Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 mei 2024, nr. 2024-0000117563, 14 mei 2024 tot wijziging van de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 ten behoeve van de actualisering van de woonlandfactoren voor het kalenderjaar 2025

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 12, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 17, derde lid, 18, vierde lid, 29, derde lid, 29a, zesde lid, en 67, negende lid, van de Algemene nabestaandenwet, 2, twaalfde en dertiende lid, van de Wet op het kindgebonden budget en 62, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage bij de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

BIJLAGE , BEHOREND BIJ ARTIKEL I

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1 VAN DE REGELING WOONLANDBEGINSEL IN DE SOCIALE ZEKERHEID 2012

In de tabel zijn de woonlandfactoren opgenomen zoals deze van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025. Hierbij wordt opgemerkt dat soms een woonlandfactor verandert ten gevolge van een wijziging in een bilateraal socialezekerheidsverdrag. Deze wijzigingen hebben rechtstreekse werking. Dit betekent dat ze worden toegepast zonder dat daarvoor de tabel hoeft te worden gewijzigd. Bij de eerstvolgende herziening van de tabel met woonlandfactoren worden dergelijke wijzigingen alsnog in de tabel verwerkt.

In de tabel wordt via sterretjes inzichtelijk gemaakt dat er verschillen gelden voor de toepassing van het woonlandbeginsel voor de Algemene nabestaandenwet, de WGA-vervolguitkering en de eventuele toeslagen daarop enerzijds en de kinderbijslag en het kindgebonden budget anderzijds.

*: Wanneer in de tabel een * is opgenomen bij een land geldt dat het woonlandbeginsel alleen buiten toepassing blijft voor de Algemene nabestaandenwet, de WGA-vervolguitkering en de eventuele toeslag daarop vanwege het bilaterale socialezekerheidsverdrag tussen dat land en Nederland. Voor de kinderbijslag en het kindgebonden budget kan in dat geval het woonlandbeginsel wel worden toegepast.

**: Wanneer in de tabel ** is opgenomen bij een land geldt dat voor dat land vanwege het bilaterale socialezekerheidsverdrag tussen dat land en Nederland het woonlandbeginsel voor geen enkele wet mag worden toegepast.

Land

Woonlandfactor 2025

Afghanistan

60%

Albanië

50%

Algerije

50%

Andorra

90%

Angola

60%

Antigua en Barbuda

100%

Argentinië*

70%

Armenië

50%

Aruba

90%

Australië**

100%

Azerbeidzjan

60%

Bahama's

100%

Bahrein

70%

Bangladesh

50%

Barbados

100%

Belarus

50%

Belize*

90%

Benin

50%

Bhutan

60%

Bolivia

50%

Bonaire

80%

Bosnië en Herzegovina**

50%

Botswana

60%

Brazilië

70%

Brunei Darussalam

80%

Burkina Faso

50%

Burundi

50%

Cambodja

50%

Canada**

100%

Centraal-Afrikaanse Republiek

60%

Chili*

70%

China

80%

Colombia

50%

Comoren

60%

Congo, Democratische Republiek

70%

Congo, Republiek

80%

Costa Rica

70%

Cuba

70%

Curaçao

100%

Djibouti

70%

Dominica

90%

Dominicaanse Republiek

60%

Ecuador*

70%

Egypte*

40%

El Salvador

70%

Equatoriaal-Guinea

60%

Eritrea

60%

Eswatini

50%

Ethiopië

50%

Fiji

50%

Filipijnen*

50%

Gabon

80%

Gambia

50%

Georgië

50%

Ghana

50%

Grenada

80%

Guatemala

70%

Guinee

70%

Guinee-Bissau

50%

Guyana

60%

Haïti

70%

Honduras

60%

Hong Kong SAR, China*

100%

India

40%

Indonesië**

50%

Irak

80%

Iran

40%

Israël

100%

Ivoorkust

50%

Jamaica

70%

Japan*

100%

Jemen

60%

Jordanië*

60%

Kaapverdië

60%

Kameroen

50%

Kazachstan

50%

Kenia

50%

Kirgizië

40%

Kiribati

100%

Koeweit

100%

Kosovo

50%

Laos

30%

Lesotho

50%

Libanon

60%

Liberia

60%

Libië

40%

Macau SAR, China

80%

Madagaskar

40%

Malawi

50%

Maldiven

70%

Maleisië

50%

Mali

50%

Marokko1

50%

Marshalleilanden

100%

Mauritanië

50%

Mauritius

50%

Mexico

70%

Micronesia

100%

Moldavië

50%

Monaco*

100%

Mongolië

50%

Montenegro**

50%

Mozambique

50%

Myanmar

30%

Namibië

60%

Nauru

100%

Nepal

40%

Nicaragua

50%

Nieuw-Zeeland**

100%

Niger

60%

Nigeria

50%

Noord-Macedonië*

50%

Oeganda

50%

Oekraïne

50%

Oezbekistan

40%

Oman

80%

Pakistan

40%

Palau

70%

Panama*

60%

Papoea-Nieuw-Guinea

100%

Paraguay*

60%

Peru

70%

Qatar

100%

Russische Federatie

60%

Rwanda

50%

Saba

80%

Saint Kitts en Nevis

80%

Saint Lucia

100%

Saint Vincent en de Grenadines

70%

Salomonseilanden

100%

Samoa

90%

San Marino

100%

Sao Tomé en Principe

80%

Saoedi-Arabië

70%

Senegal

50%

Servië**

50%

Seychellen

60%

Sierra Leone

40%

Singapore

90%

Sint Eustatius

90%

Sint Maarten (Frans gedeelte)

100%

Sint Maarten (Nederlands deel)

100%

Soedan

40%

Somalië

50%

Sri Lanka

40%

Suriname**

50%

Syrië

60%

Tadzjikistan

30%

Taiwan

90%

Tanzania

60%

Thailand*

50%

Timor-Leste

70%

Togo

50%

Tonga

60%

Trinidad en Tobago

100%

Tsjaad

60%

Tunesië**

40%

Turkije2

40%

Turkmenistan

70%

Tuvalu

100%

Uruguay

100%

Vanuatu

100%

Venezuela

60%

Verenigd Koninkrijk3

100%

Verenigde Arabische Emiraten

80%

Verenigde Staten**

100%

Vietnam

50%

Westelijke Jordaanoever en Gaza

80%

Zambia

50%

Zimbabwe

90%

Zuid-Afrika**

60%

Zuid-Korea**

90%

Zuid-Soedan

60%

X Noot
1

Voor Marokko gelden de verdragsrechtelijke afspraken over de woonlandfactor zoals vastgelegd in het op 4 juni 2016 getekende Protocol tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals gewijzigd en ondertekend op 30 september 1996 en op 24 juni 2002 (Trb.  2016/67). De woonlandfactor uit deze tabel geldt daarom alleen voor personen die werken in het algemeen belang voor zover zij na 1 januari 2021 op grond van het Besluit regels export uitkeringen recht op kinderbijslag hebben voor een in Marokko wonend kind.

X Noot
2

Met betrekking tot Turkije geldt voor Anw- en WGA-vervolguitkeringen die worden geëxporteerd op grond van het Associatieraadsbesluit dat het woonlandbeginsel niet toegepast kan worden evenals voor de Turkse gerechtigden op kinderbijslag voor kinderen in Turkije onder de reikwijdte van de uitspraak CRvB van 14 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:510).

X Noot
3

Voor het Verenigd Koninkrijk geldt dat het woonlandbeginsel niet toegepast kan worden als het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, het Handelsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk of het bilaterale sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk zich tegen toepassing van het woonlandbeginsel verzet.

TOELICHTING

Met deze wijzigingsregeling wordt de bijlage bij de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 (hierna: de regeling), bedoeld in artikel 1 van die regeling, vervangen door de bijlage bij deze wijzigingsregeling. De bijlage bevat de geactualiseerde woonlandfactoren.

De regeling vloeit voort uit de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Die wet beoogt te voorkomen dat Nederlandse uitkeringen die buiten één van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland worden verstrekt, naar lokale maatstaven bezien, uit de pas lopen. Het gaat hier enkel om situaties waarbij export van uitkeringen mogelijk is op basis van bilaterale verdragen of nationale wetgeving. Concreet gaat het hier om de uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet, de WGA-vervolguitkering en de eventuele toeslag daarop, de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

In de bijlage bij deze wijzigingsregeling wordt het percentage – de zogenoemde woonlandfactor – vastgesteld dat het kostenniveau aangeeft van een bepaald land ten opzichte van het kostenniveau in Nederland. Het percentage bedraagt evenwel niet meer dan 100. Wanneer de uitkeringsgerechtigde, respectievelijk het kind, buiten één van de bovenbedoelde landen woont, wordt de hoogte van de genoemde uitkeringen vastgesteld op de woonlandfactor maal de hoogte van de desbetreffende uitkering in Nederland.

De in de bijlage vermelde percentages worden verkregen door de verhouding te berekenen tussen het koopkrachtpariteitscijfer (gecorrigeerd voor de wisselkoers) van het woonland en die van Nederland. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente cijfers van de Wereldbank1. Op dit moment zijn dat cijfers over het jaar 2022. Export van uitkeringen kan ook plaatsvinden naar landen waarvan het koopkrachtpariteitscijfer niet bekend is bij de Wereldbank. Aan de hand van een ander economisch kerncijfer, het bruto binnenlands product (hierna: BBP) per hoofd van de bevolking2 wordt dan een koopkrachtpariteitscijfer afgeleid. De hieruit voor de verschillende landen voortvloeiende percentages worden uitgedrukt in categorieën afgerond op tientallen procenten, waarbij de afronding geschiedt naar boven. Voor landen3 waarvan de Wereldbank geen van beide economische kerncijfers beschikbaar heeft is aan de hand van gegevens van de Verenigde Naties over het BBP per hoofd van de bevolking4 over het jaar 2022 een koopkrachtpariteitscijfer afgeleid. Bij de bepaling van het koopkrachtpariteitscijfer voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba is gebruikgemaakt van CBS-gegevens over het BBP per hoofd van de bevolking5 over het jaar 2021.

De koopkrachtpariteitscijfers zijn onderhevig aan veranderingen in het kostenniveau van landen. Dit vormt een verklaring voor de schommelingen in de woonlandfactor van enkele landen ten opzichte van het jaar 2024. Bovendien schommelen de cijfers, omdat deze worden afgerond op tientallen. Gelet op deze schommelingen wordt een termijn van aankondiging en voorbereiding op de wijziging in acht genomen. Deze wijzigingsregeling zal dan ook na vaststelling en publicatie in werking treden met ingang van 1 januari 2025.

Soms verandert een woonlandfactor ten gevolge van een wijziging in een bilateraal socialezekerheidsverdrag. Vaak hebben deze wijzigingen rechtstreekse werking. Dit betekent dat ze worden toegepast zonder dat daarvoor de (bijlage bij de) regeling hoeft te worden aangepast. Bij de eerstvolgende herziening van de tabel met woonlandfactoren worden dergelijke wijzigingen alsnog in de tabel verwerkt. Dit voorbehoud bij de in de tabel opgenomen percentages is opgenomen in de aanhef van de tabel.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Indicator Wereldbank: ‘Price level ratio of PPP conversion factor (GDP) to market exchange rate’

https://data.worldbank.org/indicator/PA.NUS.PPPC.RF, geraadpleegd op 8 april 2024.

X Noot
2

Indicator Wereldbank: ‘GDP per capita (current US$)’

https://data.worldbank.org/indicator/NY.GDP.PCAP.CD, geraadpleegd op 8 april 2024.

X Noot
3

Cuba, Eritrea, Jemen, Koewit, San Marino, Sint Maarten (Nederlands deel), Syrië, Turkmenistan, Venezuela, Zuid-Soedan.

X Noot
4

Indicator Verenigde Naties: ‘Per capita GDP at current prices – US dollars’

http://data.un.org/Data.aspx?q=gdp+per+capita&d=SNAAMA&f=grID%3a101%3bcurrID%3aUSD%3bpcFlag%3a1, geraadpleegd op 8 april 2024.

X Noot
5

Indicator Centraal Bureau voor de Statistiek: ‘Caribisch Nederland; bruto binnenlands product (bbp) per inwoner’ https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/85251NED/table?dl=7B90F, geraadpleegd op 8 april 2024.

Naar boven