Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 april 2024, nr. WJZ/52774010, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 in verband met enkele technische verbeteringen in titel 2.23 en de ophoging van het subsidieplafond van deze titel

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid en 16 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Onderdeel 1 van Bijlage 2.23.1. behorende bij artikel 2.23.6 van de Regeling nationale EZK-en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder ‘Opbrengsten’ wordt ‘TTt = AVt = OSt’ vervangen door 'TTt + AVt + OSt’.

2. In de tabel ‘Uitgangspunt’ wordt de regel ‘TTt Minimaal € 30.000 per MW, waarbij de minimale aansluitcapaciteit 0,3 MW/ha is’ vervangen door:

TTt Minimaal € 30.000 per MW, waarbij (TTt x aansluitcapaciteit) minimaal € 9.000 per hectare is.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt in de rij van titel 2.23: Warmte-infrastructuur glastuinbouw, ‘€ 12.500.000’ vervangen door € 27.000.000’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I terug tot en met 1 februari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 april 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

Op 24 november 2023 is de subsidiemodule Warmte-infrastructuur gepubliceerd in de Staatscourant.1 Deze subsidiemodule is opgenomen in titel 2.23 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De module is opengesteld op 1 februari 2023 tot en met 30 augustus 2024. Met deze subsidieregeling is beoogd om de energietransitie in de glastuinbouw te ondersteunen door het subsidiëren van warmte-infrastructuur voor het leveren van duurzaam opgewekte warmte aan de glastuinbouw.

Tijdens de behandeling van aanvragen is gebleken dat er enkele onduidelijkheden staan in de bijlage bij deze regeling, Bijlage 2.23.1. Er zijn daarom twee technische aanpassingen nodig van de bijlage om beter tot uitdrukking te brengen wat aanvankelijk beoogd was. Bijlage 2.23.1. gaat over de berekening van de onrendabele top van projecten. De relevantie van deze berekening is dat projecten worden afgewezen als zij een onrendabele top hebben die lager is dan 25 procent van de subsidiabele kosten van het project.

De wijziging in artikel I, onderdeel 1, is nodig omdat per abuis in de formule van de opbrengsten drie ‘=’-tekens zijn opgenomen. Er zou slechts één ‘=’-teken moeten staan na ‘Ot’, waarbij de variabelen die hierna komen bij elkaar opgeteld moeten worden. Dit is een verschrijving omdat het gaat om de berekening van ‘Ot’. Het is ook in lijn met de formulering van de formule voor de berekening van de uitgaven.

Artikel I, onderdeel 2, wijzigt de eerste rij van de tabel onder het kopje ‘Uitgangspunt’. In de tabel staan enkele waarden waar van uitgegaan moet worden bij de berekening van de onrendabele top. Met deze wijziging is verduidelijkt op welke manier het transporttarief in het jaar t berekend moet worden (TTt). In de tabel was opgenomen dat de minimale aansluitcapaciteit 0,3 MW/ha is. Hiermee werd bedoeld dat bij een transporttarief van € 30.000 per MW de aansluitcapaciteit minimaal 0,3 MW/ha moet zijn. Bij een lagere aansluitcapaciteit dan 0,3 MW/ha moet evenwel, voor de berekening van de onrendabele top, worden uitgegaan van minimaal € 9.000 per hectare, zijnde het transporttarief vermenigvuldigd met de aansluitcapaciteit. Als het transporttarief hoger dan € 30.000 per MW is, kan de aansluitcapaciteit dus lager dan 0,3 MW/ha zijn.

Met deze wijzigingsregeling wordt tevens het subsidieplafond van deze subsidiemodule opgehoogd naar 27 miljoen euro. Deze ophoging is mogelijk vanwege de middelen uit het Klimaatfonds die bij de voorjaarsnota van 2023 aan dit onderwerp zijn toegewezen.

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling en de termijn tussen publicatie en inwerkingtreding wijken af van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Dit is gerechtvaardigd vanwege het begunstigde karakter van deze regeling. Het is begunstigend omdat er geen minimum meer geldt voor de aansluitcapaciteit. Ondernemingen hebben nog de kans om een aanvraag in te dienen tot en met 30 augustus 2024. De regeling werkt terug tot en met 1 februari 2024 om te verzekeren dat de aanvragen die reeds zijn ingediend en op dit moment beoordeeld worden, vooruitlopend op de vaststelling van deze regeling beoordeeld kunnen worden met inachtneming van deze wijziging. Deze regeling is afgestemd met RVO en heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven