Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 11 januari 2024, nr. WJZ/ 43762748, tot wijziging van de Regeling Tijdelijke wet Groningen in verband met het toevoegen van het micro-MKB aan de taak van het Instituut Mijnbouwschade Groningen om knelpunten op te lossen die als gevolg van mijnbouwschade zijn ontstaan en enkele andere wijzigingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 2, elfde en twaalfde lid, van de Tijdelijke wet Groningen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Tijdelijke wet Groningen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de begripsomschrijving van benadeelde ‘en’ vervangen door ‘of micro-onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, van bijlage I van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187),’.

B

In onderdeel C van bijlage 1 wordt in ‘Modelbepalingen voor opleververplichtingen’ ‘NPR 9998:2021’ vervangen door ‘NPR 9998:2020’.

C

In bijlage 2 wordt de tabel met het opschrift ‘Tabel 2.2 Standaardbedragen vergoeding schade’ als volgt gewijzigd:

1. In de rij ‘Vergoeding voor externe opslag voor goederen indien noodzakelijk tijdens versterking’ komt de tekst in de tweede kolom te luiden:

Eenpersoonshuishouden

€ 165,00 per maand

Tweepersoonshuishouden

€ 190,00 per maand

Huishouden met drie personen of meer

€ 250,00 per maand.

2. Er wordt een rij toegevoegd, luidende:

Vergoeding voor verhuizing

Eenpersoonshuishouden

€ 1.400,00

Tweepersoonshuishouden

€ 1.660,00

Huishouden met drie personen of meer

€ 2.740,00

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 januari 2024

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief

TOELICHTING

I. Inleiding

Op 29 september 2023 is de meest recente wijzigingsregeling van de Regeling Tijdelijke wet Groningen (TwG) in werking getreden. Met deze wijziging werd onder andere de taak van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: IMG) vastgelegd om ‘bijzondere situaties op te lossen’, daarbij geadviseerd door de Commissie Bijzondere Situaties.1

In voorliggende wijziging wordt de doelgroep voor deze taak van het IMG uitgebreid met micro-ondernemingen.

II. Algemeen

Met voorliggende wijziging wordt de doelgroep die in aanmerking kan komen voor hulp in een bijzondere situatie door het IMG uitgebreid met de categorie micro-ondernemingen. Dit zijn ondernemingen met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet van hoogstens € 2 miljoen of een jaarlijks balanstotaal kleiner of gelijk aan € 2 miljoen.2 Het aantal werkzame personen komt hierbij overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE).3

Het uitbreiden van de doelgroep met deze categorie betekent dat het IMG, geadviseerd door de CBS, maatwerkoplossingen kan bieden aan micro-ondernemingen die, mede als gevolg van de aardbevingen in Groningen, in medische, psychische, sociale en/of financiële nood verkeren.

Uitgangspunt is dat de hulp van het IMG is gericht op de persoonlijke situatie en niet op de economische activiteit van de onderneming. De geboden hulp is maatwerk en varieert naar gelang de ernst van de situatie. Met deze geboden hulp kunnen deze ondernemers weer op eigen kracht verder.

III. Regeldruk

Deze wijzigingsregeling brengt geen veranderingen in regeldruk met zich mee voor bedrijven in het effectgebied waar het IMG schades afhandelt. De taak die aan het IMG is gegeven betreffende bijzondere situaties is een bestaande taak, waarbij met deze regeling de doelgroep wordt uitgebreid met de doelgroep micro-ondernemingen. De werkwijze voor de Commissie Bijzondere Situaties (CBS), die de aangedragen situaties in behandeling neemt en het IMG adviseert, blijft echter hetzelfde.

Deze toevoeging betreft naar verwachting een beperkte groep (geschat maximaal 40 aanvragen op jaarbasis), waarbij de persoonlijke situatie waarvoor de regeling voor bijzondere situaties nu al een vangnet is het vertrekpunt blijft. Dat betekent dat micro-ondernemingen zelf geen aanvraag hoeven te doen, maar de CBS en het IMG met deze wijzigingsregeling de mogelijkheid krijgen om gedupeerden in een bijzondere situatie die tevens ondernemer zijn eveneens een passende oplossing te bieden. Bijzondere situaties kunnen ten algemene worden aangedragen door verschillende instanties. Het gaat echter slechts om een signaalfunctie. Het blijft aan de CBS en het IMG om te beoordelen of er inderdaad sprake is van een bijzondere situatie.

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft onderhavige wijzigingsregeling om deze reden niet geselecteerd voor formeel advies.

IV. Uitvoerbaarheid

De uitbreiding van de doelgroep is gedaan op verzoek van de CBS en het IMG. Bij de totstandkoming van deze wijzigingsregeling is de CBS nauw betrokken. In overleg met de CBS en het IMG heeft er dan ook geen aparte uitvoeringstoets plaatsgevonden. De uitbreiding van de doelgroep met micro-ondernemingen wordt door zowel de CBS als het IMG uitvoerbaar geacht.

V. Europese regelgeving

Op grond van deze regeling krijgt het IMG de taak om ook in het geval van micro-ondernemingen oplossingen te bieden in bijzondere situaties. Bij het bieden van hulp kan in gevallen sprake zijn van een economisch voordeel voor de micro-onderneming. Het voordeel zal echter beperkt zijn omdat deze veelal zal bestaan uit een vergoeding van kosten voor tijdelijke hulp aan de natuurlijke persoon die de onderneming drijft. De hulp is niet gericht op de economische activiteit van de micro-onderneming. Daar waar opkoop van een bedrijfspand een noodzakelijke oplossing is (doorgaans de grootste kostenpost in bijzondere situaties) wordt geen economisch voordeel genoten omdat de marktwaarde steeds door onafhankelijke taxateurs wordt bepaald. In een eerste inschatting heeft het CBS aangegeven een totaal maximaal geschat budget van € 3 miljoen per jaar voor uitvoering van deze regeling nodig te hebben. Hierdoor wordt indien al sprake is van een voordeel – redelijkerwijs hooguit een marginaal effect op de voorwaarden voor grensoverschrijdende investeringen en vestiging tussen lidstaten worden verwacht. Besluitvorming over het budget dat de CBS tot zijn beschikking heeft staat los van deze regeling, dekking is onderdeel van de jaarlijkse voorjaarsbesluitvorming.

VI. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Aan artikel 1.1 van de Regeling TwG wordt de begripsomschrijving van benadeelde gewijzigd zodat deze ook geldt voor micro-onderneming. Hiervoor is aangesloten bij de definitie die is opgenomen in artikel 2, derde lid, van bijlage I van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187). Het gaat daarbij om ondernemingen waar minder dan 10 personen (AJE) werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

Artikel I, onderdeel B

NPR 9998:2021 wordt gewijzigd in NPR 9998:2020 om een verschrijving te herstellen. NPR 9998:2021 bestaat niet.

Artikel I, onderdeel C

In tabel 2.2 in bijlage 2 van de Regeling Tijdelijke wet Groningen is een forfaitaire vergoeding voor verhuiskosten toegevoegd. Verder is de forfaitere vergoeding per week voor opslagkosten gewijzigd in een forfaitere vergoeding per maand, omdat dit beter aansluit op de praktijk. Opslag van huisraad wordt maandelijks betaald en niet wekelijks.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie ervan in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen in werking treden met ingang van een nieuw kwartaal (1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober; zie aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving) en dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen (aanwijzing 4.17, vierde lid). Deze afwijking kan in dit geval worden gerechtvaardigd doordat spoedige inwerkingtreding van de regeling in het belang is van de ondernemers die een knelpunt ervaren dat met deze regeling kan worden opgelost. Hiermee is sprake van een situatie die valt onder de eerste uitzonderingsgrond van aanwijzing 4.17, vijfde lid.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief


X Noot
2

Micro-onderneming als bedoeld in artikel 2, derde lid, van bijlage I van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

X Noot
3

Dit is het aantal personen dat het gehele desbetreffende jaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het gehele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan en seizoenarbeid, wordt in breuken van AJE's uitgedrukt.

Naar boven