dient vooraf afstemming met de exploitant van de luchthaven te hebben plaatsgevonden over hoe vluchten met modelluchtvaartuigen veilig kunnen worden uitgevoerd, zodanig dat dit geen vermijdbaar gevaar vormt voor de activiteiten van de ongecontroleerde luchthaven. Deze voorwaarde wordt nader toegelicht in paragraaf 3.5 van de algemene toelichting. Voor vluchten in luchtruim met klasse C of D geld ook de voorwaarde dat de modelluchtvaartuigclub of -vereniging regels en procedures moet hebben opgesteld om de vlucht veilig te kunnen uitvoeren. Ook hiervoor zijn in de praktijk al convenanten gesloten met de organisaties die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgen.
Piloten op afstand die vluchten uitvoeren onder een vergunning dienen zich te houden aan van toepassing zijnde geografische zones en beperkingen die van toepassing zijn voor het burgerluchtverkeer zoals bijvoorbeeld verboden gebieden en natuurbeschermingsgebieden. Hierdoor zijn de veiligheids-, beveiligings-, privacy- en milieuaspecten van deze gebieden geborgd. De zones voor laagvliegroutes en -gebieden voor civiele en militaire luchtvaartuigen zijn niet van toepassing. De veiligheidsaspecten van het vliegen in deze zones moeten in voldoende mate worden gemitigeerd als onderdeel van de vergunningsaanvraag wanneer het de wens is hier te vliegen. Op deze manier kunnen modelluchtvaartuigclubs en -verenigingen in goed overleg en met duidelijke afspraken veilig vluchten blijven uitvoeren in deze gebieden. Voor de zones die zijn aangewezen voor ongecontroleerde luchthavens geldt ook een uitzondering. Modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen die afstemming hebben gezocht met de exploitant van de luchthaven over de wijze van veilige vluchtuitvoering met modelluchtvaartuigen in relatie met de activiteiten van de luchthavens, mogen vluchten uitvoeren in deze zones. Op deze wijze zijn de partijen op de hoogte van elkaars activiteiten en kan hier rekening mee worden gehouden.
De Wet luchtvaart en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen zijn vanaf 31 december 2020, voor zover deze betrekking hebben op luchtwaardigheid, personeel en vluchtuitvoering, op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart niet meer van toepassing op civiele onbemande luchtvaartuigen die onder het bereik van de basisverordening vallen. Artikel 21 van de uitvoeringsverordening bepaalt echter dat vluchtuitvoeringen in het kader van modelluchtvaartuigclubs en -verenigingen voor een bepaalde periode mogen blijven plaatsvinden overeenkomstig nationale regels en zonder dat een vergunning overeenkomstig artikel 16 vereist is. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/20122 (hierna: SERA-verordening) is tenslotte, gelet op artikel 1, vierde lid, van deze verordening niet van toepassing op vluchten met modelluchtvaartuigen.
Uit de onderhavige regeling vloeien inhoudelijke nalevingskosten voort. Deze kosten hebben allereerst betrekking op de aanvraag en de wijziging van de vergunning. Voor de precieze kosten van deze producten wordt verwezen naar artikel 2.17 van de Regeling tarieven transportsectoren. Verder vloeien uit deze regeling indirecte administratieve lasten en nalevingskosten voort voor het opstellen en controleren van documentatie ter ondersteuning van de verklaringen. Deze documentatie dient bijgevoegd te worden bij de aanvraag van de vergunning. Deze kosten bedragen naar schatting € 375,– (gebaseerd op 5 uur à € 75,– per uur). Verder vloeien uit deze regeling indirecte administratieve lasten en nalevingskosten voort voor het opstellen van een convenant, wanneer deze vereist wordt als risico verlagende maatregel en er geen bestaand convenant is. Deze kosten bedragen naar schatting € 150,– (gebaseerd op 2 uur à € 75,– per uur).
De vergunning die wordt verleend aan modelvliegclubs- of verenigingen kwalificeert op grond van artikel 3, onder b, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 als een vergunning in de ‘specifieke’ categorie. Dat betekent dat de regels voor exploitanten en piloten die zijn opgenomen in onder andere UAS.SPEC.050 en UAS.SPEC.060 van toepassing zijn op vluchten in het verband van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging. Zo geldt dat de piloot op afstand geen vluchten mag uitvoeren wanneer hij of zij onder invloed is van alcohol of psychoactieve stoffen en dat de piloot de geografische zones, zoals opgenomen in de Regeling zonering onbemande luchtvaartuigen, in acht moet nemen. Overtreding van deze bepalingen is strafbaar gesteld in artikel 3.1, eerste lid, sub f, en artikel 3.2, eerste lid, onder c, van de Regeling uitvoering en handhaving luchtvaartveiligheid. Verder wordt het in strijd handelen met hetgeen bepaald is in deze regeling ingevolge artikel 11.9, eerste lid, sub b, 1° jo. artikel 1.5 van de Wet luchtvaart gezien als een overtreding.
De ILT is, belast met de taken van de bevoegde autoriteit, op grond van artikel 11.15, sub a en sub b, 9°, bevoegd om bestuursrechtelijk op te treden tegen overtredingen van hetzij uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947, die is vastgesteld krachtens de Basisverordening, hetzij hetgeen bepaald in deze regeling. Daarnaast kan op grond van artikel 5 van deze Regeling een vergunning worden gewijzigd, beperkt, geschorst of ingetrokken wanneer een club of vereniging niet langer voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning of wanneer de club of vereniging in strijd handelt met de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de vergunning.
De ILT houdt toezicht op de naleving van onder meer (veiligheids)wetten en regels voor de luchtvaart en handhaaft deze. In dat verband is deze regeling aan de Inspecteur-Generaal (hierna: IG) van de ILT voorgelegd ter toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de bepalingen van de regeling. De IG heeft geconcludeerd dat de regeling handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is, mits er een aantal aanpassingen aan de regeling worden doorgevoerd. De ILT heeft daarvoor een aantal voorstellen voor verbetering gedaan. Deze voorstellen zijn verwerkt.
Een ontwerp van de onderhavige regeling is in de periode van 3 februari 2023 tot en met 5 maart 2023 opengesteld voor openbare internetconsultatie. Doel van deze consultatie was burgers en bedrijven te informeren over de in voorbereiding zijnde regelgeving en hen de gelegenheid te bieden een reactie te geven op het ontwerp. Er zijn 154 zienswijzen ingediend, die onderverdeeld zijn in reacties met betrekking tot financiële gevolgen, onnodige bureaucratie, klachten en aanbevelingen.
• Financiële gevolgen: Gevreesd wordt dat door de gestegen kosten voor de vergunningverlening modelluchtvaartclubs in de problemen zullen komen;
• Onnodige bureaucratie: De regelgeving wordt door velen gezien als een overbodige regeling die een niet-bestaand probleem oplost;
• Klachten: Er wordt aangegeven dat de regulering de modelluchtvaartclubs zal schaden, en juist een tegenovergesteld effect kan hebben;
• Aanbevelingen: Er worden uiteenlopende aanbevelingen gedaan ter verbetering van de Regeling.
Deze reacties hebben ertoe geleid dat aanpassingen zijn doorgevoerd. Een vergunning kan door deze aanpassingen worden afgegeven op basis van een verklaring van een modelluchtvaarttuigclub- of vereniging dat voldaan wordt aan de regels en voorwaarden in deze regeling, met inbegrip van Bijlage I. Regels zijn zo veel als mogelijk overgenomen uit de Regeling modelvliegen. Het gebruik van een verklaring, zorgt ervoor dat er minder tijd nodig is bij de beoordeling van de aanvraag voor een vergunning. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de tarieven in de Regeling tarieven transportsectoren. Met bovenstaande aanpassingen is zo veel als mogelijk gevolg gegeven aan de zorgen van de respondenten.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met het voorgaande wordt op grond van Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten. Hiervoor is gekozen om modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen voldoende tijd te bieden om een aanvraag te doen voor een vergunning. Wachten tot het volgende vaste verander moment, te weten 1 juli 2024, zou dan ook leiden tot aanmerkelijke ongewenste private nadelen.
Met artikel 1 zijn drie begripsbepalingen geïntroduceerd, waarbij aansluiting is gezocht bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947. Met artikel 2 van de onderhavige regeling wordt het toepassingsbereik van de regeling bepaald. De regeling is enkel van toepassing op modelluchtvaartclubs- of verenigingen in de zin van artikel 2, onder 10, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947.
In artikel 3 zijn de eisen gesteld aan de aanvraag van een vergunning. Op grond van het eerste lid moet de aanvraag worden ingediend bij de ILT. Een vergunning wordt alleen afgegeven als de modelluchtvaartuigclub of -vereniging verklaart te voldoen aan de eisen en voorwaarden zoals opgenomen in bijlage I. In artikel 4 wordt geregeld welke bepalingen ten minste moeten worden geregeld in de vergunning. Dit betreffen de voorwaarden, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947, waaronder vluchtuitvoeringen mogen worden uitgevoerd, waaronder ten minste inbegrepen de afstand tot woon-, handels-, industrie- of recreatiezones, de afstand tot wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur of meer geldt en spoorlijnen, zichtvliegvoorschriften. Daarnaast moet de vergunning bepalingen bevatten ten aanzien van de minimumvaardigheid en de minimumleeftijd van piloten op afstand, de eisen aan het modelluchtvaartuig, de regels en procedures voor het uitvoeren van vluchten door niet-leden en tenslotte de regels en procedures voor het uitvoeren van vluchten buiten het modelluchtvaartterrein. In het algemene deel van de toelichting worden deze eisen nader toegelicht.
Artikel 5 bepaalt dat een sanctie kan worden opgelegd of een afgegeven vergunning kan worden gewijzigd, beperkt, geschorst of ingetrokken wanneer een modelluchtvaartuigclub of -vereniging niet langer voldoet aan of in strijd handelt met de bepalingen in de vergunning zoals bedoeld in artikel 4. Hiermee wordt onder andere invulling gegeven aan artikel 18, onder a, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947, waarin is bepaald dat de bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de handhaving van de bepalingen in de deze verordening.
In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen met betrekking tot de deelname aan het luchtverkeer met modelluchtvaartuigen. In artikel 6 is bepaald dat hoofdstuk 3 van deze regeling enkel van toepassing is op modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen aan wie een vergunning is verleend. Het voorgaande betekent dat modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen die geen vergunning aanvragen hun vluchten moeten uitvoeren conform de op hen toepasselijke regels zoals deze zijn vastgesteld in vluchtuitvoeringsvergunning of de Regeling onbemande luchtvaartuigen3.
Bij vluchtuitvoeringen met onbemande luchtvaartuigen moet de veiligheid van andere luchtruimgebruikers worden gewaarborgd en moeten de risico's die voortvloeien uit interne en externe problemen, met inbegrip van omgevingsomstandigheden, tot een minimum worden beperkt door tijdens alle vluchtfasen voor passende separatie te zorgen. In dat kader is een aantal regels opgesteld met betrekking tot luchtruimklasse en vlieghoogte. In artikel 7 wordt geregeld dat vluchten in beginsel enkel zijn toegestaan in luchtruimklasse G. Voor vluchten binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door civiele luchtvaartuigen geldt de eis dat iemand met de bestuurder van het modelluchtvaartuig meekijkt (een ‘waarnemer’) om deze te kunnen waarschuwen voor andere luchtruimgebruikers. Voor vluchten binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door militaire luchtvaartuigen geldt ook de eis voor het gebruik van een waarnemer. Daar komt de voorwaarde bij dat de modelluchtvaartuigclub of -vereniging regels en procedures moet hebben opgesteld om de vlucht veilig te kunnen uitvoeren in het laagvlieggebied. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting. Verder is in artikel 7, vijfde lid, bepaald dat in afwijking van het eerste lid ook vluchten kunnen worden uitgevoerd in luchtruim met klasse C of D. Hier geldt de voorwaarde dat op schriftelijk verzoek van belanghebbende een convenant is gesloten met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt en de bestuurder zich houdt aan de afspraken in dat convenant.
Bij vluchtuitvoeringen met onbemande luchtvaartuigen moet de veiligheid van derde partijen op de grond worden gewaarborgd en moeten de risico's die voortvloeien uit interne en externe problemen, met inbegrip van omgevingsomstandigheden, tot een minimum worden beperkt door tijdens alle vluchtfasen voor passende separatie te zorgen.
In artikel 8 is daarom bepaald dat het, gelet op de veiligheid, verboden is om een vlucht uit te voeren boven woon-, handels-, industrie- of recreatiezones, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van meer dan 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, en mensenmenigten, tenzij in de vergunning anders is bepaald. Hiermee worden de al geldende regels voor modelvliegers, zoals opgenomen in de Regeling modelvliegen, aangepast en overgenomen.
Bij vluchtuitvoeringen met onbemande luchtvaartuigen moet de veiligheid van derde partijen op de grond en van andere luchtruimgebruikers worden gewaarborgd en moeten de risico's die voortvloeien uit interne en externe problemen, met inbegrip van omgevingsomstandigheden, tot een minimum worden beperkt door tijdens alle vluchtfasen voor passende separatie te zorgen. In artikel 9 is allereerst geregeld dat vluchten slechts mogen worden uitgevoerd onder omstandigheden en op locaties waarbij er vanaf de grond tijdens de gehele vlucht goed zicht is op het modelluchtvaartuig. Ook is bepaald dat de piloot op afstand het luchtvaartuig te allen tijde in het zicht moet houden (VLOS), behalve wanneer er een waarnemer aanwezig is die helpt de vlucht op een veilige wijze uit te voeren. Tenslotte is bepaald dat vluchten niet uitgevoerd mogen worden buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids.
Omdat de SERA-verordening, gelet op artikel 1, vierde lid, van deze verordening, niet van toepassing is op modelluchtvaartuigen, zijn nationale voorrangsregels bepaald.
Met artikel 11 wordt bepaald dat het verboden is om met een modelluchtvaartuig vluchten uit te voeren binnen een horizontale afstand van 150 meter van objecten of gebieden die onderdeel uitmaken van vitale processen, tenzij afspraken zijn gemaakt met de beheerder van het betreffende object of gebied op welke wijze een veilige vluchtuitvoering mogelijk is. Onder objecten of gebieden die onderdeel uitmaken van vitale processen worden objecten of gebieden verstaan die zo essentieel zijn voor de Nederlandse samenleving dat uitval of verstoring tot ernstige maatschappelijke ontwrichting leidt en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, waarbij een restrictie of verbod, of duidelijke afspraken noodzakelijk wordt geacht om tot het gewenste veiligheidsniveau te komen. Dergelijke objecten zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een tweetal foutieve verwijzingen te herstellen in de Tijdelijke subsidieregeling Luchtvaart in Transitie. Daarnaast is in artikel 19, vierde lid, van de Tijdelijke subsidieregeling per abuis opgenomen dat een kennis- en testvoucher binnen 4 maanden moet worden verzilverd, in plaats van de bedoelde 24 maanden. Ook deze omissie wordt hersteld. De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de uitvoering van de regeling.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Verordening (EU) nr. 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PbEU 2018, L 212).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281/1).
Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/247616, houdende de vaststelling van regels met betrekking tot onbemande luchtvaartuigen (Regeling onbemande luchtvaartuigen) (Stcrt. 2020, 66578).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-18140.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.