Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 mei 2024, nr. 2024-0000015254, tot wijziging van de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting ten behoeve van de tweede tranche in 2024

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel h, en derde lid, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, nr. 452);

Besluit:

ARTIKEL I

De Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder a wordt na ‘activiteiten’ ingevoegd ‘in de nabijheid van activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid,’.

2. Onder b wordt na ‘activiteiten’ ingevoegd ‘in de nabijheid van activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid,’.

B

In artikel 4, tweede lid, onder a, wordt ‘maximaal € 28 miljoen bedraagt’ vervangen door ‘maximaal 10% bedraagt van het uitkeringsplafond per tranche als bepaald in bijlage 1’

C

Bijlage 1. komt te luiden:

Bijlage 1 behorende bij artikel 6, eerste en tweede lid, van de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting (uitkeringsplafond en aanvraagtijdvak)

Tranchebedragen en tijdvak loket

Het plafond voor de tweede tranche in 2024 bedraagt € 113.996.000,–.

De aanvragen voor de tweede tranche in 2024 kunnen worden ingediend met ingang van 3 juni 2024 om 9.00 uur tot en met 1 oktober 2024 om 12.00 uur.

D

Bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage 2. behorende bij artikel 4, tweede lid, onderdeel f en artikel 9, tweede lid, van de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting (beoordelingscriteria en weging)

Beoordelingscriteria en weging

De rangschikking wordt bepaald aan de hand van de eindscore van 1 tot 11,25 die wordt toebedeeld aan het project/de projecten die in de aanvraag worden beschreven. Alleen aanvragen die een eindscore behalen van 5,5 of hoger komen in aanmerking voor een uitkering.

De eindscore wordt bepaald aan de hand van vier deelscores op grond van het gewogen gemiddelde van de criteria in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, b, c en d:

  • a. Doeltreffendheid;

  • b. Organisatorische gedegenheid;

  • c. Financiële onderbouwing; en

  • d. Prioriteit.

Het advies van de toetsingscommissie op grond van artikel 11, tweede lid, ziet toe op de tussenscores a, b, en c. De tussenscore d wordt bepaald op grond van de op voorhand door de minister vastgestelde bonuspunten voor prioritaire gebieden. De eindscore wordt bepaald op grond van het gewogen gemiddelde van de scores op alle criteria uit artikel 9, eerste lid.

A. Doeltreffendheid

De doeltreffendheid gaat over de mate waarin een project bijdraagt aan het doel van het Volkshuisvestingfonds: het verbeteren van de leefbaarheid en het verhogen van de (sociale) veiligheid.

In de weging van dit criterium wordt naar de volgende elementen gekeken:

  • De mate waarin de activiteiten als onderdeel van een integraal programma bijdragen aan de leefbaarheid en de veiligheid. Voor het aantonen van het onderdeel integraliteit volstaat voor een aanvraag die betrekking heeft op een Stedelijk Focusgebied het verwijzen naar een vastgesteld gebiedsplan.

  • De mate waarin onderbouwd is dat de beoogde herstructureringsactiviteiten het meest doeltreffend zijn.

  • De mate waarin de herstructureringsactiviteiten aansluiten op de gemeentelijke/regionale woonvisie en de woondeals.

B. Organisatorische gedegenheid

Binnen het criterium organisatorische gedegenheid wordt beoordeeld op de mate van zekerheid van een tijdige realisatie van het project in de aanvraag en in welke mate relevante stakeholders zijn of zullen worden meegenomen in het proces. De organisatorische gedegenheid wordt beoordeeld aan de hand van:

  • De mate waarin de voorgestelde planning zekerheid biedt dat het project binnen de kaders van de regeling wordt afgerond, met daarbij oog voor potentiële risico’s en bijbehorend risicomanagement.

  • De wijze waarop de organisatie is/zal worden ingericht en samenwerking met alle betrokken partijen is/zal worden vormgegeven.

  • De mate waarin het participatieproces en betrokkenheid zijn opgenomen als onderdeel van het project, hierbij wordt gekeken naar zaken als:

    • Is het participatieplan samen met betrokkenen opgesteld of met hen afgestemd?

    • Is het participatieproces open en transparant voor bewoners?

    • In geval van vervangende nieuwbouw: hoe wordt omgegaan met de huidige bewoners? Is dit geborgd in een sociaal statuut?

  • De mate waarin in de gemaakte of beoogde afspraken eventuele partners bijdragen aan het project.

C. Financiële onderbouwing

In het criterium financiële onderbouwing wordt gekeken naar een efficiënte besteding van het Volkshuisvestingsfonds. Daartoe wordt naar de volgende elementen gekeken:

  • Kostenefficiëntie.

  • De baten die zijn opgenomen om de publieke onrendabele top te drukken.

  • Overeenkomst met kengetallen en/of toelichting bij afwijken van kengetallen.

  • De fasering: het aantal woningen dat per jaar en per activiteit wordt opgeleverd.

  • De wijze waarop gebruik is gemaakt van andere bestaande subsidieregelingen voor de opgevoerde activiteiten.

D. Prioriteit

Het Volkshuisvestingsfonds kent twee type prioritaire gebieden: de 20 Stedelijke Focusgebieden en de 13 grensregio’s. Aanvragen uit deze prioritaire gebieden krijgen extra punten in de beoordeling waarbij:

  • aanvragen uit de 20 Stedelijke Focus-gebieden 12,5 punten ontvangen,

  • aanvragen uit de 13 grensregio’s 10 punten ontvangen.

Leeuwarden-Oost, Groningen-Noord, Arnhem-Oost, Heerlen-Noord, Breda-Noord, Eindhoven Woensel-Zuid, Tilburg-Noordwest, Schiedam Nieuwland-Oost, Rotterdam-Zuid, Den Haag-Zuidwest, Amsterdam-Zuidoost, Amsterdam Nieuw-West, Zaandam-Oost, Lelystad-Oost, Utrecht-Overvecht, Nieuwegein Centrale-As, Vlaardingen-West, en Delft-West, Dordrecht-West en Roosendaal-Ring zijn de Stedelijke Focusgebieden.

Eemsdelta, Oost-Groningen, Het Hogeland, Parkstad Limburg, Midden-Limburg, Maastricht-Mergelland, Westelijke Mijnstreek, Zeeuws-Vlaanderen, Achterhoek, Noord-Friesland, Zuid- en Oost-Drenthe, Twente, Noord-Limburg zijn de grensregio’s.

In gevallen waarin een project betrekking heeft op zowel prioritaire als niet prioritaire gebieden, worden de bonuspunten proportioneel toegepast naar aandeel van het aantal prioritaire woningen op het totaal van het aantal te herstructureren woningen in het gehele projectgebied. In gevallen waarin projecten zijn gelegen in zowel een Stedelijk Focus-gebied als een grensregio, gelden de bonuspunten van het Stedelijk Focus-gebied.

Daarnaast worden er 5 extra punten in de beoordeling toegekend aan aanvragen van gemeenten die op grond van voorgaande tranches geen enkele keer een VHF-bijdrage hebben ontvangen, ondanks dat er bij meerdere tranches sprake was van ten minste één aanvraag met een voldoende score. Deze vijf punten worden alleen toegekend indien een aanvraag zonder deze vijf punten reeds een voldoende scoort.

Het criterium ‘Prioriteit’ onderscheidt zich van de andere drie criteria, omdat de score op dit criterium vaststaat en niet beoordeeld wordt door de toetsingscommissie. De score wordt wel meegenomen bij het bepalen van de eindscore door de toetsingscommissie.

Schematische weergave beoordelingskader

Elk criterium krijgt een deelscore op een schaal van 1 tot 10. Een project scoort onvoldoende als de eindscore lager is dan een 5,5.

Eindscore: deelscore Doeltreffendheid (45%) + deelscore Organisatorische gedegenheid (25%) + deelscore Financiële onderbouwing (15%) + deelscore Prioriteit (15%)

Criterium

Maximaal aantal punten

Wegingsfactor

 

1. Doeltreffendheid

10

45%

 

2. Organisatorische gedegenheid

10

25%

 

3. Financiële onderbouwing

10

15%

 

4. Prioriteit

12,5 SF-gebieden

10 Grensregio’s

5 Eerder gedane aanvragen

0 Overig

15%

 

Eindscore

 

0 tot 11,125

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting, zoals zij luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze regeling inwerking treedt, van toepassing blijft op de voor de dag van inwerkingtreding van deze regeling ingediende aanvragen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

TOELICHTING

I. Algemeen

Het gaat hier om een wijziging van een reeds bestaande regeling, te weten de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting, die ook wel ‘het Volkshuisvestingsfonds’ wordt genoemd. (hierna: het Volkshuisvestingsfonds). Het Volkshuisvestingsfonds keert bijdragen uit aan gemeenten ten behoeve van met name de herstructurering van de particuliere woningvoorraad in kwetsbare gebieden met als doel om de leefbaarheid en veiligheid aldaar te verbeteren. Er zijn al drie eerdere tranches uitgekeerd en deze tranche betreft de vierde tranche van het Volkshuisvestingsfonds.1 Voor deze tranche zijn in beperkte omvang inhoudelijke wijzigingen voorzien, onder andere naar aanleiding van aanbevelingen van de toetsingscommissie in 2023 en de consultatie die in maart 2024 heeft plaatsgevonden. Enkele inhoudelijke wijzigingen zijn nodig om de regeling evenwichtiger te maken en op bepaalde onderdelen effectiever: zo is er in de regelingstekst geborgd dat secundaire activiteiten in nabijheid van primaire activiteiten moeten plaatsvinden en zijn er in bijlage 2 eisen aangepast voor de onderbouwing van een aanvraag. Verder is het maximum van de aanvraag weer op 10% van het tranchebedrag gezet. Het budget voor deze tranche (circa 114 mln. euro) is reeds opgenomen in de begroting voor 2024 en aankondiging heeft plaatsgevonden in een brief die de minister eind 2023 naar de Tweede Kamer heeft verzonden.2 Tenslotte is ervoor gekozen om prioriteitspunten (5) toe te kennen aan aanvragen van gemeenten die in eerdere tranches nog geen bijdrage hebben ontvangen en waarvoor geldt dat ze in eerdere tranches aanvragen hebben ingediend die een voldoende hebben gescoord. De prioriteitspunten worden alleen toegekend als de aanvraag (zonder de 5 prioriteitspunten) een voldoende scoort. Deze wijziging komt voort uit de behoefte om bijdragen uit het Volkshuisvestingsfonds op een redelijke wijze te verspreiden over verschillende gemeenten. De praktijk laat zien dat bijdragen relatief vaak bij dezelfde gemeenten terechtkomen en sommige gemeenten steeds net een bijdrage mislopen ondanks dat de aanvragen vanuit laatstgenoemde categorie gemeenten meerdere keren een voldoende hebben gescoord. Die combinatie wordt onwenselijk geacht.

1. Relatie met andere wet- en regelgeving

1.1 Algemene wet bestuursrecht

Een beschikking tot het wel of niet verstrekken van een specifieke uitkering is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Indien het college het niet eens is met de beschikking van de minister, dan kan het college daartegen in bezwaar gaan en vervolgens beroep bij de bestuursrechter instellen op grond van de Awb.

1.2 Besluit en financiële verhoudingswet

Op deze regeling zijn de artikelen 2, eerste lid, onderdeel h, en derde lid, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (hierna: ‘besluit’) van toepassing. Ook is (artikel 17 van) de Financiële verhoudingswet van toepassing: de Financiële-verhoudingswet is namelijk van toepassing op specifieke uitkeringen die op basis van dit besluit en de onderliggende ministeriële regeling worden toegekend.3

1.3 Overige

Gemeenten dienen bij de besteding van de specifieke uitkering alert te zijn op de staatssteunregels en de aanbestedingsregels, die van toepassing kunnen zijn.4 Ten slotte kunnen de gedragsregels uit de Wet markt en overheid van toepassing zijn, in het geval de gemeente met behulp van de specifieke uitkering goederen of diensten op de markt aanbiedt.

2. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven

Deze wijzigingsregeling zorgt niet voor extra lasten bij burgers en bedrijven. Burgers en bedrijven spelen namelijk nog steeds geen directe rol binnen de regeling, zij ondervinden baten bij het verbeteren van de woonkwaliteit en leefomgeving in prioritair de kwetsbaarste gebieden.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

3. Gevolgen voor Caribisch Nederland

Deze regeling heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland. De beoordelingsmethodiek in het VHF is sterk gericht op de Nederlandse situatie (zoals verduurzamingseisen, kengetallen en koppeling met woonvisies en woondeals). Daarnaast voorziet de juridische grondslag waarop deze regeling berust niet in de mogelijkheid om middelen te verstrekken aan de openbare lichamen in Caribisch Nederland. Wel wordt er momenteel onderzocht of op een andere wijze een bijdrage kan worden gedaan aan Caribisch Nederland voor de herstructurering van de (problematische) particuliere voorraad, ter verbetering van leefbaarheid en veiligheid.

4. Consultatie

Consultatie heeft plaatsgevonden in maart 2024. Er zijn reacties binnengekomen van de gemeente Deventer, VNG, Aedes, Parkstad Limburg en de gemeente Rotterdam, alsmede van enkele Stedelijk Focusgebied-gemeenten (SF-gemeenten) gezamenlijk. Op de voorgenomen wijzigingen in de regeling zelf is niet gereageerd. Wel is gevraagd om extra wijzigingen door te voeren. Besloten is om de regeling maar zeer ten dele aan te passen.

Om te beginnen komt het de duidelijkheid en de continuïteit van aanvraagvoorbereiding niet ten goede als het kader van het Volkshuisvestingsfonds steeds wijzigt. De terughoudendheid om dit kader ingrijpend te wijzigen wordt versterkt door het feit dat dit de laatste tranche is die geïnitieerd wordt door dit kabinet. Het gaat nu nog om een relatief laag tranchebedrag ten opzichte van eerdere tranches en dat maakt het materieel minder interessant om het kader te wijzigen.

Dat laatste punt is overigens wel de voornaamste overweging geweest om het maximale aanvraagbedrag weer terug te zetten op 10% van het tranchebedrag, zodat de kans toeneemt dat bijdragen bij meerdere gemeenten in het land terecht gaan komen. Dat maximum is vorig jaar om technische redenen op 28 miljoen euro gezet.

De wens van de gemeente Deventer om de forfaitaire voorsprong van SF-gebieden en gemeenten in grensregio’s kleiner te maken ten opzichte van de overige gemeenten is begrijpelijk, maar tegelijkertijd worden in de praktijk bijdragen aan non-prioritaire gemeenten worden toegekend. Dit maakt dat ik ook geen aanleiding zie om schotten in de regeling te plaatsen, zoals de VNG heeft gevraagd.

Aedes heeft gevraagd om het mogelijk te maken dat corporaties direct een bijdrage kunnen aanvragen bij het Volkshuisvestingsfonds. Dit wordt niet wenselijk geacht. Van belang is dat gemeenten – op basis van een woonvisie en een woondeal – lokaal een afweging maken of en in welke mate corporaties een bijdrage nodig hebben voor de lokale opgave. Dat is echter geen afweging die past bij een nationaal verdelingsvraagstuk.

Er is door enkele SF-gemeenten gevraagd om meer mogelijkheden voor bijdrageverstrekking aan corporaties voor bepaalde activiteiten in SF-gemeenten. Ook op dit punt is terughoudendheid gepast. Met het wegvallen van de verhuurdersheffing hebben corporaties meer mogelijkheden gekregen. Dat is de reden dat destijds een beperking op het subsidiëren van corporaties is ingevoerd. Het is wel zo dat er lokaal verschillen bestaan als het gaat om de mate waarin corporaties zijn geëquipeerd voor de lokale opgave. Er zijn echter andere manieren om daarin te voorzien dan het openzetten van deze regeling voor corporatieactiviteiten. Daarnaast kan de honorering van sommige wensen van woningcorporaties ertoe leiden dat de focus op de besteding van de middelen ten behoeve van de particuliere woningvoorraad afneemt.

Verder vraagt Rotterdam ambtelijk om in de Regeling goed toe te lichten hoe de score op ‘kostenefficiëntie’ precies zal werken. Gezien de specifieke aanpak van Rotterdam (die relatief duur is per woning) valt dat verzoek goed te begrijpen, maar het voert te ver om daarvoor een gespecificeerde beoordelingsmethodiek te ontwikkelen. Het belang van eenvoud krijgt voorrang en op het geheel telt kostenefficiëntie slechts in beperkte mate mee, hetgeen een lichte toets ook rechtvaardigt.

En tenslotte is er vanuit de praktijk nog geen aanleiding om het aantal toegestane vierkante meters in het kader van transformatie te verdubbelen.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Dit is echter noodzakelijk gezien de doelgroep. Het alternatief zou zijn de regeling per 1 juli open te stellen. Echter zou dit met zich meebrengen dat het loket zou openen op een moment in de zomerperiode wanneer er minder capaciteit beschikbaar is bij gemeenten.

In de inwerkingtredingsbepaling is eveneens opgenomen dat de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting, zoals zij luidde voor de vaststelling van deze regeling, van toepassing is op aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding van deze regeling.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A: ondersteunende secundaire activiteiten

Artikel 3, tweede lid, sub a en b is gewijzigd vanwege een aanbeveling van de toetsingscommissie. Het is namelijk van belang dat de opgevoerde secundaire activiteiten ondersteunend aan en in de nabijheid zijn van de opgevoerde primaire activiteiten en bijdragen aan het beoogde effect van de primaire activiteiten, te weten een verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid in kwetsbare gebieden. Door ‘in de nabijheid van activiteiten, bedoeld in artikel 3, lid 1’ toe te voegen, is enerzijds de ondersteunende functie van secundaire activiteiten aan primaire activiteiten verduidelijkt. Anderzijds en nog belangrijker, is dat deze zinssnede borgt dat de secundaire activiteiten die de primaire activiteit ondersteunen, dichtbij de primaire activiteit moeten plaatsvinden. Concreet betekent deze wijziging dat ingrepen in de openbare ruimte alleen een rijksbijdrage kunnen ontvangen als de bewoners van de woningen die worden geherstructureerd voldoende gebruik zullen maken van die ruimte. Dit is overigens ter beoordeling van de toetsingscommissie. Er is geen hard criterium van afstand opgenomen in de regeling, omdat een passende nabijheid afhankelijk is van de lokale situatie. De geografische samenhang zal in de aanvraag moeten worden toegelicht en onderbouwd op basis waarvan de commissie dit aspect zal meewegen in het advies. Een dergelijke redenering is ook van toepassing op eventuele activiteiten ten aanzien van maatschappelijke voorzieningen.

Onderdeel B: Wijziging toelatingscriteria

Artikel 4, tweede lid, onder a wordt gewijzigd. Hierin wordt bepaald dat een aanvraag alleen in behandeling wordt genomen als uit de bij de aanvraag ingediende gegevens en bescheiden blijkt dat voor het project het geheel van de door een gemeente ingediende aanvragen binnen een tranche maximaal 10% van het tranchebedrag bedraagt.

Onderdeel C: wijziging tranchebedrag en aanvraagtijdvak

Bijlage 1 is gewijzigd zodat het overige geld van 2024 kan worden uitgekeerd binnen een nieuw tijdvak. In tranche 3, waarvan het aanvraagtijdvak van februari tot en met maart 2024 liep, is 175 miljoen uitgekeerd. In totaal is in 2024 met een inflatiecorrectie circa 293 miljoen euro vrijgekomen om uit te keren middels het Volkshuisvestingsfonds. Na de aanvraagronde in Q1 was er nog circa 114 miljoen beschikbaar voor 2024. Deze circa 114 miljoen is beschikbaar gesteld voor de vierde tranche. Daarnaast is het aanvraagtijdvak gewijzigd: vanaf 3 juni om 9:00 uur tot en met 1 oktober 12:00 uur, kunnen gemeenten een aanvraag indienen voor tranche 4 van het Volkshuisvestingsfonds.

Onderdeel D: doeltreffendheid en financiële onderbouwing

Onderdelen van drie inhoudelijke beoordelingscriteria in bijlage 2 zijn gewijzigd, namelijk van de doeltreffendheid (A), de financiële onderbouwing (C) en Prioriteit (D). Als gevolg hiervan wijzigen de beoordelingscriteria en weging. Allereerst worden de wijzigingen onder ‘beoordelingscriteria en weging’ toegelicht.

Beoordelingscriteria en weging

Als gevolg van de inhoudelijke wijziging van de beoordelingscriteria onder ‘prioriteit’ verandert de maximale eindscore. Dit was eerst 10,375 en wordt 11,125.

Doeltreffendheid

Het eerste onderdeel dat onder doeltreffendheid is gewijzigd, dat is het onderdeel over integraliteit en het bewijzen daarvan i.r.t. de Stedelijke Focusgebieden- (hierna: SF-gebieden). SF-gebieden kunnen in de aanvraag volstaan met een verwijzing naar een vastgesteld gebiedsplan. Die hoeft niet specifiek ingediend te worden. Die mogelijkheid was er technisch overigens ook niet, maar om de tekst van dit onderdeel binnen doeltreffendheid te verduidelijken en te laten aansluiten op de werkelijkheid, is ‘het indienen van een gebiedsplan’ gewijzigd naar ‘het verwijzen naar een vastgesteld gebiedsplan’. Daarnaast zijn onder ‘doeltreffendheid’, de voormalige onderdelen over de gemeentelijke/regionale visie en over de woondeals door de wijziging onder 1 nieuw onderdeel samengetrokken in de bijlage, vanwege de logische samenhang. De wijziging heeft tevens tot gevolg dat deze elementen in totaal iets lichter worden meegewogen in de beoordeling.

Financiële onderbouwing

Het tweede beoordelingscriterium dat is gewijzigd, is het financiële beoordelingscriterium (C). Binnen het financiële beoordelingscriterium, geldt dat er drie onderdelen zijn toegevoegd, onder meer naar aanleiding van aanbevelingen van de toetsingscommissie: de wijze waarop gebruik is gemaakt van andere bestaande subsidiemogelijkheden voor de opgevoerde activiteiten, de baten die zijn opgenomen om het publieke tekort te verkleinen en de kostenefficiëntie.

Voor met name verduurzamingsactiviteiten bestaan er verschillende subsidiemogelijkheden en specifieke uitkeringen voor verschillende doelgroepen (bijvoorbeeld eigenaar/bewoners, Vve’s, particuliere verhuurders).5 Het Volkshuisvestingsfonds biedt de mogelijkheid om een aanvraag uit het Volkshuisvestingsfonds met die subsidies en specifieke uitkeringen te stapelen6, maar niet altijd maakt de aanvrager daar gebruik van. Het Volkshuisvestingsfonds heeft echter een ander doel dan de verduurzamingsregelingen en -uitkeringen, want het VHF heeft tot doel om veiligheid en leefbaarheid in kwetsbare wijken te stimuleren. Desalniettemin kan een subsidieregeling waarvan het doel is om woningen te verduurzamen indirect een bijdrage leveren aan leefbaarheid van een wijk. Naar aanleiding van een aanbeveling van de toetsingscommissie is ervoor gekozen om de inzet van andere subsidies te stimuleren en dit als element met een positief effect in de beoordelingscriteria op te nemen. De achterliggende gedachte bij de aanbeveling en deze wijziging is, dat er meerdere manieren zijn om verduurzaming te financieren en dat het voor het Volkshuisvestingsfonds van belang is om dat te doen, zodat er vanuit genoemd fonds meer middelen overblijven om een bijdrage te geven aan activiteiten waarvoor geen alternatieve subsidiemogelijkheden bestaan.

Ook is onder het criterium financiële onderbouwing expliciet gemaakt dat de verhouding tussen de opgevoerde activiteiten en bijbehorende kosten (de kostenefficiëntie) wordt meegenomen in de beoordeling, waarbij een hogere kostenefficiëntie voor een hogere score zorgt. Daarnaast is het financiële beoordelingscriterium nader gespecificeerd op het punt van de baten die de aanvrager opvoert om het publiek onrendabel te beperken. Het gaat hierbij om baten vanuit de verkoop of exploitatie van bijv. vervangende nieuwbouw of uit transformatie ontstane woningen, maar ook om bijdragen van eigenaar-bewoners, verhuurders, of Vve’s in het geval van woningverbetering. Dat ook aandacht wordt besteed aan de baten die zijn opgevoerd, betekent niet per definitie dat een hoger bedrag aan baten in een aanvraag ook een hogere score onder dit onderdeel oplevert. Het gaat er met name om dat de aanvrager de bijdragen waarmee is gerekend, goed onderbouwt: het is niet altijd mogelijk of wenselijk om op een (hoge) eigen bijdrage van eigenaar-bewoners, verhuurders of Vve’s te rekenen. De financiële positie van betrokkenen kan een dergelijke bijdrage onmogelijk maken. Tegelijkertijd kan een eigen bijdrage het gevoel van eigenaarschap vergroten. In de aanvraag dient daarom aannemelijk te worden gemaakt dat er een goed beeld is/wordt gevormd van de financiële draagkracht van de doelgroep in relatie tot een eventuele eigen bijdrage.

Prioriteit

Aan het criterium prioriteit is toegevoegd dat vijf extra punten worden toegekend aan aanvragen van gemeenten die op grond van voorgaande tranches geen enkele keer een VHF-bijdrage hebben ontvangen, ondanks dat er bij meerdere tranches sprake was van ten minste één aanvraag met een voldoende score. Het gaat hierbij om gemeenten die bij minimaal twee tranches een aanvraag hebben gedaan die met een voldoende beoordeeld is, zonder dat er op grond van eerdere tranches middelen aan hen verstrekt zijn. Deze vijf punten worden alleen toegekend als de aanvraag ook zonder deze vijf punten een voldoende haalt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Dit is echter de tweede tranche in 2024, er is in het eerste kwartaal van 2024 ook een tranche geopend.

X Noot
4

Zie hiervoor ook: Stcrt 2023, 17370, ‘Staatssteun’, p. 18.

X Noot
5

Bijvoorbeeld de subsidieregeling verduurzaming van vereniging van eigenaars (SVVE), de subsidieregeling verduurzaming en onderhoud van huurwoningen (SVOH) en de ISDE: deze subsidieregelingen hebben allemaal een andere normadressaat waardoor er in de regel met deze regelingen onderling niet wordt gestapeld.

X Noot
6

Er wordt geen stapelverbod genoemd in het Volkshuisvestingsfonds. Ook in de SVOH en in de SVVE wordt een dergelijk stapelverbod met het Volkshuisvestingsfonds niet genoemd.

Naar boven