Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Autoriteit Consument en Markt | Staatscourant 2024, 12275 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Autoriteit Consument en Markt | Staatscourant 2024, 12275 | overige overheidsinformatie |
Zaaknummer: ACM/23/184221
De Autoriteit Consument en Markt,
Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;
Besluit:
De Begrippencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1.1 wordt de definitie van ‘Regelbaar vermogen’ in zijn geheel vervangen door twee verschillende definities, zijnde:
Vermogen dat overeenkomstig artikel 9.31, eerste lid, van de Netcode elektriciteit voor inzet beschikbaar is;”; en
Vermogen dat overeenkomstig artikel 9.31, eerste lid, van de Netcode elektriciteit voor inzet beschikbaar is, vermeerderd met het overige vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden dat bij inzet van de verplichting overeenkomstig artikel 9.1, vierde lid, van de Netcode elektriciteit, met toepassing van een ondergrens van 1 MW, beschikbaar is voor het verminderen van elektriciteitsinvoeding;”
De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 8.4, worden na onderdeel e1, een onderdeel ingevoegd:
e2. na ontvangst van een volledige aanvraag voor transportcapaciteit tot en met een capaciteit van 10 MVA, offertes, de mogelijkheid als bedoeld in artikel 9.6, derde lid, of afwijzingen als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, verzendt:
1°. binnen een periode van tien werkdagen; of
2°. na een melding van een vooraankondiging als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, door de netbeheerder of de bovenliggende netbeheerder, binnen de periode tot de publicatie van het onderzoek, als bedoeld in artikel 9.10, derde lid, indien deze periode langer is dan tien werkdagen.;
B
Artikel 9.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt ‘Aangeslotenen wijzen hiertoe desgewenst een CSP aan.’ vervangen door ‘Individuele aangeslotenen wijzen hiertoe desgewenst een CSP aan. Een groep van aangeslotenen wijst hiertoe een CSP aan.’
C
In artikel 9.6, derde lid, wordt na “zijn verzoek” ingevoegd: “zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen,”
D
Artikel 9.10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt ‘de’ toegevoegd tussen ‘groter is dan’ en ‘technische grens’.`
2. In het tweede lid, onderdeel d wordt ‘110% van de aanwezige transportcapaciteit’ vervangen door ‘100% van de aanwezige transportcapaciteit’.
3. Het derde lid wordt vervangen door “3. De netbeheerder publiceert het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid, op de in artikel 9.8 bedoelde website voor invoedings-congestie binnen zes maanden na het doen van de vooraankondiging en voor afname-congestie binnen twaalf maanden na het doen van de vooraankondiging, als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid. Het onderzoeksrapport bevat ten minste de elementen als benoemd in bijlage 14. Separaat stuurt de netbeheerder de gegevens naar de Autoriteit Consument en Markt, waarbij de gegevens uit bijlage 14, eerste lid, onderdeel e, per uur of kwartier worden verstrekt.”
E
Artikel 9.32, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. onderdeel b wordt vervangen door “b. in het geval van een bieding redispatch overeenkomstig bijlage 11, namens een groep van één of meer aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit kleiner dan 1 MW, een elektriciteitsopslageenheid met een capaciteit kleiner dan 1 MW of een verbruiksinstallatie met een capaciteit kleiner dan 1 MW;”
2. Na onderdeel b wordt een onderdeel b1 ingevoegd, luidend “b1. in het geval van een capaciteitsbeperking overeenkomstig bijlage 12, namens een groep van één of meer aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid, een elektriciteitsopslageenheid of een verbruiksinstallatie; en”
F
Artikel 9.34 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid, onderdeel c, wordt vervangen door “c. indien de CSP met een groep van aangeslotenen biedingen wil doen overeenkomstig de specificaties in bijlage 11, is de maximumcapaciteit van een met de aansluiting aangesloten elektriciteitsproductie-eenheid kleiner dan 1 MW; en”
2. Het derde lid, onderdeel d, wordt vervangen door “d. indien de CSP met een groep van aangeslotenen biedingen wil doen overeenkomstig de specificaties in bijlage 11, is de capaciteit van een met de aansluiting aangesloten verbruiksinstallatie kleiner dan 1 MW.”
3. Het vierde lid, onderdeel a, wordt vervangen door “a. voor elke aansluiting waarbij de maximumcapaciteit van de aangesloten productie-eenheid of de capaciteit van de aangesloten verbruiksinstallatie kleiner is dan 1 MW en die deel uitmaakt van de groep in het aansluitingenregister van de netbeheerder dezelfde BRP vermeld staat; en”
G
In artikel 9.36, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘de variabele component’ vervangen door ‘de congestie-nietleveringprijs’.
H
Artikel 9.46 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt ‘niet na komt’ vervangen door ‘niet nakomt’.
2. In het eerste lid wordt tweemaal ‘ten einde’ vervangen door ‘teneinde’.
I
Na artikel 15.5 wordt artikel 15.6 toegevoegd en komt te luiden als volgt:
1. Bij de uitvoering van artikel 9.6 en artikel 9.7 kan de netbeheerder voor invoedings-congestiegebieden tot zes maanden na inwerkingtreding van dit besluit en voor afname-congestiegebieden tot twaalf maanden na inwerkingtreding van dit besluit de bepaling van de technische grens, als bepaald op grond van artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d, en de definitie van regelbaar vermogen als bedoeld in artikel 1.1 van de Begrippencode elektriciteit, als die luidden tussen 25 november 2022 en 18 april 2024, hanteren.
2. Vanaf zes maanden na inwerkingtreding van dit besluit voor invoedings-congestiegebieden en vanaf twaalf maanden na inwerkingtreding van dit besluit voor afname-congestiegebieden zijn de onderzoeksrapporten als bedoeld in artikel 9.10, derde lid, in overeenstemming met de bepaling van de technische grens, als bepaald op grond van artikel 9.10, tweede lid onderdeel d, en de definitie van regelbaar vermogen, als bedoeld in artikel 1.1 van de Begrippencode elektriciteit.
J
Bijlage 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt vervangen door “1. Met het afzien van het gebruik van het gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen, zijnde een capaciteitsbeperking, biedt een aangeslotene of een groep van aangeslotenen aan om gedurende een afgesproken periode zijn dan wel de gezamenlijke transportbehoefte te beperken tot een afgesproken capaciteit.”
2. Het tweede lid wordt vervangen door “2. Capaciteitsbeperking is gebaseerd op een tussen de netbeheerder en de aangeslotene of een groep van aangeslotenen af te sluiten contract, zijnde een capaciteitsbeperkingscontract.”
3. Het derde lid, onderdeel d, wordt vervangen door “d. de locatie(s) met EAN-code(s) van de aansluiting(en); en”
K
Bijlage 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel b, wordt vervangen door “b. een overzicht van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria, inclusief de aangehouden reservecapaciteit, en operationele veiligheidsgrenzen, die gehanteerd zijn bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit. Indien de vrijstelling ten aanzien van productie overeenkomstig artikel 9.12 van toepassing is, geeft de netbeheerder voor ieder beperkend netelement gemotiveerd aan op welke wijze rekening is gehouden met de vrijstelling bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit;”
2. Het eerste lid, onderdeel e, wordt vervangen door “e. een voorspelling van het belastingpatroon op het (de) beperkende netcomponent(en) gedurende de periode waarvoor fysieke congestie wordt verwacht, inclusief een specificatie van de externe omstandigheden waarmee bij de voorspelling rekening is gehouden en van de aannames waarop de voorspelling is gebaseerd;”
3. Het eerste lid, onderdeel f, wordt vervangen door “f. een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting aan congestiemanagementmaatregelen moet worden ingezet;”
4. In het tweede lid, onderdeel e, wordt ‘wanneer gebruikt wordt gemaakt’ vervangen door ‘wanneer gebruik wordt gemaakt’.
Dit besluit zal met de toelichting en de beantwoording op de ontvangen zienswijzen in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 april 2024
Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA, ‘s-Gravenhage.
1. Met dit besluit wijzigt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) de voorwaarden ten aanzien van congestiemanagement. Dit besluit herziet en actualiseert de regels met betrekking tot congestiemanagement. Daarnaast corrigeert de ACM met dit besluit enkele kennelijke verschrijvingen uit het besluit van 25 mei 2022 (hierna: codebesluit congestiemanagement).1
2. De ACM wijzigt in dit besluit ten aanzien van congestiemanagement de volgende punten: de definitie van regelbaar vermogen en de technische grens, de termijn voor de publicatie van congestierapporten, de mogelijkheden voor het afsluiten van een groeps-CBC en de voorschriften voor congestierapporten.
3. De definitie voor regelbaar vermogen wordt gewijzigd en vervangen door twee definities. Het gevolg hiervan is dat de netbeheerder voor congestiegebieden met invoedings-congestie (hierna: invoedings-congestiegebieden) en congestiegebieden met afname-congestie (hierna: afname-congestiegebieden) op verschillende manieren vaststelt hoeveel regelbaar vermogen beschikbaar is. In afname-congestiegebieden verandert er niets en beschouwt de netbeheerder uitsluitend het vermogen dat is vastgelegd in redispatch- en capaciteitsbeperkingscontracten als regelbaar vermogen. In invoedings-congestiegebieden dient de netbeheerder in aanvulling op het gecontracteerde vermogen ook een inschatting te maken van de hoeveelheid regelbaar vermogen die beschikbaar komt indien de deelnameplicht overeenkomstig artikel 9.1, vierde lid van de Netcode (hierna: deelnameplicht) wordt afgeroepen voor elektriciteits-opwekkers met toepassing van een ondergrens van 1 MW. Op basis van deze inschatting stelt de netbeheerder vast hoeveel extra ruimte bestaat tot de financiële en technische grens. Dit besluit verplicht de netbeheerder vervolgens om aanvragen voor transportcapaciteit elektriciteitsproductie-eenheden te honoreren totdat de financiële grens of de bovenlimiet van de technische grens van 150% van de aanwezige transportcapaciteit wordt bereikt.
4. Het besluit stelt ook duidelijke termijnen voor het afronden van congestierapporten. Voor invoedings-congestiegebieden dient de netbeheerder binnen zes maanden na de vooraankondiging het congestierapport te publiceren; voor afname-congestiegebieden is dit twaalf maanden na de vooraankondiging. Na het verstrijken van deze termijn dient de netbeheerder aanvragen voor transportcapaciteit te honoreren. Het besluit verduidelijkt eveneens de vereisten voor de inhoud van de congestierapporten.
5. Het besluit verduidelijkt dat het groeps-capaciteitsbeperkingscontract ook kan worden aangeboden aan aangeslotenen die een individuele transportcapaciteit van 1 MW of hoger hebben.
6. Met het codebesluit congestiemanagement heeft de ACM het doel gehad om de regels voor congestiemanagement beter toepasbaar te maken voor alle netbeheerders. Congestiemanagement vereist een effectieve samenwerking tussen netbeheerders en aanbieders van regelbaar vermogen, zodat de schaarse netcapaciteit optimaal wordt benut en fysieke congestie wordt vermeden. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor het faciliteren van de groeiende vraag naar transport van elektriciteit en voor het honoreren van verzoeken om transportcapaciteit.
7. Uit een door de ACM uitgevoerde evaluatie2 met betrekking tot de (voortgang van de) implementatie van het codebesluit congestiemanagement (hierna: de evaluatie congestiemanagement) is gebleken dat verschillende verduidelijkingen en aanpassingen van de regels noodzakelijk zijn. Met onderhavig besluit voorziet de ACM hierin.
8. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit betreft een wijziging van de Netcode elektriciteit (hierna: de Netcode) die de ACM ambtshalve vaststelt op basis van artikel 31, eerste lid, sub a juncto artikel 32, tweede lid, Elektriciteitswet 1998.
9. De ACM heeft op 25 september 2023 een ontwerpbesluit gepubliceerd en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 25 september 2023. De ACM heeft partijen in de gelegenheid gesteld binnen twaalf weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.
10. De ACM heeft op 20 februari 2024 een informatieverzoek met kenmerk ACM/UIT/614529 (hierna: informatieverzoek) aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd. Op 14 maart 2024 heeft de ACM een reactie ontvangen. Deze stukken worden tegelijkertijd met onderhavig besluit gepubliceerd.
11. De ACM is van mening dat dit besluit geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.
12. In de onderstaande paragrafen geeft de ACM een gedetailleerde toelichting op de individuele wijzigingen in de Netcode.
13. Het codebesluit congestiemanagement introduceerde een technische grens overeenkomstig artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d, van de Netcode (hierna: technische grens). De technische grens is gerelateerd aan de wettelijke plicht van netbeheerders tot het veilig en betrouwbaar uitvoeren van transport en heeft als doel de veilige toepassing van congestiemanagement te waarborgen. Wanneer de netbeheerder kan aantonen dat een aanvraag voor transportcapaciteit, als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid van de Netcode (hierna: aanvraag voor transportcapaciteit), leidt tot een overschrijding van de technische grens, mag de netbeheerder het deel van de aanvraag voor transportcapaciteit weigeren dat de technische grens overschrijdt.
14. In het codebesluit congestiemanagement heeft de ACM de technische grens geduid als de optelsom van de aanwezige transportcapaciteit van het beperkende knelpunt enerzijds en het in het gebied aanwezige vermogen waarvan de vraag naar transport kan worden teruggebracht anderzijds. Dit betekent dat naarmate er meer regelbaar vermogen in een gebied aanwezig is, de technische grens van het congestiegebied evenredig mee stijgt. De technische heeft een maximale waarde van 150% van de aanwezige transportcapaciteit (hierna: de maximale waarde van de technische grens).
15. De definitie van regelbaar vermogen zoals vastgesteld in het codebesluit congestiemanagement in de Begrippencode luidde “opgesteld vermogen van aangeslotenen dat in staat is om te reageren op een elektronisch sturingssignaal en door middel hiervan door de netbeheerder aangestuurd kan worden”. In onderhavig besluit wordt de definitie van regelbaar vermogen gewijzigd zodat in invoedings-congestiegebieden al het vermogen dat beschikbaar komt bij aangeslotenen voor congestiemanagement wordt beschouwd als regelbaar vermogen en zodoende bijdraagt aan een stijging van de technische grens.
16. Om te verduidelijken dat onderhavig besluit specifiek effect beoogt in invoedings-congestiegebieden, is er voor gekozen om twee verschillende definities te introduceren, namelijk ‘regelbaar vermogen voor afname-congestie’ en ‘regelbaar vermogen voor invoedings-congestie’.
17. Hieronder zet de ACM in paragraaf 3.1.1. allereerst de nadelen uiteen van de eerdere definitie van regelbaar vermogen zoals vastgesteld in het codebesluit congestiemanagement. Vervolgens geeft de ACM in paragraaf 3.1.2. een toelichting bij de verschillen in aanstuurbaarheid en afschakelbaarheid van verschillende aangeslotenen Vervolgens gaat de ACM in paragraaf 3.1.3. in meer detail in op de wijzigingen in de definitie van regelbaar vermogen. Tot slot benoemt de ACM de gevolgen van de gewijzigde definitie in paragraaf 3.1.4.
18. In veel congestierapporten concluderen netbeheerders dat de beschikbaarheid van regelbaar vermogen, en daarmee de technische grens, de beperkende factor is voor de toepassing van congestiemanagement in congestiegebieden. De ACM constateert tegelijkertijd dat de in het codebesluit congestiemanagement vastgestelde definitie van regelbaar vermogen ertoe leidt dat in veel invoedings-congestiegebieden vermogen dat op een betrouwbare wijze congestiemanagementdiensten overeenkomstig artikel, 9.31, eerste lid van de Netcode (hierna: congestiemanagementdiensten) kan leveren of waarop overeenkomstig artikel 9.31, tweede lid, niet-marktgebaseerde redispatch kan worden toegepast, niet als regelbaar vermogen wordt geïdentificeerd. Doordat er geen regelbaar vermogen wordt geïdentificeerd stijgt de technische grens in deze invoedings-congestiegebieden niet op de wijze zoals beschreven in randnummer 14 hierboven en wordt de technische grens in invoedings-congestiegebieden ook eerder geraakt.
19. De definitie van regelbaar vermogen uit het codebesluit congestiemanagement bevat een verwijzing naar een ‘elektronisch sturingssignaal’. De ACM heeft hiermee voor ogen gehad dat partijen die effectief kunnen reageren op een verzoek van de netbeheerder om congestiediensten te leveren, als regelbaar worden beschouwd. De ACM hanteert daarom als uitgangspunt dat al het vermogen dat is overeengekomen in redispatch- en capaciteitsbeperkingscontracten tussen de netbeheerder en een aangeslotene stuurbaar is en meetelt in de definitie van regelbaar vermogen in de Netcode.
20. De gezamenlijke netbeheerders stellen in de reactie op het informatieverzoek dat niet alle aangeslotenen waarmee de netbeheerder reeds een redispatch-contract overeenkomstig bijlage 11 van de Netcode (hierna: redispatch-contract)- en/of een capaciteitsbeperkingscontract overeenkomstig bijlage 12 van de Netcode (hierna: capaciteitsbeperkingscontract) heeft afgesloten ook technisch aanstuurbaar zijn. Dit is volgens de gezamenlijke netbeheerders een probleem, omdat deze aangeslotenen wel onder de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen in de Netcode vallen en daarmee meetellen bij het vaststellen van de technische grens van congestiemanagement.
21. De gezamenlijke netbeheerders geven in de reactie op het informatieverzoek aan dat bij het vaststellen van de technische grens het ‘stuurbare vermogen’ dat in een netgebied aanwezig is, dient te worden onderzocht. De gezamenlijke netbeheerders omschrijven het stuurbaar vermogen als het vermogen dat een netbeheerder ten dienste staat om in de uitvoeringsfase dreigende overbelasting te voorkomen. Dit omvat volgens de gezamenlijke netbeheerders overigens niet alleen het middels een real time interface3 aanstuurbaar vermogen van aangeslotenen, maar ook andere technische middelen die de netbeheerder ter beschikking heeft om dreigende congestie te voorkomen. Omdat dergelijke technische aanstuurbaarheid op dit moment nog niet in algemene zin goed toepasbaar is, is het volgens de gezamenlijke netbeheerders ook niet mogelijk om vermogen van alle bestaande elektriciteitsproductie-eenheden, verbruiksinstallaties of opslaginstallaties waarmee een congestiemanagementcontract is afgesloten als stuurbaar vermogen te beschouwen en mee te tellen in de definitie van regelbaar.
22. De ACM ziet dit anders. Ten eerste constateert de ACM dat de levering van congestiemanagementdiensten, wanneer de netbeheerder hierom verzocht, tot op heden juist op zeer betrouwbare wijze geschiedt4. Ten tweede merkt de ACM op dat in de standaard contracten die de gezamenlijke netbeheerders hebben opgesteld5 voor het redispatch-product overeenkomstig bijlage 11 van de Netcode (hierna: het redispatch-product) en het capaciteitsbeperkingsproduct overeenkomstig bijlage 12 van de Netcode (hierna: het capaciteitsbeperkingsproduct), de netbeheerder en de aangeslotene overeenkomen dat de technische afschakelbaarheid op de aansluiting kan worden afgedwongen. Deze bevoegdheid tot afschakelen staat opgenomen in artikel 6 van het standaard contract voor het redispatch-contract en in artikel 5 van het standaard capaciteitsbeperkingscontract. De ACM stelt vast dat hiermee een sterke prikkel bestaat voor partijen die dergelijke congestiemanagementcontracten met de netbeheerder overeenkomen om te waarborgen dat de door de netbeheerder gevraagde congestiediensten ook worden geleverd. Ook als deze partijen in strikte zien niet ‘elektronisch aanstuurbaar’ zijn.
23. De ACM merkt op dat de interpretatie van de gezamenlijke netbeheerders en specifiek de noodzaak van directe aanstuurbaarheid van aangeslotenen om deze als regelbaar vermogen te beschouwen, de uitvoerbaarheid van congestiemanagement ten onrechte reduceert tot de som van technische maatregelen die de netbeheerder dicht bij real time ter beschikking staan. Dit lijkt de ACM onwenselijk, aangezien de netbeheerder al vanaf een dag eerder, en tot 45 minuten voor real time, alle ter beschikking staande (marktgebaseerde) congestiemanagementdiensten kan inzetten. De ACM merkt op dat de netbeheerder de verantwoordelijkheid heeft om tijdig congestiediensten in te zetten om zoveel mogelijk te voorkomen dat problemen dicht bij real time ontstaan. Juist dankzij een tijdige inzet van de beschikbare congestiemanagementdiensten kan de uitvoering van congestiemanagement bijdragen aan het op doelmatige wijze waarborgen van de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet. Zoals hierboven benoemd waarborgt de technische grens de veilige toepassing van congestiemanagement.
24. De ACM stelt op basis van het bovenstaande vast dat het wenselijk is om in dit besluit de definitie van regelbaar vermogen te verduidelijken, zodat duidelijk is dat al het vermogen dat in contracten voor congestiemanagementdiensten is vastgelegd binnen de definitie van regelbaar vermogen dient te vallen.
25. De ACM beoogt eveneens met dit besluit dat de definitie van regelbaar vermogen voldoende ruimte biedt om de verschillende technische mogelijkheden van bestaande en nieuwe aangeslotenen in overweging te nemen en om duidelijker onderscheid te maken tussen de mogelijke bijdrage van elektriciteitsproductie-eenheden in invoedings-congestiegebieden. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 3.1.2 hieronder.
26. De ACM licht hieronder de aanstuurbaarheid van verschillende aangeslotenen toe.
Aanstuurbaarheid en afschakelbaarheid van elektriciteitsproductie-eenheden en de rol van de real time interface
27. De Verordening (EU) 2016/631 (hierna: de RfG Verordening) biedt de wettelijke basis voor de real time interface. De RfG Verordening schrijft voor dat elektriciteitsproductie-eenheden moeten beschikken over een logische interface (ingangspoort) waarmee het werkzaam vermogen binnen vijf seconden naar nul kan worden teruggebracht (voor Type A aangeslotenen) of het opgewekte werkzame vermogen te verminderen (voor Type B aangeslotenen). De netbeheerder kan overeenkomstig de RfG Verordening eisen stellen aan aansluitingen om deze, met gebruik van de in de vorige volzin bedoelde interface, op afstand schakelbaar te maken. In Nederland hebben de gezamenlijke netbeheerders gekozen om specifiek voor Type B opwekkers, ofwel aangeslotenen met een elektriciteitsproductie-eenheid van 1 MW en groter die aangesloten zijn op het net van de regionale netbeheerder, een communicatieprotocol uit te werken waarmee de functionaliteit van de interface als bedoeld in artikel 14, tweede lid van de RfG Verordening kan worden aangesproken. Dit betekent de aangeslotene voor nieuwe Type B aansluitingen aan zijn kant van het overdrachtspunt dient te voorzien in een deel van het stelsel van infrastructuur dat benodigd is voor een effectieve aanstuurbaarheid door de netbeheerder. Dit omvat bijvoorbeeld inrichtingen voor telecommunicatie tussen het overdrachtspunt van het net en de interface van de aangeslotene als bedoeld in de RfG Verordening.
28. De ACM constateert ten eerste dat de real time interface uitsluitend toepassing beoogt van een selecte groep aangeslotenen, te weten aangeslotenen op wie de RfG Verordening van toepassing is en die een elektriciteitsproductie-eenheid bezitten van tussen de 1 en 60 MW met een aansluiting op het net van de regionale netbeheerder (Type B aangeslotenen).
29. De ACM constateert ten tweede dat het toepassingskader van de real time interface, zoals de gezamenlijke netbeheerders deze uitwerken, is beperkt tot ‘noodcurtailment’ van het werkzame vermogen van de in het voorgaande randnummer bedoelde aangeslotenen. Het toepassingskader omvat dus niet de inzet van marktgebaseerde congestiemanagementdiensten als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid van de Netcode. Het activeren van congestiemanagementdiensten gebeurt in tegenstelling tot noodcurtailment niet dicht tegen real time, maar al (veel) eerder: het redispatch-product kan na sluiting van de dag-vooruitmarkt (12 uur op de dag vóór uitvoering) en tot uiterlijk 45 minuten voor real time worden ingezet. Het capaciteitsbeperkingsproduct wordt nog eerder ingezet, namelijk vóór sluiting van de dag-vooruitmarkt (in de praktijk meestal tussen 7 en 9 uur ’s ochtends op de dag vóór uitvoering). De uitvoering van noodcurtailment houdt daarentegen betrekking op het neerwaarts bijstellen van elektriciteitsproductie-eenheden wanneer er geen marktgebaseerde redispatch biedingen beschikbaar zijn of na de deadline voor het inzetten van marktgebaseerde biedingen voor redispatch. Dergelijke noodcurtailment is daarmee een vorm van niet-marktgebaseerde redispatch als bedoeld in artikel 9.31, tweede lid van de Netcode. De ACM merkt samenvattend op dat niet-marktgebaseerde redispatch in de vorm van noodcurtailment slechts een van de vele middelen is die de netbeheerder ter beschikking staan voor het uitvoeren van congestiemanagement, zoals blijkt uit artikel 9.31, eerste en tweede lid van de Netcode. Zoals reeds toegelicht in randnummer 23 hierboven is de ACM van mening dat de middelen ten behoeve van de uitvoering van congestiemanagement niet kunnen worden gereduceerd tot de middelen die de netbeheerder ter beschikking staan om dicht bij real time problemen op te lossen.
30. Ten derde merkt de ACM op dat voor aangeslotenen van het Type B die recent zijn aangesloten, alsook alle partijen die een aanvraag voor transportcapaciteit hebben ingediend voor een type B elektriciteitsproductie-eenheid, reeds wordt voldaan aan de vereiste van technische afschakelbaarheid. Ook stelt de ACM vast dat individuele netbeheerders maatregelen hebben getroffen om de aanstuurbaarheid van nieuwe elektriciteitsopwekkers te waarborgen, bijvoorbeeld door bij deze aangeslotenen de benodigde technische maatregelen te treffen om afschakeling bij niet-levering van congestiediensten mogelijk te maken6. Welk aandeel van de bestaande aangeslotenen aan deze aanstuurbaarheid voldoen is niet duidelijk. Dit is aan de netbeheerder om in ieder invoedings-congestiegebied vast te stellen, zoals wordt toegelicht in paragraaf 3.1.4. hieronder. De ACM stelt daarentegen vast dat de netbeheerders maatregelen hebben getroffen om de aanstuurbaarheid en afschakelbaarheid van alle nieuwe aangeslotenen met elektriciteitsproductie-eenheden, dat wil zeggen van alle partijen die een aanvraag voor transportcapaciteit voor invoeding hebben ingediend, ten behoeve van een veilige uitvoering van congestiemanagement te waarborgen.
31. Samenvattend stelt de ACM stelt dat op grond van de uitwerking van de real time interface en de technische maatregelen die de netbeheerders nemen om te technische afschakelbaarheid bij nieuwe aangeslotenen te waarborgen, alle partijen die een aanvraag voor transportcapaciteit voor elektriciteitsinvoeding hebben ingediend, vanaf het moment van aansluiting technisch afschakelbaar zijn. Al het vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden dat vanaf heden wordt aangesloten, dient daarom te vallen onder de definitie van regelbaar vermogen.
Aanstuurbaarheid en afschakelbaarheid van bestaande aangeslotenen
32. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun reactie op het informatieverzoek aan dat niet voor alle aangeslotenen de technische maatregelen zijn getroffen om afschakeling mogelijk te maken bij niet-nakoming van levering. De ACM onderschrijft inderdaad dat in tegenstelling tot de afschakelbaarheid van nieuwe aangeslotenen, zoals hierboven toegelicht, het bij bestaande aangeslotenen niet altijd goed mogelijk is om afschakelbaarheid op afstand te waarborgen.
33. Onder de bestaande aangeslotenen vallen ook partijen met elektriciteitsproductie-eenheden die, in tegenstelling tot nieuwe partijen, niet of niet effectief afschakelbaar zijn. Dit omvat bijvoorbeeld aangeslotenen met kleine opwek-installaties, zoals zon-op-dak installaties die achter de meter zijn aangesloten7, of elektriciteitsproductie-eenheden waar de RfG Verordening niet op van toepassing is8. De ACM merkt op dat op de hier bedoelde aangeslotenen weliswaar de deelnameplicht kan worden afgeroepen, maar dat deze aangeslotenen het betreffende elektriciteitsproductie-vermogen niet of niet tijdig operationeel gereed kunnen krijgen om op betrouwbare wijze congestiemanagementdiensten te leveren. Dit kan betekenen dat de aangeslotene niet of slechts gedeeltelijk in staat is om congestiemanagementdiensten aan te bieden, of dat de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch overeenkomstig artikel 9.31, tweede lid van de Netcode, vooralsnog niet effectief kan worden toegepast.
34. De ACM stelt op grond van het bovenstaande vast dat er een verschil bestaat tussen enerzijds de som van het vermogen van alle elektriciteitsproductie-eenheden groter dan 1 MW in een congestiegebied en anderzijds de som van het beschikbare vermogen dat op betrouwbare wijze voor congestiemanagement kan worden ingezet om fysieke congestie in dit gebied op te lossen. In overeenstemming met de stelling van de gezamenlijke netbeheerders stelt de ACM vast dat niet al het vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden bij bestaande aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding van 1 MW en groter als regelbaar vermogen kan worden beschouwd.
35. Voor de volledigheid merkt de ACM daarbij op dat desondanks mogelijkheden bestaan om congestiemanagementdiensten te ontsluiten bij de in de vorige randnummers bedoelde bestaande aangeslotenen. Ten eerste zijn deze aangeslotenen in veel gevallen beter in staat om het capaciteitsbeperkingsproduct te leveren dan het redispatch-product, bijvoorbeeld doordat de inzet van het capaciteitsbeperkingsproduct minder technische complexiteit of impact op de bedrijfsvoering van de installatie heeft. De netbeheerder kan daarom in de keuze van de congestieproducten waar hij om verzoekt in de marktuitvraag, al dan niet met behulp van afroep van de deelnameplicht, rekening houden met de aard van de installaties die in ieder congestiegebied aanwezig zijn om zoveel mogelijk congestiemanagementdiensten te ontsluiten.
36. Ten tweede is het ook voor kleine aansluitingen mogelijk om in groepsverband congestiediensten aan te bieden door tussenkomst van een congestion service provider (hierna: CSP) die als aggregator optreedt; dergelijke groepsverbanden zullen vaak op grond van het capaciteitsbeperkingsproduct kunnen bijdragen aan het oplossen van fysieke congestie. De ACM merkt op dat dergelijke samenwerking in de praktijk steeds relevanter zal worden aangezien het gedrag van kleinverbruikers steeds vaker een directe bijdrage aan het ontstaan en daarmee ook het oplossen van fysieke congestie kan hebben.
Verhouding tot het verlenen van toegang aan elektriciteitsproductie-eenheden
37. Uit bovenstaande vergelijking blijkt dat een verschil bestaat tussen de aanstuurbaarheid van bestaande aangeslotenen en van nieuwe aangeslotenen. Met betrekking tot de situatie in meerdere congestiegebieden waar het net door de toename in natuurlijke groei9 tegen de grenzen aanloopt, merkt de ACM het volgende op. Het aansluiten van nieuwe partijen verergert het probleem van natuurlijke groei in congestiegebieden niet. Zoals hierboven toegelicht kunnen nieuwe partijen dankzij het afsluiten van contracten voor congestiemanagementdiensten en het toepassen van technische waarborgen worden aangesloten op een manier die het congestieprobleem niet verergert. De ACM concludeert dat ten behoeve van de energietransitie alle aanvragen voor transportcapaciteit van deze partijen met elektriciteitsproductie-eenheden dienen te worden gehonoreerd tot ofwel de financiële grens overeenkomstig artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c van de Netcode (hierna: financiële grens), ofwel de bovenlimiet van technische grens (150% van de aanwezige transportcapaciteit) is bereikt. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 3.1.4. hieronder.
38. Gelet op de in paragraaf 3.1.1 genoemde nadelen van de eerdere definitie van regelbaar vermogen beoogt de ACM het aanbod van regelbaar vermogen te vergroten door enige onduidelijkheid rondom de bewoording ‘elektronisch stuursignaal’ weg te nemen. Dit heeft met name gevolgen voor invoedings-congestiegebieden, zoals verder toegelicht in paragraaf 3.1.4. hieronder. De ACM verwijdert de verwijzing naar een elektronisch sturingssignaal als middel tot de effectieve inzet van regelbaar vermogen. In plaats daarvan omvat de definitie nu al het vermogen van aangeslotenen dat beschikbaar komt voor het oplossen van fysieke congestie. Hiermee wenst de ACM ook nauwer aan te sluiten bij de technische mogelijkheden van verschillende aangeslotenen en de betrouwbaarheid van levering van congestiediensten, zoals beschreven in paragraaf 3.1.2 hierboven. Zodoende kan de technische veiligheid van het net bij het toepassen van congestiemanagement onveranderd worden gewaarborgd maar zal de technische grens ook een betere weerspiegeling zijn van de mogelijke bijdrage van aangeslotenen in het congestiegebied. Ook verduidelijkt de ACM met de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen het onderscheid tussen invoedings-congestiegebieden en afname-congestiegebieden.
39. De ACM wijzigt de definitie van regelbaar vermogen, en vervangt deze door twee separate definities, namelijk ‘regelbaar vermogen voor afname-congestie’ en ‘regelbaar vermogen voor invoedings-congestie’.
40. ‘Regelbaar vermogen voor afname-congestie’ omvat het vermogen dat kan worden benut om een fysieke congestie in de richting van onttrekking van elektriciteit op te lossen en bestaat uit de som van het vermogen dat op basis van redispatch- en capaciteitsbeperkingscontracten voor de netbeheerder beschikbaar is.
41. ‘Regelbaar vermogen voor invoedings-congestie’ omvat eveneens het vermogen dat op basis van redispatch- en capaciteitsbeperkingscontracten voor de netbeheerder beschikbaar is, en telt daar al het overige elektriciteitsproductievermogen bij op dat beschikbaar wordt indien de netbeheerder de deelnameplicht in dat gebied toepast met toepassing van een ondergrens voor deelname van 1 MW. Omdat bij situaties van invoedings-congestie in de praktijk behoefte is aan het verminderen van de invoeding van elektriciteit, is in de definitie verduidelijkt dat het specifiek gaat om al het productievermogen in het congestiegebied dat naar beneden kan worden bijgesteld.
Gecontracteerd vermogen is regelbaar vermogen in zowel afname-congestiegebieden als invoedings-congestiegebieden
42. De ACM is van mening dat in alle congestiegebieden, te weten invoedings-congestiegebieden en afname-congestiegebieden en gebieden waar zowel afname- en invoedings-congestie is voorzien, al het vermogen dat op basis van in contracten overeengekomen congestiemanagementdiensten als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid van de Netcode voor inzet beschikbaar is als regelbaar vermogen wordt beschouwd. Dit omvat al het vermogen dat op grond van redispatch-contracten en capaciteitsbeperkingscontracten voor inzet beschikbaar is. Zie ook paragraaf 3.1.1. van de toelichting hierboven. De ACM heeft het hier bedoelde vermogen opgenomen in de definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie en regelbaar vermogen voor afname-congestie.
Aanvullend regelbaar vermogen in invoedings-congestiegebieden
43. Specifiek voor invoedings-congestiegebieden bevat de definitie een aanvullend element. In deze invoedings-congestiegebieden acht de ACM het noodzakelijk dat al het vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden op aansluitingen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding van 1 MW en hoger dat beschikbaar is voor het verminderen van elektriciteitsinvoeding ook als regelbaar vermogen wordt beschouwd.
44. De ACM is van mening dat in het belang van de energietransitie de volledige mogelijkheden van het afroepen van de deelnameplicht in invoedings-congestiegebieden dienen te worden onderzocht bij het vaststellen van het in het congestiegebied beschikbare regelbaar vermogen. Daarom verwijst de definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie de bewoording ‘met een toepassing van een ondergrens van 1 MW’. Een dergelijke ondergrens leidt immers tot een zo groot mogelijk aanbod regelbaar vermogen.
45. De ACM merkt daarbij voor de duidelijkheid op dat de gewijzigde definitie niet tot gevolg heeft dat al het bestaande elektriciteitsproductievermogen groter dan 1 MW per definitie als regelbaar vermogen dient te worden beschouwd. Zoals reeds opgemerkt in randnummer 34 bestaat er in de praktijk een verschil tussen het totaal aanwezige elektriciteitsproductievermogen bij productie-eenheden van 1 MW en groter en het regelbaar vermogen dat deze eenheden daadwerkelijk kunnen leveren. De definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie spreekt om die reden over het vermogen dat ‘beschikbaar is’. Deze formulering biedt de netbeheerder de ruimte om in te schatten hoeveel regelbaar vermogen in ieder congestiegebied bij bestaande aangeslotenen kan worden ontsloten indien de deelnameplicht wordt afgeroepen. Voor hoe dit zich verhoudt tot het daadwerkelijk afroepen van de deelnameplicht en de ondergrens voor deelname die de netbeheerder daarbij hanteert, verwijst de ACM naar de toelichting in paragraaf 3.1.4. hieronder.
46. De toevoeging van de verwijzing naar de deelnameplicht in de definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie is ook ingegeven door het volgende. Elektriciteitsproductie-eenheden kunnen overeenkomstig artikel 9.31, tweede lid van de Netcode aan niet-marktgebaseerde redispatch worden onderworpen, indien in de dagelijkse uitvoering de inzet het capaciteitsbeperkingsproduct en/of het redispatch-product onvoldoende is gebleken om de voorziene congestie op te lossen. Bij deze niet-marktgebaseerde variant van redispatch wordt een elektriciteits-productie-eenheid opgedragen om de voorziene invoeding naar beneden bij te stellen, zonder dat hier een specifieke bieding redispatch overeenkomstig bijlage 11 aan vooraf is gegaan. Net als voor marktgebaseerde redispatch geldt er voor niet-marktgebaseerde redispatch een vergoeding. Voor niet-marktgebaseerde redispatch geldt een vergoeding overeenkomstig artikel 13, zevende lid van Verordening (EU) 2019/943 (hierna: de Elektriciteitsverordening). Niet-marktgebaseerde redispatch wordt nog beperkt ingezet maar de ACM verwacht dat dit in de toekomst vaker zal gebeuren. Zoals toegelicht in randnummer 53 hieronder dient de netbeheerder in het congestieonderzoek ook een onderbouwde schatting te maken wat de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch op de aanwezige productie-eenheden zou kosten.
47. De ACM benadrukt voor de duidelijkheid en in overeenstemming met het codebesluit congestiemanagement dat het onderhavig besluit nadrukkelijk niet beoogt om niet-marktgebaseerde redispatch bij elektriciteitsverbruikers toe te passen. De ACM verwijst hierbij naar de toelichting bij het codebesluit congestiemanagement op dit punt.
48. De ACM is van mening dat de netbeheerders verantwoordelijk zijn voor het in de praktijk toepasbaar maken van niet-marktgebaseerde redispatch bij elektriciteitsproductie-eenheden. De ACM acht dat de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch op elektriciteitsproductie-eenheden een belangrijk onderdeel kan vormen van de uitvoering van congestiemanagement. De uitvoerbaarheid van niet-marktgebaseerde redispatch is dan ook een belangrijk middel voor de netbeheerder om zoveel mogelijk marktgebaseerde biedingen te ontsluiten bij aangeslotenen.
49. Het meetellen van niet-marktgebaseerde redispatch in het marktgebaseerde regime van congestiemanagement overeenkomstig paragraaf 9.9 en 9.10 van de Netcode betekent dat voor neerwaartse bijstelling beschikbaar vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden niet hoeft te zijn vastgelegd in redispatch- en/of capaciteitsbeperkingscontracten om als regelbaar vermogen te worden beschouwd. In tegenstelling tot regelbaar vermogen voor afname-congestie, hoeft regelbaar vermogen voor invoedings-congestie niet te zijn gecontracteerd.
50. Samenvattend stelt de ACM vast dat de definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie aanvullend op het in contracten voor congestiemanagementdiensten vastgelegde vermogen nadrukkelijk rekening dient te houden met al het voor neerwaartse bijstelling beschikbare vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden van 1 MW en groter.
51. Voor afname-congestiegebieden leidt dit besluit niet tot een aanscherping van de technische grens in de richting van afname. In gebieden met afname-congestie telt alleen de som van redispatch- en capaciteitsbeperkingscontracten mee met betrekking tot de technische grens. De ACM is van mening dat de levering van regelbaar vermogen door elektriciteitsverbruikers vaak complex is, en dat het alleen redelijk is om vermogen dat in contracten voor congestiemanagementdiensten is vastgelegd, als regelbaar vermogen te beschouwen. De enige wijziging in congestiegebieden met afname-congestie is dat de ondergrens voor de technische grens zoals vastgelegd in het codebesluit congestiemanagement naar beneden wordt bijgesteld, zoals toegelicht in randnummer 59 hieronder. De netbeheerder hoeft dus als gevolg van dit besluit niet méér aan te sluiten in afname-congestiegebieden dan op dit moment is voorzien.
52. Zoals reeds genoemd in randnummer 49 hierboven heeft het besluit heeft tot gevolg dat vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden niet hoeft te zijn gecontracteerd om als regelbaar vermogen voor invoedings-congestie beschouwd te worden. Zeker in het geval van nieuwe aangeslotenen, waar de technische afschakelbaarheid is gewaarborgd, nemen de technische middelen die de netbeheerder ter beschikking staan evenredig toe met het nieuw aangesloten elektriciteitsproductievermogen. Dit betekent dat de technische grens voor iedere 1 MW productievermogen toeneemt met 1 MW.
53. De wijziging van de definitie van regelbaar vermogen heeft tot gevolg dat de netbeheerder voor de vaststelling van de technische grens voor congestiegebieden met invoedings-congestie een onderbouwde schatting dient te maken van de hoeveelheid regelbaar vermogen die zou worden ontsloten in geval de deelnameplicht in het congestiegebied zou worden ingeroepen, waarbij als uiterste waarde een ondergrens van 1 MW zou worden gehanteerd. De ACM benadrukt hierbij dat de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie er niet toe leidt dat de netbeheerder in ieder congestiegebied met invoedings-congestie verplicht is om de deelnameplicht vanaf een ondergrens van 1 MW af te roepen. Het leidende principe blijft immers onveranderd, namelijk dat de netbeheerder congestiemanagement dient toe te passen tot ofwel de financiële grens, ofwel de technische grens is bereikt. Pas na het bereiken van een van deze grenzen mag een verzoek om een aansluiting met transportcapaciteit worden geweigerd. Ook bevat artikel 9.1, vierde lid van de Netcode een kan-bepaling voor het afroepen van de deelnameplicht. Met onderhavig besluit ontstaat daarentegen een meer expliciete koppeling tussen de inzet van de deelnameplicht in invoedings-congestiegebieden enerzijds en het weigeren van aanvragen om transportcapaciteit voor elektriciteits-invoeding anderzijds.
54. Indien de netbeheerder een deelnameplicht met een ondergrens van 1 MW toepast zal de grootst mogelijke hoeveelheid regelbaar vermogen worden ontsloten, maar dat neemt niet weg dat de netbeheerder de mogelijkheid heeft om deze ondergrens voor deelname op een hoger niveau te hanteren bij afroep van de deelnameplicht10. De ACM constateert dat de netbeheerder bij uitstek in staat is om reeds voor het afroepen van de deelnameplicht in te schatten, onder andere op grond van de verschillende typen aangeslotenen in het congestiegebied en de betreffende elektriciteits-productietechnologieën, hoeveel regelbaar vermogen er kan worden verkregen bij verschillende hoogtes voor de ondergrens van de deelnameplicht.
55. De ACM merkt op dat het de netbeheerder vrij staat om ofwel geen deelnameplicht af te roepen in een invoedings-congestiegebied, ofwel een deelnameplicht met een hogere ondergrens dan 1 MW te hanteren als een lagere ondergrens niet noodzakelijk is om fysieke congestie op te lossen. Voor beide in de vorige volzin bedoelde opties geldt echter wel dat, indien noch de financiële noch de maximale waarde van de technische grens wordt geraakt, de netbeheerder aanvragen om transportcapaciteit in het invoedings-congestiegebied dient te honoreren totdat ofwel de financiële ofwel de maximale waarde van de technische grens wordt geraakt. Wanneer de netbeheerder in een invoedings-congestiegebied op basis van het regelbaar vermogen van bestaande aangeslotenen bijvoorbeeld concludeert dat de technische grens op 130% van de aanwezige transportcapaciteit ligt, en de financiële grens is in dit gebied nog niet bereikt, dan kan de netbeheerder aanvragen voor transportcapaciteit blijven honoreren totdat ofwel de financiële grens ofwel de bovenlimiet van de technische grens van 150% van de aanwezige transportcapaciteit is bereikt. De aanvragen die in dit voorbeeld aanvullend worden gehonoreerd kunnen immers, zoals toegelicht in randnummer 37 hierboven, zodanig worden aangesloten dat ze het congestieprobleem niet verergeren.
56. De ACM merkt op dat de hoeveelheid regelbaar vermogen die beschikbaar komt bij inzet van de deelnameplicht, in meer detail wordt uitgewerkt in het codewijzigingsbesluit omtrent de verduidelijking van de deelnameplicht (ACM/23/186822). Het uitgangspunt bij de deelnameplicht is dat aangeslotenen al het beschikbare vermogen voor inzet ten behoeve van congestiemanagement aanbieden. In onderhavig besluit wordt uitsluitend vastgesteld dat dit beschikbare vermogen onder de definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie valt en in invoedings-congestiegebieden zodoende bijdraagt aan een hogere technische grens.
57. De ACM ziet de implicaties van dit besluit voor de besteding van de middelen binnen de financiële grens als volgt. De netbeheerder maakt in het marktonderzoek in ieder congestiegebied een inschatting van de verwachte kosten gerelateerd aan het contracteren en het inzetten van congestiediensten bij aangeslotenen. Hierbij maakt de netbeheerder tevens een inschatting van de kosten die gepaard zouden gaan met het toepassen van niet-marktgebaseerde redispatch overeenkomstig artikel 9.31, tweede lid van de Netcode. Het betreft in het geval van invoedings-congestiegebieden dus specifiek de kosten voor neerwaartse niet-marktgebaseerde redispatch. Het hanteren van een lagere ondergrens voor de deelnameplicht heeft tot gevolg dat meer aangeslotenen in het congestiegebied een aanbod voor het leveren van congestiediensten zullen moeten doen en, onder normale omstandigheden, het aandeel van voorziene niet-marktgebaseerde redispatch als onderdeel van de totale inzet voor congestiemanagement daarom lager zal zijn. Deze verhouding tussen marktgebaseerde en niet-marktgebaseerde diensten heeft gevolgen voor de verwachte kosten ten opzichte van de geldende financiële grens. Het is aan de netbeheerder om daar in het congestie-onderzoek na ontvangst van de reacties in de marktuitvraag een onderbouwde schatting van te maken.
58. Samenvattend leidt de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen voor invoedings-congestie ertoe dat in invoedings-congestiegebieden de netbeheerder aanvragen om transportcapaciteit voor elektriciteitsproductie-eenheden alleen mag weigeren indien aan een van de drie volgende voorwaarden is voldaan:
– de financiële grens is bereikt; of
– de deelnameplicht is ingezet met een ondergrens voor deelname die ertoe leidt dat de financiële grens of de maximale waarde van de technische grens in het congestiegebied wordt bereikt; of
– de deelnameplicht wordt ofwel niet afgeroepen ofwel afgeroepen met een ondergrens voor deelname die ertoe leidt dat de noch de financiële grens, noch de maximale waarde van de technische grens wordt bereikt en de netbeheerder heeft vervolgens aanvragen voor transportcapaciteit gehonoreerd totdat de financiële en/of de maximale waarde van de technische grens is bereikt.
Ondergrens van de technische grens
59. In het codebesluit congestiemanagement is de minimumwaarde van de technische grens, bij het ontbreken van regelbaar vermogen en voor gebieden waarbij het knelpunt zich bevindt in een netvlak niet zijnde het laagspanningsnet, vastgesteld op 110% van de aanwezige transportcapaciteit. Met de in onderhavig besluit gewijzigde definitie van regelbaar vermogen voor afname-congestie stijgt de technische grens in afname-congestiegebieden uitsluitend met het vermogen dat in contracten voor congestiemanagementdiensten is vastgelegd. De ACM acht het daarom redelijk dat de ondergrens van de technische grens in afname-congestiegebieden op 100% van de aanwezige transportcapaciteit ligt.
60. Indien een netbeheerder een structureel tekort aan transportcapaciteit in het net voorziet, is hij op grond van paragraaf 9.2 van de Netcode verplicht om middels een vooraankondiging het congestiegebied publiek te maken. Vervolgens onderzoekt de netbeheerder de mogelijkheden van congestiemanagement in het desbetreffende gebied. De resultaten van het onderzoek dient de netbeheerder overeenkomstig artikel 9.10, derde lid, van de Netcode te publiceren.
61. Het codebesluit congestiemanagement stelde geen expliciete termijn aan de publicatie van het rapport ná de vooraankondiging door de netbeheerder. Uit de evaluatie congestiemanagement blijkt dat het tot twaalf maanden of langer kan duren, voordat de netbeheerder zijn congestierapport(en) publiceert. Ook blijkt uit de evaluatie congestiemanagement dat de gemiddelde periode tussen de vooraankondiging en de publicatie terugloopt, naarmate de vooraankondiging van recenter datum is. Om marktpartijen in congestiegebieden meer zekerheid te geven over de termijn waarop zij vernemen of hun aanvraag voor transportcapaciteit wordt gehonoreerd acht de ACM het wenselijk om in de Netcode een maximale termijn voor het opleveren van het congestierapport op te nemen.
62. De ACM maakt bij het stellen van de termijn vanaf de vooraankondiging door de netbeheerder tot aan de publicatie van het congestierapport onderscheid tussen invoedings-congestiegebieden en afname-congestiegebieden. De reden voor dit onderscheid is het verschil in het marktonderzoek dat uitgevoerd dient te worden gedurende een congestierapport. In tegenstelling tot afname-congestie kan het marktonderzoek bij invoedings-congestie een beperktere scope hebben. Bij invoedingcongestie heeft de netbeheerder de mogelijkheid niet-marktgebaseerde redispatch toe te passen. Voor het bepalen van de beschikbare hoeveelheid flexibiliteit in de markt is het daarom niet noodzakelijk om tijdens het congestieonderzoek contracten af te sluiten. Zie ook de toelichting in paragraaf 3.1.3. hierboven. Bij afname-congestie is het echter wel noodzakelijk om tijdens het congestieonderzoek contracten af te sluiten waardoor de ACM het redelijk acht hier een langere termijn voor toe te kennen. In het belang van duidelijkheid aan marktpartijen over de termijn waarbinnen zij vernemen of hun verzoek wordt gehonoreerd of niet stelt de ACM daarvoor een vaste termijn.
63. De gezamenlijke netbeheerders stellen in reactie op het ontwerpbesluit een termijn voor van 6 maanden met de mogelijkheid om deze te verlengen tot maximaal 12 maanden. De ACM gaat hierin deels met de netbeheerders mee. Zij stelt vanwege de in het voorgaande randnummer beschreven verschillen tussen afname- en invoedings-congestiegebieden de maximale termijn vanaf de vooraankondiging door de netbeheerder tot aan publicatie van het congestierapport op zes maanden voor invoedings-congestie en twaalf maanden voor afname-congestie. De ACM baseert zich hierbij tevens op de doorlooptijd van eerder uitgevoerde en momenteel in uitvoering zijnde congestieonderzoeken. Zoals in randnummer 61opgemerkt, blijkt uit de door de ACM uitgevoerde evaluatie congestiemanagement dat de termijn tussen de vooraankondiging en het publiceren van het congestierapport de afgelopen maanden korter is geworden. De ACM heeft de maximale termijn in artikel 9.10, derde lid, van de Netcode opgenomen.
Overgangsbepaling
64. Door de wijziging van de definitie van regelbaar vermogen in dit besluit zal naar alle waarschijnlijkheid in invoedings-congestiegebieden de technische grens in meer gevallen op de maximale waarde van 150% zitten. Dat betekent in de praktijk dat de netbeheerders de bestaande congestierapporten in invoedings-congestiegebieden moeten herijken. Ook zullen de netbeheerders rapporten die ze nu aan het afronden zijn moeten aanpassen aan de nieuwe definitie. De ACM merkt op dat de benodigde wijzigingen met betrekking tot congestie-onderzoeken in afname-congestiegebieden beperkt zullen zijn. Immers zal alleen het in congestiemanagementcontracten vastgelegde vermogen als regelbaar vermogen worden beschouwd en meetellen richting de technische grens. De ACM neemt in haar besluit een overgangsbepaling op waarbinnen de reeds afgeronde congestierapporten in overeenstemming dienen te zijn met de nieuwe technische grens en definitie van regelbaar vermogen.
65. In reactie op het informatieverzoek geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat de nieuwe bepaling van de technische grens en de nieuwe definitie van regelbaar vermogen betekent dat alle stappen uit een congestieonderzoek opnieuw uitgevoerd dienen te worden. Dit betekent volgens de gezamenlijke netbeheerders dat de benodigde termijn voor de herziening van een congestieonderzoek overeenkomt met de benodigde termijn voor een nieuw congestieonderzoek.
66. Als overgangsbepaling neemt de ACM op dat voor invoedings-congestie zes maanden na inwerkingtreding van dit besluit alle congestierapporten die gebruikt worden bij de beoordeling van aanvragen voor transportcapaciteit de nieuwe technische grens en de definitie van regelbaar vermogen in acht dienen te nemen. Voor afname-congestie geldt dat twaalf maanden na inwerkingtreding van dit besluit alle congestierapporten die gebruikt worden bij de beoordeling van aanvragen voor transportcapaciteit de nieuwe technische grens en de definitie van regelbaar vermogen in acht dienen te nemen. Tot die tijd kunnen de netbeheerders aanvragen nog op basis van de bestaande rapporten beoordelen. Zoals opgemerkt in randnummer 64 hierboven is de ACM van mening dat de inhoudelijke wijzigingen voor de congestie-onderzoeken in afname-congestiegebieden beperkt zullen zijn. De ACM heeft hiertoe artikel 15.6 aan de Netcode toegevoegd.11
Gevolgen voor termijn verzenden offertes
67. In artikel 8.4, onderdeel e, van de Netcode is aangegeven dat een netbeheerder offertes voor aansluitingen met een aansluitcapaciteit tot en met 10 MVA binnen tien werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag daarvoor verzendt. Hoewel hier juridisch gezien alleen de aansluiting wordt genoemd, valt in de praktijk hier ook het aanbod voor de gevraagde transportcapaciteit onder. De netbeheerders beoordelen deze namelijk niet los van elkaar. Wanneer een netbeheerder een congestieonderzoek uitvoert, weet hij nog niet of hij een aanbod voor transport kan doen. In de praktijk doet de netbeheerder nu dan ook geen aanbod binnen tien werkdagen, terwijl hij dat op basis van voornoemd artikel wel zou moeten doen. De ACM acht het logisch om op te nemen dat gedurende het congestieonderzoek een netbeheerder nog geen aanbod hoeft te doen.
68. Daarnaast verduidelijkt de ACM dat als de netbeheerder in reactie op een transportverzoek concludeert dat er geen transportcapaciteit beschikbaar is, hij dit eveneens binnen tien werkdagen moet melden aan de aanvrager. Een derde mogelijkheid is dat de netbeheerder aangeeft dat maar een gedeelte van de gevraagde transportcapaciteit beschikbaar is. In dat geval mag de afnemer zijn aanvraag aanpassen zodat de aanvraag past bij de beschikbare transportcapaciteit om zo alsnog een aanbod te krijgen. De ACM merkt voor de duidelijkheid op dat de gevraagde transportcapaciteit ook kan worden gehonoreerd wanneer de aangeslotene congestiemanagementdiensten aanbiedt en dit nog past binnen de geldende financiële en technische grens. In de Netcode is geen termijn gegeven waarbinnen een aanvrager de aanvraag dient aan te passen. Om de voortgang voor de afhandeling van de aanvragen bij de netbeheerder te versnellen, neemt de ACM hiervoor een termijn van vijf werkdagen na ontvangst van de reactie van de netbeheerder op.
69. Om te verduidelijken dat het voorschrift in artikel 8.4, onderdeel e, van de Netcode voor zowel aansluitcapaciteit als voor transportcapaciteit geldt, voegt de ACM een onderdeel e2 toe. In het subonderdeel 2 van dit artikel geeft de ACM de uitzondering in geval van een congestierapport. In artikel 9.6, derde lid, voegt de ACM de reactietermijn voor afnemers toe.
70. Het codebesluit congestiemanagement bepaalde in artikel 9.32, derde lid onderdeel b van de Netcode dat de CSP het recht heeft om namens een groep van één of meer aangeslotenen congestiemanagementdiensten aan te bieden, indien alle bij de groep aangesloten aansluitingen een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding of afname van kleiner van 1 MW hebben. Ten behoeve van de pre-kwalificatie van deze individuele aansluitingen stelde artikel 9.34, derde lid hetzelfde. Als gevolg hiervan worden eenheden en installaties met een hogere (maximum)capaciteit uitgesloten van de mogelijkheid om onderdeel te zijn van een groep van aangeslotenen.
71. Vanuit de markt klinkt de roep om het voor aangeslotenen die beschikken over een aansluiting met een (maximum)capaciteit die gelijk is aan of hoger is dan 1 MW ook mogelijk te maken om in groepsverband een capaciteitsbeperkingscontract (hierna: groeps-CBC) overeen te komen met de netbeheerder. De ACM is van mening dat deze groeps-CBC’s een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen of verhelpen van fysieke congestie. Het beter toepasbaar maken van de groeps-CBC voor aangeslotenen met een (maximum)capaciteit groter dan 1 MW verhoogt de mate waarin deze aangeslotenen in staat zijn om het capaciteitsbeperkingsproduct op een betrouwbare wijze te leveren.
72. De ACM verduidelijkt in onderhavig besluit daarom dat ook aangeslotenen met een individuele (maximum)capaciteit van 1 MW of groter onderdeel kunnen zijn van een groeps-CBCen heeft de daartoe artikel 9.32, derde lid, onderdeel b1, toegevoegd. Dit bekent dat het ook mogelijk is dat grote en kleine aangeslotenen onderdeel zijn van dezelfde groeps-CBC. Het toestaan van gecombineerde groepen van aangeslotenen kleiner en groter dan 1 MW maakt het mogelijk om meer regelbaar vermogen te ontsluiten.
73. Ten tweede verduidelijkt de ACM in artikel 9.1, eerste lid van de Netcode dat groepen van aangeslotenen die samen een groeps-CBC aanbieden, verplicht zijn om hiervoor een CSP aan te wijzen. De in het codebesluit congestiemanagement opgenomen mogelijkheid om voor het vrijwillig aanbieden van een capaciteitsbeperkingscontract wel of geen CSP aan te wijzen, wordt in geval van de groepsbieding vervangen door een verplichting om een CSP aan te wijzen. De ACM acht dit redelijk omdat de CSP vereist is voor de benodigde afstemming tussen de verschillende aangeslotenen in de groeps-CBC.
74. Ten derde verduidelijkt de ACM dat aangeslotenen met een (maximum)capaciteit gelijk aan of groter dan 1 MW die onderdeel zijn van een groeps-CBC, in tegenstelling tot kleinere aangeslotenen, niet tot dezelfde BRP hoeven te behoren. Aangeslotenen met een (maximum)capaciteit van 1 MW en hoger dienen individuele prognosegegevens in bij de netbeheerder overeenkomstig de artikelen 13.11 tot en met 13.14 van de Netcode. De verplichting dat alle aangeslotenen met een (maximum)capaciteit kleiner dan 1 MW tot dezelfde BRP dienen te behoren, geldt onveranderd. De ACM heeft dit verduidelijkt in artikel 9.34, vierde lid, onderdeel a, van de Netcode.
Inzetten vluchtstrook
75. Middels een wijziging van het eerste lid, onderdeel b van bijlage 14 van de Netcode vraagt de ACM de netbeheerders om te motiveren op welke wijze bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit rekening is gehouden met de vrijstelling voor productie volgend uit artikel 9.12 van de Netcode. Het gaat hier om een vrijstelling van de wettelijke norm dat een net met een spanningsniveau van 110 kV of hoger zodanig is ontworpen en in werking is dat het transport van elektriciteit is verzekerd indien zich een uitvalsituatie voordoet. Met deze vrijstelling van de N-1 verplichting is het mogelijk om de zogenoemde vluchtstrook in te zetten, teneinde meer capaciteit vrij te maken. Uit de overeenkomstig het codebesluit congestiemanagement opgestelde congestierapporten blijkt onvoldoende duidelijk of er rekening is gehouden met voormelde vrijstelling, terwijl deze wel bepalend is voor de aanwezige transportcapaciteit. Om deze reden acht de ACM het nodig om expliciet om genoemde motivering te vragen.
Verduidelijkingen in Bijlage 14
76. Netbeheerders dienen jaarlijks gegevens over de toepassing van congestiemanagement aan de ACM aan te leveren. Dit volgt uit artikel 9.11, vierde lid, en bijlage 14 van de Netcode. De netbeheerders hebben in het tweede kwartaal van 2023 aan de ACM de in bijlage 14 genoemde gegevens aangeleverd. Een van deze gegevens staat beschreven in bijlage 14, eerste lid, aanhef en onderdeel f, en betreft “een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting niet kan worden getransporteerd wanneer er geen congestiemanagement wordt toegepast”.
77. Uit de beantwoording door de netbeheerders blijkt dat de beschrijving van deze gegevens verschillend kan worden geïnterpreteerd. De ACM komt tot de conclusie dat de huidige formulering van dit onderdeel van de Netcode niet precies aangeeft welke informatie de ACM verlangt. De ACM wijzigt deze bepaling om duidelijker aan te geven om welke informatie de ACM vraagt.
78. De onderstaande grafiek geeft als voorbeeld schematisch de belasting weer over een beperkend netelement. In de volgende randnummers licht de ACM aan de hand van de grafiek toe welke gegevens volgens bijlage 14 van de Netcode worden gevraagd.
79. De rode stippellijn is de maximale capaciteit van het beperkende netelement. Het lichtgroene vlak geeft de huidige belasting weer zoals die nu is. In het voorbeeld kan de netbeheerder nog een enkele aanvraag honoreren, voordat het net wordt overbelast. Deze aanvraag wordt weergegeven met het donkergroene vlak. De piek (rond 1 mei) raakt dan precies de maximumbelasting van het beperkende netelement.
80. Het totaal van de oppervlakten van de grijze, rode, oranje, donkergroene en lichtgroene vlakken geven de capaciteit weer die de netbeheerder zou moeten transporteren als hij aan alle verzoeken voor transportcapaciteit zou voldoen, zonder rekening te houden met de capaciteit van het net. Dit is de vraag uit de markt.
81. De oranje en rode vlakken, bovenop de licht- en donkergroene vlakken, is wat de netbeheerder in het congestiegebied volgens het congestierapport verwacht te gaan uitvoeren aan congestiemanagement. Dit ligt in dit voorbeeld onder het grijze vlak, omdat de netbeheerder de technische of financiële grens heeft bereikt. De netbeheerder moet congestiemanagement toepassen om te zorgen dat het beperkende netelement niet overbelast raakt. Het oranje vlak is de energie die de netbeheerder extra kan transporteren door de toepassing van congestiemanagement. Het rode vlak is de inzet van congestiemanagement om het net veilig te bedrijven.
82. De ACM had de bedoeling dat bijlage 14, onderdeel f, van de Netcode de oppervlakte van het rode vlak beschrijft, onderdeel g de som van de oppervlakten van de lichtgroene en donkergroene vlakken, en onderdeel l de oppervlakte van het oranje vlak (zonder het rode vlak).
83. Om te verduidelijken dat in bijlage 14, eerste lid, onderdeel f, van de Netcode het rode vlak wordt bedoeld, wijzigt de ACM dit onderdeel naar “een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting aan congestiemanagementmaatregelen moet worden ingezet”.
84. De netbeheerders nemen overeenkomstig de bepalingen uit bijlage 14 in het congestierapport de belastingpatronen op. Deze kunnen zij daarin grafisch weergeven. De ACM en de netbeheerders hebben daarnaast afgesproken om (onder andere) de gedetailleerde numerieke gegevens uit bijlage 12 van de Netcode bij de ACM in Excel-vorm aan te leveren. Netbeheerders mogen hiervoor kwartier- of uur-waarden gebruiken. Om dit te formaliseren, neemt de ACM in artikel 9.10, derde lid, van de Netcode op dat de netbeheerder de gedetailleerde gegevens separaat bij de ACM aanlevert.
85. De ACM heeft in hoofdstuk 9 van de Netcode een aantal verschrijvingen aangepast. Dit heeft tot wijzigingen geleid in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d; artikel 9.36, tweede lid, onderdeel a; artikel 9.46, eerste lid; bijlage 14, tweede lid, onderdeel e; en bijlage 14, derde lid van de Netcode.
1. In deze bijlage behandelt de ACM de zienswijzen die zijn ingediend door belanghebbenden op het ontwerp codebesluit.
2. De ACM heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing verklaard op de totstandkoming van dit besluit.
3. De ACM heeft belanghebbenden vanaf Datum tot en met datum in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen op het ontwerp codebesluit in te dienen. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van:
– Netbeheer Nederland (hierna: NBNL)
– Vereniging Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW)
– Vereniging Energie-Nederland (hierna: E-NL)
4. Op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden zienswijzen op een ontwerp codebesluit naar voren brengen. De ACM dient dus te beoordelen of de partijen die een zienswijze naar voren hebben gebracht ook daadwerkelijk belanghebbende zijn in de zin van de Awb.
5. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder een belanghebbende wordt verstaan “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”. Daarbij is volgens vaste jurisprudentie van belang dat het gaat om een eigen, objectief bepaalbaar, actueel en persoonlijk belang dat rechtstreeks bij het besluit betrokken is.12 Naast de algemene regels uit de Awb is voor het codebesluit ook artikel 82 van de E-wet van belang, omdat op grond van deze bepaling bepaalde representatieve organisaties geacht moeten worden belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van de E-wet.
6. Voor de ontvankelijkheid van een zienswijze is niet alleen vereist dat de indiener daarvan belanghebbende is bij het betreffende besluit, maar ook dat de termijn voor de indiening daarvan in acht is genomen, de indiener een procesbelang heeft en de inhoud van de zienswijze aan bepaalde eisen voldoet. De ACM constateert dat alle zienswijzen die zij heeft ontvangen binnen de hiervoor gestelde termijn zijn ingediend.
7. De ACM stelt vast dat de in randnummer 3 hierboven genoemde partijen die zienswijzen hebben ingediend, als belanghebbende worden aangemerkt en tevens voldoen aan de andere eisen voor ontvankelijkheid.
Zienswijze 1 – “Essentie van technische grens wordt ondergraven”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
ja, verduidelijking |
Samenvatting zienswijze
8. NBNL stelt dat met de door de ACM voorgestelde aanpassing de essentie van de technische grens wordt ondergraven. NBNL stelt dat met de aanpassing in het ontwerpbesluit de relatie met de fysieke realiteit wordt losgelaten en de grens wordt vervangen door een ‘administratief contractueel’ criterium. NBNL verwijst hiermee naar randnummer 10 van het ontwerpbesluit. Volgens NBNL wordt congestiemanagement met dit voorstel potentieel opgerekt tot buiten de reikwijdte van wat met inzet van technische instrumenten aan transporten kan worden geborgd. NBNL stelt dat het maken van afspraken tussen netbeheerders en aangeslotenen niet volstaat om de technische veiligheid van het net te waarborgen, maar dat hiervoor een ‘technische maatregel’ vereist is.
9. In de preambule van de reactie op het informatieverzoek stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om de technische grens te bepalen op basis van alle middelen die de netbeheerder tot zijn beschikking heeft om effectief (op afstand) aan te sturen. Er moet hierbij niet uitsluitend gekeken worden naar de aansturing van aangeslotenen, want, zo stellen de gezamenlijke netbeheerders: “alle middelen die directe sturing door de netbeheerder mogelijk maken kunnen worden ingezet als technisch vangnet en zijn geschikt om veilig de technische grens te kunnen verhogen.”
Reactie ACM
10. De ACM heeft het besluit gewijzigd naar aanleiding van de zienswijze. In tegenstelling tot het ontwerpbesluit legt de ACM minder nadruk op de afspraken tussen de netbeheerder en aangeslotene. De ACM legt ook minder nadruk op het belang van de pre-kwalificatie, ook naar aanleiding van de verduidelijking van de gezamenlijke netbeheerders in de reactie op het informatieverzoek over de rol van de pre-kwalificatie in het bredere traject waarin de operationele gereedheid van een partij wordt vastgesteld. De ACM verwijst naar de verduidelijking in paragraaf 3.1.2. en 3.1.4.van de toelichting bij onderhavig besluit, waarin de ACM uitlegt dat de gewijzigde definitie nadrukkelijk rekening houdt met het feit dat niet alle bestaande partijen in congestiegebieden met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding van 1 MW of hoger ook per definitie dat volledige vermogen als regelbaar vermogen kunnen aanbieden. De definitie van regelbaar vermogen laat de ruimte aan de netbeheerder om een onderbouwde schatting te maken van de hoeveelheid regelbaar vermogen voor invoedings-congestie die redelijkerwijs kan worden ontsloten bij toepassing van de deelnameplicht met een ondergrens voor deelname van 1 MW. Ook voor afname-congestiegebieden zullen de gevolgen van de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen beperkt zijn, aangezien daar alleen het in congestiemanagementcontracten vastgelegde vermogen de technische grens doet verhogen.
11. Met betrekking tot de opmerking van NBNL dat alleen met technische maatregelen de veiligheid van het net kunnen borgen en dat dit dan ook de reikwijdte van de toepassing van congestiemanagement zou beperkten, verwijst de ACM naar randnummer 23bij de toelichting van het besluit. Hier legt de ACM uit waarom de mogelijkheden van congestiemanagement niet kunnen worden beperkt tot de som van de technische middelen die de netbeheerder dicht op real time ter beschikking staan. Dit druist volgens de ACM in tegen de wettelijke taak van de netbeheerder om tijdig de beschikbare congestiemanagementdiensten in te zetten.
12. Met betrekking tot de stelling van NBNL dat gekeken dient te worden naar ‘alle middelen’ die directe sturing door de netbeheerder mogelijk maken, merkt de ACM het volgende op. De ACM is het eens met NBNL dat er meerdere technische middelen bestaan om directe sturing te waarborgen. Het geheel aan technische middelen en de mate waarin deze zijn ingeregeld met betrekking tot verschillende aangeslotenen, ondersteunen de mate waarin verschillende aangeslotenen congestiemanagementdiensten kunnen leveren. De ACM is van mening dat dit is ondervangen in de gewijzigde definitie van regelbaar vermogen en verwijst naar de redenering ten aanzien van de aanstuurbaarheid van verschillende aangeslotenen in paragraaf 3.1.2. van de toelichting bij het besluit.
Zienswijze 2 – “Onderliggende netbeheerder dient voldoende afschakelbare middelen tot haar beschikking te hebben”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
13. NBNL stelt dat, indien meerdere netbeheerders betrokken zijn bij congestiemanagement, de onderliggende netbeheerder voldoende afschakelbare middelen tot haar beschikking dient te hebben om navolging te geven aan het verzoek van de bovenliggende netbeheerder om de transportvraag te verminderen.
Reactie ACM
14. De ACM is het met Netbeheer Nederland eens dat een onderliggende netbeheerder niet méér regelbaar vermogen kan activeren ten behoeve van de bovenstaande netbeheerder, dan dat er regelbaar vermogen in het onderliggende net beschikbaar is. De ACM is van mening dat de netbeheerders verantwoordelijk zijn voor het optuigen van de systemen en processen die waarborgen dat het in deze zienswijze benoemde punt wordt ondervangen.
Zienswijze 3 – “Voorspellingen van aangeslotenen en van de netbeheerder zijn van beperkte waarde voor de effectieve uitvoering van congestiemanagement”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
15. NBNL stelt dat congestiemanagement gebaseerd is op voorspellingen. Omdat deze voorspellingen geen zekerheid bieden, neemt dit ook onzekerheid met zich mee voor de uitvoering van congestiemanagement. In de praktijk kan het dan ook voorkomen dat de netbeheerder in zijn dagelijkse voorbereiding te veel of te weinig flexibiliteit afroept. Wanneer fysieke congesties zich in real-time voordoen, kan er geen redispatch meer ingezet worden.
Reactie ACM
16. De ACM verwijst naar de reactie bij zienswijze 1 met betrekking tot de verhouding tussen alle middelen die voor de toepassing van congestiemanagement beschikbaar zijn enerzijds, en de technische middelen die de netbeheerder ter beschikking staan om dicht bij real time problemen op te lossen.
17. Met betrekking tot de opmerking dat voorspelling geen zekerheid bieden, merkt het ACM het volgende op. Ten eerste omvat de uitvoering congestiemanagement een iteratief proces waarbij de netbeheerder geleidelijk meer congestiemanagementdiensten kan inzetten. Dit ondervangt het genoemde risico dat de netbeheerder te weinig flexibiliteit afroept. Als voorbeeld noemt de ACM hierbij de bestaande praktijk dat regionale netbeheerders al op basis van weervoorspellingen en historische data in de vroege ochtend van D-1 (de dag vóór uitvoering), vaak al vóór 9 uur ’s ochtends, capaciteitsbeperkings-producten inzetten. Indien de netbeheerder op een later moment inschat dat er aanvullende congestiemanagementdiensten nodig zijn, kan de netbeheerder aanvullende diensten inzetten. De in de vorige volzin bedoelde inschatting kan ingegeven worden door wijzigende voorspelling, maar de ACM dat dit niet de enige aanleiding vormt. Ten aanzien van het door NBNL genoemde risico dat de netbeheerder te veel flexibiliteit afroept, merkt de ACM op dat het ten behoeve van het leerproces juist wenselijk kan zijn om (te) veel flexibiliteit in te zetten, zodat de netbeheerder achteraf en gaandeweg de inschatting van de benodigde inzet van congestiemanagementdiensten kan verbeteren. Bij onzekerheid is het altijd beter om aan de veilige kant te zitten en extra congestiemanagementdiensten in te zetten, om zoveel mogelijk te voorkomen dat de netbeheerder dicht bij real time nog maatregelen moet treffen.
18. De ACM stelt op basis van de reactie van de gezamenlijke netbeheerder op vraag 9 van het informatieverzoek vast dat de netbeheerders de verhouding tussen de onzekerheid van voorspellingen en de inzet van congestiemanagementdiensten op vergelijkbare wijze beschouwen. In de reactie stellen de gezamenlijke netbeheerders namelijk als volgt: “Niet-nakoming van door aangeslotenen aangeboden congestiemanagementdiensten is weliswaar een van de mogelijke oorzaken van overbelasting, maar niet de belangrijkste. Omdat congestiemanagementdiensten vooraf worden afgeroepen, is er ook het (veel grotere) risico van een mismatch tussen de prognose en het werkelijk optreden van transportpieken. Om hierop te anticiperen moeten netbeheerders van tevoren meer congestieregelvermogen [afroepen] (om zeker te zijn dat de transportpiek wordt gereduceerd).“
Zienswijze 4 – “Formulering van definitie technische grens leidt tot situatie waarin netbeheerder vermogen als regelbaar vermogen moet beschouwen terwijl dat er niet is”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
19. NBNL begrijpt uit de toelichting bij het ontwerpbesluit dat met ‘voor inzet beschikbaar vermogen’, vermogen wordt bedoeld waarvoor de netbeheerder reeds congestiemanagementdiensten heeft ingekocht. NBNL vervolgt dat voor gebieden met invoedings-congestie dat vermogen vervolgens volgens de ACM vermeerderd moet worden met vermogen van aangeslotenen die op grond van artikel 9.1, vierde lid, verplicht zijn of kunnen worden tot het leveren van congestiemanagementdiensten, maar dat kennelijk nog niet gedaan hebben. Als die aangeslotenen wel voldaan zouden hebben aan hun plicht, valt het ermee gemoeide vermogen immers onder het eerste deel van de definitie. De formulering van de definitie betekent dus volgens de netbeheerders dat zij bij congestiemanagement uit moeten gaan van vermogen dat potentieel niet als congestiemanagementdienst beschikbaar is. Ook om deze reden voldoet de definitie niet aan het doel dat de ACM in randnummer 14 van de toelichting bij het ontwerpbesluit verwoordt: het op een veilige manier ontsluiten van meer regelbaar vermogen.
Reactie ACM
20. De ACM heeft in het ontwerpbesluit verduidelijkt dat er een onderscheid bestaat tussen het regelbaar vermogen dat de netbeheerder ter beschikking staat op grond van redispatch- en capaciteitsbeperkingscontracten, en het overige vermogen dat bij afroep van de deelnameplicht ter beschikking zou komen. De ACM is van mening dat enige onduidelijkheid is ondervangen door de gewijzigde definitie in onderhavig besluit. De ACM verwijst ook naar de reactie op zienswijze 1.
Zienswijze 5 – “Definitie van regelbaar vermogen moet zich beperken tot vermogen dat daadwerkelijk op afstand regelbaar door de netbeheerder beschikbaar is. De deelnameplicht geeft alleen zekerheid indien de afnemers op afstand afschakelbaar zijn”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
21. NBNL stelt dat de definitie van regelbaar vermogen zich zou moeten beperken tot vermogen dat op basis van artikel 9.31, eerste lid, van de Netcode elektriciteit daadwerkelijk (ook technisch) op afstand regelbaar door de netbeheerder beschikbaar is. NBNL stelt dat het inroepen van de verplichting om mee te doen aan congestiemanagement alleen voldoende zekerheid geeft dat de diensten daadwerkelijk beschikbaar zijn voor de betrokken netbeheerder of netbeheerders indien de afnemers op afstand afschakelbaar zijn. NBNL stelt dat de definitie voor regelbaar vermogen zou moeten zien op vermogen dat daadwerkelijk (ook technisch op afstand regelbaar door de netbeheerder) beschikbaar is en niet op vermogen dat potentieel beschikbaar zou kunnen zijn. Elke andere definitie leidt tot potentieel onveilige situaties. NBNL stelt dat het van belang is dat geborgd wordt dat het contractueel beschikbaar zijn van congestiemanagementdiensten gepaard gaat met voldoende maatregelen om de veiligheid van het net te kunnen waarborgen.
Reactie ACM
22. De ACM verwijst naar paragraaf 3.1.2. van de toelichting en naar de reactie bij zienswijze 1 hierboven. De gewijzigde definitie van regelbaar vermogen in invoedings-congestiegebieden biedt ruimte aan de netbeheerder om een onderbouwde inschatting te maken van het beschikbare vermogen dat kan worden ontsloten bij de toepassing van de deelnameplicht.
Zienswijze 6 “Verzoek om implementatieperiode voor groeps-CBC”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
23. NBNL merkt op dat het de behoefte aan de verruiming van de mogelijkheden van groeps-CBC’s begrijpt en dat er pilots lopen om de praktijkmogelijkheden van groeps-CBC’s met aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid of een verbruiksinstallatie met een (maximum)capaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW te verkennen. Uit deze pilots blijkt volgens NBNL dat zowel het ontwikkelen van de daarvoor benodigde contracten en randvoorwaarden als het inregelen van de benodigde informatie-uitwisseling veel tijd kost. Specifiek noemt NBNL het punt dat het niet vanzelfsprekend is dat de financiële verantwoordelijkheid binnen groepen geregeld is. Dit zou in het bijzonder gelden voor gecombineerde groepen, bestaande uit aangeslotenen met een (maximum)capaciteit gelijk aan of groter dan 1 MW en aangeslotenen met een (maximum)capaciteit kleiner dan 1 MW. Gelet op het voorgaande verzoekt NBNL de ACM om bij het besluit te voorzien in een implementatieperiode van tenminste twaalf maanden, die gebruikt kan worden om de benodigde contracten en voorwaarden te standaardiseren en verder te ontwikkelen.
Reactie ACM
24. De ACM moedigt de lopende ontwikkelingen voor het implementeren van de groeps-CBC aan, zoals de recente aankondiging van een dergelijk groepscontract in het havengebied Amsterdam.
25. De ACM merkt op dat de mogelijkheid om in groepsverband congestiemanagementdiensten aan te bieden, ertoe kan leiden dat bij specifieke groepen aangeslotenen meer regelbaar vermogen beschikbaar komt dan wanneer dergelijke samenwerking niet mogelijk is. De ACM acht dat dit vooral het geval is voor groepen van verbruikers, zoals bedrijventerreinen. In congestiegebieden met afname-congestie kan de mogelijkheid van een groeps-CBC de hoeveelheid ontsloten flexibiliteit dus verhogen.
26. De extra hoeveelheid regelbaar vermogen die bij elektriciteitsopwekkers zal worden ontsloten dankzij de groeps-CBC is mogelijk beperkter. Zo dient het vermogen van elektriciteitsproductie-eenheden van aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen voor invoeding van 1 MW en groter reeds op individuele basis aan de netbeheerder te worden aangeboden wanneer de netbeheerder de deelnameplicht in congestiegebieden met invoedings-congestie afroept.
27. Voor congestiegebieden met afname-congestie kan het mogelijk enige tijd vergen om de groeps-CBC overeen te komen. De ACM is van mening dat de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde implementatietermijn van 12 maanden goed aansluit bij de termijn voor het afronden van congestierapporten voor afname-congestiegebieden, zoals toegelicht in paragraaf 3.2 van de toelichting bij het besluit.
28. De ACM is daarom van mening dat de algemene toepasbaarheid van deze contractvorm kan worden bewerkstelligd binnen de termijnen van de congestie-onderzoeken, zoals vastgelegd in onderhavig besluit. De ACM concludeert dat geen aparte implementatietermijn vereist is voor de groeps-CBC.
Zienswijze 7 – “Combinaties van grote en kleine aangeslotenen behoeven nadere uitwerking”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
29. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat bij een dergelijke combinatie van grotere en kleinere aangeslotenen de financiële verantwoordelijkheid tussen de verschillende aangeslotenen nadere uitwerking behoeft.
30. De ACM is van mening dat de financiële verantwoordelijkheid voor afwijkingen bij de CSP ligt en dat het daarom aan de CSP is om te waarborgen dat eventuele kosten verbonden aan een onvolledige nakoming van een groeps-capaciteitsbeperking onder de betrokken aangeslotenen wordt verdeeld. De ACM merkt ook op dat de mogelijkheid als bedoeld in artikel XX dat de CSP voor kleine aangeslotenen groepsprognoses kan indienen, complementair is aan de prognosegegevens die reeds op individuele basis voor een aansluiting groter dan 1 MW wordt ingediend. De ACM merkt bovendien op dat ook deze gecombineerde vorm van groeps-CBC de hoeveelheid regelbaar vermogen kan doen toenemen en kleine aangeslotenen op wie de deelnameplicht niet van toepassing is in specifieke gevallen de mogelijkheid kan bieden om congestiemanagementdiensten aan te bieden. De ACM is daarom van mening dat het niet wenselijk is om combinaties van grote en kleine aangeslotenen in de groeps-CBC in de Netcode bij voorbaat uit te sluiten. Op basis van de optelsom van de individuele transportprognoses van aangeslotenen met een (maximum)capaciteit gelijk aan of groter dan 1 MW, al dan niet tezamen met een groepsprognose van een CSP namens aangeslotenen kleiner dan 1 MW, kan zowel vooraf als achteraf worden gecontroleerd of aan de geboden capaciteitsbeperking wordt voldaan. Vooraf kan de netbeheerder op basis van deze optelsom vaststellen of de groep als geheel voldoet aan de capaciteitsbeperking. Verificatie achteraf is mogelijk op basis van meetdata. Dit volgt uit artikel 9.34, derde lid, onderdeel b, van de Netcode.
Zienswijze 8 – “Aangeslotenen met gecontracteerd transportvermogen kleiner dan 1 MW bij dezelfde BRP”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
31. VEMW ziet de verruiming van de mogelijkheid om een groeps-CBC af te sluiten als een verrijking voor het congestiemanagement. Wel merkt VEMW op dat het voorschrift dat aangeslotenen met een gecontracteerd transportvermogen (GTV) kleiner dan 1 MW binnen een groeps-CBC dezelfde BRP dienen te hebben, als beperkend ervaren zou kunnen worden.
Reactie ACM
32. Alhoewel de ACM in beginsel positief staat tegenover het voorstel van VEMW om de in diens de reactie genoemde voorwaarde los te laten, dient voorafgaand hieraan binnen de sector de impact en de haalbaarheid van deze wijziging vastgesteld te worden. Het voert volgens de ACM te ver om reeds voorafgaand aan deze discussie de bedoelde voorwaarde in de Netcode te laten vervallen. De ACM neemt het voorstel van VEMW dan ook niet over.
Zienswijze 9 – “Voorafgaande overeenstemming tussen CSP en BRP’s”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
33. E-NL ondersteunt de verruiming van de mogelijkheden voor het afsluiten van een groeps-CBC en de verduidelijking dat een CSP nodig is. Ten aanzien van de mogelijkheid dat aangeslotenen met verschillende BRP’s deelnemen aan dezelfde groeps-CBC, merkt E-NL op dat deze aangeslotenen met de betreffende BRP’s overeenstemming moeten hebben bereikt, alvorens de groeps-CBC voor die groep kan worden gebruikt. In dit kader geeft E-NL aan dat een capaciteitsbeperkingscontract invloed heeft op het verbruik of verbruiksprofiel van de aangeslotenen. E-NL stelt voor om de netbeheerder de taak te geven om te controleren of die overeenstemming daadwerkelijk is bereikt, voordat de CSP voor de groep kan starten.
Reactie ACM
34. De ACM onderschrijft de wenselijkheid van voorafgaande afstemming met de BRP’s van aangeslotenen die voornemens zijn met inzet van een CSP een groeps-CBC af te sluiten. Echter, de ACM neemt het voorstel van E-NL om de netbeheerder expliciet verantwoordelijk te maken voor het controleren of tussen de aangeslotenen en hun BRP’s overeenstemming is bereikt, alvorens de CSP voor de groep kan starten, niet over. Daarnaast constateert de ACM dat er in de sector in brede zin wordt gesproken over de informatie-uitwisseling tussen de verschillende marktrollen, waaronder tussen de CSP en de BRP. De ACM acht het niet opportuun om op de uitkomsten van deze gesprekken vooruit te lopen.
Zienswijze 10 “Termijn voor uitvoeren congestie-onderzoek”
Respondenten: |
NBNL, E-NL, VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
35. NBNL begrijpt de noodzaak om congestieonderzoeken zo spoedig mogelijk af te ronden, echter geeft NBNL aan dat een maximum termijn van 6 maanden in de praktijk niet haalbaar is. Voor congestie in het HS-net wordt de complexiteit van het onderzoek en de data-uitwisseling tussen RNBs en Tennet benoemd als redenen voor een langere termijn. Voor congestie in het middenspanningsnet geeft NBNL aan dat de 6 maanden termijn wellicht haalbaar is in het geval van een congestie knelpunt in het onderstation. Voor alle andere situaties zal ook hier de termijn van 6 maanden niet haalbaar zijn, ook vanwege het grote aantal toekomstige congestieonderzoeken. NBNL stelt dat een te korte termijn resulteert in een markconsultatie onder tijdsdruk, wat de kwaliteit hiervan vermindert en waardoor de uitkomst onvoldoende is voor het goed kunnen uitvoeren van congestiemanagement. Ten gevolge van het niet halen van de termijn zal het congestierapport van onvoldoende kwaliteit zijn. NBNL stelt hierop voor dat indien de 6 maanden termijn niet haalbaar is, de netbeheerder deze kan verlengen tot een termijn van maximaal 12 maanden.
36. De ACM heeft in het informatieverzoek aan de gezamenlijke netbeheerders gevraagd om de verschillende processtappen van een congestie-onderzoek in meer detail uiteen te zetten. De gezamenlijke netbeheerders geven in antwoord op de vragen aan dat een congestieonderzoek op hoofdlijnen uit vijf stappen bestaat. Per netbeheerder verschilt de indeling van de stappen en benaming van de stappen. Op hoofdlijnen komt het er op neer dat er na een vooraankondiging wordt gestart met het verzamelen van data. Vervolgens worden de netanalyse en het marktonderzoek uitgevoerd. Daarna wordt op basis van de netanalyse en het marktonderzoek het congestierapport opgesteld. Wanneer het congestierapport klaar is wordt deze op de daarvoor bestemde website gepubliceerd. Voor het aanleveren van data benoemen de gezamenlijke netbeheerders dat de precisering van de data een langdurig en iteratief proces kan zijn, dat tot 3 maanden in beslag kan nemen. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat mogelijke tijdwinst gedurende de data aanlevering kan worden behaald middels automatisering van netberekeningen en data-uitwisseling tussen betrokken netbeheerders bij een congestieonderzoek. Zij geven aan dat het project voor geautomatiseerde data-uitwisseling en netberekeningen nog loopt waardoor de uiteindelijke tijdwinst die behaald kan worden nog onbekend is. Bij het marktonderzoek geven zij aan dat dit proces uit vijf verschillende stappen bestaat. Deze stappen zijn: analyseren van de aangeslotenen die onder de deelnameplicht vallen, organiseren van webinars en stakeholder bijeenkomsten, individuele consultatie van aangeslotenen voor het leveren van diensten, validatie van de aangeboden diensten, en het contracteren van diensten. Voor het contracteren van diensten geven zij aan dat dit 6 maanden kan duren.
37. VEMW onderstreept het stellen van een maximum termijn van 6 maanden voor het publiceren van een congestierapport na een vooraankondiging als een zeer welkome ontwikkeling. Daarnaast geeft VEMW aan dat niet zozeer de termijn maar het niet uitgeven van een offerte gedurende het congestieonderzoek een probleem is.
38. E-NL stelt dat het opleggen van een maximumtermijn voor het opstellen van een congestieonderzoek na het doen van een vooraankondiging op het eerste gezicht positief lijkt. Desondanks, is E-NL van mening dat de voorgestelde termijn van 6 maanden voor het uitvoeren van een congestieonderzoek te lang is. Hiertoe stelt E-NL een termijn voor van maximaal 6 weken.
Reactie ACM
39. De ACM onderschrijft het belang voor het opnemen van een maximum voor het uitvoeren van een congestieonderzoek. Het doel dat de ACM tracht te bereiken met het opnemen van een maximumtermijn voor het uitvoeren van een congestieonderzoek, is marktpartijen in congestiegebieden meer zekerheid te geven over de termijn waarop zij vernemen of hun verzoek voor transportcapaciteit wordt gehonoreerd. Het is daarom van belang een maximale termijn vast te stellen die zowel tegemoet komt aan de belangen van netbeheerders als afnemers.
40. De ACM vat het door de gezamenlijke netbeheerders beschreven proces als volgt samen. Na het publiceren van de vooraankondiging doet de netbeheerder de data-uitvraag en de marktuitvraag. Het kan tot 3 maanden duren voordat de gewenste data en kwaliteit van de data beschikbaar is voor de netbeheerder. De periode tussen het doen van de marktuitvraag en het ontvangen van reacties van aangeslotenen is eveneens drie maanden. Na de reacties op de marktuitvraag worden contracten afgesloten, dat tot 6 maanden kan duren. De ACM is van mening dat de netanalyse gedeeltelijk gelijktijdig kan plaatsvinden met de data-uitvraag, de marktuitvraag en het vervolgens contracteren van congestiemanagementdiensten. Na afronding van de netanalyse kan het congestierapport opgesteld worden. De ACM is van mening dat het schrijven van het congestierapport en de publicatie hiervan binnen een termijn van twee maanden haalbaar moet zijn. Gelet hierop acht de ACM de zienswijze van Energie Nederland niet realistisch.
41. Voor afname-congestie is de ACM het volgende van mening. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun zienswijze op het ontwerpbesluit van dit besluit aangegeven dat een termijn van 6 maanden te kort is. Zij stellen hierop voor dat de termijn 6 maanden is, welke verlengd kan worden tot 12 maanden. In het belang van duidelijkheid aan marktpartijen en een redelijke termijn voor marktpartijen waarbinnen zij vernemen of hun verzoek wordt gehonoreerd of niet stelt de ACM de termijn vanaf de vooraankondiging door de netbeheerder tot aan publicatie van het congestierapport voor afname-congestie op 12 maanden. Alhoewel het contracteren niet bij het opstellen van een congestierapport behoort, is het bij afname-congestie voor netbeheerders de enige manier om zeker te hebben dat het regelbaar vermogen beschikbaar is. Aangezien bij congestieonderzoeken bij afname-congestie na afronding van het marktonderzoek enige tijd benodigd is om het regelbaar vermogen voor afname-congestie te contracteren, acht de ACM het redelijk hier een langere termijn voor te geven. De ACM is daarom voor de termijn vanaf vooraankondiging tot publicatie van een congestierapport bij afname-congestie meegegaan met de zienswijze van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM verwacht daarnaast dat op termijn standaardisering van netberekeningen en data-uitwisseling ten goede zal komen aan de doorlooptijden van congestieonderzoeken.
42. Voor invoedingcongestie is de ACM het volgende van mening. De ACM stelt de maximale termijn vanaf de vooraankondiging door de netbeheerder tot aan publicatie van het congestierapport voor invoedings-congestie op 6 maanden. In tegenstelling tot afname-congestie kan het marktonderzoek bij invoedings-congestie een beperktere scope hebben. Bij invoeding geldt dat de netbeheerder niet-marktgebaseerde redispatch mag toepassen. De ACM is daarom van mening dat voor het bepalen van de beschikbare hoeveelheid flexibiliteit in de markt, bij invoedings-congestie, het niet noodzakelijk is dat er contracten zijn afgesloten. Zie ook randnummer 49 van de toelichting bij het besluit. Het contracteren van flexibiliteit hoeft daarom niet meegenomen te worden in het marktonderzoek, waardoor de door de gezamenlijke netbeheerders benoemde 6 maanden termijn voor het contracteren in invoedings-congestiegebieden niet relevant is. In haar afweging voor de termijn heeft de ACM meegenomen dat de marktuitvraag en de data-uitvraag gelijktijdig kunnen plaatsvinden. Zoals aangegeven door de gezamenlijke netbeheerders kan de data-uitvraag tot 3 maanden in beslag nemen. Gedurende deze periode ontvangt de netbeheerder tevens reacties op de marktuitvraag. De ACM is van mening dat het uitvoeren van de netanalyse, het marktonderzoek en het opstellen van het rapport binnen de gestelde termijn moet kunnen worden uitgevoerd.
43. Daarnaast baseert de ACM zich bij het stellen van de termijn op de doorlooptijd van eerder uitgevoerde en momenteel in uitvoering zijnde congestieonderzoeken. Zoals reeds opgemerkt, blijkt uit de door de ACM uitgevoerde evaluatie dat de termijn tussen de vooraankondiging en het publiceren van het congestierapport de afgelopen maanden korter is geworden. De ACM heeft de maximale termijn in artikel 9.10, derde lid, van de Netcode opgenomen.
44. VEMW geeft aan dat het niet uitgeven van een offerte gedurende het congestieonderzoek een probleem is. De ACM merkt hierover op dat de Netcode de netbeheerder verplicht om niet alleen een vooraankondiging te doen na een aanvraag (artikel 9.6) maar ook nadat hij dit op een andere wijze congestie voorziet (artikel 9.7), zoals door natuurlijke groei of bij de investeringsplannen. De investeringsplannen bevatten bijvoorbeeld een uitgebreide lijst met voorziene congestiegebieden. De netbeheerder moet dan al een vooraankondiging en congestieonderzoek doen, ook al is er (nog) geen aanvraag. De ACM verwacht dat daardoor de meeste congestierapporten al zijn afgerond bij een eerste aanvraag waar congestiemanagement noodzakelijk is.
45. De ACM heeft de maximale termijnen in artikel 9.10, derde lid, van de Netcode opgenomen.
Zienswijze 11 – “Overgangsbepaling”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
46. NBNL stelt dat de maximumtermijn van 6 maanden voor de overgangsbepaling vaak te kort is. Hierbij wordt tevens aangegeven dat dit ook geldt voor reeds afgeronde congestieonderzoeken die op basis van een eventueel bijgestelde technische grens opnieuw gedaan dienen te worden. NBNL geeft aan dat mede door de grote hoeveelheid (reeds afgeronde en lopende) congestieonderzoeken niet alle onderzoeken binnen een termijn van 12 maanden (opnieuw) gedaan kunnen worden, en stelt hierop voor indien dit het geval is een gemotiveerde melding te doen bij de ACM en aan te geven hoeveel extra tijd nodig zal zijn voor het afronden van het congestieonderzoek.
Reactie ACM
47. De ACM is zich ervan bewust dat de grote hoeveelheid reeds afgerond onderzoeken welke, ingevolge de vernieuwde bepaling van de technische grens en definitie van regelbaar vermogen, opnieuw gedaan dienen te worden, het tijdig afronden van de onderzoeken bemoeilijkt. De ACM is echter niet van mening dat de grote hoeveelheid aan congestie-rapporten die opnieuw gedaan dienen te worden, een langere termijn voor het afronden van één (her)congestie-rapport rechtvaardigen. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat de onderzoeken in zijn geheel opnieuw gedaan dienen te worden. Zoals de ACM uitlegt in haar toelichting op de termijn voor de overgangsbepaling, hoeven reeds afgeronde congestieonderzoeken niet in zijn geheel opnieuw uitgevoerd te worden. Deze dienen alleen in overeenstemming gebracht te worden met de nieuwe bepaling van de technische grens en de nieuwe definitie van regelbaar vermogen. Er hoeft daarom geen nieuwe netanalyse en data uitvraag gedaan te worden. Wel dienen er wederom contracten afgesloten te worden in het geval van een heronderzoek bij afname-congestie, wat extra tijd benodigd. De ACM concludeert daarmee dat het herijken van de congestierapporten op zich sneller kan dan een volledig nieuw congestierapport. Om de netbeheerders tegemoet te komen voor de hoeveelheid aan congestierapporten stelt de ACM voor de overgangstermijn dezelfde termijn vast als een nieuw congestierapport.
48. De ACM wijzigt met dit besluit artikel 15.6, tweede lid, van de Netcode elektriciteit en neemt een overgangstermijn op van 6 maanden na inwerkingtreding van dit besluit voor invoedings-congestiegebieden en 12 maanden na inwerkingtreding van dit besluit voor afname-congestiegebieden.
Zienswijze 12 – “Geldigheid bestaande rapporten gedurende (her)onderzoek”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
49. NBNL merkt op dat reeds afgeronde congestie-onderzoeken ingevolge de bijgestelde technische grens opnieuw verricht moeten worden. Volgens NBNL dient helder bepaald te zijn dat zolang (her)onderzoeken niet zijn afgerond, de bestaande rapporten hun geldigheid behouden en onverkort als basis dienen voor het wel of niet honoreren van een verzoek tot transport.
Reactie ACM
50. De ACM constateert dat zij met dit besluit artikel 15.6, eerste lid, in de Netcode elektriciteit opneemt. De ACM is van mening dat hieruit duidelijk volgt dat gedurende de gestelde termijn voor de overgangsbepaling de bestaande rapporten hun geldigheid behouden. De ACM heeft de termijn voor de overgangsbepaling bij congestierapporten met afname-congestie verruimd naar twaalf maanden. De termijn voor de overgangsbepaling bij congestierapporten met invoedings-congestie blijft zes maanden. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de geldigheid van de oude rapporten.
Zienswijze 13 – “termijn voor behandelen aanvraag”
Respondenten: |
NBNL, E-NL, VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
51. Netbeheerders vinden het ingevoegde subonderdeel 2 van artikel 8.4, onderdeel e2, overbodig, omdat ze op basis van artikel 8.4, onderdeel d, al de mogelijk hebben om als ze – om wat voor reden dan ook – correspondentie van aangeslotenen niet binnen 10 werkdagen in behandeling kunnen nemen binnen 5 werkdagen moeten laten weten wanneer ze wel in een reactie kunnen voorzien. Volgens de netbeheerders valt hier ook communicatie inzake aanvragen voor transportcapaciteit onder. Zij stellen daarom voor om aan artikel 8.4, onderdeel e3, alleen toe te voegen “indien een reactie in deze periode niet mogelijk is, ontvangt de aangeslotene binnen vijf werkdagen bericht binnen welke termijn een adequate reactie kan worden verwacht”.
52. E-NL wijst het voorgestelde artikel 8.4, onderdeel e2, vooralsnog af, omdat de concrete uitwerking hiervan in de praktijk nog onvoldoende duidelijk is. E-NL stelt in dat kader enkele vragen over wat dit betekent voor de termijnen en de wachtrij in verschillende situaties. De ACM gaat in haar reactie op deze vragen in.
53. VEMW benoemt dat het niet uitgeven van offertes voor aansluitingen met een aansluitcapaciteit tot en met 10 MVA gedurende het congestieonderzoek problematisch is. VEMW is van mening dat de netbeheerder tijdens het congestieonderzoek in staat is een offerte te doen, wat tevens zorgt voor een verlaging van de werkdruk na afronding van het congestieonderzoek met betrekking tot het uitgeven van offertes binnen 10 dagen na afronding.
Reactie ACM
54. De door de ACM voorgestelde aanpassing in artikel 8.4 van de Netcode bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft een verduidelijking (in artikel 8.4, onderdeel e2) van de bestaande praktijk dat het zowel om een offerte voor aansluit- als transportcapaciteit gaat. Hier zijn geen opmerkingen over binnengekomen. Door de codewijziging van aansluittermijnen voor grote aansluitingen heeft de ACM hier een apart onderdeel e2 van gemaakt voor transportcapaciteit.
55. De door de netbeheerders voorgestelde wijziging in artikel 8.4, onderdeel e2, betreft in feite een expliciete verruiming van de mogelijkheid voor netbeheerders om zonder opgaaf van reden offertes voor aansluitingen kleiner dan 10 MVA niet binnen 10 werkdagen te hoeven afgeven. Dit ligt buiten scope van dit besluit.
56. Doel van dit besluit is om te verduidelijken welke afwijkende termijn er geldt voor een offerte in de specifieke situatie dat er sprake is van een vooraankondiging van congestie. De ACM houdt daarom in het kader van dit besluit vast aan het expliciteren van de specifieke uitzondering voor de 10 werkdagen termijn, namelijk “in de periode tot de publicatie van een congestieonderzoek”.
57. In reactie op de zienswijze van E-NL merkt de ACM op het om een termijn van maximaal 6 maanden gaat bij invoedings-congestie en maximaal 12 maanden bij afname-congestie waarbinnen het congestieonderzoek moet zijn afgerond. Na die 6 maanden bij invoedings-congestie en de 12 maanden bij afname-congestie vervalt de uitzonderingsgrond, zoals opgenomen onder artikel 8.4, onderdeel e2, subonderdeel 2.
58. In reactie op de vraag van E-NL kan de ACM bevestigen dat artikel 8.4, onderdeel e2, van toepassing is op alle aanvragen voor een aansluiting en transportcapaciteit ongeacht of sprake is van een congestiegebied of een congestieonderzoek.
59. In reactie op de vraag van E-NL kan de ACM bevestigen dat de 10 dagen termijn voor het uitbrengen van een offerte ook van toepassing is op het nemen van een besluit op aanvragen voor nieuwe transportcapaciteit of voor nieuwe aansluitingen in gebieden die voor 25 november 2022 al tot congestiegebied waren uitgeroepen. Na inwerkingtreding van dit onderhavig besluit dienen alle congestieonderzoeken binnen 6 of 12 maanden te zijn herijkt. Dat geldt dus ook voor de congestieonderzoeken van vóór het codebesluit congestiemanagement.
60. VEMW is daarnaast van mening dat netbeheerders aanvragers kan voorzien van een offerte gedurende een congestieonderzoek. Het is aannemelijk dat de voorziene offerte in dit geval een voorlopige offerte is, welke na afronding van het congestieonderzoek herzien dient te worden. De ACM is daarom van mening dat dit niet tot de door VEMW benoemde verlaging van de werkdruk na afronding van het congestieonderzoek zal leiden. Daarnaast zal dit resulteren in meer werkzaamheden gedurende het congestieonderzoek wat niet bijdraagt aan het verkorten van de benodigde tijdsduur voor het uitvoeren van een congestieonderzoek. Tevens is het de ACM niet duidelijk wat de waarde zou zijn van een voorlopige offerte, als die na het congestieonderzoek volledig anders kan zijn.
61. De ACM past de codetekst niet op de ontvangen zienswijzen aan.
Zienswijze 14 – Opleveren data in kwartierwaarden
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
62. In de huidige code staat dat netbeheerders de verwachte belasting op het kritieke punt per kwartier moeten opleveren in het congestierapport. De gezamenlijke nebeheerders geven aan dat dat een grote administratieve last is.
Reactie ACM
63. De ACM merkt op dat NBNL refereert aan een bepaling die reeds in de code is opgenomen. De wijziging betreft een verduidelijking welke waarde de ACM wil ontvangen.
64. Daarnaast merkt de ACM op dat de data een groot nut heeft. Alleen op deze manier kan de ACM controleren of de verwachte hoeveelheid in te zetten congestiemanagement klopt en geeft een indicatie van de grootte van het probleem.
Zienswijze 15 – informatie over toepassing N-0
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
65. NBNL geeft aan dat in het ontwerpbesluit bijlage 14, eerste lid, onderdeel b zodanig wijzigt dat de netbeheerder bij het toepassen van de vrijstellingen voor enkelvoudige storingsreserve voor elke beperkend element dient aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met die vrijstelling bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit. Netbeheerders vinden het niet opportuun om binnen een congestiemanagementonderzoek voor ieder beperkend netelement een motivering te geven en willen een algemene toelichting geven.
Reactie ACM
66. Het gaat de ACM om het daadwerkelijk kunnen zien of en hoe de netbeheerder gebruik maakt van de enkelvoudige storingsreserve. Dit is ingegeven door het feit dat in huidige rapporten nog niet altijd goed duidelijk ik of de netbeheerders deze mogelijkheid ten volle benutten.
67. Net zoals bij andere vereisten, staat het de netbeheerder vrij om voor een groot gedeelte van de uitleg naar een algemene beschrijving te verwijzen, maar moet het voor de ACM duidelijk zijn of en hoe in dit congestiegebied de enkelvoudige storingsreserve is toegepast.
Zienswijze 16 “Limiet op koppelpunt moet gelden als grens voor aanwezige transportcapaciteit”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
68. NBNL stelt dat er in artikel 9.5, eerste lid, een element ontbreekt dat, in aanvulling op de genoemde elementen, de aanwezige transportcapaciteit van een net bepaalt, te weten de mogelijkheid om elektriciteit naar of van het hogere netvlak te transporteren. NBNL stelt dat die capaciteit niet alleen afhankelijk is van de technische capaciteit van de verbinding (de transformator) maar ook van de transportcapaciteit die de netbeheerder op het hogere netvlak ter beschikking heeft gesteld. NBNL geeft aan dat deze ter beschikking gestelde capaciteit in veel gevallen lager zal uitvallen dan de technische capaciteit van de verbinding. NBNL stelt voor om een apart onderdeel c aan artikel 9.5, derde lid toe te voegen.
Reactie ACM
69. De ACM maakt ten eerste een procedurele opmerking. De zienswijze van NBNL ziet op artikelen die geen onderdeel zijn van de wijzigingen in het ontwerpbesluit. De wijzigingen zijn tevens niet alleen tekstueel maar ook inhoudelijk, om deze reden valt deze zienwijze buiten scope van deze codewijziging.
70. Het afroepen van congestie dient te gebeuren op basis van (verwachte) fysieke congestie, om deze reden wordt er bij het vaststellen van congestie uitgegaan van de aanwezige transportcapaciteit die volgt uit de technische capaciteit van de componenten en de toegepaste veiligheids- en netontwerpcriteria.
71. Congesties kunnen gelijktijdig op verschillende punten in het net optreden. Om deze reden kan het zo zijn dat een aansluiting zich bevindt achter meerdere, gelijktijdig optredende, fysieke knelpunten, op verschillende netvlakken en bij verschillende netbeheerders. Als dit plaatsvindt dan is voor de toepassing van congestiemanagement het hoogstgelegen knelpunt leidend. Immers, wanneer lagergelegen congesties verholpen worden vormt deze bovenliggende congestie nog steeds een beperking voor het verlenen van meer transportcapaciteit. De netbeheerders doen in een dergelijk geval gezamenlijk een vooraankondiging voor het gebied en doen gezamenlijk onderzoek naar de toepassing van congestiemanagement. Daarnaast kan de bovenliggende netbeheerder, bij het uitvoeren van congestiemanagement, congestiediensten inzetten van aangeslotenen van de onderliggende netbeheerders.
72. Het feit dat het hoogstgelegen knelpunt leidend is borgt een doelmatige inzet van congestiemanagement door de beschikbare flexibiliteit in te zetten voor het oplossen van de primaire reden van het gebrek aan transportcapaciteit. Daarnaast voorkomt dit een dubbeltelling van de aanwezige transportcapaciteit voor het bepalen van de hoogte van de financiële grens.
73. Wanneer de capaciteit die door een bovenliggende netbeheerder is toegewezen aan de verbindingen lager is dan aanwezige transportcapaciteit en deze toegewezen overschreden dreigt te worden, verzoekt de onderliggende netbeheerder de toegewezen capaciteit te verhogen. Als het niet mogelijk is om meer capaciteit toe te wijzen aan de verbinding omdat dit tot congesties in het net van de bovenliggende netbeheerder zou leiden dan duidt dit op een fysieke congestie in het net van de bovenliggende netbeheerder. In een dergelijk geval dient deze bovenliggende congestie leidend te zijn.
74. Gelet op het bovenstaande ziet de ACM, mede gezien de beperkte toelichting bij de zienswijze, niet welk doel het definiëren van het knelpunt aan de hand van de toegewezen capaciteit dient. De ACM heeft in dit besluit dan ook geen wijzigingen doorgevoerd aan de hand van dit deel van de zienswijze van NBNL. De ACM vraagt NBNL, indien deze wijziging alsnog wil voorleggen aan de ACM, dit te doen middels een apart codewijzigingsvoorstel en daarin de noodzaak van de wijziging verder te onderbouwen.
Zienswijze 17 – “verplichting tot prekwalificatie dient te worden verduidelijkt”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
ja |
Samenvatting zienswijze
75. NBNL maakt een aantal opmerkingen bij de voorstel in het ontwerpbesluit ter verduidelijking van de verplichting voor aangeslotenen om de prekwalificatie te doorlopen. NBNL merkt ten eerste op dat de verplichting niet het zozeer het ‘vermogen’ betreft, maar de productie-eenheid of verbruiksinstallaties waarmee dat vermogen wordt geleverd. NBNL stelt aanvullend dat de plicht tot prekwalificatie is ondervangen door de verplichting om een CSP aan te wijzen. NBNL wijst er tot slot op dat dit artikellid ook in het codewijzigingsbesluit omtrent de verduidelijking van de deelnameplicht (ACM/23/186822) aan de orde komt.
Reactie ACM
76. De ACM onderschrift dat pre-kwalificatie niet zozeer betrekking heeft op het vermogen, maar op elektriciteitsproductie-eenheid, elektriciteitsopslageenheid of verbruiksinstallatie. De ACM onderschrijft tevens dat dit ondervangen wordt door de verplichting om een CSP aan te wijzen. De ACM heeft deze punten meegenomen in het codewijzigingsbesluit omtrent de verduidelijking van de deelnameplicht (ACM/23/186822). De ACM verwijdert in reactie op de zienswijze de toevoeging in artikel 9.1, vierde lid uit onderhavig besluit.
Zie Stcrt. 2022, 14201 en https://www.acm.nl/nl/publicaties/codebesluit-congestiemanagement.
De gezamenlijke netbeheerders stellen op pagina 4 van de reactie op het informatieverzoek dat de ‘real time interface’ kan worden aangeduid als een “stelsel van afspraken (hardware én communicatieprotocol) waarmee een door de netbeheerder aan de aangeslotene aangeboden signaal ter afschakeling of setpoint ter af- of opregeling van een elektriciteitsproductie-eenheid, een verbruiksinstallatie of een elektriciteitsopslageenheid of een combinatie daarvan, kan worden ontvangen”. De gezamenlijke netbeheerders benadrukken dat de aangeslotene ook een deel van de infrastructuur moet bezitten die het mogelijk maakt om het door de netbeheerder op het overdrachtspunt aangeboden signaal te verbinden met de relevante elektriciteitsproductie-eenheden.
De gezamenlijke netbeheerders stellen in de reactie op het informatieverzoek dat er nog onvoldoende ervaring is om de betrouwbaarheid van levering van gecontracteerde congestiemanagementdiensten te evalueren. De ACM constateert echter dat netbeheerders in de praktijk al meer dan honderd keer om de inzet van gecontracteerde congestiemanagementdiensten hebben verzocht en dat de individuele netbeheerders hierbij aangeven dat de levering van deze diensten op betrouwbare wijze geschiedt. De ACM concludeert daarom dat er onvoldoende aanleiding is om te stellen dat de levering van gecontracteerde diensten niet betrouwbaar is.
De voorbeeldcontracten zijn toegankelijk op de website Partners in Energie: https://mijn.partnersinenergie.nl/nl-NL/voorbeeldcontracten/
Zie bijvoorbeeld: https://www.netbeheernederland.nl/artikelen/nieuws/realtime-interface-bekrachtigd-door-netbeheerders-als-nationale-standaard
In dit voorbeeld leidt de opwek van zon-PV dus in eerste instantie tot een vermindering van de vraag naar elektriciteit door de aansluiting.
Natuurlijke groei verwijst naar de groei van de vraag naar transport van bestaande aangeslotenen in een netgebied. Natuurlijke groei als aanleiding voor een congestiegebied is bedoeld in artikel 9.7, eerste lid van de Netcode.
In de praktijk zal de netbeheerder bij het afroepen van de deelnameplicht een ondergrens voor deelname hanteren die er naar verwachting toe zal leiden dat voldoende regelbaar vermogen vrijkomt om de voorziene congestie op te lossen. Voor de praktische uitvoerbaarheid kan de netbeheerder in het congestiegebied de ondergrens voor deelname zodanig instellen, dat kleinere partijen niet verplicht zijn een aanbod te doen. In codewijzigingsbesluit ACM/23/186822 wordt om deze reden gesteld dat de netbeheerder de ondergrens ‘niet lager dan noodzakelijk’ vaststelt.
Netbeheer Nederland heeft een codewijziging ingediend waar eveneens artikel 15.6 wordt gebruikt. Eventueel wordt het artikel in het definitieve besluit vernummerd.
Een belang is objectief bepaalbaar als het niet uitsluitend bestaat in iemands subjectieve belevingswereld. Er is sprake van een persoonlijk belang als het aanwezige belang zich in voldoende mate onderscheidt van de belangen van een ieder. Met een eigen belang wordt bedoeld dat men (of een gemachtigde) alleen opkomt voor een eigen belang. Zonder een machtiging is het niet mogelijk om op te komen voor een belang van een ander. Een actueel belang houdt in dat het niet mag gaan om een (onzeker) toekomstig belang. Tot slot is er sprake van een rechtstreeks bij een besluit betrokken belang wanneer er voldoende causaal verband is tussen het belang van een natuurlijk persoon of rechtspersoon en het besluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-12275.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.