TOELICHTING
I. Algemeen
Het gaat hier om een wijziging van een reeds bestaande regeling, te weten de Meerjarige
regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting, die ook wel ‘het
Volkshuisvestingsfonds’ wordt genoemd. (hierna: het Volkshuisvestingsfonds). Het Volkshuisvestingsfonds
keert bijdragen uit aan gemeenten ten behoeve van met name de herstructurering van
de particuliere woningvoorraad in kwetsbare gebieden met als doel om de leefbaarheid
en veiligheid aldaar te verbeteren. Er zijn al drie eerdere tranches uitgekeerd en
deze tranche betreft de vierde tranche van het Volkshuisvestingsfonds.1 Voor deze tranche zijn in beperkte omvang inhoudelijke wijzigingen voorzien, onder
andere naar aanleiding van aanbevelingen van de toetsingscommissie in 2023 en de consultatie
die in maart 2024 heeft plaatsgevonden. Enkele inhoudelijke wijzigingen zijn nodig
om de regeling evenwichtiger te maken en op bepaalde onderdelen effectiever: zo is
er in de regelingstekst geborgd dat secundaire activiteiten in nabijheid van primaire
activiteiten moeten plaatsvinden en zijn er in bijlage 2 eisen aangepast voor de onderbouwing
van een aanvraag. Verder is het maximum van de aanvraag weer op 10% van het tranchebedrag
gezet. Het budget voor deze tranche (circa 114 mln. euro) is reeds opgenomen in de
begroting voor 2024 en aankondiging heeft plaatsgevonden in een brief die de minister
eind 2023 naar de Tweede Kamer heeft verzonden.2 Tenslotte is ervoor gekozen om prioriteitspunten (5) toe te kennen aan aanvragen
van gemeenten die in eerdere tranches nog geen bijdrage hebben ontvangen en waarvoor
geldt dat ze in eerdere tranches aanvragen hebben ingediend die een voldoende hebben
gescoord. De prioriteitspunten worden alleen toegekend als de aanvraag (zonder de
5 prioriteitspunten) een voldoende scoort. Deze wijziging komt voort uit de behoefte
om bijdragen uit het Volkshuisvestingsfonds op een redelijke wijze te verspreiden
over verschillende gemeenten. De praktijk laat zien dat bijdragen relatief vaak bij
dezelfde gemeenten terechtkomen en sommige gemeenten steeds net een bijdrage mislopen
ondanks dat de aanvragen vanuit laatstgenoemde categorie gemeenten meerdere keren
een voldoende hebben gescoord. Die combinatie wordt onwenselijk geacht.
1. Relatie met andere wet- en regelgeving
1.1 Algemene wet bestuursrecht
Een beschikking tot het wel of niet verstrekken van een specifieke uitkering is een
beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Indien het
college het niet eens is met de beschikking van de minister, dan kan het college daartegen
in bezwaar gaan en vervolgens beroep bij de bestuursrechter instellen op grond van
de Awb.
1.2 Besluit en financiële verhoudingswet
Op deze regeling zijn de artikelen 2, eerste lid, onderdeel h, en derde lid, en artikel
3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken
van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen
in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (hierna:
‘besluit’) van toepassing. Ook is (artikel 17 van) de Financiële verhoudingswet van
toepassing: de Financiële-verhoudingswet is namelijk van toepassing op specifieke
uitkeringen die op basis van dit besluit en de onderliggende ministeriële regeling
worden toegekend.3
1.3 Overige
Gemeenten dienen bij de besteding van de specifieke uitkering alert te zijn op de
staatssteunregels en de aanbestedingsregels, die van toepassing kunnen zijn.4 Ten slotte kunnen de gedragsregels uit de Wet markt en overheid van toepassing zijn,
in het geval de gemeente met behulp van de specifieke uitkering goederen of diensten
op de markt aanbiedt.
2. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
Deze wijzigingsregeling zorgt niet voor extra lasten bij burgers en bedrijven. Burgers
en bedrijven spelen namelijk nog steeds geen directe rol binnen de regeling, zij ondervinden
baten bij het verbeteren van de woonkwaliteit en leefomgeving in prioritair de kwetsbaarste
gebieden.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
3. Gevolgen voor Caribisch Nederland
Deze regeling heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland. De beoordelingsmethodiek
in het VHF is sterk gericht op de Nederlandse situatie (zoals verduurzamingseisen,
kengetallen en koppeling met woonvisies en woondeals). Daarnaast voorziet de juridische
grondslag waarop deze regeling berust niet in de mogelijkheid om middelen te verstrekken
aan de openbare lichamen in Caribisch Nederland. Wel wordt er momenteel onderzocht
of op een andere wijze een bijdrage kan worden gedaan aan Caribisch Nederland voor
de herstructurering van de (problematische) particuliere voorraad, ter verbetering
van leefbaarheid en veiligheid.
4. Consultatie
Consultatie heeft plaatsgevonden in maart 2024. Er zijn reacties binnengekomen van
de gemeente Deventer, VNG, Aedes, Parkstad Limburg en de gemeente Rotterdam, alsmede
van enkele Stedelijk Focusgebied-gemeenten (SF-gemeenten) gezamenlijk. Op de voorgenomen
wijzigingen in de regeling zelf is niet gereageerd. Wel is gevraagd om extra wijzigingen
door te voeren. Besloten is om de regeling maar zeer ten dele aan te passen.
Om te beginnen komt het de duidelijkheid en de continuïteit van aanvraagvoorbereiding
niet ten goede als het kader van het Volkshuisvestingsfonds steeds wijzigt. De terughoudendheid
om dit kader ingrijpend te wijzigen wordt versterkt door het feit dat dit de laatste
tranche is die geïnitieerd wordt door dit kabinet. Het gaat nu nog om een relatief
laag tranchebedrag ten opzichte van eerdere tranches en dat maakt het materieel minder
interessant om het kader te wijzigen.
Dat laatste punt is overigens wel de voornaamste overweging geweest om het maximale
aanvraagbedrag weer terug te zetten op 10% van het tranchebedrag, zodat de kans toeneemt
dat bijdragen bij meerdere gemeenten in het land terecht gaan komen. Dat maximum is
vorig jaar om technische redenen op 28 miljoen euro gezet.
De wens van de gemeente Deventer om de forfaitaire voorsprong van SF-gebieden en gemeenten
in grensregio’s kleiner te maken ten opzichte van de overige gemeenten is begrijpelijk,
maar tegelijkertijd worden in de praktijk bijdragen aan non-prioritaire gemeenten
worden toegekend. Dit maakt dat ik ook geen aanleiding zie om schotten in de regeling
te plaatsen, zoals de VNG heeft gevraagd.
Aedes heeft gevraagd om het mogelijk te maken dat corporaties direct een bijdrage
kunnen aanvragen bij het Volkshuisvestingsfonds. Dit wordt niet wenselijk geacht.
Van belang is dat gemeenten – op basis van een woonvisie en een woondeal – lokaal
een afweging maken of en in welke mate corporaties een bijdrage nodig hebben voor
de lokale opgave. Dat is echter geen afweging die past bij een nationaal verdelingsvraagstuk.
Er is door enkele SF-gemeenten gevraagd om meer mogelijkheden voor bijdrageverstrekking
aan corporaties voor bepaalde activiteiten in SF-gemeenten. Ook op dit punt is terughoudendheid
gepast. Met het wegvallen van de verhuurdersheffing hebben corporaties meer mogelijkheden
gekregen. Dat is de reden dat destijds een beperking op het subsidiëren van corporaties
is ingevoerd. Het is wel zo dat er lokaal verschillen bestaan als het gaat om de mate
waarin corporaties zijn geëquipeerd voor de lokale opgave. Er zijn echter andere manieren
om daarin te voorzien dan het openzetten van deze regeling voor corporatieactiviteiten.
Daarnaast kan de honorering van sommige wensen van woningcorporaties ertoe leiden
dat de focus op de besteding van de middelen ten behoeve van de particuliere woningvoorraad
afneemt.
Verder vraagt Rotterdam ambtelijk om in de Regeling goed toe te lichten hoe de score
op ‘kostenefficiëntie’ precies zal werken. Gezien de specifieke aanpak van Rotterdam (die relatief
duur is per woning) valt dat verzoek goed te begrijpen, maar het voert te ver om daarvoor
een gespecificeerde beoordelingsmethodiek te ontwikkelen. Het belang van eenvoud krijgt
voorrang en op het geheel telt kostenefficiëntie slechts in beperkte mate mee, hetgeen
een lichte toets ook rechtvaardigt.
En tenslotte is er vanuit de praktijk nog geen aanleiding om het aantal toegestane
vierkante meters in het kader van transformatie te verdubbelen.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Dit is echter noodzakelijk gezien
de doelgroep. Het alternatief zou zijn de regeling per 1 juli open te stellen. Echter
zou dit met zich meebrengen dat het loket zou openen op een moment in de zomerperiode
wanneer er minder capaciteit beschikbaar is bij gemeenten.
In de inwerkingtredingsbepaling is eveneens opgenomen dat de Meerjarige regeling specifieke
uitkering herstructurering volkshuisvesting, zoals zij luidde voor de vaststelling
van deze regeling, van toepassing is op aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding
van deze regeling.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A: ondersteunende secundaire activiteiten
Artikel 3, tweede lid, sub a en b is gewijzigd vanwege een aanbeveling van de toetsingscommissie.
Het is namelijk van belang dat de opgevoerde secundaire activiteiten ondersteunend
aan en in de nabijheid zijn van de opgevoerde primaire activiteiten en bijdragen aan
het beoogde effect van de primaire activiteiten, te weten een verbetering van de leefbaarheid
en de veiligheid in kwetsbare gebieden. Door ‘in de nabijheid van activiteiten, bedoeld
in artikel 3, lid 1’ toe te voegen, is enerzijds de ondersteunende functie van secundaire
activiteiten aan primaire activiteiten verduidelijkt. Anderzijds en nog belangrijker,
is dat deze zinssnede borgt dat de secundaire activiteiten die de primaire activiteit
ondersteunen, dichtbij de primaire activiteit moeten plaatsvinden. Concreet betekent
deze wijziging dat ingrepen in de openbare ruimte alleen een rijksbijdrage kunnen
ontvangen als de bewoners van de woningen die worden geherstructureerd voldoende gebruik
zullen maken van die ruimte. Dit is overigens ter beoordeling van de toetsingscommissie.
Er is geen hard criterium van afstand opgenomen in de regeling, omdat een passende
nabijheid afhankelijk is van de lokale situatie. De geografische samenhang zal in
de aanvraag moeten worden toegelicht en onderbouwd op basis waarvan de commissie dit
aspect zal meewegen in het advies. Een dergelijke redenering is ook van toepassing
op eventuele activiteiten ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen.
Onderdeel B: Wijziging toelatingscriteria
Artikel 4, tweede lid, onder a wordt gewijzigd. Hierin wordt bepaald dat een aanvraag
alleen in behandeling wordt genomen als uit de bij de aanvraag ingediende gegevens
en bescheiden blijkt dat voor het project het geheel van de door een gemeente ingediende
aanvragen binnen een tranche maximaal 10% van het tranchebedrag bedraagt.
Onderdeel C: wijziging tranchebedrag en aanvraagtijdvak
Bijlage 1 is gewijzigd zodat het overige geld van 2024 kan worden uitgekeerd binnen
een nieuw tijdvak. In tranche 3, waarvan het aanvraagtijdvak van februari tot en met
maart 2024 liep, is 175 miljoen uitgekeerd. In totaal is in 2024 met een inflatiecorrectie
circa 293 miljoen euro vrijgekomen om uit te keren middels het Volkshuisvestingsfonds.
Na de aanvraagronde in Q1 was er nog circa 114 miljoen beschikbaar voor 2024. Deze
circa 114 miljoen is beschikbaar gesteld voor de vierde tranche. Daarnaast is het
aanvraagtijdvak gewijzigd: vanaf 3 juni om 9:00 uur tot en met 1 oktober 12:00 uur,
kunnen gemeenten een aanvraag indienen voor tranche 4 van het Volkshuisvestingsfonds.
Onderdeel D: doeltreffendheid en financiële onderbouwing
Onderdelen van drie inhoudelijke beoordelingscriteria in bijlage 2 zijn gewijzigd,
namelijk van de doeltreffendheid (A), de financiële onderbouwing (C) en Prioriteit
(D). Als gevolg hiervan wijzigen de beoordelingscriteria en weging. Allereerst worden
de wijzigingen onder ‘beoordelingscriteria en weging’ toegelicht.
Beoordelingscriteria en weging
Als gevolg van de inhoudelijke wijziging van de beoordelingscriteria onder ‘prioriteit’
verandert de maximale eindscore. Dit was eerst 10,375 en wordt 11,125.
Doeltreffendheid
Het eerste onderdeel dat onder doeltreffendheid is gewijzigd, dat is het onderdeel
over integraliteit en het bewijzen daarvan i.r.t. de Stedelijke Focusgebieden- (hierna:
SF-gebieden). SF-gebieden kunnen in de aanvraag volstaan met een verwijzing naar een
vastgesteld gebiedsplan. Die hoeft niet specifiek ingediend te worden. Die mogelijkheid
was er technisch overigens ook niet, maar om de tekst van dit onderdeel binnen doeltreffendheid
te verduidelijken en te laten aansluiten op de werkelijkheid, is ‘het indienen van
een gebiedsplan’ gewijzigd naar ‘het verwijzen naar een vastgesteld gebiedsplan’.
Daarnaast zijn onder ‘doeltreffendheid’, de voormalige onderdelen over de gemeentelijke/regionale
visie en over de woondeals door de wijziging onder 1 nieuw onderdeel samengetrokken
in de bijlage, vanwege de logische samenhang. De wijziging heeft tevens tot gevolg
dat deze elementen in totaal iets lichter worden meegewogen in de beoordeling.
Financiële onderbouwing
Het tweede beoordelingscriterium dat is gewijzigd, is het financiële beoordelingscriterium
(C). Binnen het financiële beoordelingscriterium, geldt dat er drie onderdelen zijn
toegevoegd, onder meer naar aanleiding van aanbevelingen van de toetsingscommissie:
de wijze waarop gebruik is gemaakt van andere bestaande subsidiemogelijkheden voor
de opgevoerde activiteiten, de baten die zijn opgenomen om het publieke tekort te
verkleinen en de kostenefficiëntie.
Voor met name verduurzamingsactiviteiten bestaan er verschillende subsidiemogelijkheden
en specifieke uitkeringen voor verschillende doelgroepen (bijvoorbeeld eigenaar/bewoners,
Vve’s, particuliere verhuurders).5 Het Volkshuisvestingsfonds biedt de mogelijkheid om een aanvraag uit het Volkshuisvestingsfonds
met die subsidies en specifieke uitkeringen te stapelen6, maar niet altijd maakt de aanvrager daar gebruik van. Het Volkshuisvestingsfonds
heeft echter een ander doel dan de verduurzamingsregelingen en -uitkeringen, want
het VHF heeft tot doel om veiligheid en leefbaarheid in kwetsbare wijken te stimuleren.
Desalniettemin kan een subsidieregeling waarvan het doel is om woningen te verduurzamen
indirect een bijdrage leveren aan leefbaarheid van een wijk. Naar aanleiding van een
aanbeveling van de toetsingscommissie is ervoor gekozen om de inzet van andere subsidies
te stimuleren en dit als element met een positief effect in de beoordelingscriteria
op te nemen. De achterliggende gedachte bij de aanbeveling en deze wijziging is, dat
er meerdere manieren zijn om verduurzaming te financieren en dat het voor het Volkshuisvestingsfonds
van belang is om dat te doen, zodat er vanuit genoemd fonds meer middelen overblijven
om een bijdrage te geven aan activiteiten waarvoor geen alternatieve subsidiemogelijkheden
bestaan.
Ook is onder het criterium financiële onderbouwing expliciet gemaakt dat de verhouding
tussen de opgevoerde activiteiten en bijbehorende kosten (de kostenefficiëntie) wordt
meegenomen in de beoordeling, waarbij een hogere kostenefficiëntie voor een hogere
score zorgt. Daarnaast is het financiële beoordelingscriterium nader gespecificeerd
op het punt van de baten die de aanvrager opvoert om het publiek onrendabel te beperken.
Het gaat hierbij om baten vanuit de verkoop of exploitatie van bijv. vervangende nieuwbouw
of uit transformatie ontstane woningen, maar ook om bijdragen van eigenaar-bewoners,
verhuurders, of Vve’s in het geval van woningverbetering. Dat ook aandacht wordt besteed
aan de baten die zijn opgevoerd, betekent niet per definitie dat een hoger bedrag
aan baten in een aanvraag ook een hogere score onder dit onderdeel oplevert. Het gaat
er met name om dat de aanvrager de bijdragen waarmee is gerekend, goed onderbouwt:
het is niet altijd mogelijk of wenselijk om op een (hoge) eigen bijdrage van eigenaar-bewoners,
verhuurders of Vve’s te rekenen. De financiële positie van betrokkenen kan een dergelijke
bijdrage onmogelijk maken. Tegelijkertijd kan een eigen bijdrage het gevoel van eigenaarschap
vergroten. In de aanvraag dient daarom aannemelijk te worden gemaakt dat er een goed
beeld is/wordt gevormd van de financiële draagkracht van de doelgroep in relatie tot
een eventuele eigen bijdrage.
Prioriteit
Aan het criterium prioriteit is toegevoegd dat vijf extra punten worden toegekend
aan aanvragen van gemeenten die op grond van voorgaande tranches geen enkele keer
een VHF-bijdrage hebben ontvangen, ondanks dat er bij meerdere tranches sprake was
van ten minste één aanvraag met een voldoende score. Het gaat hierbij om gemeenten
die bij minimaal twee tranches een aanvraag hebben gedaan die met een voldoende beoordeeld
is, zonder dat er op grond van eerdere tranches middelen aan hen verstrekt zijn. Deze
vijf punten worden alleen toegekend als de aanvraag ook zonder deze vijf punten een
voldoende haalt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge