Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Autoriteit Consument en Markt | Staatscourant 2022, 14201 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Autoriteit Consument en Markt | Staatscourant 2022, 14201 | overige overheidsinformatie |
De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1.4 wordt ‘9.2, 9.4 tot en met 9.11,‘ vervangen door ‘de paragrafen 9.1, 9.2, 9.9, 9.10 en 9.11, de artikelen‘.
B
In artikel 5.8, eerste lid, onder b, wordt ‘9.10, 9.11,’ vervangen door ‘9.3, eerste en tweede lid,’.
C
Paragraaf 9.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Netbeheerders stellen aangeslotenen in staat, vrijwillig tegen vooraf met de netbeheerder overeengekomen voorwaarden overeenkomstig de specificaties in bijlage 12, een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie, door al of niet tijdelijk (deels) af te zien van het gebruik van het hun overeenkomstig artikel 7.1 toekomende recht op transport. Aangeslotenen wijzen hiertoe desgewenst een CSP aan.
2. Netbeheerders stellen aangeslotenen die beschikken over een aansluiting waarvan de allocatiemethode van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.3, onderdeel s, van de Informatiecode elektriciteit en gas de waarde “telemetrie” of “slimme-meter-allocatie” heeft, in staat dagelijks het vermogen dat de volgende dag of gedurende de dag meer of minder kan worden afgenomen, respectievelijk meer of minder kan worden geproduceerd, ter beschikking te stellen van de netbeheerder door middel van het indienen van biedingen, tegen door de netbeheerder vast te stellen procedures en specificaties overeenkomstig bijlage 11. Aangeslotenen wijzen hiertoe een CSP aan.
3. Verbruikers en producenten met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld transportvermogen van meer dan 60 MW zijn verplicht om tegen vooraf met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet overeengekomen voorwaarden een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie en wijzen hiertoe een CSP aan.
4. indien er sprake is van een congestiegebied als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, kan de netbeheerder verbruikers en producenten met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld transportvermogen van meer dan 1 MW verplichten om een aanbod te doen om tegen met de netbeheerder overeen te komen voorwaarden een bijlage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie op grond van de congestiemanagementdiensten als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid.
5. De in het vierde lid bedoelde verplichting wordt ten minste één maand van te voren bekendgemaakt door middel van publicatie op de in artikel 9.8 bedoelde website.
6. De netbeheerder maakt, ten behoeve van de verificatie en de financiële afhandeling bij de uitvoering van het in het eerste en tweede lid bepaalde, gebruik van meetgegevens per onbalansverrekeningsperiode, geregistreerd door:
a. meetinrichtingen bij het overdrachtspunt van aansluitingen en die hij op grond van paragraaf 6.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas van de desbetreffende meetverantwoordelijken ontvangen heeft;
b. meetinrichtingen bij het overdrachtspunt van kleinverbruikaansluitingen en die hij uit die meetinrichting heeft uitgelezen.
7. De netbeheerder stemt bij maatregelen, die de netten van andere netbeheerders beïnvloeden, de voorgenomen acties af met de desbetreffende netbeheerders. Indien maatregelen worden gevraagd in een net van een andere netbeheerder, is daarvoor instemming van de netbeheerder van het desbetreffende net nodig.
8. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet coördineert indien hij dit noodzakelijk acht uit hoofde van zijn wettelijke taken overeenkomstig artikel 16, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, dan wel op verzoek van andere relevante netbeheerders, de te nemen maatregelen, als bedoeld in artikel 9.2, derde lid, onderdelen a en b, artikel 9.41, vierde, vijfde en zesde lid en artikel 9.45, vierde, vijfde en zesde lid. Hij maakt daarbij gebruik van het hem overeenkomstig artikel 9.1 of artikel 9.19 ter beschikking gestelde vermogen.
1. De netbeheerders controleren mede op basis van de ingediende prognoses als bedoeld in artikel 13.11, achtste lid en negende lid, 13.12, zevende en achtste lid, 13.13, zesde en zevende lid, 13.14, zesde en zevende lid, 13.15 zevende, achtste en negende lid, artikel 13.17, zevende, achtste en negende lid, of transportproblemen te verwachten zijn. De netbeheerders hanteren daarbij bedrijfsvoeringscriteria voor de veilig toelaatbare transporten.
2. In geval van koppeling tussen twee distributienetten controleren beide betrokken netbeheerders of er transportproblemen te verwachten zijn.
3. Indien in de operationele planning (dagelijkse voorbereiding) de netbeheerder in zijn net een transportprobleem constateert, treft de netbeheerder maatregelen om het transportprobleem tegen de laagst mogelijke kosten op te lossen. De netbeheerder:
a. bepaalt de te nemen maatregelen en verifieert de effectiviteit van deze maatregelen door een (loadflow)analyse uit te voeren op de betrouwbaarheid van het transport van elektriciteit;
b. maakt bij het oplossen gebruik van het hem overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid, ter beschikking gestelde vermogen of het op grond van artikel 9.1, eerste lid, ter beschikking gestelde vermogen indien op grond van bijlage 12, zesde lid, inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen is afgesproken en, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen;
c. stuurt, indien de maatregelen als bedoeld in onderdeel b niet afdoende zijn om het transportprobleem op te heffen, verzoeken aan de desbetreffende aangeslotenen om meer respectievelijk minder te produceren of af te nemen en geeft aan waar en hoe lang de gevraagde acties duren; en
d. zorgt er voor dat de onbalans ten gevolge van de maatregel wordt opgeheven, door per onbalansverrekeningsperiode per afgeroepen bieding dan wel opgedragen capaciteitsvermindering elders een gelijke tegengestelde hoeveelheid vermogen af te roepen voor dezelfde onbalansverrekeningsperiode. Hij maakt daarvoor gebruik van het hem overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid, ter beschikking gestelde vermogen of het op grond van artikel 9.1, eerste lid ter beschikking gestelde vermogen indien op grond van bijlage 12 inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen is afgesproken en, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen.
4. Indien na het oplossen van het transportprobleem de mogelijkheid bestaat dat in hetzelfde net opnieuw één of meer transportproblemen optreden kan de netbeheerder van dat net, in afwijking van artikel 7.1, tweede lid, restricties opleggen aan aangeslotenen of BRP’s. De restrictie houdt in dat de netbeheerder, gedurende de tijd waarvoor de restrictie geldt, wijzigingen van prognoses als bedoeld in artikel 13.11, negende lid, artikel 13.12, achtste lid, artikel 13.13, zevende lid, artikel 13.14, zevende lid, artikel 13.15, achtste lid, en artikel 13.17, achtste lid niet accepteert indien deze leiden tot nieuwe transportproblemen. In dat geval worden wijzigingen van prognoses als bedoeld in artikel 9.35, vierde en vijfde lid eveneens niet geaccepteerd.
5. De netbeheerder publiceert de afroep van de maatregel als bedoeld in het vierde lid op de in artikel 9.8 bedoelde website.
6. In de communicatie als bedoeld in het vijfde lid, wordt aangegeven:
a. de richting waarvoor de restrictie geldt;
b. de specifieke markttijdseenheid waarvoor de restrictie geldt;
c. de plaats (net); en
d. de acties die de netbeheerder reeds heeft genomen om het transportprobleem op te lossen gedurende de specifieke markttijdseenheden waarvoor de marktrestrictie geldt en de hierbij gerealiseerde volumes redispatch.
7. De in het vierde lid genoemde restrictie wordt met onmiddellijke ingang opgeheven zodra de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is.
8. Indien de restrictie opgeheven is, meldt de netbeheerder dit zo spoedig mogelijk aan alle betrokkenen met een bericht op de in artikel 9.8 bedoelde website.
9. De netbeheerder die een maatregel, als bedoeld in het derde lid, treft, verzorgt de administratieve afhandeling daarvan, waaronder begrepen de financiële afrekening op basis van de biedingen zoals genoemd in artikel 9.1 en 9.19. Indien een netbeheerder een bieding ontvangt van een aangeslotene in het netgebied van een andere netbeheerder, wisselen de betrokken netbeheerders de ten behoeve van de verificatie en financiële afrekening benodigde gegevens uit, waaronder begrepen de op grond van paragraaf 13.2 en artikel 9.35 door of namens de aangeslotene aangeleverde gegevens en de in artikel 9.1, zesde lid, onderdeel a bedoelde gegevens. De netbeheerders dragen onderling zorg voor een correcte financiële afwikkeling tussen de netbeheerders.
1. Indien in de uitvoering of de actuele bedrijfsvoering een transportprobleem ontstaat, hanteert de netbeheerder de procedure als genoemd in artikel 9.2, derde en negende lid.
2. In geval van dreigende grootschalige storingen is de netbeheerder bevoegd om belasting af te schakelen of om opdracht te geven om meer of minder te produceren of om een aangesloten regionale netbeheerder te verplichten de hoeveelheid te transporteren werkzaam vermogen of blindvermogen te verminderen.
3. In geval van een onverwachte onderbreking van de transportdienst die haar oorzaak vindt in het net van de netbeheerder, kan de netbeheerder de transportdienst hervatten zonder de aangeslotene voorafgaand te waarschuwen.
D
Paragraaf 9.2 wordt vervangen door:
1. In aanvulling op de raming van de benodigde transportcapaciteit als bedoeld in artikel 2.3 van de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas ten behoeve van het opstellen van het investeringsplan als bedoeld in artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998, beoordeelt de netbeheerder periodiek de ontwikkeling op korte termijn van de benodigde transportcapaciteit in zijn net, rekening houdend met de van toepassing zijnde netontwerpcriteria en operationele veiligheidsgrenzen.
2. De netbeheerder beoordeelt bij elke aanvraag om het doen van een aanbod voor het uitvoeren van transport de toereikendheid van de in het desbetreffende net beschikbare transportcapaciteit om te voldoen aan de gevraagde transportcapaciteit.
1. De netbeheerder hanteert bij de beoordeling van de aanwezige transportcapaciteit in een net de volgende aspecten:
a. de technische capaciteit van het net;
b. de van toepassing zijnde netontwerpcriteria en operationele veiligheidsgrenzen met inachtneming van artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de Elektriciteitswet 1998.
2. De netbeheerder hanteert bij de beoordeling van de benodigde transportcapaciteit in een net de volgende aspecten:
a. de periode over welke de beoordeling benodigd is;
b. het totaal van het gecontracteerd transportvermogen;
c. het meest aannemelijke profiel voor de belasting van het beperkende netelement op basis van een berekening van het verwachte profiel en richting van transport van de aangeslotenen, rekening houdend met de topologie van het net;
d. informatie die hij op grond van paragraaf 13.2 ontvangt;
e. de mogelijkheden om overeenkomstig artikel 9.1, eerste lid, fysieke congestie op te lossen; en
f. overheidsbeleid dat van invloed is op de inrichting van het net, als bedoeld in artikel 2.3, onderdeel c, subonderdeel 3° van de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas.
3. De beoordelingen genoemd in het eerste en tweede lid worden uitgewerkt in de vorm van scenario’s.
4. De beschikbare transportcapaciteit is het deel van de aanwezige transportcapaciteit welke niet wordt ingezet om aan de benodigde transportcapaciteit te voldoen en is gelijk aan het verschil tussen de aanwezige transportcapaciteit en de benodigde transportcapaciteit.
5. Wanneer de benodigde transportcapaciteit, inclusief de eventuele gevraagde transportcapaciteit, de aanwezige transportcapaciteit overschrijdt, maakt de netbeheerder een inschatting van de hoeveelheid niet te transporteren elektriciteit inclusief onzekerheidsmarge.
1. Indien bij een verzoek om het doen van een aanbod voor het uitvoeren van transport de gevraagde transportcapaciteit de beschikbare transportcapaciteit als bedoeld in artikel 9.5, vierde lid, overschrijdt, onderzoekt de netbeheerder de mogelijkheden om op korte termijn de gevraagde transportcapaciteit en beschikbare transportcapaciteit met elkaar in overeenstemming te brengen. De netbeheerder onderzoekt daartoe:
a. de mogelijkheid om de gevraagde transportcapaciteit te verlagen;
b. de mogelijkheid om door middel van technische maatregelen anders dan netverzwaring de beschikbare transportcapaciteit te vergroten;
c. de mogelijkheid overeenkomstig artikel 9.1, eerste lid, het optreden van fysieke congestie op te lossen;
d. volgens de procedure van de artikelen 9.9 tot en met 9.11, de mogelijkheid om congestiemanagement overeenkomstig paragraaf 9.9 en 9.10 toe te passen;
e. in het geval van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid en artikel 9.19, het optreden van fysieke congestie op te lossen.
2. Indien uit het onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt dat het met één of meer van de genoemde mogelijkheden lukt de gevraagde transportcapaciteit in overeenstemming te brengen met de beschikbare transportcapaciteit, voert de netbeheerder dit zo snel mogelijk uit.
3. Indien uit het onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt dat er geen of onvoldoende mogelijkheid is om de gevraagde transportcapaciteit en de beschikbare transportcapaciteit met elkaar in overeenstemming te brengen, is de netbeheerder niet verplicht een aanbod te doen voor het uitvoeren van transport als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. De aanvrager krijgt in dat geval de mogelijkheid om zijn verzoek zodanig aan te passen dat de gevraagde transportcapaciteit kleiner wordt dan, of gelijk wordt aan de, beschikbare transportcapaciteit, met inachtneming van het eerste lid.
4. De netbeheerder motiveert schriftelijk aan de verzoeker dat hij geen aanbod doet voor het uitvoeren van transport.
5. De netbeheerder handelt bij de uitvoering van dit artikel aanvragen als bedoeld in het eerste lid af in volgorde van binnenkomst. Wanneer een aanvrager op basis van het derde lid zijn verzoek om het doen van een aanbod voor het uitvoeren van transport wijzigt, blijft zijn initiële plaats bij de volgorde van behandeling behouden.
1. Indien de netbeheerder op grond van artikel 9.4, eerste lid, voorziet dat met inachtneming van artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998, in een net de beschikbare transportcapaciteit, als bedoeld in artikel 9.5, vierde lid, ontoereikend is en er geen sprake is van een verzoek om het doen van een aanbod voor het uitvoeren van transport maar van groei binnen de tussen de aangeslotenen en de netbeheerder overeengekomen capaciteit van de aansluitingen, of wanneer binnen een congestiegebied de marktomstandigheden veranderen, onderzoekt de netbeheerder de mogelijkheden om op korte termijn de benodigde transportcapaciteit en de aanwezige transportcapaciteit met elkaar in overeenstemming te brengen. De netbeheerder onderzoekt daartoe:
a. de mogelijkheid om door middel van technische maatregelen anders dan netverzwaring de beschikbare transportcapaciteit te vergroten;
b. de mogelijkheid overeenkomstig artikel 9.1, eerste lid, het optreden van fysieke congestie op te lossen;
c. volgens de procedure van de artikelen 9.9 tot en met 9.11 de mogelijkheid om congestiemanagement overeenkomstig paragraaf 9.9 en 9.10 toe te passen;
d. in het geval van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid en artikel 9.19, het optreden van fysieke congestie op te lossen.
2. Indien uit het onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt dat het met één of meer van de genoemde mogelijkheden lukt de benodigde transportcapaciteit in overeenstemming te brengen met de aanwezige transportcapaciteit, voert de netbeheerder dit zo snel mogelijk uit.
3. Indien uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat er op korte termijn geen of onvoldoende mogelijkheid blijkt de benodigde transportcapaciteit in overeenstemming te brengen met de aanwezige transportcapaciteit, past de netbeheerder de procedure overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.11 toe om de benodigde transportcapaciteit te verlagen.
4. Wanneer binnen een congestiegebied de marktomstandigheden veranderen, als bedoeld in het eerste lid, door een wijziging in het beschikbare aanbod van flexibiliteitsdiensten als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, onderzoekt de netbeheerder of in het congestiegebied aan artikel 13, derde lid, onder c of d, van Verordening (EU) 2019/943 wordt voldaan en gaat de netbeheerder indien mogelijk over tot de toepassing van congestiemanagement overeenkomstig paragrafen 9.9 en 9.10.
Netbeheerders communiceren op een publiek toegankelijke website richting aangeslotenen en overige belanghebbenden over de uitvoering van de artikelen 9.1, 9.2, 9.9, 9.10,9.11, 9.30, 9.32, 9.33 en paragrafen 9.10 en 9.11.
1. De netbeheerder meldt op grond van artikel 9.6, eerste lid of artikel 9.7, eerste lid door middel van een vooraankondiging op de in artikel 9.8 bedoelde website dat er voor een afgebakend en duidelijk gedefinieerd gebied dat geen kritiek netwerkelement omvat overeenkomstig artikel 2(69) van de Verordening (EU) 2019/943, sprake kan zijn van een tekort aan beschikbare transportcapaciteit.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde situatie zich voordoet op de deelnetten van gekoppelde netten die door verschillende netbeheerders worden beheerd, doen de netbeheerders van die netten gezamenlijk de vooraankondiging dat er sprake kan zijn van een tekort aan beschikbare transportcapaciteit. In dat geval dient in de rest van dit artikel en in de artikelen 9.10 en 9.11 in plaats van ‘de netbeheerder’ gelezen te worden ‘de betrokken netbeheerders’. Voor zover nodig en beschikbaar delen de betrokken netbeheerders onderling de informatie verkregen op grond van paragrafen 13.1 en 13.2.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde vooraankondiging zal ten minste de volgende gegevens bevatten:
a. het verwachte congestiegebied (geografische aanduiding);
b. de periode waarin een tekort aan beschikbare transportcapaciteit wordt verwacht in dat gebied;
c. de oorzaak van het verwachte tekort aan beschikbare transportcapaciteit;
d. de in het verwachte congestiegebied totale benodigde en totale aanwezige transportcapaciteit;
e. een planning van de netverzwaring die ten minste de benodigde werkzaamheden en de periode benoemt die resteert tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat geen sprake meer is van tekort aan beschikbare transportcapaciteit; en
f. een uitnodiging aan belanghebbenden om met de netbeheerder in overleg te treden over mogelijkheden bij te dragen aan het oplossen van het verwachte structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit in het desbetreffende gebied.
4. De netbeheerder zendt een afschrift van de vooraankondiging aan de Autoriteit Consument en Markt.
1. In het onderzoek, als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid, en artikel 9.7, eerste lid, onderzoekt de netbeheerder voor een gebied waarvoor de netbeheerder een vooraankondiging heeft afgegeven, de mogelijkheden voor de toepassing van congestiemanagement overeenkomstig paragraaf 9.9 en 9.10.
2. De volgende uitzonderingen gelden voor het toepassen van congestiemanagement, als bedoeld in het eerste lid:
a. de netbeheerder hoeft geen congestiemanagement toe te passen als de periode van het verwachte tekort aan beschikbare transportcapaciteit korter duurt dan 1 jaar en het congestiegebied in drie jaar daarvoor geen congestiegebied is geweest, of onderdeel uitmaakte van een of meer congestiegebieden beheerd door de desbetreffende netbeheerder;
b. de netbeheerder past geen niet-marktgebaseerde redispatch toe om de vraag naar transport van verbruikende aangeslotenen te verminderen ten behoeve van een verzoek als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid;
c. de netbeheerder hoeft per congestiegebied geen congestiemanagement toe te passen voor de vraag naar transport waarvoor geldt dat de kosten voor congestiemanagement gedurende de periode vanaf de vooraankondiging als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, tot het moment dat er geen sprake meer is van een structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit, groter is dan de financiële grens. Deze financiële grens bedraagt 1,02 euro per MWh van de hoeveelheid elektriciteit die met de aanwezige transportcapaciteit kan worden getransporteerd in dit congestiegebied gedurende de periode waarvoor het congestiegebied is aangewezen;
d. de netbeheerder hoeft geen congestiemanagement toe te passen voor de vraag naar transport waarvoor de benodigde transportcapaciteit groter is dan technische grens van de aanwezige transportcapaciteit. Deze technische grens bedraagt 110% van de aanwezige transportcapaciteit vermeerderd met het aanwezige regelbaar vermogen, tot een maximum van 150% van de aanwezige transportcapaciteit;
e. de technische grens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d bedraagt 100% van de aanwezige transportcapaciteit indien het beperkende netelement gelegen is in het laagspanningsnet; of
f. de netbeheerder hoeft geen congestiemanagement toe te passen voor de vraag naar transport waardoor het toegestane kortsluitvermogen van het net wordt overschreden.
3. De netbeheerder publiceert het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid, op de in artikel 9.8 bedoelde website. Het onderzoeksrapport bevat ten minste de elementen als benoemd in bijlage 14.
4. Indien de netbeheerder het in het eerste lid bedoelde onderzoek heeft uitgevoerd op grond van artikel 9.6, eerste lid, onderdeel d, en uit het in het eerste lid genoemde onderzoek blijkt dat congestiemanagement geen oplossing biedt of de in artikel 9.9, eerste lid, gemelde vooraankondiging, om wat voor reden dan ook, is komen te vervallen, doet de netbeheerder hiervan binnen één week na afronding van het onderzoek, of na het bekend worden van elke andere reden, melding via de in artikel 9.8 bedoelde website. Deze melding zal ten minste bevatten:
a. het gebied waarop de melding betrekking heeft; en
b. een verklaring waarom de vooraankondiging is komen te vervallen.
5. Indien de netbeheerder het in het eerste lid bedoelde onderzoek heeft uitgevoerd op grond van artikel 9.7, eerste lid, onderdeel c, en uit het in het eerste lid genoemde onderzoek blijkt dat congestiemanagement geen oplossing biedt, doet de netbeheerder hiervan binnen één week na afronding van het onderzoek, melding via de in artikel 9.8 bedoelde website. Deze melding zal ten minste bevatten:
a. het gebied waarop de melding betrekking heeft; en
b. de termijn waarbinnen overgegaan zal worden op de procedure overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.11. Deze termijn zal niet korter zijn dan een week.
1. Indien op basis van het in artikel 9.10, eerste lid, genoemde onderzoek blijkt dat in het congestiegebied waarvoor een vooraankondiging is afgegeven congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 een oplossing biedt, doet de netbeheerder binnen één week na afronding van het onderzoek aan de hierna in onderdeel a bedoelde aangeslotenen in het congestiegebied hiervan melding. De melding bevat in ieder geval de volgende gegevens:
a. een aanduiding van het congestiegebied door middel van een lijst van EAN-codes in het desbetreffende gebied die op grond van Verordening (EU) 2016/679 gepubliceerd mogen worden en een geografische beschrijving van het betrokken gebied met het desbetreffende net in dat gebied;
b. de ingangsdatum van het verwachte structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit;
c. de verwachte periode waarvoor het congestiegebied is aangewezen;
d. een onderbouwing en motivering, op grond waarvan duidelijk blijkt dat er binnen het gestelde gebied sprake is van een structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit; en
e. een onderbouwing en motivering van de onmogelijkheid om de fysieke congestie binnen de in onderdeel c genoemde periode op andere wijze op te lossen dan door het toepassen van congestiemanagement.
2. De melding als bedoeld in het eerste lid, alsmede het in het eerste lid bedoelde onderzoek en de uitkomsten daarvan, worden binnen één week na afronding van het in het eerste lid bedoelde onderzoek gepubliceerd op de in artikel 9.8 bedoelde website. Het onderzoeksrapport bevat de elementen zoals benoemd in bijlage 14.
3. De netbeheerder doet de in het eerste lid bedoelde melding tevens aan netbeheerders van wie het net verbonden is met het net van het in het eerste lid bedoelde congestiegebied en aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.
4. Een netbeheerder rapporteert jaarlijks uiterlijk 30 april over het afgelopen kalenderjaar aan de Autoriteit Consument en Markt over zijn congestiegebieden. De rapportage bevat per congestiegebied in ieder geval:
a. de totale hoeveelheid elektriciteit die is getransporteerd;
b. de totale inzet van capaciteitsbeperkingen, waarbij voor iedere inzet het verschil tussen de maximale verstrekte transportvermogen zoals vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst, en het niveau waarop de transportbehoefte wordt beperkt (MW) wordt weergegeven, gerelateerd aan de duur van deze inzet (in uren);
c. de totale inzet van redispatchproducten op grond van bijlage 11 in MWh, zowel binnen als buiten het congestiegebied; en
d. de kosten aan congestiemanagement, onderverdeeld in de totale kosten voor:
1°. de contracten op grond van bijlage 11, vijfde lid;
2°. de contracten op grond van bijlage 12, tweede lid;
3°. de kosten voor de inzet van capaciteitsbeperking; en
4°. de kosten voor de inzet van redispatch.
E
Artikel 9.19 komt te luiden als volgt:
Aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld transportvermogen van meer dan 60 MW stellen dagelijks het vermogen dat de volgende dag minder kan worden afgenomen, respectievelijk meer of minder kan worden geproduceerd, ter beschikking van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet door middel van:
a. het aanwijzen van een BSP om biedingen voor balanceringsenergie in te dienen; of
b. het aanwijzen van een CSP om biedingen in te dienen die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan inzetten voor overige doeleinden.
F
Na paragraaf 9.8 worden drie nieuwe paragrafen toegevoegd, luidend:
1. Netbeheerders passen in het betreffende congestiegebied congestiemanagement toe overeenkomstig het in artikel 9.11, eerste lid, genoemde onderzoek.
2. Congestiemanagement in een bepaald gebied eindigt op het moment dat er geen sprake meer is van een structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit in het desbetreffende gebied zoals aangekondigd in artikel 9.9, eerste lid.
3. Het einde van congestiemanagement in een bepaald gebied zal door de netbeheerder ten minste één week voor het daadwerkelijke einde worden gepubliceerd via de in artikel 9.8 bedoelde website. Deze publicatie bevat ten minste de volgende gegevens:
a. een aanduiding van het desbetreffende congestiegebied;
b. de datum waarop congestiemanagement niet meer van kracht zal zijn; en
c. de onderbouwing van de beëindiging van congestiemanagement.
4. Aangeslotenen en CSP’s waarvan een bieding overeenkomstig artikel 9.41, vierde lid, is afgeroepen dan wel waarvoor een capaciteitsbeperking overeenkomstig artikel 9.41, vierde lid, of artikel 9.45, vijfde lid, is afgeroepen, worden hierna en in de artikelen 10.17 en 10.18 aangeduid als CG-aangeslotene.
5. Aangeslotenen in het congestiegebied, die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid, stellen de netbeheerder op de hoogte van de benodigde gegevens om vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch, als bedoeld in artikel 9.31, tweede lid, uit te kunnen voeren overeenkomstig artikel 13, zevende lid van Verordening (EU) 2019/943.
1. Netbeheerders verkrijgen congestiemanagementdiensten door de volgende producten aan te kopen:
a. bieding redispatch overeenkomstig bijlage 11; of
b. capaciteitsbeperking overeenkomstig bijlage 12.
2. In aanvulling op het eerste lid geldt dat, als de congestiemanagementdiensten als bedoeld in het eerste lid, in de dagelijkse voorbereiding en de dagelijkse uitvoering de voorziene fysieke congestie niet in voldoende mate oplossen, de netbeheerder niet-marktgebaseerde redispatch toepast op de in het congestiegebied aanwezige elektriciteitsproductie-eenheden, volgens de richtlijnen die daarvoor in artikel 13 van Verordening (EU) 2019/943 zijn opgenomen.
3. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde diensten kunnen door de netbeheerder voor langere tijd worden gecontracteerd bij CSP’s. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde diensten kunnen door de netbeheerder voor langere tijd worden gecontracteerd bij aangeslotenen of CSP’s. Voor deze contracten geldt een prijs die niet hoger is dan in het normaal economisch verkeer gebruikelijk.
1. De netbeheerders verlenen gezamenlijk aan een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap, niet zijnde een netbeheerder, op aanvraag een erkenning als CSP. Een natuurlijke persoon, rechtspersoon dan wel vennootschap kan slechts voor één erkenning als CSP in aanmerking komen.
2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet beheert een register waarin de in het eerste lid bedoelde erkenningen worden geregistreerd.
3. De CSP heeft het recht om congestiemanagementdiensten aan te bieden:
a. namens een aangeslotene die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW, een energieopslagfaciliteit met een capaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW of een verbruiksinstallatie met een capaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW;
b. namens een groep van één of meer aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit kleiner dan 1 MW, een energieopslagfaciliteit met een capaciteit kleiner dan 1 MW of een verbruiksinstallatie met een capaciteit kleiner dan 1 MW; en
c. op grond van compensatiehandel, als bedoeld in artikel 2, lid 27, van Verordening (EU) 2019/943.
4. De aanvraag voor een erkenning als CSP wordt schriftelijk en ondertekend door een bevoegd persoon ingediend bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet volgens een door de netbeheerders gezamenlijk uit te geven model.
5. Een erkenning als CSP wordt verleend nadat:
a. de aanvrager met succes het pre-kwalificatieproces voor het leveren van ten minste één product op grond van bijlagen 11 en 12 heeft afgerond; en
b. de netbeheerder zich ervan heeft vergewist dat de aanvrager beschikt over de deskundigheid en over de technische, administratieve en organisatorische faciliteiten die vereist zijn om als CSP te kunnen optreden.
6. De netbeheerders stellen gezamenlijk de criteria op voor de vereisten als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b. Deze criteria worden gepubliceerd op de in artikel 9.8 bedoelde website.
7. De netbeheerders stellen pre-kwalificatiecriteria op voor elk van de op grond van bijlagen 11 en 12 te leveren producten.
8. Een erkenning als CSP wordt ingetrokken wanneer een CSP zijn verplichtingen jegens een of meer netbeheerders niet nakomt, nadat de netbeheerder de CSP hierop heeft geattendeerd en de CSP in staat is gesteld om alsnog te voldoen aan de verplichtingen zoals bedoeld in het zesde lid.
9. De netbeheerders stellen gezamenlijk de omstandigheden, criteria en procedures op die leiden tot de intrekking van een erkenning als CSP. Deze omstandigheden, criteria en procedures worden gepubliceerd op de in artikel 9.8 bedoelde website.
1. De netbeheerders publiceren het volledige overzicht van specificaties voor de producten op grond van bijlage 11 en 12, inclusief procedures en pre-kwalificatiecriteria op de in artikel 9.8 bedoelde website.
2. De netbeheerder geeft in de productspecificaties als bedoeld in het eerste lid ten minste aan hoe de verrekening zal plaatsvinden en op welke termijn. Deze verrekening zal gebaseerd zijn op ten minste de volgende gegevens:
a. per onbalansverrekeningsperiode, het volume van biedingen redispatch per richting en de prijs van de geaccepteerde bieding bij producten op grond van bijlage 11;
b. de hoeveelheid capaciteitsbeperking en de prijs voor de beperking bij producten op grond van bijlage 12.
1. Een CSP die namens een aangeslotene of een groep van aangeslotenen biedingen wil doen overeenkomstig de specificaties in bijlage 11, dan wel namens een aangeslotene of een groep van aangeslotenen wil bijdragen aan het oplossen van fysieke congestie overeenkomstig de specificaties in bijlage 12, dient de aansluiting of de groep van bij die aangeslotenen horende aansluitingen bij de netbeheerder te pre-kwalificeren.
2. Een groep van aansluitingen bestaat uit één of meer aansluitingen.
3. Ten behoeve van de pre-kwalificatie van een groep van aansluitingen deelt de CSP de netbeheerder de EAN-codes mee van de in de groep deelnemende aansluitingen. Elke aansluiting die deel uitmaakt van een groep van aansluitingen voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:
a. de aansluiting maakt niet reeds deel uit van een andere groep van dezelfde of een andere CSP;
b. de allocatiemethode van de aansluiting, als bedoeld in artikel 2.1.3, onderdeel s, van de Informatiecode elektriciteit en gas heeft de waarde:
1°. “telemetrie”; of
2°. “slimme-meter-allocatie”.
c. de maximumcapaciteit van een met de aansluiting aangesloten elektriciteitsproductie-eenheid is kleiner dan 1 MW; en
d. de capaciteit van een met de aansluiting aangesloten verbruiksinstallatie is kleiner dan 1 MW.
4. In aanvulling op het derde lid geldt de voorwaarde dat:
a. voor elke aansluiting die deel uitmaakt van de groep in het aansluitingenregister van de netbeheerder dezelfde BRP vermeld staat; en
b. indien de CSP met een groep van aansluitingen biedingen wil doen als bedoeld in artikel 9.41, vierde lid, elke aansluiting deel uitmaakt van het desbetreffende congestiegebied.
5. Ten behoeve van de pre-kwalificatie van een aansluiting deelt de CSP de netbeheerder de EAN-code mee van de aansluiting. Voor de aansluiting geldt dat:
a. de maximumcapaciteit van een met de aansluiting aangesloten elektriciteitsproductie-eenheid of de capaciteit van een met de aansluiting aangesloten verbruiksinstallatie groter is dan of gelijk is aan 1 MW; en
b. de aansluiting niet reeds bij een andere of dezelfde CSP is vermeld.
6. De netbeheerder beoordeelt mede op basis van het derde, vierde en vijfde lid of de CSP gerechtigd is met die aansluiting of groep van aansluitingen biedingen te doen overeenkomstig bijlage 11, dan wel met die aansluiting of groep van aansluitingen bij te dragen aan het oplossen van fysieke congestie overeenkomstig de specificaties in bijlage 12.
7. De netbeheerder informeert de betrokken BRP over de opname van een aansluiting waarvoor hij balanceringsverantwoordelijkheid uitoefent in een portfolio van een CSP.
8. De CSP geeft mutaties in de groepssamenstelling onverwijld door aan de netbeheerder.
9. De netbeheerder voert bij elke hem op grond van het achtste lid doorgegeven mutatie opnieuw de beoordeling als bedoeld in het zesde lid uit en stelt de CSP op de hoogte van het resultaat.
10. De netbeheerder voert bij elke wijziging op grond van de processen van de Informatiecode elektriciteit en gas van de in het aansluitingenregister vastgelegde gegevens van een van de aansluitingen in een groep opnieuw de beoordeling als bedoeld in het zesde lid uit en stelt de CSP op de hoogte van het resultaat.
1. In afwijking van artikel 13.10 geldt voor de uitvoering van de regeling in de paragrafen 9.10 en 9.11 zonder uitzondering een grenswaarde van 1 MW voor de in de artikelen 13.12 en 13.14 bedoelde gegevensuitwisseling.
2. In aanvulling op artikel 13.12, zevende en achtste lid, en artikel 13.14, zesde en zevende lid, geldt voor aansluitingen die deelnemen aan een groep van aansluitingen als bedoeld in artikel 9.34 dat de gegevens als bedoeld in artikel 13.12, zevende en achtste lid, en artikel 13.14, zesde en zevende lid, tevens geaggregeerd per groep worden aangeleverd door de CSP indien de CSP bijdraagt aan het oplossen van fysieke congestie op grond van bijlage 11 of op grond van bijlage 12 waarbij, met inachtneming van bijlage 12, zesde lid, onderdeel a, inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt is afgesproken.
3. In afwijking van artikel 13.12, achtste lid, en artikel 13.14, zevende lid, geldt voor de uitvoering van de regeling in de paragrafen 9.10 en 9.11 dat wijzigingen van de ter beschikking gestelde prognoses direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder ter beschikking worden gesteld indien de wijziging groter is dan 5% van de maximumcapaciteit dan wel van het maximaal af te nemen vermogen, of indien de wijziging groter is dan 1 MW.
4. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het tweede lid ter beschikking gestelde geaggregeerde prognose van de hoeveelheid van het net af te nemen vermogen dan wel op het net in te voeden vermogen, worden direct na het bekend worden van die wijziging aan de netbeheerder ter beschikking gesteld indien die wijzigingen groter zijn dan 1 MW.
5. Wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig het eerste en het tweede lid ter beschikking gestelde gegevens worden direct na het bekend worden van die wijziging ter beschikking gesteld van de netbeheerder indien die wijziging wordt geïnitieerd door het oplossen van fysieke congestie overeenkomstig artikel 9.41, vierde lid, dan wel artikel 9.45, vijfde lid.
1. Indien de CG-aangeslotene afwijkt van de op grond van artikel 9.35 en paragraaf 13.2 aangeleverde gegevens, berekent de netbeheerder voor het verschil tussen die gegevens en de daadwerkelijk uitgewisselde energie op de desbetreffende aansluiting dan wel groep van aansluitingen per onbalansverrekeningsperiode een prijs per MWh, hierna te noemen de congestie-nietleveringprijs.
2. De congestie-nietleveringprijs is ten hoogste gelijk aan, indien de in het eerste lid bedoelde verschil tussen de op grond van artikel 9.35 en paragraaf 13.2 aangeleverde gegevens en de daadwerkelijk uitgewisselde energie het karakter heeft van:
a. het invoeden van energie, de voor de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode geldende landelijke onbalansprijs voor onbalans met het karakter invoeden aangevuld met de financiële ondersteuning die de CG-aangeslotene op basis van het geproduceerde elektriciteitsvolume ontvangt. Indien de voor de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode geldende landelijke onbalansprijs voor onbalans met het karakter invoeden negatief is, dan bedraagt de variabele component € 0,00;
b. het afnemen van energie, de voor de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode landelijke onbalansprijs voor onbalans met het karakter afnemen dan wel de geldende day-aheadclearingprijs indien deze hoger is;
c. het afnemen van energie en indien de fallback procedure is toegepast als bedoeld in artikel 12.16 of als bedoeld in artikel 44 van de Verordening (EU) 2015/1222 (GL CACM), de voor de desbetreffende onbalansverrekeningsperiode landelijke onbalansprijs voor onbalans met het karakter afnemen dan wel de geldende referentie biedzone prijs indien deze hoger is.
3. De netbeheerder kan de inkoopkosten voor de additionele behoefte aan flexibiliteit die ontstaat als gevolg van niet-levering door een CG-aangeslotene, op de CG-aangeslotene verhalen. De netbeheerder verschaft de CG-aangeslotene een onderbouwing van deze kosten.
4. De netbeheerder brengt ten hoogste de hoogste van de op het tweede en derde lid gebaseerde vergoeding in rekening.
5. De verrekening van de congestie-nietleveringprijs of de additionele kosten als bedoeld in het tweede en derde lid vindt gelijktijdig plaats met de verrekening als bedoeld in artikel 9.33, tweede lid.
1. Deze paragraaf bevat de uitvoeringsregels voor congestiemanagement met inzet van de middelen als benoemd in artikel 9.31.
2. De aangeslotene kan de uitvoering van de regeling van deze paragraaf overdragen aan een CSP.
3. Een CSP dient voor elke aansluiting of groep van aansluitingen waarmee hij biedingen overeenkomstig bijlage 11 wil doen, dan wel waarmee hij wil bijdragen aan het oplossen van fysieke congestie overeenkomstig bijlage 12 daartoe op grond van artikel 9.34 gerechtigd te zijn.
Indien de netbeheerder vermoedt dat één of meer bij het biedproces betrokken aangeslotenen of CSP’s uitzonderlijk afwijkende biedingen overeenkomstig de specificaties bijlage 11 doen waardoor het biedproces als bedoeld in artikel 9.41 mogelijk ondoelmatig verloopt, meldt de netbeheerder dit vermoeden aan de Autoriteit Consument en Markt.
1. Voor de uitvoering van de regeling van deze paragraaf kan de netbeheerder nadere voorwaarden stellen aan de mate waarin de overeenkomstig artikel 9.35 aan te leveren gegevens overeenkomen met de realisatie alvorens biedingen overeenkomstig bijlage 11 van of namens de desbetreffende aangeslotene(n) te accepteren.
2. De netbeheerder publiceert op de in artikel 9.8 bedoelde website per congestiegebied het tijdstip waarop overeenkomstig artikel 9.41, vijfde lid, biedingen ten uiterste afgeroepen worden.
1. De netbeheerder voert dagelijks de procedure uit zoals beschreven in artikel 9.41.
2. De netbeheerder kan voorafgaand aan de procedure zoals beschreven in artikel 9.41 gebruik maken van het vermogen dat aangeslotenen of CSP’s overeenkomstig de specificaties in bijlage 12 ter beschikking hebben gesteld ten behoeve van het oplossen van fysieke congestie.
1. Mede op basis van de gegevens die de netbeheerder ontvangt op grond van artikel 9.35 en paragraaf 13.2 bepaalt de netbeheerder of de van toepassing zijnde operationele veiligheidsgrenzen de volgende dag in het congestiegebied kunnen worden gehandhaafd.
2. De netbeheerder publiceert uiterlijk om 15:30 uur voor welke tijdsblokken de volgende dag hij biedingen verwacht.
3. De in het tweede lid bedoelde biedingen worden uiterlijk 16:00 uur bij de netbeheerder ingediend.
4. De netbeheerder brengt de benodigde capaciteit in overeenstemming met de beschikbare capaciteit met behulp van:
a. het hem overeenkomstig het derde lid of artikel 9.1, tweede en derde lid, ter beschikking gestelde vermogen;
b. met behulp van het op grond van artikel 9.1, eerste lid, ter beschikking gestelde vermogen indien op grond van bijlage 12 inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen is afgesproken;
c. indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen; of
d. niet-marktgebaseerde redispatch van elektriciteitsproductie-eenheden indien de middelen benoemd in onderdelen a tot en met c niet toereikend zijn.
5. Aangeslotenen en CSP’s waarvan een bieding overeenkomstig het vierde lid is afgeroepen, ontvangen hiervan uiterlijk op het overeenkomstig artikel 9.39, tweede lid, gepubliceerde tijdstip bericht.
6. De netbeheerder roept per onbalansverrekeningsperiode per afgeroepen bieding dan wel opgedragen capaciteitsvermindering dan wel per opgedragen niet-marktgebaseerde redispatch een gelijke hoeveelheid vermogen af buiten het congestiegebied. Hij maakt daarvoor gebruik van het hem overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid, ter beschikking gestelde vermogen of met behulp van het op grond van artikel 9.1, eerste lid, ter beschikking gestelde vermogen indien op grond van bijlage 12 inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen is afgesproken en, indien het de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betreft, tevens van het in artikel 9.19 bedoelde vermogen.
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 9.2, vierde lid, volgt de netbeheerder bij wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde gegevens de stappen als bedoeld in het eerste, vierde, vijfde en zesde lid.
De netbeheerder publiceert maandelijks op de website als bedoeld in artikel 9.8, het in de voorgaande maand afgeroepen vermogen per dag. De netbeheerder maakt daarbij onderscheid tussen vermogen op grond van bijlage 12, ingezet voor het sluiten van de day-aheadmarkt en het overeenkomstig artikel 9.41, vierde lid, ingezette vermogen. Tevens zal de netbeheerder aangeven wanneer bij de selectie van een energie- of capaciteitsbeperking andere redenen dan kosteneffectiviteit een rol hebben gespeeld en deze keuze motiveren.
1. Deze paragraaf bevat de uitvoeringsregels voor congestiemanagement met inzet van capaciteitsbeperking en niet-marktgebaseerde redispatch.
2. Een CSP dient voor elke aansluiting of groep van aansluitingen waarmee hij bijdraagt aan het oplossen van fysieke congestie overeenkomstig bijlage 12, daartoe op grond van artikel 9.34 gerechtigd te zijn.
3. De netbeheerder maakt bij de uitvoering van congestiemanagement overeenkomstig deze paragraaf uitsluitend gebruik van capaciteitsbeperking overeenkomstig bijlage 12 en van niet-marktgebaseerde redispatch toegepast op de in het congestiegebied aanwezige elektriciteitsproductie-eenheden, en de in het congestiegebied aanwezige verbruiksinstallaties volgens de richtlijnen die daarvoor in artikel 13 van de Verordening (EU) 2019/943 zijn opgenomen.
4. Congestiemanagement volgens deze paragraaf is niet van toepassing op aansluitingen in het desbetreffende congestiegebied:
a. van vitale processen zoals gepubliceerd door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid met uitzondering van elektriciteitsproductie-installaties; en
b. van installaties van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven waarbij het substantieel en ongepland wijzigen van het beschikbare transportvermogen direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen.
5. Ten behoeve van een juiste uitvoering van het vierde lid brengen aangeslotenen die menen te beschikken over een aansluiting in het congestiegebied waarop het vierde lid, onderdeel a of b, van toepassing is, de netbeheerder daarvan op de hoogte.
6. Bij het uitvoeren van congestiemanagement overeenkomstig deze paragraaf werkt de netbeheerder op volgorde:
a. van kosteneffectiviteit op grond van artikel 9.44 verschuldigde vergoeding; en
b. van toerbeurtsgewijze toewijzing, waarbij de netbeheerder een ondergrens stelt aan het gecontracteerd en beschikbaar gesteld transportvermogen van in aanmerking komende aansluitingen.
7. De netbeheerder publiceert de in het zesde lid, onderdeel b, bedoelde ondergrens van te voren op de in artikel 9.8 bedoelde website.
8. Indien het congestiegebied een net van een andere netbeheerder omvat maken de betroken netbeheerders, onverminderd artikel 9.1, zevende lid, afspraken over de uitwisseling van de voor de uitvoering van deze paragraaf benodigde gegevens en indien nodig over de uitvoering van deze paragraaf.
1. Voor het uitvoeren van een overeenkomstig artikel 9.45, vijfde lid, opgedragen beperking betaalt de netbeheerder een vergoeding overeenkomstig artikel 13, zevende lid, van Verordening (EU) 2019/943. De aangeslotene overlegt daartoe bewijsstukken aan de netbeheerder.
2. De financiële verrekening als bedoeld in het eerste lid vindt uiterlijk 30 dagen na afloop van de desbetreffende kalendermaand plaats.
3. Als uitzondering op het tweede lid geldt dat de financiële verrekening als bedoeld in het eerste lid voor de vergoeding financiële ondersteuning die zou zijn ontvangen zonder de opgedragen beperking plaatsvindt na afloop van het desbetreffende kalenderjaar, en uiterlijk 60 dagen nadat de aangeslotene de informatie over de definitief vastgestelde financiële ondersteuning aan de netbeheerder heeft verstrekt.
1. De netbeheerder voert dagelijks de procedure zoals beschreven in het tweede tot en met het zesde lid uit.
2. De netbeheerder kan voorafgaand aan de procedure zoals beschreven in dit artikel gebruik maken van het vermogen dat aangeslotenen of CSP’s overeenkomstig de specificaties in bijlage 12 ter beschikking hebben gesteld ten behoeve van het oplossen van fysieke congestie.
3. Mede op basis van de gegevens die de netbeheerder ontvangt op grond van artikel 9.35 en paragraaf 13.2 bepaalt de netbeheerder of de van toepassing zijnde operationele veiligheidsgrenzen de volgende dag in het congestiegebied kunnen worden gehandhaafd.
4. De netbeheerder publiceert uiterlijk om 15:30 uur of de volgende dag in (een deel van) het congestiegebied congestie verwacht wordt.
5. De netbeheerder draagt met in achtneming van artikel 9.43 aangeslotenen op hoeveel zij per onbalansverrekeningsperiode de volgende dag meer of minder dienen in te voeden dan wel te verbruiken.
6. De netbeheerder roept per onbalansverrekeningsperiode per opgedragen actie overeenkomstig het vijfde lid een gelijke hoeveelheid vermogen af buiten het congestiegebied. Hij maakt daarvoor gebruik van het hem overeenkomstig artikel 9.1 ter beschikking gestelde vermogen.
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 9.2, vierde lid, volgt de netbeheerder bij wijzigingen van de in het derde lid bedoelde gegevens de stappen als bedoeld in het vijfde en zesde lid.
1. Indien een aangeslotene drie keer de opdracht van de netbeheerder overeenkomstig artikel 9.45, vijfde lid, niet na komt, is de netbeheerder gerechtigd de aansluiting fysiek aan te passen ten einde de capaciteit van de aansluiting in overeenstemming te brengen met de capaciteit die ten maximale toegestaan kan worden ten einde de operationele veiligheidsgrenzen te waarborgen.
2. De in het eerste lid bedoelde aanpassing wordt bij het beëindigen van congestiemanagement, als bedoeld in artikel 9.34, tweede lid, ongedaan gemaakt.
G
Na bijlage 10, worden bijlage 11 en 12 ingevoegd, luidend:
1. Met een bieding redispatch biedt de door de aangeslotene aangewezen CSP aan om op een gespecificeerde locatie op te regelen of af te regelen ten opzichte van een prognose voor die locatie.
2. Een bieding redispatch voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:
a. minimumhoeveelheid: 100 kW;
b. minimumduur van de leveringsperiode: 1 onbalansverrekeningsperiode;
c. indien de duur van de leveringsperiode meer dan één onbalansverrekeningsperiode omvat, zijn de onbalansverrekeningsperiodes aansluitend;
d. afroepbaar en wijzigbaar tot drie onbalansverrekeningsperiodes voor de eerste in de bieding genoemde onbalansverrekeningsperiode;
e. de bieding bevat de locatie waar de dienst geleverd wordt;
f. het geboden vermogen is zowel geheel als gedeeltelijk afroepbaar;
g. de bieding is na afroep niet meer veranderbaar;
h. het afgeroepen vermogen is vanaf het begin van de eerste onbalansverrekeningsperiode van de leveringsperiode volledig beschikbaar; en
i. de levering van het vermogen is gestopt vanaf het einde van de laatste onbalansverrekeningsperiode van de leveringsperiode.
3. De bieding redispatch bevat minimaal de volgende variabele kenmerken:
a. de prijs in €/MWh;
b. de locatie met EAN-code(s);
c. het vermogen in MW per onbalansverrekeningsperiode;
d. de richting;
e. de leveringsperiode in onbalansverrekeningsperiode(s); en
f. het vermogen dat ten minste afgeroepen dient te worden.
4. De netbeheerder specificeert bij elk op bieding redispatch gebaseerd product ten minste:
a. of dit beschikbaar is voor zowel één aansluiting als voor groepen van aansluitingen;
b. of bij afroep van de bieding een onbalanscorrectie van de BRP van de aansluiting toegepast wordt, of dat de afroep als handel met een specifieke BRP genomineerd wordt;
c. de wijze van activering door de netbeheerder;
d. het tijdstip vanaf en tot welke biedingen gedaan kunnen worden; en
e. de wijze waarop de netbeheerder de levering van het product valideert.
5. De netbeheerder en de door de aangeslotene aangewezen CSP kunnen een contract aangaan voor redispatchcapaciteit. Een contract voor redispatchcapaciteit specificeert een plicht voor de door de aangeslotene aangewezen CSP om voor de duur van het contract op verzoek van de netbeheerder biedingen redispatch te doen tegen de in het contract overeengekomen voorwaarden.
1. Met het afzien van het gebruik van het gecontracteerde dan wel ter beschikking gestelde transportvermogen, hierna capaciteitsbeperking genoemd, biedt een aangeslotene aan om gedurende een afgesproken periode zijn transportbehoefte te beperken tot een afgesproken capaciteit.
2 Capaciteitsbeperking is gebaseerd op een tussen de netbeheerder en de aangeslotene af te sluiten contract, hierna capaciteitsbeperkingscontract genoemd.
3. Het capaciteitsbeperkingscontract geeft uitdrukking aan ten minste de volgende variabele kenmerken:
a. de maximaal te gebruiken transportcapaciteit;
b. of de reductie permanent geleverd wordt of gedurende af te spreken periodes;
c. de prijs in € per MW voor de afgesproken reductie;
d. de locatie met EAN-code(s) van de aansluiting; en
e. de contractperiode.
4. Capaciteitsbeperking kan worden afgesproken voor één aansluiting of voor een groep van aansluitingen.
5. De levering capaciteitsbeperking wordt aan de hand van meetgegevens geverifieerd.
6. De netbeheerder specificeert bij elk op capaciteitsbeperking gebaseerd product ten minste:
a. of inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen mogelijk is en zo ja, of
1° een onbalanscorrectie van de BRP van de aansluiting toegepast wordt; of
2°. dat de afroep genomineerd wordt als handel met een specifieke BRP;
b. de wijze van activering door de netbeheerder; en
c. de wijze waarop de netbeheerder de levering van het product valideert.
7. Inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen heeft het karakter van een bieding redispatch overeenkomstig bijlage 11. Netbeheerder en aangeslotene komen de voorwaarden overeen die gelden voor deze bieding.
H
Na bijlage 13, wordt bijlage 14 toegevoegd, luidend:
1. Ten behoeve van de technische analyse van het congestiegebied, neemt de netbeheerder ten minste de volgende elementen op in het onderzoeksrapport:
a. een overzicht van de ontwikkeling van de aanwezige transportcapaciteit in het (de) betreffende deelnet(ten), tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit;
b. een overzicht van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria, inclusief de aangehouden reservecapaciteit, en operationele veiligheidsgrenzen, die gehanteerd zijn bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit;
c. een overzicht van de ontwikkeling van de technische transportcapaciteit van het (de) beperkende netelementen, tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit;
d. een overzicht van de ontwikkeling van de kortsluitvastheid van het (de) betreffende deelnet(ten) en de verwachte maximale kortsluitstroom in het (de) betreffende deel(ten), tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit;
e. een voorspelling van het belastingpatroon op het (de) beperkende netcomponent(en), inclusief de externe omstandigheden waarmee bij de voorspelling rekening is gehouden, gedurende de periode waarvoor fysieke congestie wordt verwacht;
f. een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting niet kan worden getransporteerd wanneer er geen congestiemanagement wordt toegepast;
g. een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting wel kan worden getransporteerd wanneer er geen congestiemanagement wordt toegepast;
h. de financiële grens zoals bedoeld in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c;
i. de technische grens zoals bedoeld in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d;
j. een onderbouwde schatting van de kosten voor congestiemanagement, uitgedrukt in euro voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting zal worden uitgegeven aan congestiemanagement;
k. een onderbouwde schatting van de hoeveelheid capaciteit, uitgedrukt in MW voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting extra zal worden afgenomen door toepassing van congestiemanagement; en
l. een onderbouwde schatting van de hoeveelheid energie, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting extra zal worden getransporteerd door toepassing van congestiemanagement.
2. Ten behoeve van de marktanalyse van het congestiegebied, neemt de netbeheerder ten minste de volgende elementen op in het onderzoeksrapport:
a. de wijze waarop de netbeheerder partijen, welke geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan congestiemanagement en voldoen aan de in de Netcode gestelde voorwaarden, heeft betrokken in het onderzoek naar de mogelijkheid van toepassing van congestiemanagement met inzet van de middelen benoemd in artikel 9.31;
b. het aantal potentiële deelnemers aan congestiemanagement en de wijze waarop de netbeheerder dat heeft vastgesteld;
c. het vermogen in MW dat naar schatting in totaal beschikbaar is voor capaciteitsbeperking of redispatch op de meest kritische momenten van verwachte congestie;
d. de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh per jaar, die door de aangeslotenen in het deelgebied naar verwachting kan worden aangepast op basis van redispatch-biedingen, lange termijn contracten en een combinatie van beide, gedurende de periode waarvoor fysieke congestie wordt verwacht; en
e. de technische maatregelen die de netbeheerder moet nemen om het net veilig te bedrijven wanneer gebruikt wordt gemaakt van congestiemanagement.
3. In het geval uit de elementen zoals bedoeld in het eerst lid, onderdeel e en het tweede lid, onderdeel c en d bedrijfsgevoelige informatie afgeleid zou kunnen worden, zorgt de netbeheerder ervoor dat er op de in artikel 9.8 bedoelde website een publieke versie van het onderzoeksrapport gepubliceerd wordt waarin dit risico weggenomen is. Een volledige versie van het onderzoeksrapport wordt in alle gevallen met de ACM gedeeld worden.
De Begrippencode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1.1 worden op alfabetische volgorde de volgende begrippen ingevoegd:
De maximale capaciteit dat een net aan kan, met inachtneming van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria en operationele veiligheidsgrenzen;
De transportcapaciteit nodig om aan de vraag naar transport van alle gecontracteerde aangeslotenen in een (deel)net te voldoen, als bedoeld in artikel 2.3 van de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas;
Het deel van de aanwezige transportcapaciteit welke niet wordt ingezet om aan de benodigde transportcapaciteit te voldoen. De beschikbare transportcapaciteit is gelijk aan het verschil tussen de aanwezige transportcapaciteit en de benodigde transportcapaciteit;
Een aangeslotene of CSP waarvan een bieding overeenkomstig artikel 9.41, vierde lid is afgeroepen dan wel waarvoor een capaciteitsbeperking overeenkomstig artikel 9.41 vierde lid, of artikel 9.45, vierde lid, is opgedragen;
Een marktdeelnemer die namens een aangeslotene of een groep van aangeslotenen congestiemanagementdiensten levert aan een netbeheerder;
De transportcapaciteit nodig om aan de vraag naar transport van één individuele aangeslotene, namelijk de aanvrager, te voldoen;
Opgesteld vermogen van aangeslotenen dat in staat is om te reageren op een elektronisch sturingssignaal en door middel hiervan door de netbeheerder aangestuurd kan worden;
Dit besluit zal met de toelichting en de beantwoording op de ontvangen zienswijzen in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 24 mei 2022
Autoriteit Consument en Markt, namens deze: C.M.L. Hijmans van den Bergh bestuurslid
Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.
1. Met dit besluit wijzigt de Autoriteit Consument & Markt (hierna: de ACM) op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders de Netcode elektriciteit (hierna: Netcode). Dit besluit herziet en actualiseert de regels rondom transportschaarste en congestiemanagement om deze regels, naast de toepassing ervan op de transmissienetten, ook beter van toepassing te maken op distributienetten.
2. Congestiemanagement is een dagelijks proces waarbij een netbeheerder marktgebaseerde en niet-marktgebaseerde congestiemanagementdiensten inzet in een gebied waar een structureel tekort aan transportcapaciteit bestaat en netuitbreidingen niet tijdig zijn afgerond om aan de vraag naar transport te voldoen. In de uitvoering van congestiemanagement werken netbeheerders en aangeslotenen in het betreffende gebied samen om verwachte fysieke congestie op te lossen. Zo verzoekt een netbeheerder wanneer hij een congestie voorziet, aangeslotenen in het gebied om tegen betaling hun voorziene productie of consumptie van elektriciteit op een specifieke tijd en plaats te wijzigen, zodat de netbeheerder de totale (resterende) vraag naar transport kan faciliteren. Dankzij de toepassing van congestiemanagement kan de fysieke transportcapaciteit van het elektriciteitsnet optimaal worden benut om in de vraag naar transport te voorzien en kan dientengevolge ook aan meer partijen toegang tot het elektriciteitsnet worden verleend. De ACM acht de toepassing van congestiemanagement dan ook een belangrijk onderdeel van de wettelijke transporttaak van netbeheerders.
3. Verder merkt de ACM op dat de toepassing van congestiemanagement bijdraagt aan het realiseren van de ambities van de energietransitie en aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse elektriciteitsmarkt. Immers, de wachtrij van partijen die een aansluiting met transportcapaciteit verzoeken bestaat grotendeels uit duurzame elektriciteitsprojecten en via de inzet van congestiemanagement kan ook aan meer van deze partijen toegang tot het elektriciteitsnet worden verleend.
4. Dit besluit bepaalt hoe de netbeheerder de transportcapaciteit van het net vaststelt en op welke wijze de netbeheerder transportcapaciteit toekent aan partijen die hierom verzoeken. Het besluit verduidelijkt de processen die een netbeheerder doorloopt wanneer hij een structureel tekort aan transportcapaciteit voorziet alsook de processen voor de uitvoering van congestiemanagement. Het besluit stelt regels voor de netbeheerders met betrekking tot de transparantie gedurende het hele proces voorafgaand aan, en tijdens de uitvoering van congestiemanagement. Vanaf het moment dat een netbeheerder een structureel tekort aan transportcapaciteit constateert, dient hij alle partijen in het gebied duidelijk te informeren over de aard, duur en grootte van de verwachte congestie in het gebied en over de wijze waarop de aangeslotenen in het gebied een bijdrage kunnen leveren aan congestiemanagement.
5. Ook waarborgt dit besluit dat een netbeheerder tijdens de toepassing van congestiemanagement, ongeacht de specifieke vorm van congestiemanagement die wordt toegepast, eerst alle marktgebaseerde middelen inzet alvorens hij gebruik maakt van niet-marktgebaseerde middelen. Verder stelt het besluit een financiële en een technische grens voor de toepassing van congestiemanagement die de netbeheerder ertoe moeten bewegen om bijna overal congestiemanagement toe te passen, zonder de netbeheerder hierbij aan onredelijke risico’s bloot te stellen. Op die wijze wordt gewaarborgd dat congestiemanagement tegen redelijke kosten en binnen redelijke operationele grenzen wordt ingezet. Daarnaast maakt dit besluit duidelijk onder welke omstandigheden de verplichting van de netbeheerder tot het uitvoeren van transport geldt en onder welke omstandigheden de netbeheerder redelijkerwijs niet langer aan deze verplichting hoeft te voldoen.
6. Het besluit verhoogt de uitvoerbaarheid van congestiemanagement, met name voor de regionale netbeheerders. Zo wordt met het besluit het capaciteitsbeperkingsproduct overeenkomstig Bijlage12 van de gewijzigde Netcode geïntroduceerd. Dit capaciteitsbeperkingsproduct maakt het mogelijk dat een netbeheerder afspraken maakt met aangeslotenen in zijn verzorgingsgebied om, onder vooraf overeengekomen voorwaarden, de aangeslotene(n) te verzoeken om tegen betaling niet volledig gebruik te maken van de in zijn (hun) contract(en) overeengekomen transportcapaciteit. Dergelijke bilaterale overeenkomsten zijn te allen tijde marktgebaseerd, omdat de netbeheerder en aangeslotene de voorwaarden vrijwillig overeenkomen. De netbeheerder dient te waarborgen dat alle partijen in het gebied op transparantie wijze geïnformeerd en betrokken worden en de kans krijgen om hun flexibiliteit op grond van capaciteitsbeperkingscontracten aan te bieden. Het capaciteitsbeperkingsproduct heeft een aantal belangrijke voordelen in vergelijking met het redispatch product, dat voorafgaand aan dit besluit het enige marktgebaseerde middel voor de inkoop van flexibiliteit was. Een eerste voordeel is dat het de netbeheerder in staat stelt om op marktgebaseerde wijze congestie op te lossen, zonder dat er een bepaald minimum aan deelnemers in het gebied nodig is om effectieve mededinging te waarborgen. Dit is wel het geval bij het gebruik van redispatchproducten, waar een zeker aantal deelnemers vereist is om effectieve mededinging mogelijk te maken. Ten tweede stelt het capaciteitsbeperkingsproduct de netbeheerder in staat om flexibiliteit op maat in te kopen en op basis van lange termijn contracten (capaciteitsbeperkingscontracten) voldoende zekerheid in te kopen. Ten derde zal de inzet van capaciteitsbeperkingsproducten in het algemeen leiden tot lagere kosten voor het oplossen van fysieke congestie in vergelijking met een situatie waarin de netbeheerder uitsluitend gebruik maakt van redispatchbiedingen, omdat bij de inzet van capaciteitsbeperkingen geen tegengestelde activatie buiten het congestiegebied vereist is. Tevens biedt het capaciteitsbeperkingscontract aangeslotenen die niet de kennis en kunde hebben om op dagelijkse basis redispatch biedingen in te dienen de mogelijkheid om de beschikbare flexibiliteit aan te bieden bij de netbeheerder onder voorwaarden die goed passen binnen hun bedrijfsvoering. De verschillende congestiemanagementdiensten worden verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8 van de toelichting bij het besluit.
7. Het besluit introduceert tevens een nieuwe rol in de Netcode, namelijk de congestiemanagementdienstverlener, ook wel congestion service provider genoemd (hierna: CSP) De CSP heeft als functie om de flexibiliteit namens aangeslotenen aan te bieden bij de netbeheerder. De CSP kan ook op basis van countertrading bijdragen aan het redispatchproces en/of als aggregator van kleinschalige flexibiliteit optreden.
8. De opbouw van deze toelichting bij het besluit is als volgt. In hoofdstuk 2 licht de ACM de aanleiding van het codewijzigingsvoorstel en de gevolgde wettelijke procedure bij totstandkoming van dit besluit toe. In hoofdstuk 3 omschrijft de ACM het relevante nationale en Europees wettelijk kader. In hoofdstuk 4 gaat de ACM in op de inhoudelijke beoordeling van het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Tot slot volgt in de bijlage de reactie van de ACM op de ingediende zienswijzen.
9. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat de ACM op 30 maart 2020 heeft ontvangen (hierna: het voorstel).1 Met dit voorstel willen de gezamenlijke netbeheerders de regels rondom transportschaarste en congestiemanagement moderniseren.
10. Artikel 33, eerste lid, van de E-wet bepaalt dat de gezamenlijke netbeheerders overleg dienen te voeren met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, als bedoeld in de artikelen 27, 31 en 32, eerste lid, van de E-wet. De ACM constateert dat het oorspronkelijke voorstel op 5 maart 2020 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. Bij het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben daarbij aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die representatieve organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de E-wet.
11. De ACM heeft op 12 januari 2021 een wijzigingsopdracht aan de gezamenlijke netbeheerders gestuurd.2 De gezamenlijke netbeheerders hebben op 7 april 2021 een gewijzigd voorstel ingediend. 3 De ACM heeft het oorspronkelijke voorstel, de wijzigingsopdracht en het gewijzigde voorstel op haar website gepubliceerd.
12. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerp codebesluit en de bijbehorende stukken ter inzag gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 19 augustus 2021. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken. Ook heeft de ACM op 15 oktober 2021 een bijeenkomst georganiseerd waarbij alle partijen die een zienswijze hadden ingediend, de mogelijkheid kregen om deze toe te lichten.
13. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.
14. Op grond van artikel 31, eerste lid, aanhef en de onderdelen a, b, e, g en i, van de E-wet zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de ACM een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot onder meer:
– de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net;
– de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit;
– de regeling van de samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a, b en c van artikel 31, eerste lid, van de E-wet, alsmede ten behoeve van het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van elektriciteit in buitengewone omstandigheden;
– de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoering geeft aan zijn taak de leveringszekerheid te waarborgen en de wijze waarop productiereservecapaciteit wordt aangehouden en ingezet; en
– de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jegens de andere netbeheerders en de afnemers de energiebalans handhaaft.
15. Bij de beoordeling van het voorstel dient de ACM een afweging te maken tussen de belangen die volgen uit artikel 36, eerste lid, van de E-wet. De belangen uit artikel 36, eerste lid, van de E-wet die de ACM bij de beoordeling van dit voorstel in het bijzonder relevant acht zijn:
– het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening (artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet);
– het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt (artikel 36, eerste lid, onderdeel c, van de E-wet);
– het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van afnemers (artikel 36, eerste lid, onderdeel d, van de E-wet); en
– het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van netbeheerders (artikel 36, eerste lid, onderdeel e, van de E-wet);
16. Verder dient de ACM te waarborgen dat het besluit voldoet aan de E-wet. De ACM licht in verband met de inhoud van dit besluit in het bijzonder artikel 24, van de E-wet uit. Dit artikel luidt:
“1 De netbeheerder is verplicht aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.
2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft. Een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de vorige volzin is met redenen omkleed. De netbeheerder verschaft degene aan wie transport is geweigerd desgevraagd en ten hoogste tegen kostprijs de relevante gegevens over de maatregelen die nodig zijn om het net te versterken. Indien ten aanzien van duurzame elektriciteit een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de eerste volzin plaatsvindt, meldt de netbeheerder dit aan de Autoriteit Consument en Markt, waarbij de netbeheerder aangeeft welke maatregelen worden genomen om toekomstige weigeringen te voorkomen.
3 De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.”
17. Tot slot dient de ACM, op grond van artikel 36, eerste lid, onderdeel h, van de E-wet te waarborgen dat het besluit voldoet aan hetgeen is gesteld bij of krachtens Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (hierna: de Elektriciteitsverordening) en Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG. De ACM gaat hier in respectievelijk deelhoofdstuk 3.2 en 3.3 van de toelichting bij het besluit op in.
18. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening stelt voorschriften voor de toepassing van redispatching.4 De Elektriciteitsverordening heeft rechtstreekse werking en daarmee is artikel 13 direct van toepassing op de landelijke en de regionale netbeheerders elektriciteit.
19. Artikel 13, derde lid, van de Elektriciteitsverordening schrijft voor onder welke omstandigheden een netbeheerder niet-marktgebaseerde redispatch mag toepassen bij productie, energieopslag en vraagrespons. Een netbeheerder kan redispatching maatregelen inzetten om fysieke stromen in het elektriciteitsnet te veranderen en fysieke congestie te verlichten of om de systeemveiligheid op een andere manier te waarborgen. Het inzetten van niet-marktgebaseerde redispatch mag op grond van artikel 13, derde lid, van de Elektriciteitsverordening, uitsluitend wanneer er geen marktgebaseerd alternatief aanwezig is (onderdeel a); wanneer alle beschikbare marktgebaseerde middelen zijn gebruikt (onderdeel b); wanneer het aantal beschikbare aangeslotenen met flexibiliteit te klein is om daadwerkelijke mededinging te waarborgen in het gebied (onderdeel c); of wanneer de congestie dermate regelmatig en voorspelbaar wordt dat het strategisch gedrag door aangeslotenen mogelijk zou maken (onderdeel d). In alle andere gevallen dient de netbeheerder marktgebaseerde redispatch toe te passen.
20. Richtlijn 2009/72/EG is ingrijpend gewijzigd door de nieuwe Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (hierna: Elektriciteitsrichtlijn). De Elektriciteitsrichtlijn moet, voor zover dat niet reeds is gebeurd naar aanleiding van Richtlijn 2009/72/EG, worden omgezet in nationale wetgeving.
21. Voor de beoordeling van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders acht de ACM in het bijzonder artikel 6 en artikel 32 van de Elektriciteitsrichtlijn relevant. Daarom gaat zij hierna kort in op deze artikelen.
22. Over artikel 6, tweede lid, van de Elektriciteitsrichtlijn merkt de ACM op dat deze reeds is geïmplementeerd middels artikel 24, tweede lid, van de E-wet.5 Artikel 6, tweede lid, van de Elektriciteitsrichtlijn luidt: “De beheerder van een transmissie- of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed, waarbij met name het bepaalde in artikel 9 in acht wordt genomen, op basis van objectieve, technisch en economisch onderbouwde criteria.” Artikel 24, tweede lid, van de E-wet luidt: “De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft. Een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de vorige volzin is met redenen omkleed. [...]”
23. Voor onderdelen die nog niet zijn omgezet in nationale wetgeving, acht de ACM het voor de toekomstbestendigheid van onderhavig besluit raadzaam om, voor zover mogelijk, rekening te houden met de voorgenomen wijzigingen in nationale wetgeving.6 In onderhavig besluit wordt daarom rekening gehouden met de voorziene implementatie van artikel 32, eerste lid, van de Elektriciteitsrichtlijn, waaruit volgt dat:
“De lidstaten voorzien in het regelgevingskader dat nodig is om distributiesysteembeheerders toe te staan en aan te sporen flexibiliteitsdiensten te kopen, met inbegrip van congestiebeheer binnen hun dekkingsgebied, met het oog op het efficiënter beheer en de efficiëntere ontwikkeling van het distributiesysteem. [...] De distributiesysteembeheerders kopen dergelijke diensten aan volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures, tenzij de regulerende instanties hebben vastgesteld dat de aankoop van dergelijke diensten economisch niet efficiënt is of dat een dergelijk aankoop zou leiden tot ernstige marktverstoringen of meer congestie.”
24. Voorts schrijft artikel 32, tweede lid, van de Elektriciteitsrichtlijn voor dat:
“De distributiesysteembeheerders, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie, of de regulerende instantie zelf, voorzien, ten minste op nationaal niveau, in een transparant en participatief proces waarbij alle potentiële systeemgebruikers en transmissiesysteembeheerders betrokken zijn, de specificaties voor het inkopen van flexibiliteitsdiensten en, indien van toepassing, gestandaardiseerde marktproducten voor deze diensten. De specificaties waarborgen een effectieve en niet-discriminerende deelname van alle marktdeelnemers, inclusief marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons doen, exploitanten van energieopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen. De distributiesysteembeheerders wisselen alle noodzakelijke informatie uit en werken samen met de transmissiesysteembeheerders om voor een optimaal gebruik van hulpbronnen te zorgen, het veilige en efficiënte beheer van het systeem te waarborgen en de marktontwikkeling te bevorderen. [...]”
25. De ACM constateert dat artikel 32 van de Elektriciteitsrichtlijn moet worden omgezet in nationale wetgeving.7 De ACM acht het redelijk om in onderhavig besluit rekening te houden met het kader dat de Europese wetgever heeft gegeven, namelijk dat distributiesysteembeheerders ten minste op nationaal niveau voorzien in een transparant en participatief proces waarbij alle potentiële systeemgebruikers en transmissiesysteembeheerders betrokken zijn. De specificaties voor de flexibiliteitsdiensten dienen een effectieve en niet-discriminerende deelname van alle marktdeelnemers te waarborgen. De distributiesysteembeheerders zorgen in samenwerking met de transmissiesysteembeheerder voor een optimaal gebruik van hulpbronnen, waarborgen het veilig en efficiënt beheer van het systeem en bevorderen de marktontwikkeling.
26. De ACM gaat in dit hoofdstuk in op de inhoudelijke beoordeling van het codewijzigingsvoorstel. De ACM gaat in deelhoofdstuk 4.1 eerst in op de huidige situatie waarin sprake is van een groeiende vraag naar transportcapaciteit. In deelhoofdstuk 4.2 licht de ACM ter verduidelijking toe hoe de gewijzigde Netcode is opgebouwd en hoe de paragrafen uit de gewijzigde Netcode onderling samenhangen. In de deelhoofdstukken 4.3 tot en met 4.17 gaat de ACM vervolgens in op specifieke onderdelen uit het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, zoals begrippen en processen. De ACM licht in deze deelhoofdstukken steeds toe hoe zij het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders heeft beoordeeld en welke wijzigingen zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode. In deelhoofdstuk 4.18 gaat de ACM tot slot in op overige wijzigingen die zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode, ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Kleine tekstuele wijzigingen of correcties met betrekking tot grammatica, spelling en interpunctie, heeft de ACM waar nodig gecorrigeerd, maar licht zij niet nader toe in onderhavig besluit. Tot slot sluit de ACM haar inhoudelijke beoordeling in deelhoofdstuk 4.20 af met een conclusie.
27. De bepalingen uit de Netcode die met onderhavig besluit worden gewijzigd, zijn voor het laatst gewijzigd in 2010 door het Besluit met kenmerk 103388/12 van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.8 Sindsdien is de vraag naar transport van elektriciteit toegenomen. Deze groeiende vraag naar transport van elektriciteit bestaat uit een toename van verbruik (i.e. afname) en (decentrale) productie (i.e. invoeding) van elektriciteit.
28. De afname van elektriciteit groeit de laatste jaren snel, onder andere als gevolg van de ontwikkeling van datacentra en de stijgende vraag naar elektrische voertuigen en warmtepompen. Tegelijkertijd is er een toename van invoeding van duurzame elektriciteit, met name door projecten waarbij elektriciteit wordt opgewekt middels zon- en windkracht. Dergelijke projecten hebben een relatief korte realisatietermijn ten opzichte van de termijn die netuitbreiding in beslag neemt. De laatste jaren is de schaarste in het elektriciteitsnet toegenomen, doordat de netuitbreiding- en verzwaring van elektriciteitsnetten niet in hetzelfde tempo wordt gerealiseerd, als de mate waarin de vraag naar transport van elektriciteit over die netten groeit.
29. De regels rondom congestiemanagement hebben onder meer tot doel om de bestaande transportcapaciteit zo efficiënt mogelijk te benutten. De huidige regels zijn echter onvoldoende toegespitst op distributienetten, waardoor regionale netbeheerders zeer beperkt congestiemanagement toepassen. Als gevolg van de schaarste in het net kunnen bestaande aangeslotenen minder vaak hun transportcapaciteit uitbreiden en groeit het risico dat projecten voor de opwek van duurzame elektriciteit geen transportcapaciteit tot hun beschikking krijgen. Transportschaarste is daardoor direct van invloed op de economische bedrijvigheid en de verwezenlijking van de energietransitie.
30. Naar verwachting houdt de transportschaarste de komende jaren aan. Dit blijkt onder andere uit de rol die is weggelegd voor de opwek van zon- en windenergie in het Klimaatakkoord van 28 juni 2019.9 Om de doelstellingen uit het Klimaatakkoord te behalen, dient de transportschaarste te worden opgelost. Om de tijd waarin netbeheerders de benodigde netverzwaringen hebben uitgevoerd voor het oplossen van transportschaarste te overbruggen, dienen netbeheerders flexibiliteit in te kopen middels congestiemanagement. Daarmee worden de netten immers efficiënter benut en wordt er ruimte geboden om extra transportcapaciteit aan te bieden aan nieuwe en bestaande aangeslotenen.
31. De basis voor de inzet van flexibiliteit bij aangeslotenen volgt uit de Elektriciteitsrichtlijn en Elektriciteitsverordening. Netbeheerders dienen op non-discriminatoire en, voor zover mogelijk, op marktgebaseerde wijze flexibiliteitsdiensten in te kopen bij aangeslotenen. De mate waarin aangeslotenen die elektriciteit invoeden kunnen bijdragen aan het leveren van deze diensten, is in recente jaren aanzienlijk toegenomen, onder meer als gevolg van technologische innovaties. Hernieuwbare elektriciteitsprojecten kunnen in belangrijke mate bijdragen aan het verhelpen van congestie. De technische diensten die hernieuwbare elektriciteitsprojecten kunnen leveren, zoals een actieve sturing van het actieve productievermogen, staan beschreven in Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net (hierna: RfG Verordening).
32. Ook bij aangeslotenen die elektriciteit afnemen bestaat er een grote, nog beperkt benut potentieel aan flexibiliteit. Industriële en grootzakelijke afnemers zijn in toenemende mate in staat om hun elektriciteitsconsumptie te veranderen, zonder dat dit de bedrijfsvoering in gevaar brengt. Dit is mogelijk doordat zij tijdelijk kunnen overschakelen naar een andere bron van energie of doordat zij een deel van hun vraag naar elektriciteit naar een ander tijdstip kunnen verschuiven. Ook bij kleinverbruikers, zoals huishoudelijke afnemers, bestaat een groot potentieel voor flexibiliteit. In de laatste jaren is de hoeveelheid apparaten die het niveau van elektriciteitsafname kunnen aanpassen, zoals elektrische auto’s en warmtepompen, sterk gegroeid. Ook neemt het aantal batterij-installaties dat zich binnen de installatie van een afnemer bevindt toe. Ook voor partijen die elektriciteit afnemen zijn technische vereisten beschreven in de Verordening (EU) 2016/1388 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers (hierna: DCC Verordening).
33. Ondanks de hiervoor omschreven technische en wettelijke ontwikkelingen, is de toepassing van congestiemanagement door de regionale netbeheerders in Nederland in recente jaren beperkt gebleven.10 De meest uitgebreide vorm van congestiemanagement door een regionale netbeheerder vindt plaats in het deelgebied Neerijnen. Liander N.V. past in dit gebied sinds de winter van 2020–2021 congestiemanagement toe.11 In bijna alle andere gevallen concluderen de regionale netbeheerders, wanneer ze in een deelnet structurele congestie voorzien, dat de toepassing van congestiemanagement niet mogelijk is. Het gevolg is dat netbeheerders overgaan tot het weigeren van het doen van een aanbod van transportcapaciteit aan zowel bestaande aangeslotenen, die hun capaciteit wensen uit te breiden, als aan nieuwe aanvragers van transportcapaciteit.
34. De onderhavige codewijziging dient ertoe de regels en voorwaarden voor de toepassing van congestiemanagement door netbeheerders te verduidelijken, zodat netbeheerders in alle delen van het elektriciteitssysteem de beschikbare flexibiliteit inzetten om het net optimaal te benutten, waardoor zoveel mogelijk kan worden voldaan aan de vraag naar transportcapaciteit bij bestaande aangeslotenen en nieuwe afnemers.
35. De ACM licht in dit deelhoofdstuk de opbouw van en de onderlinge samenhang tussen de paragrafen van de gewijzigde Netcode met betrekking tot congestiemanagement toe.
36. De gewijzigde Netcode beschrijft de verschillende stappen die een netbeheerder moet doorlopen bij het faciliteren van de vraag naar transportcapaciteit (als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-Wet) en de vraag naar transport op een dagelijkse basis. In de volgende randnummers volgt een nadere uiteenzetting van de verschillende paragrafen van de gewijzigde Netcode. De manier waarop de relevante onderwerpen aan bod komen in de gewijzigde Netcode en in de toelichting bij dit besluit is kort samengevat als volgt:
– paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode heeft betrekking op de middelen die de netbeheerder in algemene zin kan inzetten om een voorziene congestie op te lossen. Hoe deze middelen en de inzet ervan zich verhouden tot de meer omvangrijke dagelijkse processen voor congestiemanagement wordt in meer detail beschreven in deelhoofdstuk 4.8.3 bij deze toelichting bij het besluit. Wanneer de netbeheerder redispatch inzet, dient hij een tegenactie uit te voeren. Zie deelhoofdstuk 4.15 van deze toelichting. De netbeheerder mag na het oplossen van een transportprobleem een marktrestrictie afroepen. Dit komt aan bod in deelhoofdstuk 4.16 van de toelichting.
– paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode beschrijft het proces dat de netbeheerder volgt wanneer hij een structureel tekort aan transportcapaciteit vaststelt, en wat dit betekent voor de toekenning van een aansluiting met transportcapaciteit aan partijen die daarom verzoeken. Dit wordt toegelicht in de deelhoofdstukken 4.3, 4.4, 4.5 en 4.10 bij deze toelichting van dit besluit. Een goed begrip van de verschillende begrippen die de netbeheerder gebruikt is hierbij van belang. Dit wordt toegelicht in deelhoofdstuk 4.7 van deze toelichting. Op grond van de paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode doet de netbeheerder een vooraankondiging (zie deelhoofdstuk 4.12 van de toelichting bij het besluit). Vervolgens onderzoekt de netbeheerder of de toepassing van het ‘marktgebaseerde regime’ congestiemanagement uitkomst biedt. Paragraaf 9.2 bevat ook een aantal uitzonderingen voor en grenzen aan de toepassing van dit regime, zoals de financiële en technische grens. Deze worden respectievelijk in deelhoofdstukken 4.9 en 4.11 verder toegelicht.
– paragraaf 9.9 beschrijft de algemene voorwaarden die gelden voor de toepassing van congestiemanagement. Hier wordt de CSP rol geïntroduceerd in de gewijzigde Netcode. Deelhoofdstuk 4.18 van deze toelichting gaat in op deze nieuwe CSP rol. Paragraaf 9.9 van de gewijzigde Netcode stelt ook regels voor een congestie-nietleveringprijs die voor een congestiegebied geldt wanneer een partij een bieding niet of onvolledig nakomt, zie deelhoofdstuk 4.17 van deze toelichting bij het besluit.
– paragraaf 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode stellen regels voor de toepassing van de verschillende regimes voor congestiemanagement. Dit wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting van dit besluit.
– Bijlage 11 beschrijft het marktgebaseerde redispatchproduct
– Bijlage 12 beschrijft het marktgebaseerde capaciteitsbeperkings product
– Bijlage 14 stelt regels voor het onderzoeksrapport congestiemanagement. Deelhoofdstuk 4.13 van deze toelichting gaat hier verder op in.
37. Paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode beschrijft de middelen die de netbeheerder tot zijn beschikking heeft om incidentele congestie in het net op te lossen. Deze paragraaf is op alle netten van toepassing, ook op de netten waarvoor (nog) geen congestiegebied is afgeroepen, of waarvoor geldt dat het tekort aan transportcapaciteit niet langer structureel van aard is en daardoor de toepassing van congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode niet langer nodig is.
38. Paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode beschrijft het periodieke proces dat de netbeheerder volgt om te berekenen in hoeverre hij redelijkerwijs voldoende transportcapaciteit beschikbaar heeft in zijn elektriciteitsnetten. Ook beschrijft deze paragraaf de berekening die een netbeheerder dient uit te voeren bij een aanvraag voor transportcapaciteit. Indien de netbeheerder in specifieke delen van het net een structureel tekort aan transportcapaciteit in het net voorziet, en daarmee de noodzaak om op meer dan incidentele basis transportproblemen (congestie) op te lossen, doet de netbeheerder een vooraankondiging om het congestiegebied publiek te maken. Vervolgens onderzoekt de netbeheerder de mogelijkheden van congestiemanagement in het gebied als bedoeld in de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode. Paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode beschrijft daarmee niet het dagelijkse proces op het moment dat congestie daadwerkelijk optreedt, maar stelt het kader voor de netbeheerder om te onderzoeken of ‘marktgebaseerd’ congestiemanagement uitkomst biedt in een specifiek netgebied.
39. Indien op grond van de bepalingen in paragraaf 9.2 is geconcludeerd dat er sprake is van congestie in een bepaald gebied, bevatten de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode regels voor twee verschillende regimes voor congestiemanagement, te weten het marktgebaseerde regime overeenkomstig paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode (hierna ook wel: het marktgebaseerde regime) en het niet-marktgebaseerde regime overeenkomstig paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode (hierna ook wel: het niet-marktgebaseerde regime). Paragraaf 9.9 van de gewijzigde Netcode biedt algemene voorwaarden die gelden voor beide regimes. Voor de duidelijkheid merkt de ACM op dat hoewel wordt verwezen naar het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement’, dat daar ook de inzet van niet-marktgebaseerde maatregelen onder kan vallen. Andersom geldt dat in het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement ook marktgebaseerde maatregelen worden ingezet. De ACM licht dit verder toe in hoofdstuk 4.8.3. De ACM heeft gekozen voor het hanteren van deze verwijzing naar de regimes in verband met de leesbaarheid van deze toelichting bij het besluit.
40. De regimes voor congestiemanagement staan los van de instrumenten en processen die de netbeheerder toepast voor het oplossen van incidentele congestie overeenkomstig paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode.12 De processen binnen het marktgebaseerde regime en het niet-marktgebaseerde regime worden namelijk op een doorlopende, dagelijkse basis uitgevoerd totdat het net dusdanig is verzwaard of uitgebreid dat het structurele tekort aan transportcapaciteit is verholpen. De instrumenten als benoemd in paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode worden daarentegen alleen ingezet voor het oplossen van congestie die op incidentele basis voorkomt.
41. Paragraaf 9.9 van de gewijzigde Netcode bevat de algemene voorwaarden voor de dagelijkse planning en uitvoering van congestiemanagement. Paragraaf 9.10 en paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode bevatten elk aanvullende voorwaarden voor respectievelijk ‘marktgebaseerde’ en ‘niet-marktgebaseerde’ regimes voor congestiemanagement. Paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode stelt regels voor congestiemanagement waarbij de netbeheerder gebruik maakt van marktgebaseerde diensten – oftewel, marktgebaseerde biedingen redispatch overeenkomstig Bijlage 11 en capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 – en, indien deze middelen niet volstaan, van niet-marktgebaseerde redispatch op productie. Dit wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting van het besluit.
42. Paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode stelt regels voor congestiemanagement waarbij de netbeheerder uitsluitend gebruik maakt van capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 en niet-marktgebaseerde redispatch van zowel producten als verbruikers. Het is hierbij belangrijk dat de capaciteitsbeperking altijd als marktgebaseerd product wordt beschouwd. Dit wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.1. Dit betekent dat, in overeenstemming met artikel 13, derde lid, onderdeel b van de Elektriciteitsverordening, de netbeheerder alle beschikbare capaciteitsbeperkingsproducten dient in te zetten alvorens hij niet-marktgebaseerde redispatch toepast. Alhoewel de twee regimes voor congestiemanagement bekend staan als respectievelijk het marktgebaseerde regime (paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode) en het niet-marktgebaseerde regime (paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode), worden deze begrippen in de besluittekst vermeden om verwarring met de begrippen uit de Elektriciteitsverordening te vermijden. Dit wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting van het besluit.
43. In dit deelhoofdstuk gaat de ACM in op de voorwaarden die een netbeheerder hanteert bij het toekennen van gevraagde transportcapaciteit. Het proces dat wordt gevolgd bij aanvragen voor transport en de voorwaarden die daarbij gelden, worden in de gewijzigde Netcode uitgebreid en verduidelijkt. De ACM licht de samenhang van de verschillende onderdelen in hoofdstuk 9 van de Netcode toe. Daarnaast gaat de ACM in dit deelhoofdstuk in op de wijzigingen die zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode, ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
44. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de E-wet is een netbeheerder verplicht om een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van een verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren. De voorwaarden die de netbeheerder hierbij moet hanteren jegens bestaande en nieuwe afnemers zijn uitgewerkt in, onder meer, de Netcode. Met onderhavig besluit wordt nader invulling gegeven aan de voorwaarden die een netbeheerder hanteert bij het toekennen van de gevraagde transportcapaciteit. Reden hiervoor is de toenemende vraag naar transportcapaciteit op het elektriciteitsnet en de toenemende transportschaarste op het net, zoals reeds is toegelicht in hoofdstuk 4.1. Om de gevraagde capaciteit zo veel als mogelijk te faciliteren en het net zo efficiënt mogelijk te benutten tot de benodigde netuitbreidingen en -verzwaringen hebben plaatsgevonden, is het noodzakelijk om de voorwaarden die een netbeheerder hanteert bij de uitvoering van artikel 24, eerste lid, van de E-wet nader uit te werken. Hiermee wordt de vraag van afnemers naar transport gefaciliteerd en wordt voorzien in een transparant proces.
45. Netbeheerders dienen de in de Netcode vastgelegde voorwaarden voor het verlenen van transportcapaciteit te volgen, waaronder het doen van een onderzoek naar en, indien mogelijk, de toepassing van congestiemanagement, alvorens zij mogen concluderen dat zij niet langer kunnen voldoen aan de verplichting die volgt uit artikel 24, eerste lid, van de E-wet.13 De ACM merkt op dat een gevolg van transportschaarste is dat netbeheerders, na toepassing van de regels in de Netcode, niet langer kunnen voldoen aan de verplichting uit artikel 24, eerste lid, van de E-wet. Indien een netbeheerder op grond van objectieve, technisch en economisch onderbouwde criteria vaststelt dat hij voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft, geldt de verplichting om een aanbod te doen van transport niet langer.14 De voorwaarden aan de hand waarvan de netbeheerder dit dient te beoordelen, zijn nader uitgewerkt in onderhavig besluit.
46. Samenvattend volgen uit onderhavig besluit dus de voorwaarden met betrekking tot het toekennen van transportcapaciteit en tot waar die verplichting voor het toekennen van transportcapaciteit geldt. Ter verduidelijking hiervan heeft de ACM de titel van paragraaf 9.2 van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aangepast. In het voorstel luidt de titel van paragraaf 9.2 “Voorwaarden met betrekking tot vaststelling beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit”. De ACM heeft deze titel als volgt gewijzigd in de gewijzigde Netcode: “Voorwaarden met betrekking tot het toekennen van transportcapaciteit”.
47. In paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode wordt verduidelijkt op welke wijze de netbeheerder dient te beoordelen wat de aanwezige, benodigde en beschikbare transportcapaciteit in zijn net is, met als uiteindelijk doel om te bepalen of hij kan voldoen aan de gevraagde of, in het geval van natuurlijke groei15, benodigde transportcapaciteit.16 Indien na de beoordeling van de netbeheerder blijkt dat hij niet kan voldoen aan de gevraagde of benodigde transportcapaciteit, dient hij te onderzoeken welke maatregelen hij kan nemen om de gevraagde of benodigde transportcapaciteit in overeenstemming te brengen met de beschikbare of, in het geval van natuurlijke groei, aanwezige transportcapaciteit. Dit volgt uit artikel 9.6, eerste lid, en artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode.
48. Voor het vraagstuk betreffende het wel of niet toekennen van transportcapaciteit is het van belang wat de aanleiding vormt van het voorziene tekort aan transportcapaciteit. De netbeheerder kan het onderzoek naar de mogelijke toepassing van congestiemanagement, als bedoeld in artikel 9.10 van de gewijzigde Netcode, uitvoeren op grond van artikel 9.6, eerste lid, of op grond van artikel 9.7, eerste lid. De precieze aanleiding (artikel 9.6, eerste lid of artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode) bepaalt wat de netbeheerder doet in het geval dat de uitkomst van het in artikel 9.10 van de gewijzigde Netcode bedoelde onderzoek geen of onvoldoende uitkomst biedt om het voorziene tekort aan transportcapaciteit te verhelpen.
49. Indien het in het vorige randnummer bedoelde onderzoek naar de mogelijke toepassing van congestiemanagement wordt uitgevoerd op grond van artikel 9.6, eerste lid, van de gewijzigde Netcode, dat wil zeggen na een expliciet verzoek om een aansluiting met transportcapaciteit, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet, kan de uitkomst zijn dat een verzoek om een aansluiting met transportcapaciteit niet wordt gehonoreerd. In deze situatie vormt een expliciet verzoek om het doen van een aanbod tot het uitvoeren van transport de aanleiding voor de netbeheerder om vast te stellen dat er sprake kan zijn van een tekort aan beschikbare transportcapaciteit, als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, van de gewijzigde Netcode. Als in dit geval het in artikel 9.10 van de gewijzigde Netcode bedoelde onderzoek wordt uitgevoerd en de netbeheerder concludeert dat de toepassing van congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode geen of onvoldoende uitkomst biedt, dan is de netbeheerder niet verplicht om het in de tweede volzin bedoelde verzoek te honoreren (artikel 9.6, derde lid, van de gewijzigde Netcode). In dit geval wordt dus geen transportcapaciteit toegekend. Hierdoor zal het voorziene tekort aan transportcapaciteit dat de netbeheerder op basis van die aanvraag voorzag, uitblijven. De partij die een aansluiting met transport verzoekt krijgt in dit geval de mogelijkheid om de gevraagde transportcapaciteit te verkleinen, zonder de plaats in de wachtrij te verliezen.
50. Indien daarentegen de ‘natuurlijke groei’ van de vraag naar transport in een duidelijk afgebakend gebied de aanleiding vormt voor het onderzoek naar de mogelijke toepassing van ‘marktgebaseerd’ congestiemanagement, als bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode, en de netbeheerder concludeert dat de toepassing van marktgebaseerde congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode geen of onvoldoende uitkomst biedt, is de netbeheerder genoodzaakt een ander regime voor congestiemanagement toe te passen waarbij niet-marktgebaseerde redispatch ook op verbruikende aangeslotenen kan worden toegepast. Dit betreft het ‘niet-marktgebaseerde’ regime overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.11 van de gewijzigde Netcode. Hierbij maakt de netbeheerder gebruik van andere middelen om congestie te verhelpen. Dit onderscheid tussen de toepasbaarheid en de uitvoering van deze verschillende regimes wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting bij het besluit. De reden dat de netbeheerder in deze situatie genoodzaakt is op een ander regime over te stappen is dat er geen manier is om deze ‘natuurlijke groei’ van de vraag naar transport van bestaande aangeslotenen te voorkomen.
51. Met het oog op het wel of niet toekennen van transportcapaciteit, als bedoeld in randnummer 49, is de ACM van mening dat de toepassing van congestiemanagement dient te worden gezien als een afweging tussen de belangen van de netbeheerders enerzijds en afnemers anderzijds, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de E-wet. Congestiemanagement geeft de netbeheerder en aangeslotenen in het congestiegebied de mogelijkheid om op basis van effectieve samenwerking de transportcapaciteit optimaal te benutten, in afwachting van de netverzwaring of netuitbreiding die het structurele tekort aan transportcapaciteit verhelpt. De netbeheerder is als monopolist verantwoordelijk voor het voorzien in de vraag naar transport en dus het voorzien van voldoende transportcapaciteit en netuitbreidingen, zoals volgt uit artikel 16, eerste lid, van de E-wet. In het licht van de afweging tussen de belangen van de netbeheerders en afnemers, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de E-wet, acht de ACM het redelijk dat de gevolgen van een structureel tekort aan transportcapaciteit niet disproportioneel bij de afnemers terecht komen. Het uitgangspunt dient naar de mening van de ACM te zijn dat de netbeheerder in het overgrote deel van zijn net binnen een redelijke termijn een effectief proces voor congestiemanagement inricht wanneer hij een structureel tekort aan transportcapaciteit voorziet.
52. Artikel 9.10, tweede lid, van de gewijzigde Netcode stelt een aantal voorwaarden die voor de netbeheerder aanleiding kunnen geven om in het onderzoek te concluderen dat congestiemanagement overeenkomstig paragraaf 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode, oftewel het ‘marktgebaseerde’ regime van congestiemanagement (zie deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting), niet wenselijk of mogelijk is. De ACM licht dit hierna toe.
53. De ACM is van mening dat het in sommige gevallen, bijvoorbeeld gelet op de duur van het voorziene gebrek aan transportcapaciteit of gelet op de financiële of technische consequenties van de toepassing van congestiemanagement, niet (langer) redelijk is om te eisen dat een netbeheerder congestiemanagement toepast. De ACM heeft zes uitzonderingen vastgelegd in artikel 9.10, tweede lid, van de gewijzigde Netcode. De ACM licht de uitzonderingen hierna toe.
54. Uit artikel, 9.10, tweede lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode volgt dat een netbeheerder geen congestiemanagement hoeft toe te passen als de periode van het verwachte tekort aan beschikbare transportcapaciteit korter duurt dan 1 jaar en het congestiegebied in drie jaar daarvoor geen congestiegebied is geweest of onderdeel van een of meer congestiegebied(en) van de desbetreffende netbeheerder uitmaakte. De ACM vindt het redelijk dat een netbeheerder, wanneer hij binnen een redelijke tijd de transportschaarste kan oplossen, geen congestiemanagement hoeft toe te passen. Immers, de kosten en tijd die gemoeid zijn met het inrichten van een congestiemanagement regime, wegen dan niet op tegen de periode waarin congestiemanagement moet worden toegepast. Wanneer een netbeheerder in een gebied al eerder in de drie voorgaande jaren congestiemanagement heeft toegepast, omdat dit gebied al een congestiegebied of onderdeel daarvan is geweest, zijn de kosten voor het inrichten van congestiemanagement reeds gemaakt. In deze situatie zijn deze kosten geen reden meer om af te zien van het toepassen van congestiemanagement. De netbeheerder moet in deze situatie daarom ook congestiemanagement toepassen wanneer de periode van het verwachte tekort aan beschikbare transportcapaciteit korter is dan 1 jaar.
55. Uit artikel 9.10, tweede lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode volgt dat een netbeheerder geen niet-marktgebaseerde redispatch17 hoeft toe te passen om de vraag naar transport van verbruikende afnemers te verminderen ten behoeve van een verzoek om transport, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-Wet. Het verminderen van het transport van elektriciteit van aangeslotenen die elektriciteit afnemen heeft in de regel hogere kosten dan het verminderen van transport van elektriciteit voor aangeslotenen die elektriciteit opwekken en deze vervolgens invoeden in het net. Verbruikende afnemers zijn namelijk minder goed in staat om de waarde van een verlaagde elektriciteitsconsumptie in te schatten dan invoeders die elektriciteit opwekken omdat de ondervonden schade van meerdere variabelen afhankelijk is. Dit bemoeilijkt de vaststelling van de vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch op deze type aangeslotenen. Om deze redenen heeft de ACM de in de eerste volzin van dit randnummer bedoelde uitzonderingsgrond in de gewijzigde Netcode opgenomen. De ACM licht dit punt nader toe in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting bij het besluit. De ACM merkt bij dit punt op dat zij zich kan voorstellen dat er in de toekomst meer technische mogelijkheden gaan ontstaan om niet-marktgebaseerde redispatch toe te passen bij verbruikende afnemers.
56. Uit artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c, van de gewijzigde Netcode volgt een financiële grens voor de toepassing van congestiemanagement. Indien deze financiële grens is bereikt, hoeft de netbeheerder niet langer aanvullend congestiemanagement toe te passen in dat congestiegebied, maar blijft de hoeveelheid congestiemanagement gelijk aan de gestelde financiële grens. De ACM acht het vanuit maatschappelijk oogpunt niet wenselijk dat een netbeheerder ongelimiteerd congestiemanagement zou moeten toepassen. Dat zou namelijk betekenen dat hij ongelimiteerd financiële middelen moet aanwenden om afnemers tegen betaling te verzoeken om hun vraag naar transport aan te passen. De ACM gaat nader in op de financiële grens in deelhoofdstuk 4.9 van deze toelichting.
57. Uit artikel 9.10, derde lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode volgt een technische grens voor de toepassing van congestiemanagement. Net zoals bij de financiële grens, geldt bij het bereiken van de technische grens voor de netbeheerder niet langer de verplichting om congestiemanagement toe te passen. Bij het ontbreken van een technische grens voor de toepassing van congestiemanagement, bestaat het risico dat de netbeheerder de veiligheid en betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet niet langer voldoende kan borgen. Dat acht de ACM onwenselijk. De ACM licht de technische grens verder toe in deelhoofdstuk 4.11 van deze toelichting.
58. Uit artikel 9.10, derde lid, onderdeel e, van de gewijzigde Netcode dat een netbeheerder niet het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement hoeft toe te passen indien het beperkende element dat de congestie veroorzaakt zich in laagspanningsnetten bevindt. Wanneer congestie optreedt in laagspanningsnetten is er in de regel een klein aantal aangeslotenen dat zich in het congestiegebied bevindt. Hierdoor is het aantal getroffen aangeslotenen en potentiële aanbieders van flexibiliteit in dat specifieke congestiegebied beperkt. Daarnaast is de benodigde verzwaring en/of uitbreiding van het net gering en kan deze, gegeven voldoende uitvoeringscapaciteit, snel uitgevoerd worden. De ACM acht het in deze gevallen niet doelmatig om congestiemanagement in te richten voordat de verzwaring van het net gereed is. Dit wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.11 van deze toelichting van het besluit.
59. Tot slot volgt uit artikel 9.10, derde lid onderdeel f, van de gewijzigde netcode dat de netbeheerder hoeft geen congestiemanagement toe te passen voor de vraag naar transport waardoor het toegestane kortsluitvermogen van het net wordt overschreden. Om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net te waarborgen is het van belang dat het toegestane kortsluitvermogen van het net niet overschreden wordt. Door de aard van kortsluitvermogen en de kortsluitvastheid van het net heeft de netbeheerder in het geval van netcongestie geen andere mogelijkheid het kortsluitvermogen te beperken dan door het aantal aangesloten elektriciteitsproducenten te beperken. De ACM acht het daarom redelijk dat de netbeheerder geen congestiemanagement toepast voor de vraag naar transport waardoor het toegestane kortsluitvermogen van het net wordt overschreden.
60. Op grond van de in randnummer 51 beschreven afweging tussen de verschillende belangen is de ACM van mening dat er uitsluitend in specifieke omstandigheden een uitzondering dient te gelden voor de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Met de toevoeging van het capaciteitsbeperkingsproduct (zie deelhoofdstuk 4.8.1 van deze toelichting) krijgt de netbeheerder een effectief nieuw instrument om de flexibiliteit van aangeslotenen in zijn netgebied te benutten om congestie te verhelpen. De ACM merkt op dat de netbeheerders in alle verzorgingsgebieden deze flexibiliteitsdiensten kunnen verkrijgen op grond van artikel 9.1, eerste lid van het besluit, ook in gebieden waar (nog) geen tekort aan transportcapaciteit dreigt te ontstaan, als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, van de gewijzigde Netcode.
61. Samenvattend acht de ACM het redelijk om te eisen dat er enerzijds een minimale inzet aan congestiemanagement plaatsvindt wanneer de netbeheerder een tekort aan transportcapaciteit voorziet, terwijl er anderzijds een aantal uitzonderingen dienen te gelden waarbij het niet (langer) in het belang van netbeheerders en afnemers is om (meer) congestiemanagement toe te passen.
62. In hoofdstuk 4.3 van deze toelichting bij het besluit heeft de ACM toegelicht wat het proces is voor het toekennen van transportcapaciteit en welke voorwaarden een netbeheerder daarbij hanteert. Naast dat de ACM het belangrijk vindt dat duidelijk is welke voorwaarden gelden en welke procestappen een netbeheerder moet volgen bij het toekennen van transportcapaciteit, vindt zij het ook belangrijk dat duidelijk is hoe verschillende vormen van transportcapaciteit, te weten de benodigde18, beschikbare19 en aanwezige20 transportcapaciteit, worden vastgesteld.
63. De ACM licht in dit deelhoofdstuk toe welke wijzigingen zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor wat betreft de wijze van vaststellen van de benodigde, beschikbare en aanwezige transportcapaciteit.
64. Eerst gaat de ACM in op welke wijziging zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode voor de beoordeling van de benodigde transportcapaciteit. In artikel 9.5, tweede lid, onderdeel c, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt gesteld dat de netbeheerder bij de bepaling van de benodigde transportcapaciteit rekening dient te houden met, onder andere, de verwachte maximale gelijktijdigheid van transport in het net. De ACM merkt op dat deze benadering naar het oordeel van de ACM niet nauwkeuring genoeg is, met name voor het bepalen van de financiële grens (zie hoofdstuk 4.9). De ACM vindt dat de netbeheerder bij het beoordelen van de benodigde transportcapaciteit van het net gebruik dient te maken van profielen die gebaseerd zijn op kwartierwaarden. De netbeheerder kan daarbij gebruik maken van gemeten data of van onderbouwde schattingen van het type profiel van de natuurlijke groei en van de aanvrager, inclusief de richting van het transport. Deze berekening dient, zowel in gevallen waarbij gebruik wordt gemaakt van gemeten data als in gevallen waarbij gebruik wordt gemaakt van onderbouwde schattingen, in ieder geval rekening te houden met het stochastische karakter van de vraag naar transport. De netbeheerder neemt de uitkomst van de berekening vervolgens mee in de bepaling van de betrouwbaarheid van de voorspelling.
65. De ACM heeft artikel 9.5, tweede lid, onderdeel c, van de gewijzigde Netcode aangepast ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Dit houdt in dat de netbeheerder voor de beoordeling van de benodigde transportcapaciteit niet de verwachte maximale gelijktijdigheid van transport hanteert, zoals de gezamenlijke netbeheerders voorstellen, maar dat de netbeheerder het meest aannemelijke profiel voor de belasting van het beperkende netelement, op basis van een berekening van het verwachte profiel en richting van transport van de afnemers, hanteert.
66. Hierna licht de ACM toe welke wijziging zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode voor de beoordeling van de beschikbare transportcapaciteit. De aanhef van artikel 9.7, eerste lid, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders impliceert dat de netbeheerder bij het beoordelen van de vraag of de beschikbare transportcapaciteit toereikend is, niet de volledige transportcapaciteit van het net hoeft mee te nemen, omdat hij reservecapaciteit moet aanhouden. De ACM leidt dit af uit de verwijzing naar artikel 16, onderdeel d, van de E-wet.
67. De ACM is het met de gezamenlijke netbeheerders eens dat uit de hiervoor genoemde bepaling van de E-wet volgt dat netbeheerders tot taak hebben om voldoende reservecapaciteit voor het transport van elektriciteit aan te houden. De wetgever heeft met deze wettelijke taak bedoeld dat er voldoende voorzieningen zijn om bij calamiteiten, zoals draadbreuk, het transport van elektriciteit te laten doorgaan.21 Tegelijkertijd is het uitvoeren van transport een van de kerntaken van een netbeheerder. Daarvoor mogen vergaande inspanningen en de nodige voortvarendheid worden verwacht van een netbeheerder. De ene wettelijke taak kan een netbeheerder niet ontslaan van de andere wettelijke taak.
68. Om te borgen dat een netbeheerder enerzijds zijn wettelijke transporttaak optimaal uitvoert en anderzijds voldoende reservecapaciteit kan blijven aanhouden dient de aangehouden reservecapaciteit meegenomen te worden bij de berekening van de aanwezige transportcapaciteit. Naar het oordeel van de ACM vergroot dit de transparantie over hoeveel capaciteit een netbeheerder aanhoudt als reservecapaciteit. Op die wijze beoogt de ACM te voorkomen dat netbeheerders meer reservecapaciteit aanhouden dan nodig, waardoor zij nieuwe transportverzoeken zouden weigeren terwijl er eigenlijk voldoende transportcapaciteit beschikbaar is. De ACM heeft om deze reden de aanhef van artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode aangepast ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Zij heeft de verwijzing naar artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de E-wet, verwijderd. De ACM heeft in plaats daarvan ‘aangehouden reservecapaciteit’ expliciet als criterium toegevoegd aan ‘netontwerpcriteria’ als bedoeld in Bijlage 14, eerste lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode. De ACM verwijst voor een nadere toelichting van de wijze van vaststellen van de aanwezige transportcapaciteit naar hoofdstuk 4.10 van de toelichting bij het besluit.
69. Tot slot verwijst de ACM voor een toelichting bij de wijze van vaststellen van de aanwezige transportcapaciteit naar hoofdstuk 4.10 van deze toelichting. De ACM gaat in dat deelhoofdstuk nader in op de elementen waarmee een netbeheerder rekening dient te houden bij de beoordeling van de aanwezige transportcapaciteit, zoals, de netontwerpcriteria, het N-1 criterium, ‘verzwaren tenzij’22 en de aanwezigheid van vermaasde netten. De ACM licht de wijze van vaststellen van de aanwezige transportcapaciteit in dat deelhoofdstuk nader toe, vanwege de samenhang met de toepassing van de financiële grens die wordt toegelicht in hoofdstuk 4.9 van deze toelichting.
70. In hoofdstuk 4.3 van deze toelichting heeft de ACM omschreven welke voorwaarden er gelden bij het aanbieden van transportcapaciteit. In dit deelhoofdstuk licht de ACM toe op welke wijze, dat wil zeggen in welke volgorde, de netbeheerder dat transport dient aan te bieden.
71. Zoals omschreven in hoofdstuk 4.3 van deze toelichting is een netbeheerder op grond van artikel 24, eerste lid, van de E-wet, verplicht om een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van een verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren. Deze verplichting geldt niet voor zover een netbeheerder op grond van objectieve, technische en economische criteria, redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft.
72. Netbeheerders dienen op grond van artikel 6 van de Elektriciteitsrichtlijn en artikel 24 van de E-wet op non-discriminatoire wijze toegang tot het net te verlenen. Het non-discriminatiebeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk dienen te worden behandeld.23
73. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun gewijzigde voorstel voorgesteld om in artikel 9.6, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode vast te leggen dat netbeheerders verzoeken om transport dienen te behandelen op volgorde van binnenkomst. De ACM spreekt hierbij ook wel van een ‘first come, first served’ (hierna: FCFS) principe. Het FCFS principe wordt reeds gehanteerd in de huidige praktijk en sluit aan bij bestaande jurisprudentie.24
74. Het FCFS principe zoals voorgesteld door de gezamenlijke netbeheerders in het gewijzigde voorstel leidt tot het onderscheid dat wordt gemaakt in artikelen 9.6 en 9.7 van de gewijzigde Netcode. Artikel 9.6 van de gewijzigde Netcode is van toepassing op nieuwe afnemers zonder transportcapaciteit en artikel 9.7 van de gewijzigde Netcode is van toepassing op bestaande afnemers die reeds transportcapaciteit hebben gecontracteerd.25 Indien de netbeheerder in het geval van fysieke congestie op grond van de procedure als omschreven in artikel 9.6 van de gewijzigde Netcode tot de conclusie komt dat hij geen of onvoldoende mogelijkheid heeft om voor nieuwe partijen de gevraagde en beschikbare transportcapaciteit met elkaar in overeenstemming te brengen, dan geldt voor de netbeheerder niet (langer) de verplichting om transport aan te bieden als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet. Bij afnemers die reeds transportcapaciteit hebben gecontracteerd onder artikel 7.1, tweede lid, van de Netcode, behoudt de netbeheerder de verplichting om transportcapaciteit aan te bieden. Dit volgt uit de procedure als omschreven in artikel 9.7 van de gewijzigde Netcode en wordt verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8 van deze toelichting bij het besluit.
75. Naar het oordeel van de ACM sluit het hanteren van het FCFS principe bij het behandelen van verzoeken om transport aan bij het non-discriminatiebeginsel. Een partij die voor het eerst een verzoek om een aanbod voor transport indient, is niet in relevante mate vergelijkbaar met een partij die al transport is aangeboden en waaraan transport beschikbaar is gesteld. Degene die al transport aangeboden heeft gekregen en aan wie het transport al ter beschikking is gesteld, heeft hier op grond van artikel 7.1, tweede lid, van de vigerende Netcode recht op, terwijl een nieuwe aanvrager zich niet in die situatie bevindt. Om deze reden is er geen sprake van discriminatoir handelen indien het toepassen van FCFS ertoe leidt dat een afnemer die eerder om transport heeft verzocht dit wel heeft gekregen en een afnemer die hier later om verzoekt niet. Het FCFS principe vormt daarmee dus een non-discriminatoire wijze van het aanbieden van transport en daarmee toegang tot het net.
76. Verder merkt de ACM op dat het FCFS principe dient te worden gehanteerd in situaties waarin voldoende transportcapaciteit is en in situaties van transportschaarste. Ook in het geval van fysieke congestie dient de netbeheerder aanvragen in behandeling te nemen op volgorde van binnenkomst.
77. Wanneer sprake is van fysieke congestie en de gevraagde transportcapaciteit de beschikbare transportcapaciteit overschrijdt, kan de netbeheerder de aanvrager verzoeken om zijn aanvraag voor transportcapaciteit te verlagen. Wanneer de aanvrager hiermee akkoord gaat wijzigt deze aanvrager zijn initiële aanvraag, zodanig dat de netbeheerder in staat is om een aanbod te doen voor het uitvoeren van transport. In die situatie behoudt de aanvrager zijn initiële plaats bij de volgorde van behandeling. De ACM heeft dit verduidelijkt in artikel 9.6, derde lid, juncto artikel 9.6, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode.
78. Tot slot merkt de ACM op dat alternatieven op het FCFS principe bij nettoegang denkbaar zijn en in de toekomst aanleiding kunnen geven tot een wijziging van de Netcode. Het is daarbij van belang dat het alternatief in ieder geval is gebaseerd op non-discriminatoire, transparante en objectieve criteria.
79. In deelhoofdstuk 4.3 heeft de ACM omschreven welke voorwaarden er gelden bij het aanbieden van transportcapaciteit. In deze pararaaf licht de ACM toe op welke wijze, i.e. dat wil zeggen in welke volgorde, de netbeheerder dat transport dient aan te bieden. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders verankert in de gewijzigde Netcode hetgeen wat reeds volgt uit jurisprudentie. De ACM licht dit hierna toe.
80. Zoals omschreven in deelhoofdstuk 4.3 is een netbeheerder op grond van artikel 24, eerste lid, van de E-wet, verplicht om een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van een verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren. Deze verplichting geldt niet voor zover een netbeheerder op grond van objectieve, technische en economische criteria, redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft.
81. Naast de vraag in welke volgorde de netbeheerder aanvragen moet behandelen, merkt de ACM op dat er onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheid van het doen van een aanbod van transportcapaciteit waarin de vaste levering van elektriciteit niet is gewaarborgd. Hierover merkt de ACM op dat in artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening een situatie wordt omschreven waarin een netbeheerder inderdaad niet verplicht is om een vergoeding voor ingezette flexibiliteit te geven:
“Wanneer niet-marktgebaseerde redispatching wordt gebruikt, wordt dit onderworpen aan financiële vergoeding door de systeembeheerder die om redispatching verzoekt aan de beheerder van de productie-, energieopslag- of vraagresponsinstallatie waarvoor redispatching plaatsvindt, behalve in het geval producenten die een aansluitovereenkomst hebben aanvaard waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd [...].” [nadruk door de ACM toegevoegd]
82. De ACM merkt op dat deze situatie waarin producenten een aansluitovereenkomst hebben aanvaard waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd, momenteel niet is toegestaan in Nederland. Dit soort overeenkomsten worden ook wel ‘non-firm ATO’s’ genoemd, wat wil zeggen dat het recht op het gebruik van overeengekomen transportcapaciteit niet te allen tijde verzekerd is en dat dit recht kan worden beperkt zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Op grond van artikel 7.1, tweede lid, van de vigerende Netcode is het niet mogelijk om een non-firm ATO overeen te komen. Deze bepaling luidt:
“De aangeslotene heeft recht op transport van elektriciteit door heel Nederland tot een hoeveelheid ter grootte van het op de aansluiting gecontracteerde en beschikbaar gestelde vermogen.”
83. Dit betekent dat de (vigerende en gewijzigde) Netcode geen ruimte biedt aan de netbeheerder om een partij die een aanvraag voor transport doet, slechts voorwaardelijke transportcapaciteit aan te bieden. Een dergelijk aanbod valt daarmee niet onder de mogelijkheden van artikel 9.6 en 9.7 van de gewijzigde Netcode. De Netcode kan hier op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in de toekomst op worden aangepast.
84. De ACM vindt transparantie in de voorbereiding op, en tijdens de uitvoering van congestiemanagement voor afnemers belangrijk. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders komt gedeeltelijk tegemoet aan de eisen die de ACM stelt rondom transparantie. De ACM heeft in aanvulling op het voorstel een aantal wijzigingen doorgevoerd in de gewijzigde Netcode om de transparantie verder te bevorderen. De ACM licht in dit deelhoofdstuk toe hoe transparantie in het proces van het vaststellen van transportcapaciteit en bij congestiemanagement geborgd dient te worden en welke wijzigingen de ACM heeft doorgevoerd in de gewijzigde Netcode ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
85. Voorafgaand aan de toepassing van congestiemanagement dient de netbeheerder duidelijk aan te geven in welke deelnetten congestie wordt verwacht, de verwachte omvang van de transportschaarste, de naar schatting benodigde werkzaamheden voor het oplossen van transportschaarste en de termijn waarop deze gerealiseerd worden. Ook dient het voor afnemers duidelijk te zijn op welke wijze zij in een deelnet kunnen bijdragen aan het oplossen van congestie. Partijen die nog geen aansluiting met transportcapaciteit hebben, maar wel bereid zijn om na het verkrijgen van een dergelijke aansluiting flexibiliteitsdiensten overeenkomstig Bijlage 11 of Bijlage 12 aan te bieden, behoren ook tot de belanghebbenden als bedoeld in artikel 9.9, derde lid, onderdeel f, van de gewijzigde Netcode. Dat wil zeggen dat de netbeheerder ook deze flexibiliteit kan meenemen bij de inschatting van de flexibiliteitsdiensten die in het congestiegebied aanwezig zijn.
86. Tijdens de uitvoering van congestiemanagement dient het voor afnemers duidelijk te zijn wanneer hun flexibiliteit gewenst is, welke flexibiliteitsdiensten ze kunnen aanbieden, hoe het bied- en selectieproces verloopt en op welke wijze partijen worden vergoed voor hun bijdrage aan congestiemanagement. Ook dient de netbeheerder voor ieder deelnet waar congestiemanagement wordt toegepast, op regelmatige basis het volume van ingezette capaciteit- en energieproducten en de kosten voor het contracteren en de inzet van deze producten te publiceren.
87. Artikel 9.8 van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders bevat een aantal punten waarover dient te worden gepubliceerd op een publiek toegankelijke website. Om transparantie richting afnemers en belanghebbenden te bevorderen gedurende het proces van de toekenning van transportcapaciteit en de toepassing van congestiemanagement, heeft de ACM artikel 9.8 uitgebreid met meer bepalingen waarover de netbeheerder informatie moet delen op de bedoelde website. Deze uitbreiding ziet op artikel 9.1 voor de verlaging van de grens om bij te dragen aan het oplossen van fysieke congestie en artikel 9.2 voor de afroep van deze maatregelen en de ophef van de restrictie. Verder heeft de ACM in artikel 9.8 van de gewijzigde Netcode een verwijzing opgenomen naar de artikelen 9.30 en 9.33. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt namelijk al wel verwezen naar de website als bedoeld in artikel 9.8 van de gewijzigde Netcode, maar artikel 9.8 bevatte nog geen kruisverwijzingen.
88. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders introduceert een nieuwe rol voor de CSP en bepaalt dat de netbeheerders gezamenlijk criteria opstellen voor de vereisten voor een partij om als CSP te worden erkend. De ACM merkt op dat de criteria voor de erkenning van de CSP’s, en de omstandigheden, criteria en procedures die gelden voor intrekking van die erkenning, transparant dienen te zijn. Om consistent handelen van de gezamenlijke netbeheerders te waarborgen en ter bevordering van een transparante werkwijze, heeft de ACM artikel 9.32 van het voorstel gewijzigd, zodanig dat op grond van de gewijzigde Netcode de netbeheerders verplicht zijn de criteria voor het verkrijgen en het intrekken van een erkenning als CSP te publiceren op een publiek toegankelijke website.
89. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders worden verschillende nieuwe begrippen geïntroduceerd en toegevoegd aan de Begrippencode elektriciteit (hierna: Begrippencode). In aanvulling op dit voorstel heeft de ACM een aantal begrippen geherdefinieerd in de gewijzigde Netcode en toegevoegd aan de Begrippencode. De ACM licht in dit deelhoofdstuk de verschillende aan de gewijzigde Netcode en Begrippencode toegevoegde begrippen toe en ze bespreekt de begrippen die uit bestaande regelgeving komen en relevant zijn. Ook gaat de ACM in op de wijzigingen die zij heeft aangebracht in de gewijzigde Netcode ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
90. Bij de beoordeling van de voorwaarden voor het aanbieden van transportcapaciteit moet de netbeheerder verschillende vormen van transportcapaciteit, te weten de aanwezige transportcapaciteit, de benodigde transportcapaciteit, de beschikbare transportcapaciteit en de gevraagde transportcapaciteit betrekken. De manier waarop deze verschillende vormen van transportcapaciteit worden vastgesteld wordt toegelicht in deelhoofdstuk 4.4 van de toelichting bij dit besluit. Definities van deze begrippen worden op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in de Begrippencode opgenomen. Hiermee wordt verduidelijkt hoe de verschillende soorten transportcapaciteit zich tot elkaar verhouden. De ACM is van mening dat de toevoeging van deze begrippen aan de Begrippencode bijdraagt aan de transparantie van het proces van het aanbieden van transportcapaciteit.
91. De gezamenlijke netbeheerders hebben geen definitie van de ‘gevraagde transportcapaciteit’ voorgesteld. De gevraagde transportcapaciteit is de transportcapaciteit die nodig is om aan de vraag naar transport van één individuele aangeslotene (i.e. de aanvrager) te voldoen. In aanvulling op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders neemt de ACM een definitie van ‘gevraagde transportcapaciteit’ op in de Begrippencode.
Toelichting bij de begrippen ‘congestie’, ‘redispatch’ en ‘congestiemanagement’
92. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders bevat de begrippen congestie, redispatch en congestiemanagement. De begrippen congestie en redispatch komen uit het Europees wettelijk kader. Hierna gaat de ACM in op de verschillende begrippen.
93. Artikel 2, vierde lid, van de Elektriciteitsverordening definieert ‘congestie’ als volgt:
“een situatie waarin niet aan alle verzoeken van marktdeelnemers betreffende handel tussen netgebieden kan worden voldaan, aangezien de fysieke stromen op de netelementen die niet in deze stromen kunnen voorzien daardoor in aanzienlijke mate zouden worden getroffen.”
94. Uit de definitie volgt dat congestie ontstaat wanneer het elektriciteitsnet niet erin kan voorzien om aan alle verzoeken van marktdeelnemers te voldoen. De verzoeken van marktdeelnemers zijn in de praktijk prognosegegevens die door aangeslotenen bij de netbeheerders worden ingediend na sluiting van de day-aheadmarkt (‘s middags op de dag voor levering). Congestie kan daarom pas definitief worden vastgesteld na dit moment, aangezien de netbeheerder pas dan de netveiligheidsanalyse kan uitvoeren op basis van de daadwerkelijke markttransacties. Dit neemt niet weg dat de netbeheerder reeds op een eerder moment congestie in een deel van het elektriciteitsnet kan voorspellen, bijvoorbeeld op basis van weersvoorspellingen voor invoeders van zon- en windenergie, gepland onderhoud en andere variabelen. Het onderscheid tussen acties voor en na sluiting van de day-aheadmarkt lopen als een rode draad door onderhavig besluit.26
95. De term ‘redispatching’ is in de Elektriciteitsverordening als volgt gedefinieerd:
“een maatregel, met inbegrip van beperking, die door een of meerdere transmissiesysteembeheerders of distributiesysteembeheerders wordt geactiveerd door een wijziging van het productie- en/of belastingspatroon teneinde de fysieke stromen in het elektriciteitssysteem te veranderen en fysieke congestie te verlichten of de systeemveiligheid op een andere manier te waarborgen.”
96. Uit de definitie volgt dat redispatch door zowel distributiesysteembeheerders als transmissiesysteembeheerders kan worden uitgevoerd. Ook geeft de definitie aan dat redispatch leidt tot een wijziging van het productie- en/of belastingpatroon. Uit hoofdstuk 13 van de vigerende Netcode volgt dat vóór 16:00 uur op de dag voor levering het productie- of belastingpatroon op een aansluiting bekend is. Dit zorgt ervoor dat afnemers hun afspraken op de day-aheadmarkt kunnen nakomen. Omdat de maatregelen die de netbeheerder vervolgens neemt om congestie op basis van deze patronen op te lossen het productie- en/of belastingpatroon wijzigen, concludeert de ACM dat dergelijke maatregelen redispatching betreffen.
97. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt veelvuldig het begrip ‘congestiemanagement’ gebruikt. De Elektriciteitsrichtlijn, de Elektriciteitsverordening en de E-wet bevatten geen definitie voor congestiemanagement. Waar in onderhavig besluit de term congestiemanagement wordt gebruikt, omvat dat de inzet van marktgebaseerde en, indien van toepassing, niet-marktgebaseerde middelen om een voorziene congestie op te lossen. Congestiemanagement omvat alle acties voorafgaand en volgend op de sluiting van de day-aheadmarkt waarbij de netbeheerder aangeslotenen in het deelnet betrekt om tegen betaling (voorziene) congestie op te lossen. Alhoewel het oplossen van incidentele congestie op grond van paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode ook een vorm van congestiemanagement is, gaat het in de toelichting bij dit besluit, tenzij anders aangegeven, over ‘congestiemanagement’ als het proces overeenkomstig de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode dat de netbeheerder gebruikt wanneer hij een tekort aan transportcapaciteit vaststelt overeenkomstig artikel 9.6, eerste lid of artikel 9.7, eerste lid van de gewijzigde Netcode. De verschillende regimes voor congestiemanagement worden toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting.
98. Congestiemanagement is tijdelijk van aard en wordt toegepast totdat het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat de congestie niet langer optreedt. Congestiemanagement omvat de inzet van redispatchproducten overeenkomstig Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode en capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode. De verschillende producten en de omstandigheden waarin de netbeheerder deze kan inzetten, worden verder toegelicht in deelhoofdstuk 4.8 van deze toelichting bij het besluit. De netbeheerder kan beide producten op grond van langetermijncontracten verkrijgen. De vergoeding die de netbeheerder aan aangeslotenen betaalt voor de beschikbaarstelling van flexibel vermogen op grond van Bijlage 11 of 12 van de gewijzigde Netcode tellen ook mee in de totale uitgaven van een netbeheerder ten behoeve van congestiemanagement.
99. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is er naast een ‘marktgebaseerd’ regime ook een ‘niet-marktgebaseerd’ of ‘verplicht’ regime voor congestiemanagement opgenomen. De ACM is van mening dat het onderscheid tussen het marktgebaseerde’ regime en het ‘niet-marktgebaseerde’ regime van congestiemanagement uit het voorstel dient te worden verduidelijkt met betrekking tot het onderscheid tussen marktgebaseerde en niet-marktgebaseerde redispatch zoals bedoeld in artikel 13 van de Elektriciteitsverordening. Dit licht de ACM in deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting bij het besluit toe.
100. In dit deelhoofdstuk beschrijft de ACM de producten die de netbeheerder tot zijn beschikking heeft voor het toepassen van congestiemanagement. De ACM beschrijft de producten die de gezamenlijke netbeheerders met hun voorstel hebben geïntroduceerd in de gewijzigde Netcode. Daarnaast geeft de ACM aan welke onderdelen van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders de ACM in de gewijzigde Netcode heeft aangepast dan wel niet heeft overgenomen.
101. De gewijzigde Netcode voorziet in twee verschillende producten die een netbeheerder kan inzetten bij de uitvoering van congestiemanagement. De producten staan genoemd in artikel 9.31 van de gewijzigde netcode. Het eerste product is een capaciteitsproduct dat de netbeheerder vóór sluiting van de day-aheadmarkt kan inzetten. Deze ‘capaciteitsbeperking’ overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode is altijd marktgebaseerd. Het tweede product is een energieproduct, dat de netbeheerder inzet na sluiting van de day-aheadmarkt. Dit betreft een redispatch product overeenkomstig Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode. Het redispatch product kan zowel marktgebaseerd als niet-marktgebaseerd zijn. Voor beide producten kan de netbeheerder voor langere tijd marktgebaseerde contracten sluiten met aangeslotenen in het deelnet. De twee producten en de daarbij geldende vergoedingen worden in deelhoofdstuk 4.8.1 en 4.8.2 van deze toelichting uitgewerkt. Deelhoofdstuk 4.8.3 van deze toelichting beschrijft de verschillende regimes voor congestiemanagement en op welke wijze de netbeheerder in deze regimes gebruik maakt van de verschillende congestiemanagementdiensten.
102. Bij de inzet van een capaciteitsbeperking committeert een aangeslotene zich om op een specifiek moment niet boven een vooraf met de netbeheerder overeengekomen niveau in te voeden dan wel af te nemen. De aangeslotene houdt hier rekening mee bij de in- of verkoop van elektriciteit op de groothandelsmarkt. Omdat de inzet van de capaciteitsbeperking plaatsvindt vóór de sluiting van de dag-vooruitmarkt en dus vóór de vaststelling van het energieprogramma, hoeft de netbeheerder geen tegenactie buiten het congestiegebied toe te passen om de balans te handhaven. Dit maakt de inzet van een capaciteitsbeperking een aantrekkelijk middel voor netbeheerders om congestie vroegtijdig op te lossen, en waarschijnlijk tegen lagere kosten dan wanneer de netbeheerder (uitsluitend) gebruik maakt van redispatchbiedingen omdat de netbeheerder bij de inzet van deze laatstgenoemde redispatchproducten eveneens een tegenactie moet uitvoeren.
103. De inzet van een capaciteitsbeperking is afhankelijk van de inschatting van de netbeheerder of er congestie verwacht wordt. Daadwerkelijke congestie kan namelijk pas worden vastgesteld op basis van de prognose die de netbeheerder iedere dag na sluiting van de day-aheadmarkt maakt. Het is dus niet altijd met zekerheid aan te tonen dat met de inzet van een capaciteitsbeperking fysieke congestie wordt vermeden. In die zin kan de inzet van capaciteitsbeperkingen kostenverhogend werken voor de netbeheerder. Het is aan de netbeheerder om een inschatting te maken van de noodzaak om een capaciteitsbeperking in te zetten, waarbij de netbeheerder de afweging maakt tussen de kosten van de inzet van de capaciteitsbeperking, de verwachte kosten indien de congestie middels redispatch moet worden opgelost en de waarschijnlijkheid van de voorziene congestie.
104. Uit de Elektriciteitsverordening volgen geen voorschriften voor de vergoeding van de capaciteitsbeperkingen als bedoeld in Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode. De ACM merkt op dat voorwaarden voor de vergoeding op een later moment kunnen worden vastgesteld in de Netcode, indien dit wenselijk blijkt. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun voorstel aan dat de vergoedingen voor de inzet van capaciteitsbeperkingen marktgebaseerd zijn, omdat de netbeheerder en de aangeslotene op eigen initiatief tot een overeenkomst komen en omdat de aangeslotene niet verplicht wordt tot het sluiten van een dergelijk contract. De vergoeding voor de inzet van capaciteitsbeperkingen zal worden vastgesteld in het contract tussen de netbeheerder en de aangeslotene op basis van Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode. Er zijn volgens de gezamenlijke netbeheerders geen algemeen geldende voorschriften nodig voor de hoogte van de vergoeding voor de inzet van capaciteitsbeperkingen.
105. De ACM is het eens met de in het vorige randnummer omschreven lezing van de gezamenlijke netbeheerders. Aangeslotenen kunnen met de netbeheerder een capaciteitsbeperkingscontract afsluiten, maar zijn hier niet toe verplicht. De ACM is het eens met de stelling van de gezamenlijke netbeheerders dat een capaciteitsbeperkingscontract altijd marktgebaseerd is.
106. De ACM is van mening dat de toevoeging van het capaciteitsbeperkingsproduct in de gewijzigde Netcode de inkoop van flexibiliteitsdiensten door de netbeheerder aanzienlijk zal verbeteren. Voor aangeslotenen biedt het capaciteitscontract een manier om de beschikbare flexibiliteit op een veilige, voorzienbare manier aan te bieden. Daarbij zal de kans dat de netbeheerder in het gebied mogelijk overgaat op de toepassing van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement en dat niet-marktgebaseerde redispatch met bijgaande vergoeding zal worden toegepast, aangeslotenen een prikkel bieden om in een eerder stadium op marktgebaseerde wijze de flexibiliteit aan te bieden aan de netbeheerder. De ACM kan op een later moment voorwaarden stellen voor de hoogte van de vergoeding, als daar aanleiding voor is. Voor de netbeheerder biedt het capaciteitsbeperkingscontract de mogelijkheid om ook in gebieden met een kleiner aantal potentiële aanbieders flexibiliteit op maat in te kopen.
107. De introductie van een capaciteitsbeperking op grond van Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode biedt de netbeheerder een instrument om reeds vóór de sluiting van de day-aheadmarkt de flexibiliteit van aangeslotenen aan te spreken om congestie op te lossen. De gezamenlijke netbeheerders stellen tevens voor om het vermogen dat op basis van capaciteitsbeperkingscontracten is verkregen, na sluiting van de day-aheadmarkt in te kunnen zetten. De ACM gaat akkoord met deze verruiming van de marktgebaseerde middelen die de netbeheerder kan inzetten om congestie op te lossen. De ACM merkt hierbij ten eerste op dat de netbeheerder een dergelijke inzet van dit vermogen na sluiting van de day-aheadmarkt, als een redispatch actie dient te behandelen. Ten tweede merkt de ACM op dat de netbeheerder voorafgaand aan het gebruik van niet-marktgebaseerde redispatching ook al het vermogen van capaciteitsbeperkingen dat op grond van Bijlage 12, zevende lid, na sluiting van de day-aheadmarkt kan worden ingezet, dient in te zetten indien dit binnen de overeengekomen voorwaarden mogelijk is. Dit vermogen is ook bij inzet na sluiting van de day-aheadmarkt op marktgebaseerde wijze verkregen en dient overeenkomstig artikel 13, derde lid, onderdeel b van de Elektriciteitsverordening eerst te worden ingezet.
108. Redispatching omvat alle wijzigingen die de netbeheerder na het sluiten van de day-aheadmarkt bij aangeslotenen afroept teneinde de fysieke stromen in het elektriciteitssysteem te veranderen en fysieke congestie te verlichten. Met een verzoek tot redispatch verzoekt de netbeheerder een aangeslotene om in een specifiek deel van het net af te wijken van de voorziene invoeding of consumptie van elektriciteit. De voorziene invoeding of consumptie van elektriciteit, ofwel de voorziene dispatch, volgt uit de prognosegegevens die op grond van hoofdstuk 13 van de Netcode bij de netbeheerder worden ingediend. De netbeheerder dient op basis van onder andere deze prognosegegevens te beoordelen of de volgende dag congestie wordt verwacht. Wanneer de netbeheerder redispatching toepast, voert hij buiten het congestiegebied een tegenactie uit om te voorkomen dat de redispatching maatregel een onbalans in het systeem veroorzaakt. Het product redispatching fungeert niet alleen als onderdeel van congestiemanagement, als bedoeld in de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode, maar kan ook worden ingezet om incidentele congestie op telossen, als bedoeld in paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode. De ontvangst en selectie van biedingen redispatch vindt plaats via het GOPACS platform. Het GOPACS platform wordt door zowel TenneT als de regionale netbeheerders gebruikt om redispatchbiedingen van marktpartijen op een centrale plaats samen te brengen en wanneer nodig, redispatchbiedingen te selecteren voor activatie.
109. Het redispatch product wordt uitgewerkt in Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode. Aangeslotenen kunnen vrijwillig redispatch-biedingen doen wanneer de netbeheerder hierom verzoekt. Ook kunnen aangeslotenen een contract sluiten met de netbeheerder waarin de aangeslotene zich committeert aan het plaatsen van biedingen. Aangeslotenen met een aansluitcapaciteit van meer dan 60 MW waren voor onderhavig besluit reeds verplicht om redispatch-biedingen te doen aan TenneT.
110. Indien de netbeheerder redispatching toepast, stelt artikel 13 van de Elektriciteitsverordening regels voor de van toepassing zijnde vergoeding. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening stelt dat voor redispatch marktgebaseerde en niet-marktgebaseerde vergoedingen van toepassing zijn. Volgens de ACM gelden deze vergoedingen ook voor de eventuele tegenactie die nodig is buiten het congestiegebied, omdat deze onderdeel zijn van de redispatch maatregel. Uit artikel 13, eerste lid en tweede lid, van de Elektriciteitsverordening volgt dat redispatching open staat voor alle productietechnologieën, energieopslag en alle vraagrespons. De middelen waarop redispatching betrekking heeft worden gekozen uit productie-, energieopslag- of verbruikersinstallaties die gebruik maken van marktgebaseerde mechanismen.
111. Artikel 13, derde lid, van de Elektriciteitsverordening stelt dat de netbeheerder niet-marktgebaseerde redispatch uitsluitend mag toepassen mits aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
– er is geen marktgebaseerd alternatief beschikbaar is (derde lid, onderdeel a, van de Elektriciteitsverordening);
– alle marktgebaseerde middelen zijn gebruikt (derde lid, onderdeel b, van de Elektriciteitsverordening), waarbij de ACM opmerkt dat het capaciteitsbeperkingsproduct als een marktgebaseerd middel wordt beschouwd, zoals benoemd in deelhoofdstuk 4.8.1 van deze toelichting;
– wanneer het aantal beschikbare elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallaties te klein is om daadwerkelijke mededinging te waarborgen in het gebied waar geschikte productie-installaties voor het verstrekken van de dienst zich bevinden (derde lid, onderdeel c, van de Elektriciteitsverordening); of
– indien de actuele netsituatie op een zodanig regelmatige en voorspelbare wijze tot congestie leidt dat marktgebaseerde redispatching zou resulteren in regelmatige strategische biedingen (derde lid, onderdeel d, van de Elektriciteitsverordening).
112. De vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch is beschreven in artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening. De gezamenlijke netbeheerders stellen in artikel 9.44, eerste lid, onderdeel b, voor om de vergoeding, indien het een beperking van het afnemen van energie betreft, anders te bepalen en gelijk te stellen aan de in artikel 8.8 van de vigerende Netcode bepaalde compensatievergoeding. De ACM constateert dat zij in de gewijzigde Netcode aan de vaststelling van deze vergoedingen echter geen eigen invulling kan geven, omdat de Elektriciteitsverordening immers rechtstreeks doorwerkt en niet mag worden omgezet in nationale wetgeving. Daarom neemt de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet over en heeft zij artikel 9.44, eerste lid, van de gewijzigde Netcode dienovereenkomstig aangepast. De ACM heeft artikel 9.44, eerste lid van het voorstel gewijzigd om deze beter te doen aansluiten bij de Elektriciteitsverordening. De ACM merkt voor de volledigheid op dat een aangeslotene die een vrijwillige bieding voor redispatch heeft ingediend, voor deze bieding een andere vergoeding kan ontvangen indien de netbeheerder op grond van de voorschriften van de Elektriciteitsverordening mag overgaan op de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch.
113. De gezamenlijke netbeheerders beschrijven in het voorstel twee verschillende regimes voor de toepassing van congestiemanagement: een marktgebaseerd regime enerzijds en een niet-marktgebaseerd (of ‘verplicht’) regime. In de besluittekst zijn deze begrippen verwijderd. In de toelichting bij het besluit onderscheidt de ACM, zoals beschreven in randnummer 39 van deze toelichting, het marktgebaseerde regime en het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. De volgende randnummers beschrijven de verschillende regimes en welke producten de netbeheerder bij deze regimes inzet.
114. Zoals beschreven in deelhoofdstuk 4.2 zijn er drie verschillende dagelijkse processen voor het inzetten van flexibiliteit om congestie op te lossen. Paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode beschrijft de dagelijkse planning en uitvoering in een gebied waar geen sprake is van een structureel tekort aan transportcapaciteit, maar waar de netbeheerder op incidentele basis congestie ervaart. Bij het oplossen van incidentele congestie maakt de netbeheerder gebruik van de flexibiliteit die op grond van artikel 9.1, eerste en tweede lid van de gewijzigde Netcode wordt aangeboden. Deze flexibiliteit kan in de vorm van marktgebaseerde redispatch worden geboden (artikel 9.1, tweede lid van de gewijzigde Netcode), maar het valt te verwachten dat met name de regionale netbeheerder in belangrijke mate gebruik zal maken van het capaciteitsbeperkingsproduct overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode om congestie op te lossen.
115. Indien de congestie niet of niet langer incidenteel van aard is, maar de netbeheerder een structureel tekort aan transportcapaciteit vaststelt en om die reden per vooraankondiging een congestiegebied afroept, zijn er twee mogelijke regimes voor congestiemanagement: het marktgebaseerde regime (overeenkomstig paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode) en het niet-marktgebaseerde regime (overeenkomstig paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode). Voor beide regimes stelt paragraaf 9.9 van de gewijzigde Netcode de algemene voorwaarden.
116. Alvorens de verschillende regimes verder toe te lichten, licht de ACM de verhouding tussen de gewijzigde Netcode en de Elektriciteitsverordening toe. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening maakt onderscheid tussen marktgebaseerd en niet-marktgebaseerde redispatching, terwijl in de toelichting bij dit besluit een onderscheid tussen een ‘marktgebaseerd’ en ‘niet-marktgebaseerd’ regime voor congestiemanagmeent wordt gebruikt. Congestiemanagement, als bedoeld in de gewijzigde Netcode omvat een dagelijks proces. redispatch, zoals bedoeld in de Elektriciteitsverordening, betreft een product. Het product redispatch kan in het proces voor congestiemanagement worden ingezet. De ACM is van mening dat de voorschriften uit de Elektriciteitsverordening voor het gebruiken van niet-marktgebaseerde redispatch, in alle drie de processen voor het omgaan met congestie dienen te worden gerespecteerd. Met andere woorden, wanneer de netbeheerder op enig moment gebruik maakt van niet-marktgebaseerde redispatch, onafhankelijk van het dagelijkse proces dat hij toepast, dient hij in staat te zijn aan te tonen dat aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 13, derde lid van de Elektriciteitsverordening is voldaan. In de praktijk zal dit met name betekenen dat de netbeheerder aantoont dat hij voorafgaand aan het gebruik van niet-marktgebaseerde redispatch alle marktgebaseerde middelen heeft ingezet.
117. De verschillende regimes voor congestiemanagement, zoals bedoeld in de gewijzigde Netcode, worden in de volgende randnummers toegelicht.
118. Paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode bevat de voorwaarden voor het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. In het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement zal de netbeheerder er naar streven om de voorziene congestie altijd op te lossen met behulp van marktgebaseerde redispatch biedingen en capaciteitsbeperkingen. De netbeheerder doorloopt dagelijks de procedure beschreven in artikel 9.41 van de gewijzigde Netcode om mogelijke toekomstige congestie te identificeren, biedingen redispatch te verkrijgen en deze vervolgens af te roepen. Tevens kan de netbeheerder al op een eerder moment, namelijk vóór sluiting van de day-ahead markt, capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode inzetten. Het kan voorkomen dat deze marktgebaseerde producten niet volstaan om de voorziene congestie op te lossen. De netbeheerder krijgt daarom op grond van artikel 9.31, tweede lid van de gewijzigde Netcode de mogelijkheid om niet-marktgebaseerde redispatching toe te passen, en dan alleen op elektriciteitsproductie-eenheden in het gebied, indien de in de vorige volzin bedoelde marktgebaseerde producten niet volstaan om de congestie te verhelpen.
119. De reden dat niet-marktgebaseerde redispatch alleen op productie-eenheden van toepassing is, is als volgt. De kosten die elektriciteits-producerende (invoedende) aangeslotenen ondervinden van het niet kunnen transporteren van elektriciteit bestaat uit de misgelopen inkomsten uit energieverkoop en daaraan gerelateerde financiële ondersteuning (zoals bijvoorbeeld subsidies). Hierdoor is de impact van de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch op deze aangeslotenen relatief klein. De maatschappelijke en economische kosten van niet-marktgebaseerde redispatching op verbruikende aangeslotenen zijn daarentegen naar verwachting aanzienlijk hoger dan de kosten voor elektriciteitsproducenten, omdat door het niet kunnen uitvoeren van transport een economische activiteit met een bepaalde economische waarde – die hoger ligt dan de kosten van elektriciteitsconsumptie – niet kan worden uitgevoerd.
120. De ACM is van mening dat het redelijk is dat niet-marktgebaseerde redispatch op elektriciteitsproductie-eenheden wordt toegepast ten behoeve van het voldoen aan een verzoek om een aansluiting met transport, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet juncto artikel 9.6, eerste lid van de gewijzigde Netcode, maar dat het niet redelijk is om ook op verbruikers niet-marktgebaseerde redispatching toe te passen ten behoeve van een dergelijk verzoek. De ACM heeft daarom de uitzondering als genoemd in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel b opgenomen in het besluit.
121. In het niet-marktgebaseerde regime van congestiemanagement maakt de netbeheerder uitsluitend gebruik van capaciteitsbeperkingen en niet-marktgebaseerde redispatching van zowel elektriciteitsproductie-eenheden als verbruikende aangeslotenen in het congestiegebied. De netbeheerder zal uitsluitend overgaan op het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement op grond van artikel 9.7, derde lid, van de gewijzigde Netcode. Dit is de situatie waarin de netbeheerder kampt met ‘natuurlijke groei’ in het congestiegebied en de toepassing van marktgebaseerd congestiemanagement onvoldoende uitkomst biedt. Hierbij voorziet de netbeheerder een structureel tekort aan transportcapaciteit, maar is er onvoldoende mogelijkheid om het dagelijkse proces overeenkomstig artikel 9.41 van de gewijzigde Netcode, dat wil zeggen het proces voor het verzoeken en selecteren van marktgebaseerde redispatch biedingen, uit te voeren. Om de congestie alsnog te verhelpen, dient de netbeheerder in dit geval ook niet-marktgebaseerde redispatch op verbruikende aangeslotenen te kunnen toepassen. Dit omvat een ander proces, waarbij de netbeheerder partijen direct opdraagt om hun voorziene productie of consumptie of specifieke momenten bij te stellen. Dit dagelijkse proces is opgenomen in artikel 9.45 van de gewijzigde Netcode.
122. Overeenkomstig artikel 13, derde lid, onderdeel b, van de Elektriciteitsverordening dient de netbeheerder eerst alle marktgebaseerde middelen in te zetten alvorens hij gebruik mag maken van niet-marktgebaseerde redispatch. Dit betekent dat de netbeheerder al het vermogen dat op grond van capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode in het congestiegebied beschikbaar is, inzet alvorens hij overgaat op de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch.
123. Als gevolg van het hierboven beschreven onderscheid tussen de toepasbaarheid van de verschillende vormen van congestiemanagement zijn de verschillende regimes voor congestiemanagement niet in alle congestiegebieden van toepassing. Welk regime van toepassing is, hangt af van de aanleiding van het tekort aan transportcapaciteit: indien een nieuw verzoek om een aansluiting met transportcapaciteit overeenkomstig artikel 24, eerste lid, van de E-wet (artikel 9.6, eerste lid van de gewijzigde Netcode) de aanleiding vormt voor het tekort aan transportcapaciteit zal het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement niet worden toegepast. In dit geval zal het verzoek om transportcapaciteit dat de aanleiding vormde (gedeeltelijk) niet worden gehonoreerd. Dit blijkt uit artikel 9.6, derde lid van de gewijzigde Netcode. Indien daarentegen natuurlijke groei in het congestiegebied (artikel 9.7, eerste lid) de aanleiding vormt voor het tekort aan transportcapaciteit, zal de netbeheerder overgaan op toepassing van het niet-marktgebaseerde regime indien de toepassing van het marktgebaseerde regime geen of onvoldoende uitkomst biedt. In beide gevallen onderzoekt de netbeheerder na het bekend maken van het congestiegebied of de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement voldoende uitkomst biedt om het voorziene tekort aan transportcapaciteit op te lossen. Zie ook deelhoofdstuk 4.3 van deze toelichting voor een toelichting bij de voorwaarden rondom het toekennen van transportcapaciteit.
124. De toepassing van ieder van bovenstaande regimes voor congestiemanagement vergt enige voorbereiding aan de kant van de netbeheerder en aangeslotenen. De ACM is van mening dat een onderscheid in de regimes noodzakelijk is om een effectieve toepassing mogelijk te maken en dat het dientengevolge wenselijk is dat de netbeheerder voor een zekere periode vaststelt welk regime voor congestiemanagement zal worden toegepast. Daarbij is de ACM van mening dat in congestiegebieden waar de netbeheerder eerder heeft vastgesteld dat de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement geen of onvoldoende uitkomst biedt, de netbeheerder opnieuw dient te evalueren of dit marktgebaseerde regime wel toepasbaar is wanneer de marktomstandigheden veranderen. In de praktijk betekent dit dat de netbeheerder opnieuw onderzoekt of marktgebaseerde redispatching, en daarmee de toepassing van het dagelijkse proces beschreven in artikel 9.41 van de gewijzigde Netcode, in het gebied mogelijk is. Het andere marktgebaseerde product, de capaciteitsbeperking overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode, wordt immers al gebruikt in het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. De relevante onderzoeksvraag bij een nieuwe evaluatie in geval van gewijzigde omstandigheden is daarom of de netbeheerder in aanvulling op de reeds overeengekomen capaciteitsbeperkingen, tevens gebruik kan gaan maken van marktgebaseerde redispatching in het congestiegebied. De netbeheerder onderzoekt hiertoe of in het congestiegebied aan de voorwaarden van artikel 13, derde lid, onderdelen c of d, van de Elektriciteitsverordening wordt voldaan. De ACM heeft dit verduidelijkt in artikel 9.7, vierde lid, van de gewijzigde Netcode.
125. Ten behoeve van de inzet van niet-marktgebaseerde redispatching van elektriciteitsproductie-eenheden in het ‘marktgebaseerde’ regime overeenkomstig paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode, dient de aangeslotene de netbeheerder gegevens te verstrekken om de vergoeding overeenkomstig artikel 13, zevende lid van de Elektriciteitsverordening uit te kunnen voeren. De ACM heeft hiertoe een bepaling opgenomen in artikel 9.30, vijfde lid.
126. Tot slot doen de gezamenlijke netbeheerders een voorstel voor de hoogte van de vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch bij verbruikende afnemers. Zoals beschreven in randnummer 110, stelt artikel 13, zevende lid, onderdeel a, van de Elektriciteitsverordening voorschriften voor de hoogte van deze vergoeding. De ACM heeft artikel 9.44 van de gewijzigde Netcode aangepast om beter aan te sluiten bij de Elektriciteitsverordening.
127. Zoals in deelhoofdstuk 4.3 aangegeven, is er een limiet aan hoeveel de netbeheerder hoeft uit te geven aan congestiemanagement. In dit deelhoofdstuk beschrijft de ACM de wijze waarop de ACM tot de hoogte van de financiële grens is gekomen, alsmede de hoogte van deze financiële grens per MWh.
128. De ACM acht het redelijk om een financiële grens te stellen waarboven de netbeheerder niet langer verplicht is om een aanbod te doen tot het uitvoeren van transport, zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet. Hogere kosten acht de ACM niet welvaartsoptimaal.
129. De netbeheerder hoeft in een congestiegebied niet meer kosten te maken voor congestiemanagement dan de financiële grens. De financiële grens geldt in alle situaties van schaarste, onafhankelijk van de oorzaak: de aanleiding voor de verwachting van schaarste in een deelnet speelt geen rol in de geldigheid van de financiële grens. Hoe de financiële grens wordt bepaald, wordt in paragraaf 4.9.1 beschreven.
130. De financiële grens heeft betrekking op de som van de kosten voor de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement en het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Deze kosten betreffen de directe kosten voor het inkopen van flexibiliteit in de vorm van: langetermijncontracten voor redispatch en capaciteitsbeperkingen, de inzet van capaciteitsbeperkingen op grond van Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode, redispatch producten op grond van Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode, en vergoedingen voor niet-marktgebaseerde redispatching, inclusief de eventuele noodzakelijke tegenacties. De ACM ziet het uitvoeren van congestiemanagement als integraal onderdeel van de transporttaak van de netbeheerder. De (indirecte) kosten voor het faciliteren van congestiemanagement zouden dan ook geen aanleiding mogen zijn om dit niet uit te voeren. De kosten voor de (project)organisatie, technische aanpassingen in het net, of kosten veroorzaakt door de beslissing om niet te investeren (‘verzwaren tenzij’27) worden dan ook niet meegenomen in de financiële grens.
131. De financiële grens wordt per congestiegebied vastgesteld op een specifiek bedrag per jaar. De financiële grens wordt vastgesteld voor het moment waarop de netbeheerder constateert dat hij congestiemanagement moet toepassen om aan een nieuwe vraag naar transport te voldoen.28 Op dat moment zal de netbeheerder ook een inschatting moeten maken van de kosten die aan de verschillende, in het voorgaande randnummer genoemde congestiemanagementdiensten verbonden zijn in dat specifieke congestiegebied en hoeveel extra transport hiermee gefaciliteerd kan worden.
132. De prijs van flexibiliteit wordt beïnvloed door meerdere factoren. Ten eerste is er een verschil tussen de kosten van het bieden van flexibiliteit tussen verbruikende en producerende (i.e. invoedende) aanbieders van flexibiliteit. Een producerende afnemer maakt de afweging of de waarde van de elektriciteit die hij niet kan invoeden opweegt tegen de vergoeding die hij ontvangt voor congestiemanagement. Een verbruikende afnemer zal de elektriciteit in veel gevallen echter gebruiken voor een economische activiteit die meer oplevert dan de prijs van de elektriciteit. De kosten voor congestiemanagement bij een verbruikende afnemer zullen naar verwachting dan meestal ook hoger zijn dan bij een producerende afnemer. De prijs van flexibiliteit is dus deels afhankelijk van de verhouding tussen producenten en verbruikers in het congestiegebied. Ten tweede wordt de prijs van flexibiliteit beïnvloed door de specifieke karakteristieken van de voorziene congestie, zoals de regelmatigheid van congestie en de gemiddelde duur. Ten derde wordt de prijs van flexibiliteit beïnvloed door de manier waarop de netbeheerder flexibiliteit verzoekt van aangeslotenen: hoe preciezer de netbeheerder kan aangeven op welke momenten hij congestie verwacht, hoe beter aangeslotenen in het gebied in staat zullen zijn om bij te dragen aan een flexibiliteitsdiensten op maat en hoe competitiever de verschillende aanbieders van flexibiliteit zullen zijn voor het leveren van de flexibiliteit die de netbeheerder daadwerkelijk nodig heeft. Op deze wijze voorkomt de netbeheerder kosten voor de beschikbaarheid van flexibiliteit wanneer deze naar alle waarschijnlijkheid niet nodig zal zijn. Een vierde, hieraan gerelateerde factor omvat de verhouding tussen capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode, de inzet van marktgebaseerde redispatching overeenkomstig Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode en de inzet van niet-marktgebaseerde redispatch van elektriciteitsproductie-eenheden. De verschillende producten veroorzaken verschillende kosten voor congestiemanagement: zoals benoemd in deelhoofdstuk 4.8.1 is bij de inzet van een capaciteitsbeperking bijvoorbeeld geen tegenactie nodig buiten het congestiegebied, hetgeen de kosten kan drukken. De netbeheerder is bij het onderzoek naar de mogelijke toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement verantwoordelijk voor het maken van een inschatting van de verwachte kosten van congestiemanagement in het gebied. Deze kosten en de hoeveelheid transport die daarmee mogelijk zijn, hangen af van de gebruikte producten. Het is dan ook aan de netbeheerder om vooraf, dat wil zeggen tijdens de fase van het onderzoek, in te schatten hoeveel congestiemanagement hij zal kunnen realiseren tot dat de financiële grens wordt bereikt. Hierbij zal de relatieve inzet van de verschillende producten een rol spelen.
133. Bij het vaststellen van de financiële grens zijn twee afzonderlijke aspecten te onderscheiden: de methode van de financiële grens en de hoogte van de financiële grens. Op deze twee aspecten gaat de ACM in respectievelijk deelhoofdstukken 4.9.1 en 4.9.2 van deze toelichting in.
134. Er zijn verschillende methodes waarmee een financiële grens per congestiegebied kan worden vastgesteld. De ACM en de netbeheerders hebben voorafgaand aan onderhavig besluit verschillende opties besproken. Bij deze opties is de hoogte van de financiële grens steeds afhankelijk van de hoeveelheid transport van elektriciteit die in het congestiegebied door aangeslotenen wordt verzocht en de hoeveelheid transport van elektriciteit die door de netbeheerder gefaciliteerd kan worden en/of juist niet gefaciliteerd kan worden.Voor de vaststelling van de financiële grens in een congestiegebied wordt de hoeveelheid transport die theoretisch gezien mogelijk zou zijn in het congestiegebied (bij een constante volledige benutting van de aanwezige transportcapaciteit) vermenigvuldigd met een prijs per MWh. Deze prijs per MWh wordt behandeld in deelhoofdstuk 4.9.2 van deze toelichting.
135. De ACM acht de volgende criteria relevant bij de bepaling van de methode om de financiële grens vast te stellen omdat zij volgens de ACM aansluiten bij de belangen en doelstellingen uit artikel 36, eerste lid, van de E-wet:
– transparantie voor de markt;
– brede toepassing van congestiemanagement en redelijke verdeling van schaarste tussen afnemers;
– de hoogte van de financiële grens is proportioneel in verhouding tot de omvang van het deelnet; en
– doelmatigheid van de inzet van congestiemanagement.
136. Zoals aangehaald in randnummer 134, hebben de ACM en de netbeheerders in het kader van het codewijzigingstraject een aantal methodes besproken. De gezamenlijke netbeheerders stellen in het voorstel voor om uit te gaan van de methode ‘te transporteren energie’. Zij geven aan deze methode de voorkeur omdat congestiemanagement hiermee vaker wordt toegepast wanneer hiermee relatief veel extra transport gerealiseerd kan worden. De ACM is van mening dat de methode ‘omvang van het net’ het beste aansluit bij de criteria zoals geschetst in het vorige randnummer en heeft deze verwerkt in de gewijzigde Netcode en onderhavig besluit. De ACM licht in de volgende randnummers beide methodes verder toe en onderbouwt daarbij aan de hand van de criteria uit het voorgaande randnummer waarom zij in de gewijzigde Netcode kiest voor de methode ‘omvang van het net’.
137. De methode ‘te transporteren energie’ bepaalt bij elke nieuwe aanvraag om transport de financiële grens. De netbeheerder onderzoekt hiervoor hoeveel van het gevraagde transport wel, en niet kan worden getransporteerd. De netbeheerder telt de hoeveelheid energie die wel getransporteerd kan worden op bij de energie die de andere afnemers in dit deelnet zullen gaan transporteren. Deze hoeveelheid energie bepaalt dan uiteindelijk de wijze waarop de financiële grens wordt vastgesteld.
138. De methode ‘omvang van het net’ relateert de financiële grens aan de technische maximale hoeveelheid energie die een deelnet op jaarbasis kan transporteren. Indien het deelnet begrensd wordt door een netelement dat een constante maximum capaciteit kent, is dit voor een jaar: 8760 (uren in een jaar) maal de aanwezige transportcapaciteit in MW van dat netelement. De aanwezige transportcapaciteit zal meestal de capaciteit van het begrenzende netelement zijn. Als de aanwezige capaciteit niet constant is, bijvoorbeeld omdat die temperatuur afhankelijk is en daarom ‘verzwaren tenzij’ toepast, wordt deze extra capaciteit (dat wil zeggen capaciteit die beschikbaar komt als gevolg van het toepassen van ‘verzwaren tenzij’ in een bepaald gebied) meegenomen in de aanwezige transportcapaciteit. In de vaststelling van de aanwezige transportcapaciteit wordt rekening gehouden met bijvoorbeeld de N-1 vereisten, of juist met een verleende ontheffing van de verplichting tot het naleven van die vereisten.29
139. De ACM hecht grote waarde aan de transparantie van de methode. Transparantie is een beginsel dat volgt uit artikel 3, onderdeel q, van de Elektriciteitsverordening. Daarnaast is transparantie van belang voor het goed functioneren van de elektriciteitsmarkt bij congestie. Transparantie geeft meer mogelijkheden voor afnemers en netbeheerders om tot gezamenlijke oplossingen te komen en creëert daarmee bovendien meer begrip voor de wederzijdse belangen. Dit is volgens de ACM op dit moment ook al zichtbaar bij bepaalde initiatieven waarbij de netbeheerders en afnemers gezamenlijk naar oplossingen zoeken voor het omgaan met transportschaarste, zoals contractvormen voor cable pooling of in de bestuurbaarheid van de aansluiting door netbeheerders. Transparantie zal leiden tot een toename van dergelijke initiatieven en kan daarmee bovendien de energietransitie bevorderen.
140. De ACM beschouwt de methode ‘omvang van het net’ als transparant. De netbeheerder kan in het onderzoek naar het congestiegebied de waarde van de financiële grens vooraf berekenen en kenbaar maken. Aangeslotenen kunnen dan relatief gemakkelijk zelf berekenen hoeveel capaciteit nog beschikbaar is. In de methode ‘te transporteren energie’ is de financiële grens daarentegen afhankelijk van een aanvraag voor transportcapaciteit die alleen de netbeheerder kan uitrekenen. Een afnemer kan dan zelf niet van te voren berekenen of zijn aanvraag wordt gehonoreerd na het daadwerkelijk indienen van de aanvraag. Gelet op het belang van transparantie, acht de ACM de methode ‘omvang van het net’ dus geschikter dan de methode ‘te transporteren energie’.
141. De ACM is van mening dat de voordelen van het toepassen van congestiemanagement zo veel mogelijk ten goede moeten komen aan afnemers in alle soorten deelnetten. De ACM acht het onwenselijk dat in sommige typen deelnetten geen congestiemanagement wordt toegepast en de afnemers op dit net meer worden geconfronteerd met de gevolgen van congestie dan afnemers in andere soorten netten waar wel congestiemanagement wordt toegepast. In de methode ‘omvang van het net’ moet in alle netten met congestie een bepaalde mate van congestiemanagement worden toegepast, terwijl dat in de methode ‘te transporteren energie’ niet het geval is. De ACM oordeelt daarom dat de methode ‘omvang van het net’ beter invulling geeft aan een brede toepassing van congestiemanagement en daarmee aan een redelijke verdeling van schaarste tussen aangeslotenen.
142. Het criterium dat de hoeveelheid congestiemanagement in verhouding moet staan tot de grootte van het deelnet heeft als achterliggende gedachte dat in een deelnet met een grotere transportcapaciteit meer congestiemanagement toegepast kan worden voordat de betrouwbaarheid en veiligheid van het net in het geding komt dan in een deelnet met een kleinere transportcapaciteit. Daarnaast kan er redelijkerwijs verwacht kan worden dat in grotere deelnetten meer aanbieders van flexibiliteit aanwezig zijn waardoor congestiemanagement op een meer doelmatige wijze kan worden toegepast. Om deze redenen acht de ACM het redelijk dat een netbeheerder relatief minder congestiemanagement in een klein deelnet uitvoert dan in een groot deelnet en omgekeerd.
143. De hoogte van de financiële grens is in de methode ‘omvang van het net’ evenredig aan de grootte van het deelnet, aangezien de omvang van het deelnet het uitgangspunt van deze methode is. De methode ‘te transporteren energie’ is ook gerelateerd aan de grootte van het deelnet, maar kan wel tot verschillen leiden tussen deelnetten van dezelfde omvang. De hoogte van de financiële grens hangt dan immers af van de transportvraag van reeds aanwezige afnemers en de transportvraag van nieuwe afnemers. De ACM oordeelt daarom dat de methode ‘omvang van het net’ beter voldoet aan het criterium van proportionaliteit met de omvang van het net.
144. De doelmatigheid van de inzet van congestiemanagement wordt gevormd door de hoeveelheid extra transport die gefaciliteerd wordt met de inzet (en daarmee gepaard gaande kosten) van congestiemanagement. Hoe meer extra transport wordt gefaciliteerd, hoe doelmatiger de inzet van congestiemanagement is. Naar verwachting zal de methode ‘te transporteren energie’ hierin beter voorzien dan de methode ‘omvang van het net’. Dit is inherent aan het gegeven dat deze eerste methode expliciet rekening houdt met de vraag hoeveel extra transportcapaciteit aangeboden kan worden bij de inzet van congestiemanagement.
145. De doelmatigheid van de inzet van congestiemanagement scoort in de methode ‘te transporteren energie’ beter dan in de methode ‘omvang van het net’. De methode ‘omvang van het net’ voldoet echter beter aan de criteria transparantie voor de markt, redelijke verdeling van de schaarste tussen afnemers en een brede toepassing van congestiemanagement. Ook is de hoogte van de financiële grens proportioneel in verhouding tot de omvang van het deelnet. Op grond hiervan en in het bijzonder gelet op het belang van transparantie, kiest de ACM ervoor om in de gewijzigde Netcode de methode ‘omvang van het net’ te hanteren.
146. In aanvulling op voorgaande heeft de ACM vier door de gezamenlijke netbeheerders aangeleverde jaarprofielen voor verschillende netten en afnemers gebruikt. Daarmee beoogt de ACM in te schatten wat het effect is van beide methodes op de vraag hoeveel congestiemanagement toegepast zal worden, hoeveel extra transport hiermee gefaciliteerd wordt en welke kosten hiermee gemoeid zullen zijn. Het is de ACM niet op voorhand gebleken dat deze profielen onjuist zijn of gebaseerd zijn op onrealistische gegevens.30
147. De ACM heeft berekend dat de hoogte van de financiële grens voor deze vier profielen gemiddeld maximaal 10% verschilt, afhankelijk van de gebruikte methode om de financiële grens vast te stellen. Dat betekent dat, ondanks de principiële verschillen tussen de beide methoden, het effect op de hoeveelheid congestiemanagement die de netbeheerder tot die financiële grens per deelnet kan inzetten, relatief beperkt is.
148. De berekening laat ook zien wat de verschillen zijn tussen de methodes ten aanzien van de hoeveelheid extra transport die wordt gefaciliteerd, oftewel de maatschappelijke doelmatigheid. Op basis van de vier profielen scoren beide methodes ongeveer gelijk.
149. De toepassing van de vier jaarprofielen op de verschillende methodes leidt dus niet tot een andere conclusie dan de ACM reeds heeft getrokken in randnummer 145. De ACM blijft op basis van de berekeningen met de jaarprofielen dus bij haar keuze voor de methode ‘omvang van het net’.
150. Zoals in dit deelhoofdstuk toegelicht hanteert de ACM, in afwijking van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, de methode ‘omvang van het net’ voor de berekening van de financiële grens. De ACM heeft hierop artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c, van de gewijzigde Netcode aangepast.
151. In deelhoofdstuk 4.9.1 van deze toelichting is de ACM ingegaan op de methode waarmee de hoogte van de financiële grens in een gebied wordt bepaald. In dit deelhoofdstuk gaat de ACM in op de hoogte van de financiële grens. De ACM beschrijft eerst welke aspecten zij belangrijk vindt bij het vaststellen van een financiële grens. Daarna licht de ACM toe op welk niveau zij de financiële grens vaststelt in de gewijzigde Netcode, in afwijking van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
152. Door het toepassen van congestiemanagement in een gebied met transportschaarste, is een netbeheerder in staat om meer transportrechten uit te geven dan wanneer hij geen congestiemanagement zou toepassen. Met het vastleggen van een financiële grens, is de netbeheerder na het bereiken van die financiële grens, niet langer verplicht om aanvullend congestiemanagement toe te passen in het betreffende gebied.31 Dat betekent dat de netbeheerder na het bereiken van de financiële grens, niet langer verplicht is om transportrechten uit te geven. Het is hierbij wel van belang dat de inschatting van de netbeheerder met betrekking tot de hoeveelheid congestiemanagement die hij kan realiseren met de geldende financiële grens, wordt gemaakt voordat de netbeheerder daadwerkelijk begint met het toepassen van congestiemanagement.
153. De ACM ziet de kosten voor congestiemanagement als kosten die een netbeheerder moet maken voor het uitvoeren van zijn wettelijke taak. Net zoals dat geldt voor de andere kosten voor het uitvoeren van wettelijke taken wordt het efficiënte deel van die kosten via de maatstaf vergoed in de tarieven.
154. De ACM vindt het belangrijk dat er een financiële grens wordt vastgelegd in de gewijzigde Netcode, omdat zij het vanuit maatschappelijk oogpunt niet wenselijk acht dat een netbeheerder ongelimiteerd congestiemanagement zou moeten toepassen. Als er geen financiële grens zou worden vastgelegd, zou dat betekenen dat een netbeheerder ongelimiteerd financiële middelen moet aanwenden om afnemers tegen betaling te verzoeken om hun vraag naar transport aan te passen, ook al zouden de maatschappelijke baten van de extra getransporteerde elektriciteit lager zijn dan de kosten voor congestiemanagement. Daar komt bij dat wanneer er eenmaal een financiële grens is vastgesteld voor een bepaald congestiegebied, een netbeheerder die financiële grens niet effectief naar beneden kan bijstellen in dat congestiegebied. Een netbeheerder moet bij een aanvraag voor transportcapaciteit namelijk dit bedrag gebruiken om te beoordelen of hij al dan niet de verzoeker (afnemer) transportrechten moet geven. Indien de netbeheerder transportrechten aan een verzoeker (afnemer) geeft, kunnen deze rechten niet alsnog worden afgenomen gedurende de periode dat een congestiegebied bestaat.
155. Tegelijkertijd acht de ACM het van belang dat de financiële grens niet te laag wordt vastgesteld. Immers, bij een lage financiële grens kan de netbeheerder na de toepassing van (relatief) weinig congestiemanagement al concluderen dat hij niet langer verplicht is om een aanbod te doen van transport aan een verzoeker. Ook dat acht de ACM onwenselijk, gelet op het belang dat afnemers hebben bij toegang tot het elektriciteitsnet.
156. Samenvattend vindt de ACM het dus belangrijk dat er een maatschappelijk verantwoorde financiële grens wordt vastgelegd, die enerzijds niet te laag is en anderzijds niet te hoog. De financiële grens moet naar het inzien van de ACM in verhouding staan tot de (maatschappelijke) waarde van het extra transport dat ermee kan worden gefaciliteerd.
157. Alvorens de ACM ingaat op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor de financiële grens, constateert zij dat het op grote schaal toepassen van congestiemanagement in distributienetten op dit moment nog geen realiteit is. De ACM benadrukt dan ook dat uitspraken over de hiermee gemoeide kosten schattingen zijn en enige mate van onzekerheid kennen.
158. De ACM gaat hierna in op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. In de zienswijze op het ontwerp codebesluit van de gezamenlijke netbeheerders stellen zij een financiële grens op basis van 1,02 euro per MWh voor.
159. De gezamenlijke netbeheerders hadden in de zienswijze niet onderbouwd waarom dit bedrag tot een maatschappelijk verantwoorde financiële grens leidt. Met de gegevens waarover de ACM ten tijde van het ontwerp codebesluit beschikte, vond zij in het ontwerp codebesluit een financiële grens op basis van 2,50 euro per MWh redelijk voor het bepalen van de financiële grens. In de zienswijze op het ontwerp codebesluit gaven de gezamenlijke netbeheerders aan bereid te zijn om een nadere onderbouwing te geven waarom een financiële grens van 2,50 euro per MWh ertoe leidt dat de netbeheerders aan een hoog financieel risico worden blootgesteld en de financieringsbehoefte toeneemt. Een financiële grens van 2,50 euro per MWh zou volgens de gezamenlijke netbeheerders tot honderden miljoenen euro’s per jaar aan kosten leiden, waar onvoldoende vergoeding tegenover staat in de tariefregulering. Als gevolg van de gekozen systematiek zullen de netbeheerders op grote schaal vergoedingen moeten betalen aan duurzame elektriciteitsproducenten voorde inzet van congestieregelvermogen. Een substantieel deel van deze kosten zal bij de verbruikende afnemers neerslaan. De gezamenlijke netbeheerders vinden dat de ACM ook rekening moet houden met het belang van de verbruikende afnemers.
160. Naar aanleiding van deze zienswijze op het ontwerp codebesluit heeft de ACM een individueel informatieverzoek aan alle netbeheerders uitgestuurd. In de beantwoording van dit informatieverzoek hebben de netbeheerders een (cijfermatige) onderbouwing aangeleverd van de verwachte kosten, inkomsten van congestiemanagement en de omvang van de congestie. Op basis van deze onderbouwing heeft de ACM nader analyse gedaan over de verwachte effecten van de hoogte van de financiële grens, waaronder de hoeveelheid verwachte extra transport, de financiële effecten voor netbeheerders en afnemers en de maatschappelijke kosten voor congestie. Uit deze analyse trekt de ACM de conclusie dat een financiële grens op basis van 1,02 euro per MWh in deze fase van introductie van de nieuwe regels redelijk is. Het doet volgens de ACM recht aan de belangen van zowel netbeheerders als afnemers. Zo zal de financiële grens ertoe leiden dat de netbeheerders op grotere schaal dan voorheen congestiemanagement moeten uitvoeren, terwijl de financiële impact op zowel de netbeheerders als de verbruikende afnemer op een bij deze beginfase passend niveau blijft. Daarbij neemt de ACM ook in overweging dat, mocht daar aanleiding voor zijn, de financiële grens in de toekomst wel verhoogd kan worden maar niet verlaagd kan worden, zoals toegelicht in randnummer 162.
161. In lijn met de zienswijze van de gezamenlijke netbeheerders, kiest de ACM er voor om in de gewijzigde Netcode de financiële grens vast te stellen op basis van een bedrag van 1,02 euro per MWh (in de methode ‘omvang van het net’).
162. De ACM acht hierbij van belang dat het bedrag van de hoogte van de financiële grens in mogelijke toekomstige codewijzingen wel kan worden verhoogd, maar niet effectief kan worden verlaagd, omdat wanneer transportcapaciteit voor de duur van de congestie eenmaal toegekend is op basis van een hogere financiële grens, de transportcapaciteit niet meer teruggenomen kan worden als de financiële grens in de code wordt verlaagd. Het verlagen van de financiële grens leidt daarmee dus niet tot minder kosten voor een netbeheerder die op basis van een hogere financiële grens reeds is overgegaan tot toepassing van congestiemanagement. De ACM wil het bedrag dat ten grondslag ligt aan de financiële grens, ook in verband met de beperkte ervaring met de daadwerkelijke inkoop van congestiemanagementdiensten, in eerste instantie op een lager niveau vaststellen. De ACM merkt hierbij op dat zij de financiële grens in de toekomst aan de hand van de gegevens die netbeheerders opleveren jaarlijks zal evalueren. Uit die evaluatie moet blijken of het bedrag in de toekomst moet worden bijgesteld.
163. Het voorgaande in overweging genomen, concludeert de ACM dat een bedrag van 1,02 euro per MWh op dit moment een redelijke hoogte is voor de financiële grens.
164. De ACM heeft de in dit deelhoofdstuk omschreven wijzigingen aangebracht in artikel 9.10, tweede lid, onder c, van de gewijzigde Netcode.
165. Zoals beschreven in hoofdstuk 4.9 van deze toelichting wordt de financiële grens in een congestiegebied bepaald aan de hand van de aanwezige transportcapaciteit. Het is daarom van belang om te verduidelijken op welke wijze de netbeheerder de aanwezige transportcapaciteit vaststelt. Het begrip ‘aanwezige transportcapaciteit’ wordt in onderhavig besluit toegevoegd aan de Begrippencode met de volgende definitie: ‘De maximale capaciteit dat een net aan kan, met inachtneming van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria en operationele veiligheidsgrenzen’. In dit deelhoofdstuk beschrijft de ACM hoe de netbeheerder bij de berekening van de aanwezige transportcapaciteit rekening dient te houden met de juridische voorwaarden, zoals de enkelvoudige storingsreserve, en met de omstandigheden waarbij de aanwezige transportcapaciteit niet expliciet vastgesteld kan worden, zoals bij vermaasde netten32.
166. Het voorstel van de netbeheerders definieert deze netontwerpcriteria en veiligheidsgrenzen niet expliciet, daardoor kan onduidelijkheid bestaan over hoe de aanwezige transportcapaciteit zich verhoudt tot de technische transportcapaciteit. Voor een transparante toepassing van congestiemanagement is een duidelijke vaststelling van de aanwezige transportcapaciteit van belang. De ACM is daarom van mening dat het wenselijk is dat de netbeheerder verklaart welke technische eisen gesteld worden om de aanwezige transportcapaciteit te bepalen en hoe deze zich verhouden tot de technische transportcapaciteit. De ACM heeft daarom de verplichting om een dergelijke verklaring op te nemen in het congestiemanagement rapport opgenomen als eerste lid, onderdeel b, van Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode.
167. In de berekening van de totale aanwezige transportcapaciteit dient een netbeheerder van een elektriciteitsnet met een spanningsniveau van 110 kV of hoger rekening te houden met juridische vereisten, zoals de enkelvoudige storingsreserve (N-1 criterium) of juist met het bestaan van een ontheffing van de verplichtingen die samenhangen met het N-1 criterium.33 Het N-1 criterium houdt in dat de netbeheerder er in de berekening van de aanwezige capaciteit rekening mee houdt dat zijn net in werking dient te blijven, waarmee de leveringszekerheid wordt geborgd, indien er zich een enkelvoudige storing voordoet. Eenvoudig gezegd, betekent dit dat de aanwezige transportcapaciteit kleiner is wanneer er rekening moet worden gehouden met het N-1 criterium dan wanneer dit niet hoeft te worden gedaan. Indien er namelijk een ontheffing wordt verleend van de wettelijke verplichting van het N-1 criterium, dan zal de uitkomst van de berekening van de aanwezige transportcapaciteit hoger uitvallen.
168. Een andere factor die van invloed is op de berekening van de totale aanwezige transportcapaciteit is de situatie waarin de netbeheerder ‘verzwaren tenzij’ toepast.34 Indien de netbeheerder ‘verzwaren tenzij’ toepast, dan dient de extra capaciteit die beschikbaar komt met de inzet van flexibiliteitsproducten meegenomen te worden in de aanwezige transportcapaciteit.
169. De methode voor het berekenen van de financiële grens gaat uit van een congestiegebied dat een duidelijk aanwijsbaar kritiek element heeft. De capaciteit van dit beperkende element bepaalt de hoeveelheid energie waarmee de financiële grens wordt berekend. In vermaasde netten kan een congestiegebied meerdere beperkende netelementen hebben, terwijl deze beperkende elementen ook weer relevant kunnen zijn voor meerdere congestiegebieden. Er is in dat geval niet gemakkelijk een aanwezige transportcapaciteit vast te stellen, zonder dat er een risico bestaat op dubbeltellingen en daarmee een te hoge, of te lage, financiële grens. Hoe de netbeheerder moet omgaan met deze situatie beschrijft het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet. De ACM acht het redelijk dat het in dit geval aan de netbeheerder is om in het congestieonderzoek te onderbouwen welke capaciteit uiteindelijk het beste past bij het betreffende congestiegebied. In de toekomst kunnen hierover door de ACM eventueel nadere regels gesteld worden als uit een evaluatie blijkt dat de noodzaak hiertoe bestaat.
170. Tot slot merkt de ACM het volgende op. Indien de netbeheerder tot de conclusie komt dat hij niet aan de volledige vraag van een aanvrager hoeft te voldoen omdat de financiële grens is bereikt, geeft hij aan welke capaciteit hij wel aan de aanvrager kan aanbieden. Hierbij hanteert de netbeheerder de voor dat deelnet geldende financiële grens en de extra transportcapaciteit die bij die financiële grens redelijkerwijs kan worden vrijgemaakt. De ACM acht het van belang dat de aanvrager op die manier expliciet de mogelijkheid krijgt om zijn aanvraag aan te passen.
171. In dit deelhoofdstuk gaat de ACM in op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor een technische grens. De technische grens heeft als doel om bij de toepassing van congestiemanagement de veiligheid en betrouwbaarheid van het net te waarborgen, deze wordt uitgedrukt als een percentage van de aanwezige transportcapaciteit van het beperkende netelement van het congestiegebied. De ACM licht eerst het begrippengebruik toe, vervolgens het voorstel en gaat daarna in op de aanpassingen die zij in de gewijzigde Netcode heeft aangebracht ten opzichte van dat voorstel.
172. In het besluit maakt de ACM onderscheid tussen de technische grens wanneer geen regelbaar vermogen van aangeslotenen beschikbaar is en wanneer wel voldoende regelbaar vermogen van aangeslotenen beschikbaar is. De ACM verstaat onder regelbaar vermogen al het vermogen dat in staat is om te reageren op een elektronisch sturingssignaal en door middel hiervan door de netbeheerder aangestuurd kan worden. De ACM verwacht dat het mogelijk op een later moment wenselijk kan zijn om ook vermogen op grond van een capaciteitsbeperking overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode op betrouwbare wijze kan worden geleverd, als regelbaar vermogen te beschouwen. Dit wordt echter nog niet als zodanig in onderhavig besluit opgenomen.
173. In het ontwerp codebesluit, en de zienswijzen hierop, wordt gebruik gemaakt van het begrip ‘stuurbare afnemers’. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijze over het inconsistent gebruik van dit begrip is de terminologie in het besluit aangepast. Als gevolg hiervan zijn alle verwijzingen naar ‘stuurbare afnemers’ en afgeleiden daarvan aangepast naar ‘regelbare aangeslotenen’ en afgeleiden daarvan. Deze kunnen als synoniemen van elkaar beschouwd worden. Om een juiste weergave te geven van de ingediende zienswijzen zijn deze wijzigingen niet doorgevoerd in de samenvatting van de ingediende zienswijzen. In de beantwoording van de zienswijzen en het besluit wordt wel uitsluitend gebruik gemaakt van het begrip ‘regelbare aangeslotenen’ en afgeleiden daarvan.
174. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun gewijzigde voorstel aan dat zij het hanteren van een technische grens noodzakelijk achten. Deze noodzaak is volgens hen gerelateerd aan de wettelijke plicht voor de netbeheerder tot het veilig en betrouwbaar uitvoeren van transport en daarmee het risico op overbelasting van het net te verkleinen en een eventuele overbelasting zo kort mogelijk te laten duren. Wanneer verwacht wordt dat het honoreren van een aanvraag voor transport leidt tot een benodigde transportcapaciteit die hoger is dan de technische grens, mag de netbeheerder volgens het voorstel het deel van de aanvraag weigeren dat de technische grens overschrijdt. Na het bereiken van de technische grens is de netbeheerder niet langer verplicht om aanvullend congestiemanagement toe te passen en dus ook niet langer verplicht om een aanbod te doen tot het uitvoeren van transport.
175. De gezamenlijke netbeheerders stellen in het gewijzigde voorstel voor om een technische grens te hanteren van 120% van de aanwezige transportcapaciteit wanneer er voldoende regelbaar vermogen beschikbaar is. De motivatie hiervoor is dat bij een technische grens van 120% het risico minimaal is op een kortdurende overschrijding van enkele procenten. Met de voorgestelde technische grens van 120% van de aanwezige transportcapaciteit kan de netbeheerder zijn net beschermen tegen overbelasting in het geval dat aangeslotenen de door hen gemaakte afspraken omtrent capaciteitsbeperkingen en redispatch maatregelen niet nakomen, aldus de gezamenlijke netbeheerders. De netbeheerders stellen daarnaast een technische grens voor van 100% indien er geen regelbaar vermogen van aangeslotenen beschikbaar is. Zij stellen dat regelbare aangeslotenen nodig zijn om het veilig en betrouwbaar aansluiten van meer dan 100% van de aanwezige transportcapaciteit mogelijk te maken.
176. De ACM is van mening dat een technische grens van 120% wanneer voldoende regelbaar vermogen beschikbaar is niet tegemoet komt aan de belangen van aangeslotenen, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de E-wet. In reactie hierop heeft netbeheer Nederland in haar zienswijze gesteld dat de technische grens tot 150% verhoogd kan worden voor zover de netbeheerder de veiligheid en betrouwbaarheid van het transport kan waarborgen.
177. De ACM heeft daarom in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode opgenomen dat netbeheerders een technische grens van 110% van de aanwezige transportcapaciteit vermeerderd met het aanwezige regelbaar vermogen moeten hanteren, tot een maximum van 150% van de aanwezige transportcapaciteit. De technische grens bedraagt dus minimaal 110% en maximaal 150% van de aanwezige transportcapaciteit, afhankelijk van de aanwezigheid van regelbaar vermogen bij aangeslotenen. Indien in een congestiegebied zowel congestie in verbruikende als invoedende richting plaatsvindt, kunnen in beide richtingen verschillende technische grenzen gelden. Dit is in dat geval afhankelijk van de regelbaarheid van het vermogen van enerzijds de verbruikende afnemers en anderzijds de producerende afnemers. De ACM licht de keuze voor het toepassen van een technische grens en de hoogtes daarvan hierna nader toe.
178. Een netbeheerder heeft op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet tot taak om de veiligheid en betrouwbaarheid van zijn netten en het transport van elektriciteit daarover op de meest doelmatige wijze te waarborgen. Tegelijkertijd heeft een netbeheerder op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel f, van de E-wet, de wettelijke verplichting om transport van elektriciteit uit te voeren over zijn netten ten behoeve van derden. De ACM beaamt dat wat elektriciteitsnetten technisch kunnen begrensd is en dat er daarmee een moment is waarop netbeheerders redelijkerwijs niet langer transportrechten kunnen verlenen, omdat anders de betrouwbaarheid en veiligheid van de elektriciteitsnetten in het geding kan komen. De ACM is het daarom eens met de gezamenlijke netbeheerders dat het hanteren van een technische grens wenselijk is.
179. De ACM is echter ook van mening dat een netbeheerder eveneens effectieve instrumenten heeft om aangeslotenen een opdracht tot het wijzigen van de voorziene invoeding of consumptie te geven indien een storing dreigt, zoals blijkt uit artikel 9.2 en 9.3 van de vigerende Netcode. In aanvulling hierop is in het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas (uitvalsituaties hoogspanningsnet)35 opgenomen dat de netbeheerders in bepaalde situaties kunnen afwijken van de enkelvoudige storingsreserve waardoor de netbeheerder in geval van een storing niet meer het volledige transport naar een deelnet kan faciliteren. Netbeheerders willen dit in de praktijk oplossen door het toepassen van intertripping. Dit is een maatregel waarmee vooraf gedefinieerde aangeslotenen van het net afgesloten kunnen worden om het net te beschermen. De netbeheerder doet dit doormiddel van een elektronisch signaal waarmee delen van het net, en de daarop aangeslotenen, afgeschakeld worden. Als de netbeheerder de oplossing van intertripping toepast, kan het voorkomen dat de netbeheerder (maximaal) de helft van de aangeslotenen in dat deelnet moet afschakelen. Dit correspondeert met een technische grens van maximaal 200% van de aanwezige transportcapaciteit, afhankelijk van de lokale netopbouw.
180. Met de hierboven beschreven instrumenten kunnen netbeheerders, ook zonder de toepassing van congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode, de veiligheid van het net waarborgen wanneer overschrijding van de transportcapaciteit dreigt. Hierdoor blijft de betrouwbaarheid en veiligheid van de elektriciteitsnetten geborgd wanneer een technische grens van 150% van de aanwezige transportcapaciteit, zoals aangedragen in de zienswijze van Netbeheer Nederland, wordt gehanteerd.
181. De ACM is daarnaast van mening dat een technische grens van 150% wanneer voldoende regelbaar vermogen beschikbaar is een goed evenwicht treft tussen de belangen van de netbeheerder en de belangen van aangeslotenen, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de E-wet. Ten eerste wordt door het toepassen van congestiemanagement tot een technische grens van 150% een significante hoeveelheid extra transport mogelijk gemaakt ten behoeve van de aangeslotenen. Ten tweede verwacht de ACM dat bij een technische grens van 150%, onder huidige marktomstandigheden, de toepassing van congestiemanagement beperkt zal worden door de financiële grens en niet door de technische grens. Het op dit moment hoger vaststellen van de technische grens zal naar verwachting van de ACM dan ook niet leiden tot het kunnen faciliteren van aanvullend transport van elektriciteit. Ten derde zal de ACM de hoogte van de technische grens op termijn evalueren en wanneer nodig aanpassen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het effectief niet mogelijk is om de technische grens in een specifiek gebied te verlagen wanneer hier reeds congestiemanagement tot de technische grens wordt toegepast. Aangeslotenen die op basis van de hogere technische grens zijn toegelaten tot het net kan immers niet meer de toegang tot het net worden geweigerd. Aangezien het niet goed mogelijk is de technische grens te verlagen maar wel om deze te verhogen is het van belang de technische grens initieel niet te hoog vast te stallen. Het bovenstaande overwegende acht de ACM het dan ook redelijk een technische grens van 150% te hanteren mits voldoende regelbaar vermogen van aangeslotenen beschikbaar is.
182. Wanneer congestiemanagement wordt toegepast zonder dat er regelbaar vermogen van aangeslotenen beschikbaar is zal de netbeheerder, bij een gelijke technische grens, vaker gebruik moeten maken van de in randnummer 179 genoemde instrumenten. Het veelvuldig inzetten van deze instrumenten heeft nadelige gevolgen voor de betrouwbaarheid van het net en de doelmatigheid van de toepassing van congestiemanagement. Om deze reden acht de ACM het redelijk dat de technische grens lager wordt vastgesteld in situaties waarin geen regelbaar vermogen beschikbaar is.
183. De ACM vindt het echter niet wenselijk om de technische grens in deze gevallen vast te stellen op 100%, zoals voorgesteld door de gezamenlijke netbeheerders. Het vaststellen van de technische grens op 100% zou als gevolg hebben dat er geen congestiemanagement toegepast wordt in gebieden waar zich geen regelbare aangeslotenen bevinden. De ACM verwacht dat dit met name de toepassing van congestiemanagement zou belemmeren in gebieden met congestieproblematiek door afname.
184. De netbeheerder heeft in deze situaties echter alsnog de mogelijkheid om middels producten zoals bedoeld in Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode op betrouwbare wijze flexibiliteitsdiensten te verkrijgen. Om het mogelijke risico dat aanbieders van flexibiliteit de door hen gemaakte afspraken niet nakomen af te dekken, heeft de netbeheerder daarnaast de mogelijkheid om aanvullende flexibiliteit in te kopen bij andere aanbieders van flexibiliteit. Met behulp van deze middelen kan de netbeheerder ook in de afwezigheid van regelbare aangeslotenen congestiemanagement op een doelmatige wijze toepassen. De ACM acht het daarom redelijk om ook in gebieden zonder regelbaar vermogen een technische grens van meer dan 100% vast te stellen.
185. Congestiemanagement wordt op dit moment nog niet op grote schaal toegepast. Hierdoor bestaat onzekerheid over hoe verschillende aanbieders van flexibiliteit zullen opereren wanneer deze niet direct regelbaar zijn. De ACM acht het daarom vooralsnog redelijk om in gebieden waar geen regelbare aangeslotenen aanwezig zijn een technische grens met een beperkte hoogte van 110% van de aanwezige transportcapaciteit toe te passen. Nadat de technische grens in de praktijk is toegepast zal de ACM de hoogte van de technische grens evalueren en wanneer wenselijk aanpassen. Zoals benoemd in randnummer 181 kan de technische grens niet effectief verlaagd worden in gebieden waar reeds congestiemanagement tot de technische grens wordt toegepast.
186. In laagspanningsnetten stelt de ACM een technische grens met een afwijkende hoogte vast. Wanneer congestie optreedt in laagspanningsnetten is er in de regel een klein aantal aangeslotenen dat zich in het congestiegebied bevindt. Hierdoor is het aantal getroffen aangeslotenen en potentiële aanbieders van flexibiliteit beperkt. Daarnaast is de verzwaring en/of uitbreiding die de netbeheerder moet uitvoeren om de congestie in laagspanningsnetten te verhelpen, gegeven voldoende uitvoeringscapaciteit, op korte termijn uit te voeren. De ACM acht het in deze gevallen niet doelmatig om congestiemanagement in te richten voordat de verzwaring van het net gereed is. Voor congestiegebieden waarvan het beperkende netelement zich in het laagspanningsnet bevindt bedraagt de technische grens daarom 100%. Ook voor deze technische grens geldt dat deze geëvalueerd en, wanneer wenselijk, aangepast zal worden.
187. Op grond van voorgaande heeft de ACM de wijzigingen, zoals aangehaald in randnummer 182, doorgevoerd in artikel 9.10, tweede lid, onderdelen d en e, van de gewijzigde Netcode.
188. De netbeheerder doet een vooraankondiging voor een afgebakend en duidelijk gedefinieerd gebied wanneer hij de gevraagde transportcapaciteit en beschikbare transportcapaciteit (nieuwe aanvragen) of de benodigde en aanwezige transportcapaciteit (natuurlijke groei) niet met elkaar in overeenstemming kan brengen. De netbeheerder publiceert de vooraankondiging op een publiek toegankelijke website. Ten opzichte van de vigerende Netcode hebben de gezamenlijke netbeheerders de bepalingen omtrent de vooraankondiging uitgebreid. De ACM vindt het belangrijk dat de vooraankondigingen duidelijk en transparant zijn. De ACM heeft daarom een aantal aanvullende wijzigingen doorgevoerd in de gewijzigde Netcode, in aanvulling op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM licht deze wijzigingen hierna toe.
189. Ten eerste is in artikel 9.9, derde lid, onderdeel d, van het voorstel opgenomen dat een vooraankondiging onder meer bevat: “de in het congestiegebied totale gecontracteerde en totale beschikbare transportcapaciteit als bedoeld in artikel 9.5, vierde lid”. De ACM heeft dit artikellid als volgt gewijzigd. De ACM heeft de term ‘gecontracteerde’ vervangen door ‘beschikbare’. Daarnaast heeft de ACM de term ‘beschikbare’ vervangen door ‘aanwezige’. Met deze wijzigingen sluit het artikellid beter aan bij het overige in paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode, waarin telkens de benodigde capaciteit, inclusief de eventueel gevraagde transportcapaciteit, wordt vergeleken met de aanwezige transportcapaciteit in het betreffende deelnet. Als gevolg van deze aanpassingen heeft de ACM in de hiervoor genoemde bepaling ook de verwijzing naar artikel 9.5, vierde lid, verwijderd.
190. Ten tweede heeft de ACM een toevoeging gedaan in artikel 9.9, derde lid, onderdeel e, van het voorstel. Daaruit volgt dat een netbeheerder in de vooraankondiging de periode benoemt die resteert totdat het deelnet zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is dat er geen sprake meer is van een tekort aan beschikbare transportcapaciteit. De ACM heeft aan dit artikellid toegevoegd dat de netbeheerder eveneens aangeeft welke werkzaamheden naar verwachting nodig zullen zijn om dit te verwezenlijken. Deze wijziging komt tegemoet aan de behoefte van aangeslotenen in een gebied waar schaarste optreedt om in (meer) detail te begrijpen welke verzwaring, wijziging of uitbreiding van het net de netbeheerder overweegt om het probleem te verhelpen. De wijze van formulering van dit artikellid staat toe dat de netbeheerder een niet-bindende indicatie van de benodigde werkzaamheden geeft, zodat de netbeheerder de ruimte heeft om, indien nodig, op een later moment voor een andere oplossing te kiezen voor het oplossen van de transportschaarste in het betreffende deelnet. Naar het oordeel van de ACM komt deze wijziging daarmee tegemoet aan enerzijds de behoefte aan transparantie van aangeslotenen en anderzijds aan de vrijheid van netbeheerders om in een later stadium een andere oplossing te verkiezen wanneer deze beter wordt geacht.
191. Voor het overige van de bepalingen omtrent de vooraankondiging heeft de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders overgenomen in de gewijzigde Netcode.
192. In hoofdstuk 4.12 van deze toelichting is de ACM ingegaan op de vooraankondigingen. Voor de gebieden waarvoor de netbeheerder een vooraankondiging heeft gedaan, onderzoekt de netbeheerder de mogelijkheden voor de toepassing van congestiemanagement, waarbij hij uitgaat van de mogelijkheden zoals bedoeld in paragrafen 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode. Het onderzoek dat de netbeheerder doet, inclusief de conclusies daarvan, wordt ook wel het onderzoeksrapport of het congestierapport genoemd. De ACM gaat in dit deelhoofdstuk in op de congestierapporten in de gewijzigde Netcode.
193. Ter bevordering van onder meer duidelijkheid en transparantie heeft de ACM in haar wijzigingsopdracht de gezamenlijke netbeheerders de opdracht gegeven om een aantal elementen die in het onderzoeksrapport voor ieder congestiegebied worden onderzocht, expliciet in de Netcode op te nemen.36 Deze elementen hebben betrekking op de vaststelling van schaarste, de mogelijke participatie van aangeslotenen en de verwachte inzet van capaciteitsbeperkingen en energieproducten in een congestiegebied. Naar aanleiding van de wijzigingsopdracht hebben de gezamenlijke netbeheerders in het gewijzigde voorstel Bijlage 14 opgenomen, waarin deze elementen genoemd staan. Volgens de ACM komen de gezamenlijke netbeheerders hiermee tegemoet aan dit onderdeel van de wijzigingsopdracht.
194. De ACM merkt op dat zij, als gevolg van andere gewijzigde onderdelen van de gewijzigde Netcode, in aanvulling op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aan Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode een aantal elementen heeft toegevoegd die de netbeheerder ook moet opnemen in het onderzoeksrapport. Ten eerste dient de netbeheerder een aantal elementen op te nemen ten aanzien van de technische analyse als bedoeld in Bijlage 14, eerste lid, van de gewijzigde Netcode. De netbeheerder dient de van toepassing zijnde netontwerpcriteria, inclusief eventueel aangehouden reservecapaciteit, aan te geven, evenals de operationele veiligheidsgrenzen die gehanteerd zijn bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit van het congestiegebied. De netbeheerder dient ook een overzicht op te nemen van de ontwikkeling van de technische transportcapaciteit van het (de) beperkende netelement(en), tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit. Ook dient de netbeheerder in het rapport de ontwikkeling van de kortsluitvastheid van het (de) betreffende deelnet(ten) gedurende de periode van het tekort aan transportcapaciteit op te nemen. De bovenstaande bepalingen zijn ingevoegd als Bijlage 14, eerste lid, onderdelen b, c, en d, van de gewijzigde Netcode.
195. De netbeheerder dient ook duidelijk in het rapport aan te geven wat de in het congestiegebied van toepassing zijnde financiële grens en technische grens zijn. Deze elementen zijn opgenomen in Bijlage 14, eerste lid, onderdelen h, en i, van de gewijzigde Netcode.
196. Tot slot dient de netbeheerder in het rapport aan te geven hoeveel kosten voor congestiemanagement de netbeheerder in het congestiegebied verwacht te realiseren. Ook dient de netbeheerder aan te geven hoeveel extra capaciteit naar verwachting zal worden afgenomen door de toepassing van congestiemanagement. Deze verplichtingen zijn opgenomen in respectievelijk Bijlage 14, eerste lid, onderdeel j en Bijlage, eerste lid, onderdeel k van de gewijzigde Netcode.
197. Verder heeft de ACM het derde lid van Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode zodanig aangepast dat de netbeheerder te allen tijde een volledige versie van een onderzoeksrapport met de ACM deelt.
198. Voor het overige van de bepalingen omtrent de inhoud van de congestierapporten heeft de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders overgenomen in de gewijzigde Netcode.
199. De ACM vindt het belangrijk dat zij de uitvoering van congestiemanagement op basis van objectieve gegevens kan monitoren. Deze gegevens worden ook gebruikt bij de jaarlijkse evaluatie door de ACM (zie hiervoor ook deelhoofdstuk 4.9.2). Om die reden heeft de ACM aan artikel 9.11 van de gewijzigde Netcode een vierde lid toegevoegd. De ACM licht dit hierna toe.
200. De netbeheerders dienen jaarlijks over de inzet van congestiemanagement te rapporteren. Voor ieder congestiegebied dient de netbeheerder aan te geven hoeveel hij initieel berekend had naar verwachting aan vergoedingen voor congestiemanagement uit te geven en wat hij uiteindelijk daadwerkelijk heeft uitgegeven. Tevens dient de netbeheerder aan te geven hoeveel producten hij heeft ingezet voor congestiemanagement. Voor capaciteitsbeperkingen betreft dat het totaal van de beperkingen van de capaciteit keer de tijdsduur. Voor energieproducten de totale hoeveelheid ingezette energie.
201. De jaarlijkse rapportage heeft betrekking op een periode van een kalender jaar en dient jaarlijks uiterlijk 30 april aan de ACM opgeleverd te worden.
202. Naar aanleiding van het voorgaande heeft de ACM artikel 9.11, vierde lid, van de gewijzigde Netcode aangevuld.
203. Uit artikel 9.2, derde lid, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders volgt een aantal maatregelen die de netbeheerder in de operationele planning (dagelijkse voorbereiding) kan treffen wanneer de netbeheerder in zijn net een transportprobleem constateert. Een van de maatregelen is een tegenactie die de netbeheerder uitvoert om het effect op de balanshandhaving van een redispatch actie te compenseren (artikel 9.2, derde lid, onderdeel d). De ACM gaat in dit deelhoofdstuk in op deze situatie.
204. De ACM heeft de gezamenlijke netbeheerders in haar wijzigingsopdracht verzocht om meer duidelijkheid te verschaffen over de situatie waarbij de netbeheerder niet in staat is of niet voldoende tijd heeft om een tegenactie uit te voeren.37
205. De gezamenlijke netbeheerders stellen in de toelichting bij hun gewijzigde voorstel dat de netbeheerder in principe verantwoordelijk is voor het organiseren van een tegenactie. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat, wanneer dicht bij real-time een tegenactie georganiseerd moet worden, er geen sprake is van de ‘normale toestand’ en dat de regelgeving voor de dan ontstane toestand wordt bepaald door Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (hierna: SO Verordening) en door Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet (hierna: ER Verordening).
206. De ACM erkent dat de SO Verordening en de ER Verordening de mogelijkheid vastleggen om onder bepaalde voorwaarden een andere systeemtoestand uit te roepen. De ACM merkt echter op dat deze mogelijkheid alleen bestaat voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Een regionale netbeheerder heeft niet de bevoegdheid om een andere systeemtoestand af te roepen. Daarom gaat de ACM niet mee in de motivering van de gezamenlijke netbeheerders op dit punt.
207. In afwijking van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders heeft de ACM daarom aan artikel 9.2, derde lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode een resultaatverplichting toegevoegd met betrekking tot het compenseren van de effecten op de onbalans op grond van een tegenactie.
208. In dit deelhoofdstuk licht de ACM toe hoe de mogelijkheid voor het opleggen van een marktrestrictie in de gewijzigde Netcode is neergelegd. Dit is opgenomen in artikel 9.2, vierde lid, van de gewijzigde Netcode. De ACM merkt op dat het reeds voor onderhavig besluit op grond van Netcode mogelijk was voor een netbeheerder om marktrestricties op te leggen. Ook in de gewijzigde Netcode blijft dit mogelijk. De ACM vindt het belangrijk dat de netbeheerder marktrestricties zo beperkt mogelijk en op transparante wijze afroept. Verder heeft de ACM enkele toevoegingen gedaan in de bepalingen over marktrestricties in de gewijzigde Netcode, ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Hieronder volgt een uitleg van de marktrestrictie en de toegepaste wijzigingen.
209. Na sluiting van de dag-vooruit markt (day ahead market) sturen marktpartijen op grond van hoofdstuk 13 van de Netcode prognosegegevens aan de netbeheerder, waarin ze voor iedere markttijdeenheid de volgende dag de verwachte netto invoeding en consumptie van hun verschillende aansluitingen vermelden. De netbeheerder gebruikt deze prognosegegevens om in te schatten of de resulterende vraag naar transport leidt tot transportproblemen. Indien de netbeheerder fysieke congestie voorziet, maakt hij gebruik van de middelen genoemd in dit besluit om het transportprobleem op te lossen. Een marktrestrictie houdt in dat wijzigingen van de prognosegegevens niet langer worden geaccepteerd in de richting van de congestie gedurende specifieke markttijdeenheden waarvoor de netbeheerder de marktrestrictie heeft afgeroepen als bedoeld in artikel 9.2. De netbeheerder mag alleen een marktrestrictie afroepen wanneer hij in een gebied voor de betreffende markttijdeenheid al acties heeft toegepast om congestie op te lossen of te voorkomen. Een marktrestrictie wordt voor een specifieke richting afgegeven, zodat wijzigingen van de prognosegegevens die niet leiden tot een verhoogde kans op congestie, wel zijn toegestaan. De marktrestrictie dient te voorkomen dat de netbeheerder bij iedere aanpassing van de prognosegegevens in een bepaalde richting na sluiting van de day-aheadmarkt moeten overgaan tot redispatch om de gewenste commerciële stromen te faciliteren en congestie op te lossen. Wanneer een netbeheerder een marktrestrictie afroept, dan hoeft hij daar geen vergoeding tegenover te stellen.
210. In de praktijk houdt een marktrestrictie in de meeste gevallen in dat een opwaartse bijstelling van opwek in een deel van het net niet langer wordt toegestaan, omdat deze hogere opwek opnieuw tot congestie zou leiden. Dit betekent dat een hoger-dan-verwachte opwek van weersafhankelijke bronnen voor de specifieke momenten waarop de marktrestrictie geldt niet kan worden aangeboden op de intraday markt. Dit leidt ertoe dat een deel van de potentiële hernieuwbare elektriciteit verloren gaat. In dit geval kan een marktpartij niet tot aan real time volledig gebruik maken van de in de ATO overeengekomen transportcapaciteit.
211. Volgens de ACM is een marktrestrictie een geoorloofde uitzondering op de vrijheid van dispatch. De vrijheid van dispatch volgt uit artikel 7.1, tweede lid, van de vigerende Netcode en houdt in dat marktpartijen hun volledige portfolio van invoedende en verbruikende eenheden in de Nederlandse biedzone mogen inzetten om het energieprogramma voor iedere markttijdeenheid na te komen. Het uitroepen van een marktrestrictie betekent dat deze mogelijkheid niet langer bestaat voor het deel van het portfolio dat zich in het congestiegebied bevindt. Op deze aansluitingen mogen de prognosegegevens op specifieke momenten nog slechts in één richting worden gewijzigd.
212. De ACM vindt het redelijk dat een netbeheerder marktrestricties kan afroepen en dat deze een uitzondering vormen op de vrijheid van dispatch. Een netbeheerder moet maatregelen nemen om congestie op te lossen. In de regel zal de netbeheerder in deze situatie gebruik maken van redispatchdiensten. De ACM acht het niet redelijk dat een netbeheerder, nadat deze een geconstateerd transportprobleem heeft verholpen, tot aan real time verantwoordelijk wordt gehouden voor het middels redispatch oplossen van iedere wijziging van de prognosegegevens die de kans op congestie vergroot.
213. Afnemers kunnen tot sluiting van de day-aheadmarkt hun gehele gecontracteerde transportvermogen op de groothandelsmarkt benutten en op grond hiervan de prognosegegevens indienen. Een aangeslotene kan dus na sluiting van de day-aheadmarkt een vraag naar transport ter hoogte van de in de ATO verleende transportcapaciteit indienen. Indien de netbeheerder op een later moment de aangeslotene verzoekt om af te wijken van de voorziene dispatch, vindt voor een dergelijke redispatch actie altijd een vergoeding plaats. De aangeslotene kan, in het geval er een marktrestrictie wordt afgeroepen, enkel voor specifieke markttijdeenheden op de intraday markt zijn vraag naar transport niet aanpassen.
214. Om te verduidelijken dat marktrestricties een uitzondering vormen op de vrijheid van dispatch, heeft de ACM artikel 9.2, vierde lid, van gewijzigde Netcode, aangevuld met een verwijzing naar artikel 7.1, tweede lid, van de vigerende Netcode, waaruit de vrijheid van dispatch volgt. De ACM benadrukt dat een marktrestrictie een uitzondering op de regel (de vrijheid van dispatch) is, en dat de netbeheerder de inzet van marktrestricties daarom dan ook zoveel mogelijk dient te beperken. In artikel 9.2, zesde lid is verduidelijkt dat de netbeheerder de marktrestrictie voor specifieke markttijdeenheden afroept.
215. Verder vindt de ACM het belangrijk dat de netbeheerder bij iedere afroep van een marktrestrictie duidelijk communiceert over de acties die hij reeds heeft ondernomen om het transportprobleem te verhelpen, en indien relevant, welk volume redispatch producten is ingezet. De ACM acht dat noodzakelijk om een hogere mate van transparantie en een effectieve, zo beperkt mogelijke inzet, van marktrestricties te borgen. De ACM heeft daarom artikel 9.2, zesde lid, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, aangevuld metonderdeel d.
216. Voor het overige heeft de ACM artikel 9.2 van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders overgenomen in de gewijzigde Netcode.
217. Artikel 9.36 van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders introduceert een congestiesanctie. In dit deelhoofdstuk gaat de ACM in op de congestiesanctie en geeft zij aan waar zij de gewijzigde Netcode heeft aangepast ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
218. De gezamenlijke netbeheerders onderbouwen in de toelichting bij het voorstel dat de congestie-nietleveringprijs ertoe dient om het voor een aangeslotene onaantrekkelijk te maken om zich niet te houden aan een afgeroepen bieding voor het oplossen van fysieke congestie. Een dergelijke overweging door een aangeslotene kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer prijzen in andere markten hoger zijn of wanneer voor het invoeden van duurzame elektriciteit subsidie wordt ontvangen, waardoor het voor een aangeslotene financieel aantrekkelijk kan zijn om niet overeenkomstig de afgeroepen bieding te handelen.
219. Artikel 9.36 van het voorstel onderscheidt een vaste en een variabele component van de congestiesanctie. De variabele component leidt tot het onderscheid in situaties waarbij een aangeslotene door het negatief zijn van de onbalansprijs aangemoedigd kan worden om een geboden congestiemanagementsdienst niet na te komen. Voor de vaststelling van de vaste component biedt het voorstel geen toelichting. Ook wordt niet duidelijk op basis van welke kosten de vaste component wordt bepaald. Artikel 9.36, tweede lid, van het voorstel stelt alleen dat voor ieder congestiegebied de hoogte van de vaste component van de congestiesanctie zal worden gepubliceerd.
220. De ACM is het eens met de gezamenlijke netbeheerders dat het onwenselijk is dat aangeslotenen afgeroepen biedingen ten behoeve van congestiemanagement niet nakomen. Dat zou de effectieve werking van congestiemanagement ondermijnen en tot extra kosten leiden omdat de netbeheerder een andere, duurdere bieding moet inzetten om de congestie op te lossen. De ACM vindt het dan ook redelijk dat, in het geval de netbeheerder kosten moet maken om extra flexibiliteit in te kopen als gevolg van niet-levering van een afgeroepen bieding door een aangeslotene, de netbeheerder die kosten op de aangeslotene kan verhalen. De ACM vindt het ook redelijk dat de kosten die de netbeheerder op de aangeslotene verhaalt de werkelijk gemaakte kosten niet overstijgen. De ACM benadrukt dat de netbeheerder ook minder dan de daadwerkelijke kosten kan verhalen op de betreffende aangeslotene. Het is aan de netbeheerder en de aangeslotene om dit gezamenlijk overeen te komen.
221. De ACM kan niet vaststellen in hoeverre de voorgestelde splitsing in een vaste en een variabele component waarborgt dat de netbeheerder uitsluitend de daadwerkelijke kosten voor de inkoop van extra flexibiliteit in rekening brengt bij de aangeslotene die de door hem afgeroepen bieding niet nakomt. De ACM constateert dat het voorstel de noodzaak van een vaste component onvoldoende onderbouwt en dat ook niet duidelijk is op welke manier en op basis van welke gegevens de hoogte van de vaste component wordt vastgesteld. Het is daarbij voor de ACM onvoldoende duidelijk of de congestie-sanctie het karakter krijgt van een boete voor aangeslotenen in het congestiegebied, waarbij de netbeheerder meer dan de werkelijke kosten aan de betreffende aangeslotenen doorberekent. De ACM merkt op dat in de E-wet een wettelijke grondslag ontbreekt voor de netbeheerders om middels de Netcode een dergelijke boete aan aangeslotenen op te leggen.
222. Op grond van voorgaande overwegingen heeft de ACM het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als volgt gewijzigd in de gewijzigde Netcode. De ACM heeft de term ‘congestiesanctie’ vervangen voor de term ‘congestie-nietleveringsprijs’. Er mag slechts sprake zijn van het doorberekenen van ten hoogste de daadwerkelijke kosten van de inkoop van extra flexibiliteit door de netbeheerder indien die aangeslotene zich niet houdt aan de door hem afgeroepen bieding. Nu deze kosten te allen tijde ten hoogste de daadwerkelijke kosten voor de netbeheerder dienen te weerspiegelen, vindt de ACM het passender om te spreken van een ‘congestie-nietleveringprijs’ in plaats van een sanctie of boete. De ACM heeft om diezelfde reden ook de vaste component van de voorgestelde congestie-onbalansprijs verwijderd en alleen de variabele component, die ten hoogste de daadwerkelijke kosten dient te weerspiegelen, behouden. Tot slot heeft de ACM verduidelijkingen aangebracht over de verrekening van de congestie-nietleveringprijs.
223. De ACM heeft de in het voorgaande randnummer toegelichte wijzigingen aangebracht in artikel 9.36 van de gewijzigde Netcode.
224. Onderhavig besluit introduceert een nieuwe rol in de gewijzigde Netcode: de congestiemanagementdienstverlener, op basis van het Engelstalige begrip opgenomen als ‘CSP’ (congestion service provider). De CSP dient een erkenning aan te vragen bij de netbeheerder overeenkomstig artikel 9.32 van de gewijzigde Netcode. Ook dient de CSP zich te prekwalificeren voor de levering van congestiemanagementdiensten overeenkomstig artikel 9.34 van de gewijzigde Netcode.
225. De CSP is een intermediaire partij tussen de netbeheerder en partijen die flexibiliteit willen aanbieden. Met uitzondering van het capaciteitsbeperkingscontract, dat ook op bilaterale wijze tussen de aangeslotene en de netbeheerder kan worden overeengekomen, is de CSP noodzakelijk voor het leveren van de verschillende congestiemanagementdiensten. Zo is de tussenkomst van de CSP bijvoorbeeld noodzakelijk voor het doen van redispatch biedingen op het GOPACS Platform en voor het aggregeren van kleine aansluitingen in een groepsbieding. Met betrekking tot de aggregatie van kleinschalige flexibiliteit legt onderhavig besluit vast dat alle aansluitingen die deel uitmaken van een groepsbieding tot dezelfde Balancing Responsible Party (hierna: BRP) dienen te behoren. Het is vooralsnog niet praktisch mogelijk om aggregatie van kleinschalige flexibiliteit over meer dan één BRP te combineren in één gezamenlijke bieding. Ook maakt de gewijzigde Netcode de toepassing van onafhankelijke aggregatie, als bedoeld in artikel 17 van de Elektriciteitsrichtlijn nog niet mogelijk. Op beide punten is de ACM van mening dat de Netcode in de toekomst mogelijk aangepast dient te worden.
226. De ACM heeft enkele tekstuele aanpassingen gedaan, om de bepalingen uit de gewijzigde Netcode te verduidelijken. Daarnaast heeft de ACM waar nodig correcties met betrekking tot de grammatica, spelling en interpunctie aangebracht in de gewijzigde Netcode. De ACM licht deze wijzigingen niet of slechts beperkt toe in dit hoofdstuk, omdat dit geen inhoudelijke wijzigingen betreffen.
227. In dit hoofdstuk licht de ACM de overige punten toe die zij heeft aangepast in de gewijzigde Netcode, ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM behandelt verschillende punten gezamenlijk in één hoofdstuk, vanwege de aard van de wijzigingen of omdat de wijzigingen zien op kleine aanpassingen.
228. Ten eerste heeft de ACM in artikel 5.8 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. In artikel 5.8, eerste lid, onder b, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt onder meer verwezen naar de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 van de voorgestelde Netcode. Het gevolg van dit voorstel is dat de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 van de voorgestelde Netcode van toepassing zijn op een beheerder van een gesloten distributiesysteem die gebruik wenst te maken van het elektronisch berichtenverkeer. De ACM merkt op dat dit voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ertoe zou leiden dat een beheerder van een gesloten distributiesysteem, die gebruik wenst te maken van het elektronisch berichtenverkeer, wordt verplicht om de verschillende congestiemanagementregimes toe te passen. Dit voorstel is niet in lijn met artikel 15, zesde lid, van de E-wet, waaruit volgt dat de beheerder van een gesloten distributiesysteem in het kader van zijn transportplicht niet hoeft te voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in de in artikel 24, eerste lid, van de E-wet, genoemde paragrafen. De ACM heeft daarom de voorgestelde verwijzing naar de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 verwijderd in artikel 5.8, eerste lid, van de gewijzigde Netcode.
229. Ten tweede heeft de ACM in artikel 9.1 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM heeft ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in artikel 9.1, vierde lid, van de gewijzigde Netcode verduidelijkt dat dit artikellid verwijst naar artikel 9.9, eerste lid, van de gewijzigde Netcode.
230. Ten derde heeft de ACM in artikel 9.2 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. In artikel 9.2, derde lid, onderdeel b, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt de mogelijkheid beschreven om een capaciteitsbeperking ook na sluiting van de day-aheadmarkt in te zetten. De ACM heeft de verwijzing in dit artikellid in de gewijzigde Netcode verduidelijkt, zodat specifiek verwezen wordt naar Bijlage 12, zesde lid, van de gewijzigde Netcode.
231. Ten vierde heeft de ACM in artikel 9.3 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Artikel 9.3, eerste lid, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, beschrijft de situatie van natuurlijke groei. In dit lid heeft de ACM een verwijzing opgenomen naar artikel 9.2, negende lid, van de gewijzigde Netcode, ten behoeve van de administratieve afhandeling van de toegepaste congestiemanagement.
232. Ten vijfde heeft de ACM in artikel 9.5 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Artikel 9.4 van de gewijzigde Netcode beschrijft twee mogelijkheden waarom de netbeheerder de capaciteit in artikel 9.5 van de gewijzigde Netcode gaat berekenen: op periodieke basis of bij de aanvraag voor een aansluiting met transportcapaciteit. In het tweede geval dient de gevraagde transportcapaciteit expliciet meegenomen te worden in de berekening. De ACM heeft dit in artikel 9.5, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode verduidelijkt.
233. Ten zesde heeft de ACM in artikel 9.9 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. In artikel 9.9 van het voorstel is opgenomen dat een netbeheerder een vooraankondiging moet doen wanneer hij voor een bepaald deelnet een tekort aan beschikbare transportcapaciteit voorziet. Artikel 9.9, eerste lid, van het voorstel stelt dat de netbeheerder deze vooraankondiging meldt op grond van artikel 9.6, eerste lid, onderdeel d, of artikel 9.7, eerste lid, onderdeel c, op een publiek toegankelijke website. De ACM is van mening dat het beter is om naar de artikelleden, en niet de specifieke onderdelen te verwijzen, en heeft de tekst van artikel 9.9, eerste lid, van de gewijzigde Netcode dusdanig gewijzigd.
234. Ten zevende heeft de ACM in artikel 9.11 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM heeft in artikel 9.11, tweede lid, van de gewijzigde Netcode, verduidelijkt dat, net zoals in de situatie van artikel 9.10, vierde lid, het onderzoeksrapport de elementen dient te bevatten als beschreven in Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode.
235. Ten achtste heeft de ACM in artikel 9.30 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Uit artikel 9.30, eerste lid, van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders volgt dat congestiemanagement dient ter overbrugging van de periode die resteert tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat geen sprake meer is van tekort aan beschikbare transportcapaciteit. Volgens de ACM leidt deze bepaling tot onduidelijkheid. De verwijzing naar artikel 9.9, derde lid, onderdeel e, van het voorstel in artikel 9.30, eerste lid, van het voorstel, lijkt namelijk te impliceren dat er sprake moet zijn van al geplande netverzwaringen voordat er congestiemanagement wordt toegepast. Dat is onjuist. Daarom heeft de ACM de bepaling gewijzigd, zodanig dat netbeheerders congestiemanagement dienen toe te passen overeenkomstig het congestiemanagement onderzoek dat zij hebben moeten doen.
236. Ten negende heeft de ACM in artikel 9.30 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. In artikel 9.30, vierde lid, van de gewijzigde Netcode is de term ‘opgedragen’ vervangen door ‘afgeroepen’. Dit sluit volgens de ACM beter aan bij het marktgebaseerde karakter van de selectie en activatie van een bieding die de CSP bij de netbeheerder indient.
237. Tot slot heeft de ACM in de artikel 9.40 en 9.45 van de gewijzigde Netcode een wijziging aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Artikel 9.40 en artikel 9.45 introduceren de dagelijkse procedure die de netbeheerder uitvoert voor respectievelijk het marktgebaseerde en het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. De ACM heeft in de gewijzigde Netcode in beide artikelen een lid toegevoegd dat verduidelijkt dat de netbeheerder voorafgaand aan de dagelijkse procedure voor de inzet van redispatch ook gebruik kan maken van capaciteitsbeperkingen die hem op grond van Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode ter beschikking staan.
238. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.
’s-Gravenhage, 24 mei 2022
Autoriteit Consument en Markt, namens deze: C.M.L. Hijmans van den Bergh bestuurslid
1. In deze bijlage behandelt de ACM de zienswijzen die zijn ingediend door belanghebbenden op het ontwerp codebesluit.
2. De ACM heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing verklaard op de totstandkoming van dit besluit.
3. De ACM heeft belanghebbenden vanaf 19 augustus 2021 tot en met 30 september 2021 in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen op het ontwerp codebesluit in te dienen. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van:
– [Vertrouwelijk]
– Coöperatie Energie Samen U.A. (hierna: Energie Samen)
– Eneco B.V. (hierna: Eneco)
– Enervalis B.V. (hierna: Enervalis)
– Enexis Netbeheer B.V. (hierna: Enexis)
– Gemeente Utrecht en Lomboxnet
– GroenLeven B.V. (hierna GroenLeven)
– Holland Solar
– Netbeheer Nederland (hierna: NBNL)
– Northpool B.V. (hierna Northpool)
– Powerhouse B.V. (hierna Powerhouse)
– Schiphol Nederland B.V. (hierna: Schiphol)
– Vereniging Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW)
– Vereniging Energie-Nederland (hierna: E-NL)
– Vereniging Nederlandse Wind Energie Associatie (hierna: NWEA)
4. De zienswijzen van Energie Samen, Holland Solar en NWEA zijn identiek. De ACM verwijst in het vervolg daarom naar de zienswijze van EnergieSamen/HollandSolar/NWEA.
5. Voor zover de zienswijze van Enexis afwijkt van de zienswijze van NBNL, heeft de ACM deze zienswijze separaat behandeld. Indien de zienswijze overeenkomt met de zienswijze van NBNL refereert de ACM alleen aan de door NBNL ingebrachte zienswijze.
6. Op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden zienswijzen op een ontwerp codebesluit naar voren brengen. De ACM dient dus te beoordelen of de partijen die een zienswijze naar voren hebben gebracht ook daadwerkelijk belanghebbende zijn in de zin van de Awb.
7. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder een belanghebbende wordt verstaan “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”. Daarbij is volgens vaste jurisprudentie van belang dat het gaat om een eigen, objectief bepaalbaar, actueel en persoonlijk belang dat rechtstreeks bij het besluit betrokken is. Een belang is objectief bepaalbaar als het niet uitsluitend bestaat in iemands subjectieve belevingswereld. Er is sprake van een persoonlijk belang als het aanwezige belang zich in voldoende mate onderscheidt van de belangen van een ieder. Met een eigen belang wordt bedoeld dat men (of een gemachtigde) alleen opkomt voor een eigen belang. Zonder een machtiging is het niet mogelijk om op te komen voor een belang van een ander. Een actueel belang houdt in dat het niet mag gaan om een (onzeker) toekomstig belang. Tot slot is er sprake van een rechtstreeks bij een besluit betrokken belang wanneer er voldoende causaal verband is tussen het belang van een natuurlijk persoon of rechtspersoon en het besluit.
8. Naast de algemene regels uit de Awb is voor het codebesluit ook artikel 82 van de E-wet van belang, omdat op grond van deze bepaling bepaalde representatieve organisaties geacht moeten worden belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van de E-wet.
9. Voor de ontvankelijkheid van een zienswijze is niet alleen vereist dat de indiener daarvan belanghebbende is bij het betreffende besluit, maar ook dat de termijn voor de indiening daarvan in acht is genomen, de indiener een procesbelang heeft en de inhoud van de zienswijze aan bepaalde eisen voldoet. Op grond van artikel 3:16 van de Awb bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van een zienswijze zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag waarop het ontwerp codebesluit ter inzage is gelegd. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen op het ontwerp codebesluit liep van 19 augustus 2021 tot en met 30 september 2021. De ACM constateert dat alle zienswijzen die zij heeft ontvangen binnen de hiervoor genoemde termijn zijn ingediend.
10. Ten aanzien van een aantal partijen – [Vertrouwelijk]; Eneco; Enervalis; gemeente Utrecht en Lomboxnet; GroenLeven; en Powerhouse – heeft de ACM vastgesteld dat deze niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, kunnen worden aangemerkt bij het besluit waarop de betreffende zienswijze is ingediend. De ACM licht in deelhoofdstukken 5.1.1 tot en met 5.1.6 toe waarom deze partijen geen belanghebbenden zijn.
11. Voor de goede orde merkt de ACM op dat de overige in randnummer 3 van de bijlage genoemde partijen die zienswijzen hebben ingediend, als belanghebbende worden aangemerkt en tevens voldoen aan de andere eisen voor ontvankelijkheid.
12. Tot slot merkt de ACM ten overvloede op dat een aantal van de zienswijzen van partijen die niet als belanghebbende worden aangemerkt, inhoudelijk overeenkomen met zienswijzen van partijen die wel voldoen aan de eisen voor ontvankelijkheid.
13. [Vertrouwelijk] heeft een zienswijze ingediend op het ontwerp codebesluit. De zienswijze is ingediend op persoonlijke titel. [Vertrouwelijk] heeft bij de indiening van zijn zienswijze niet gemotiveerd waarom hij als belanghebbende bij het codebesluit moet worden aangemerkt. De ACM heeft [Vertrouwelijk] in de gelegenheid gesteld zijn motivering op dit punt aan te vullen. [Vertrouwelijk] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
14. [Vertrouwelijk] heeft zijn zienswijze ingediend op persoonlijke titel en vanuit de hoedanigheid dat hij in het verleden is aangehaakt geweest bij discussies over het onderwerp waarop dit besluit betrekking heeft. De ACM constateert dat [Vertrouwelijk] geen persoonlijk en rechtstreeks belang heeft bij het codebesluit. Het is de ACM namelijk niet gebleken dat [Vertrouwelijk] zich vanuit zijn hoedanigheid als natuurlijk persoon onderscheidt van een ieder ander in Nederland. Daarnaast is het de ACM ook niet gebleken dat er op enige wijze een causaal verband bestaat tussen het codebesluit en het belang van appellant. Dat hij in het verleden betrokken is geweest bij discussies over het onderwerp waarop het besluit betrekking heeft, resulteert er niet in dat [Vertrouwelijk] vanuit zijn hoedanigheid als natuurlijk persoon direct gevolgen ondervindt van het codebesluit.
15. De ACM stelt derhalve vast dat [Vertrouwelijk] geen eigen, persoonlijk en rechtstreeks belang heeft bij het codebesluit.
16. Nu de ACM [Vertrouwelijk] niet als belanghebbende kan aanmerken bij het codebesluit, is zijn zienswijze niet-ontvankelijk.
17. Eneco heeft een zienswijze ingediend op het ontwerp codebesluit. Eneco heeft bij het indienen van haar zienswijze niet gemotiveerd waarom zij als belanghebbende bij het codebesluit moet worden aangemerkt. De ACM heeft Eneco in de gelegenheid gesteld haar motivering aan te vullen. Eneco heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
18. Eneco heeft haar zienswijze ingediend vanuit haar hoedanigheid als aandeelhouder en bestuurder van Eneco Wind B.V. en omdat Eneco eigenaar is van dan wel verbonden is via een joint venture aan een reeks windparken. Eneco stelt dat de bepalingen die in het codebesluit over de toepassing van congestiemanagement en de compensatie daarvan worden vastgelegd, haar financieel rechtstreeks raken. Eneco maakt in haar zienswijze specifiek bezwaar tegen de mogelijkheid van het opleggen van marktrestricties voor hernieuwbare energieproducenten. De windparken waar Eneco aan verbonden is hebben hier regelmatig mee te maken. Zo hebben haar windparken in de periode van januari 2020 tot en met maart 2021 149 keer een marktrestrictiebericht ontvangen. Op grond van die ervaring meent Eneco rechtstreeks belang te hebben en daarmee belanghebbende te zijn.
19. De ACM constateert dat Eneco zich niet in rechtens relevante mate onderscheidt van andere aandeelhouders of eigenaren van windparken die gevolgen ondervinden van een door de netbeheerder opgelegde marktrestrictie. Volgens de ACM is er in Nederland een grote groep van partijen die windparken in eigendom hebben of hier op enige andere manier financieel belang bij hebben. Deze groep is bovendien constant aan verandering onderhevig qua omvang en samenstelling. Ondanks dat Eneco direct financiële gevolgen kan hebben van marktrestricties onderscheidt de bedrijfssituatie van Eneco zich volgens de ACM niet van de bedrijfssituatie van andere eigenaren of aandeelhouders van windparken.
20. De ACM concludeert op grond van het voorgaande dat Eneco geen persoonlijk belang heeft bij het codebesluit. Dit betekent dat Eneco niet als belanghebbende wordt aangemerkt bij het codebesluit. De zienswijze van Eneco is daarom niet-ontvankelijk.
21. Enervalis heeft een zienswijze ingediend op het ontwerp codebesluit. Enervalis heeft bij het indienen van haar zienswijze niet gemotiveerd waarom zij als belanghebbende bij het codebesluit moet worden aangemerkt. De ACM heeft Enervalis in de gelegenheid gesteld haar motivering aan te vullen. Enervalis heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
22. De ACM leidt uit de website van Enervalis en uit de bedrijfsgegevens zoals geregistreerd bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK-gegevens) af dat de activiteiten van Enervalis gericht zijn op de verkoop en levering van softwarediensten ten behoeve van het slim aansturen van energieassets, zoals bijvoorbeeld batterijen, laadinfrastructuur en zonnepanelen, voor onder meer woningen, energiebedrijven, netbeheerders en fabrikanten. Enervalis opereert als een energieservicebedrijf. De zienswijze van Enervalis gaat in op artikel 9.34, vierde lid, van het ontwerp codebesluit waaruit volgt dat alle aansluitingen in een groep van aansluitingen tot dezelfde BRP dienen te behoren. Enervalis stelt dat dit in strijd is met Europese regelgeving rondom onafhankelijke aggregatie en dat dit mogelijk het aanbod van flexibiliteit ten behoeve van congestiemanagement beperkt.
23. De ACM constateert dat Enervalis zich met haar bedrijfsactiviteiten op de energiemarkt niet in relevante mate onderscheidt van andere energieservicebedrijven op deze markt. De gevolgen van het besluit zijn voor Enervalis gelijk aan de gevolgen voor andere vergelijkbare energieservicebedrijven. De ACM concludeert daarom dat Enervalis geen persoonlijk belang heeft bij het codebesluit.
24. Voorts stelt de ACM vast dat Enervalis met de activiteiten die zij verricht als energieservicebedrijf slechts een afgeleid belang heeft bij het codebesluit. De eventuele gevolgen die Enervalis ondervindt van het codebesluit komen immers via een civielrechtelijke verhouding tussen Enervalis en de partijen aan wie zij diensten aanbiedt tot stand. Dit leidt ertoe dat Enervalis ook geen rechtstreeks belang heeft bij het codebesluit.
25. Nu Enervalis niet als belanghebbende bij het codebesluit kan worden aangemerkt, is haar zienswijze niet-ontvankelijk.
26. Gemeente Utrecht en Lomboxnet hebben gezamenlijk een zienswijze ingediend op het ontwerp codebesluit. Gemeente Utrecht en Lomboxnet hebben bij het indienen van hun gezamenlijke zienswijze niet gemotiveerd waarom zij als belanghebbenden bij het codebesluit moeten worden aangemerkt. De ACM heeft gemeente Utrecht en Lomboxnet in de gelegenheid gesteld hun motivering aan te vullen. Gemeente Utrecht en Lomboxnet hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
27. Gemeente Utrecht en Lomboxnet werken aan projecten om de inzet van flexibiliteit door afnemers te vergroten. Daarbij worden vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd. Zij stellen belang te hebben bij het codebesluit omdat gemeente Utrecht de ambitie heeft om zo snel mogelijk klimaat neutraal te worden en daarom wil zij alle mogelijkheden die er zijn om de transportcapaciteit van het energiesysteem te vergroten optimaal zien worden benut. Daarnaast stimuleert zij in het kader van de ontwikkeling en leefbaarheid van de stad oplossingen, zoals congestiemanagement, waarbij het gebruik van bestaande netwerken wordt geoptimaliseerd.
28. Gemeente Utrecht en Lomboxnet geven in hun zienswijze aan dat zij zich kunnen vinden in het codebesluit. Zij maken geen bezwaar tegen specifieke onderdelen van het codebesluit. Aangezien Utrecht en Lomboxnet geen specifieke inhoudelijke bezwaren hebben tegen het codebesluit, maar in algemene zin het belang van de codewijziging onderstrepen, laat de ACM in het midden of de partijen in dit kader als belanghebbenden worden aangemerkt.
29. Vanwege het ontbreken van inhoudelijke bezwaren tegen het codebesluit, behandelt de ACM de zienswijze van gemeente Utrecht en Lomboxnet niet verder.
30. GroenLeven heeft bij het indienen van haar zienswijze niet gemotiveerd waarom zij als belanghebbende bij het codebesluit moet worden aangemerkt. De ACM heeft GroenLeven in de gelegenheid gesteld haar motivering aan te vullen. GroenLeven heeft in reactie hierop aan de ACM medegedeeld welke uitgangspunten zij belangrijk vindt, ook als zij niet als belanghebbende wordt beschouwd. De ACM heeft de belanghebbendheid van GroenLeven daarom beoordeeld op basis van haar zienswijze en KvK-gegevens.
31. De ACM leidt uit de zienswijze van GroenLeven af dat zij een ontwikkelaar en aanbieder is van zonne-energiebronnen voor (grootschalige) projecten. Dit doet zij met de ontwikkeling, realisatie en het onderhoud van zonne-energiebronnen op daken, kassen, parkeerplaatsen, vuilstorten, zandwinplassen en als teelt ondersteunende voorziening bij fruitteelt. In haar zienswijze geeft GroenLeven aan dat zij zich in grote mate kan vinden in het ontwerp codebesluit. GroenLeven doet daarnaast een aantal aanbevelingen die haars inziens de doelstellingen van het ontwerp codebesluit faciliteren. In haar aanbevelingen verzoekt GroenLeven de ACM om voor een aantal uiteenlopende bepalingen te verduidelijken wat ermee wordt bedoeld of beoogd.
32. De ACM constateert dat GroenLeven geen persoonlijk en rechtstreeks belang heeft bij het codebesluit vanuit haar hoedanigheid als ontwikkelaar en aanbieder van zonne-energiebronnen. GroenLeven onderscheidt zich namelijk niet in relevante mate van andere ontwikkelaars en aanbieders van dergelijke producten en diensten. Zij biedt producten en diensten aan afnemers die zijn aangesloten op het openbare elektriciteitsnet. Het belang van GroenLeven, komt tot stand via de civielrechtelijke overeenkomsten die zij heeft met afnemers van de door haar aangeboden producten en diensten. Dit maakt het belang van GroenLeven bij het codebesluit slechts een afgeleid belang.
33. De ACM concludeert dat GroenLeven niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het codebesluit. Dit betekent dat de zienswijze niet-ontvankelijk is.
34. Powerhouse heeft een zienswijze ingediend op het ontwerp codebesluit. Powerhouse heeft bij het indienen van haar zienswijze niet gemotiveerd waarom zij als belanghebbende bij het codebesluit moet worden aangemerkt. De ACM heeft Powerhouse in de gelegenheid gesteld haar motivering aan te vullen. Powerhouse heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De ACM heeft de ontvankelijkheid van Powerhouse daarom beoordeeld op basis van haar KvK-gegevens en de door haar ingediende zienswijze.
35. Powerhouse heeft haar zienswijze ingediend vanuit haar hoedanigheid als energieleverancier, Balancing Service Provider (hierna: BSP) en aanbieder van redispatch vermogen via GOPACS. In haar zienswijze geeft Powerhouse aan dat zij zich op hoofdlijnen kan vinden in het codebesluit. Powerhouse heeft echter bezwaren met betrekking tot de inzet van de CSP, de deelname van aansluitingen van kleiner dan 1 MW aan congestiemanagement, de wijze waarop biedingen tot stand komen, de hoogte van de financiële grens en de inzet van transportrestricties.
36. De ACM constateert dat Powerhouse geen rechtstreeks belang heeft bij het codebesluit. Powerhouse heeft vanuit haar hoedanigheid als energieleverancier, BSP en aanbieder van redispatch vermogen via GOPACS namelijk via civiele overeenkomsten slechts een afgeleid belang bij de bepalingen die worden vastgelegd omtrent de toepassing van congestiemanagement.
37. Nu Powerhouse op grond van het voorgaande geen rechtstreeks belang heeft bij het codebesluit, kan Powerhouse niet als belanghebbende worden aangemerkt. Dit betekent dat de zienswijze niet-ontvankelijk is.
Zienswijze 1 “De ACM handelt in strijd met haar bevoegdheid”
Respondenten: |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
38. Enexis stelt dat de ACM op meerdere onderdelen van het besluit in strijd handelt met haar bevoegdheid dan wel een wijziging zonder wettelijke grondslag heeft aangebracht ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
39. Ten eerste acht Enexis de door de ACM opgenomen financiële grens in strijd met de belangen en regels als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de E-wet. De ACM levert volgens Enexis geen onderbouwing of goede motivering voor de wijziging van die financiële grens ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Enexis stelt daarom dat een wettelijke basis ontbreekt voor de door de ACM aangebrachte wijziging.
40. Ten tweede stelt Enexis dat met onderhavig besluit regels inzake een systeem voor congestiebeheer worden vastgesteld. De ACM heeft een besluit vastgesteld dat substantieel afwijkt van het door de gezamenlijke netbeheerders ingediende voorstel, aldus Enexis. Volgens Enexis is daarmee sprake van een eigenstandig besluit van de regulerende instantie voor het systeem inzake congestiebeheer. Enexis stelt dat de ACM daartoe niet bevoegd is op grond van artikel 59, tiende lid, van de Elektriciteitsrichtlijn. Dat de ACM op grond van artikel 36, vierde lid, van de E-wet bevoegd is om zelfstandig wijzigingen aan te brengen op een voorstel doet daar niet aan af, nu de ACM op grond van de Elektriciteitsrichtlijn niet bevoegd is tot een eenzijdige wijziging van een voorstel inzake het congestiebeheer.
41. In het verlengde van het voorgaande stelt Enexis dat de ACM op grond van artikel 31 van de E-wet niet bevoegd is tot het eigenstandig uitbrengen van een ontwerp codebesluit inzake congestiemanagement op niet-landsgrensoverschrijdende netten.
Reactie ACM
42. De ACM kan zich niet vinden in de stelling van Enexis dat zij in strijd met haar bevoegdheid handelt. Het klopt dat de ACM wijzigingen heeft aangebracht in het codebesluit ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders van 2 april 2021. De ACM heeft deze wijzigingen aangebracht nadat zij de gezamenlijke netbeheerders op grond van artikel 36, derde lid, van de E-wet heeft verzocht hun voorstel te wijzigen. De ACM is op grond van artikel 36, vierde lid, van de E-wet bevoegd om wijzigingen aan te brengen in het gewijzigde voorstel van de gezamenlijke netbeheerders met het oog op een afweging van de belangen en regels als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de E-wet. Naar het oordeel van de ACM heeft zij geen substantieel afwijkend besluit vastgesteld waarmee sprake is van een eigenstandig genomen besluit. De ACM heeft het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als uitgangspunt genomen. Zoals aangegeven in de toelichting bij het besluit heeft de ACM alleen wijzigingen aangebracht wanneer de belangen en regels als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de E-wet, naar de mening van de ACM onvoldoende waren afgewogen. Dit geldt volgens de ACM ook voor de vaststelling van de financiële grens in deelhoofdstuk 4.9 van de toelichting bij het besluit. Voorts heeft de ACM naar aanleiding van de ingediende zienwijzen dat onderdeel van de toelichting bij het besluit herzien.
43. Dat de ACM geen eigenstandig besluit heeft genomen, maar enkel onderbouwde wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het door de gezamenlijke netbeheerders ingediende voorstel, leidt er ook toe dat de stelling van Enexis, dat de ACM eigenstandig een codebesluit heeft vastgesteld inzake congestiemanagement op niet-landsgrensoverschrijdende netten, onjuist is.
44. Voorts kan de ACM de verwijzing naar artikel 59, tiende lid, van de Elektriciteitsrichtlijn niet goed plaatsen. De Elektriciteitsrichtlijn verbiedt de ACM niet om een eenzijdige wijziging van een voorstel tot congestiebeheer door te voeren. Uit de Elektriciteitsrichtlijn, meer in het bijzonder artikel 59, tiende lid, van de Elektriciteitsrichtlijn, volgt niet dat de ACM niet bevoegd zou zijn om een eenzijdige wijziging van een voorstel tot congestiebeheer door te voeren. Daarnaast strekt de Elektriciteitsrichtlijn niet tot maximale harmonisatie maar tot minimale harmonisatie, zo blijkt uit randnummer 92 van de preambule bij de Elektriciteitsrichtlijn. Om die reden is artikel 36, vierde lid, van de E-wet, op grond waarvan de ACM bevoegd is om zelfstandig wijzigingen aan te brengen op het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, naar het oordeel van de ACM niet onverenigbaar met artikel 59, tiende lid, van de Elektriciteitsrichtlijn.
Conclusie
45. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 2 “Non-firm ATO’s en andere oplossingen moeten worden toegestaan”
Respondenten: |
Enexis, NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
46. Enexis merkt op dat uit artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening volgt dat overeenkomsten met producenten waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd zijn toegestaan. De Elektriciteitsverordening heeft directe werking en staat boven nationale wet- en regelgeving. Enexis stelt daarom dat het onjuist is dat de ACM in het codebesluit heeft opgemerkt dat het momenteel niet is toegestaan om aansluitovereenkomsten te sluiten waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd, gelet op het bepaalde in artikel 7.1 van de Netcode. Enexis stelt dat artikel 7.1 van de Netcode nietig is.
47. NBNL stelt in tegenstelling tot Enexis niet dat artikel van de Netcode 7.1 nietig is, maar is wel van mening dat de ACM in randnummer 69 bij de toelichting van het ontwerp codebesluit een te absolute lezing geeft van artikel 7.1, tweede lid, van de Netcode. Die bepaling formuleert slechts een basaal recht op transport van een aangeslotene, aldus NBNL. Een beperking hiervan, zoals via een non-firm ATO onder artikel 9.6 of 9.7 van de gewijzigde Netcode, is volgens NBNL dan ook niet in strijd met artikel 7.1 van de Netcode.
48. Enexis geeft aan dat de ACM onvoldoende alternatieven voor congestiemanagement heeft onderzocht. Enexis draagt aan dat behalve non-firm ATO’s, ook het introduceren van tariefprikkels, en opslagfaciliteiten alternatieven vormen. Ook geeft Enexis aan dat de ACM ervan uitgaat dat het fenomeen congestie tijdelijk is en vraagt zij zich af of gelet daarop congestiemanagement het beste middel is.
Reactie ACM
49. Voor wat betreft non-firm ATO’s merkt de ACM het volgende op. Enexis geeft terecht aan dat de Elektriciteitsverordening rechtstreekse werking heeft. Het is ook juist dat uit artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening volgt dat situaties kunnen voorkomen waarin producenten een aansluitovereenkomst hebben aanvaard waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd. Uit die specifieke zinsnede volgt echter niet dat dergelijke overeenkomsten verplicht beschikbaar moeten worden gesteld in de lidstaten. Dat de Elektriciteitsverordening ruimte biedt voor het bestaan van dergelijke overeenkomsten betekent niet dat het beschikbaar stellen van dergelijke overeenkomsten een verplichting is. Noch in de E-wet, noch in onderliggende regelgeving is vastgelegd dat netbeheerders dergelijke overeenkomsten kunnen sluiten.
50. Een overeenkomst waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd, komt neer op een aanbod voor (niet vast) transport, zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet. Die bepaling schrijft voor dat een aanbod voor transport in overeenstemming dient te zijn met de paragrafen 5 en 6 van hoofdstuk 3 van de E-wet. De paragrafen 5 en 6 verwijzen onder meer naar de Netcode. Dit betekent dat een aanbod voor transport in overeenstemming dient te zijn met artikel 7.1, tweede lid, van de Netcode.
51. De bedoeling van de codes is onder meer om aangeslotenen zekerheid te verschaffen omtrent enerzijds de verplichtingen die netbeheerders jegens hen hebben en anderzijds de verplichtingen die zij zelf jegens netbeheerders hebben.38 Het is de netbeheerders niet toegestaan ten gunste of ten koste van de aangeslotenen van de codes af te wijken.39
52. Artikel 7.1, tweede lid, van de Netcode schrijft voor dat een aangeslotene recht heeft op transport tot een hoeveelheid ter grootte van het op de aansluiting gecontracteerde en beschikbaar gestelde vermogen. Hieruit volgt niet dat het recht van de aangeslotene beperkt kan worden via een niet vast of non-firm transportrecht. Zouden netbeheerders dergelijke non-firm overeenkomsten aanbieden zonder dat daar nadere kaders, voorwaarden of tarieven voor zijn vastgelegd in de codes, dan bestaat het risico dat netbeheerders eenzijdig voorwaarden aan aangeslotenen kunnen opleggen.40 Dit staat haaks op de bedoeling van de codes.
53. De ACM concludeert, in tegenstelling tot wat Enexis betoogt, dat artikel 7.1, tweede lid, van de E-wet niet nietig is. Ook gaat de ACM niet mee in de stelling van NBNL dat de artikelen 9.6 en 9.7 van de gewijzigde Netcode op dit moment ruimte bieden voor het sluiten van non-firm transportovereenkomsten. Indien de netbeheerders non-firm ATO’s overeen willen komen met hun afnemers vereist dat een nieuw codewijzigingstraject.
54. Voor wat betreft de overige punten van Enexis met betrekking tot opslagfaciliteiten en tariefprikkels als alternatief voor onderhavige codewijziging merkt de ACM op dat congestiemanagement sinds 2010 onderdeel vormt van de Netcode. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel zelf aanvullende regels voor congestiemanagement voorgesteld. De gezamenlijke netbeheerders, waar Enexis onderdeel van uitmaakt, hebben in hun codewijzigingsvoorstel geen (inhoudelijke) alternatieven voorgesteld met betrekking tot opslagfaciliteiten en tariefprikkels. Dat de ACM volgens Enexis alternatieven, anders dan congestiemanagement, had moeten onderzoeken binnen het onderhavige codewijzigingstraject, kan de ACM dan ook niet plaatsen.
55. Voor zover Enexis in haar zienswijze een en ander opmerkt over alternatieven voor congestiemanagement, overweegt de ACM het volgende. Ten eerste neemt de ACM aan dat Enexis met betrekking tot opslagfaciliteiten bedoelt dat aangeslotenen opslagfaciliteiten kunnen aanschaffen om bij congestie energie op te slaan of te onttrekken. Enexis motiveert niet welke onderdelen van onderhavig besluit de ontwikkeling van opslagfaciliteiten zouden tegenwerken en ook niet waarom opslagfaciliteiten als een van meerdere bronnen van flexibiliteit in onderhavig besluit speciale aandacht behoeven. De ACM is van mening dat de nieuwe regels een effectieve deelname van opslagfaciliteiten aan congestiemanagement niet in de weg staan. Ten tweede merkt de ACM voor wat betreft het introduceren van tariefprikkels op dat dit buiten de scope van onderhavig besluit ligt. Dit besluit ziet immers op een actualisering van de regels rondom transportschaarste en op een aanpassing van de regels om congestiemanagement beter van toepassing te maken op distributienetten. Enexis en de gezamenlijke netbeheerders hebben in hun gewijzigde voorstel bovendien geen voorstel gedaan tot het introduceren van tariefprikkels.
Conclusie
56. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 3 “Een werkbare implementatietermijn ontbreekt”
Respondenten: |
NBNL, Enexis, EnergieSamen/HollandSolar/NWEA |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
57. Enexis stelt dat een passende implementatietermijn ontbreekt in onderhavig besluit. Een implementatietermijn is noodzakelijk om bijvoorbeeld de voor de uitvoering van het besluit benodigde monitorbaarheid en stuurbaarheid in alle (deel)netten te realiseren. Daarnaast verzoekt Enexis de ACM een termijn te verbinden aan de inwerkingtreding van onderhavig besluit, op zodanige wijze dat zij voldoende tijd heeft om het besluit ter toetsing aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven voor te leggen. Onmiddellijke inwerkingtreding van het besluit leidt er namelijk toe dat Enexis wordt gedwongen om onherroepelijke rechtshandelingen aan te gaan, aldus Enexis.
58. NBNL merkt op dat een inwerkingtreding van het besluit een dag na publicatie in de Staatscourant een onrealistisch, korte implementatieperiode inhoudt. Om de werkwijze en procedures uit het definitieve besluit goed te implementeren is meer tijd nodig. Dit is in het belang van netbeheerders, marktpartijen en aangeslotenen. NBNL stelt dat een implementatietermijn van minimaal 6 tot 12 maanden nodig is.
59. EnergieSamen/HollandSolar/NWEA verzoeken de ACM om het besluit op zo kort mogelijke termijn in werking te laten treden, zodat netbeheerders en netgebruikers ervaring kunnen opdoen met het toepassen van de nieuwe regels. Daarmee willen zij voorkomen dat het aansluiten van hernieuwbare productie nog meer vertraging oploopt. In geval van onvolkomenheden in onderhavig besluit, kunnen partijen samen met de ACM toewerken naar noodzakelijke verbetering door middel van een aanpassing van de Netcode.
Reactie ACM
60. Als gevolg van onderhavig codebesluit veranderen de taken en verantwoordelijkheden van netbeheerders met betrekking tot het toepassen van congestiemanagement. De ACM deelt de mening van Enexis en NBNL dat voldoende tijd voor netbeheerders noodzakelijk is om de benodigde processen in te richten en om de taken goed uit te kunnen voeren. Tegelijkertijd begrijpt de ACM, zoals EnergieSamen/HollandSolar/NWEA opmerken, dat moet worden voorkomen dat het aansluiten van nieuwe partijen, inclusief het verlenen van transportrechten, onnodig vertraging oploopt.
61. Op basis van de zienswijzen acht de ACM een termijn van 6 maanden een redelijke implementatietermijn. Dit leidt ertoe dat de ACM de inwerkingtreding van het besluit aanpast van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het besluit wordt geplaatst naar 6 maanden na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het besluit wordt geplaatst.
62. Ten overvloede wijst de ACM er op dat de toepassing van congestiemanagement volgens de regels in onderhavig besluit bijdraagt aan het oplossen van de huidige congestieproblematiek. Gelet op het maatschappelijk belang hiervan, moedigt de ACM de gezamenlijke netbeheerders aan om ook reeds voor inwerkingtreding van dit besluit in lijn te handelen met de bepalingen in onderhavig besluit. De ACM merkt hierbij op dat de netbeheerders in de afgelopen maanden al stappen hebben gezet met betrekking op de implementatie van de gewijzigde Netcode, zodat ze hier op effectieve wijze mee aan de slag kunnen.
Conclusie
63. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van Artikel III van het besluit. Dit besluit treedt in werking zes maanden na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Zienswijze 4 "Voorafgaand aan een marktrestrictie treden netbeheerder en afnemer in overleg”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
64. E-NL stelt dat de ACM een verkeerde uitleg geeft aan (het proces van) de marktrestrictie. Volgens haar betekent het opleggen van een marktrestrictie in de praktijk dat de betrokken afnemer niet zonder overleg met de netbeheerder mag afwijken van zijn prognoses. Alleen indien uit het overleg volgt dat een gewenste prognosewijziging leidt tot een overschrijding van de capaciteit, roept de netbeheerder een marktrestrictie af.
Reactie ACM
65. De ACM acht het van belang dat een netbeheerder transparant communiceert over het afroepen van een marktrestrictie. De ACM beoogt dit te borgen via het in het besluit toegevoegde zesde lid van artikel 9.2 van de gewijzigde Netcode.
66. De ACM gaat niet mee in de suggestie van E-NL dat een netbeheerder voorafgaand aan het afroepen van een marktrestrictie in overleg dient te treden met een afnemer. Het opnemen van een dergelijke plicht vermindert de uitvoerbaarheid van het afroepen van een marktrestrictie, omdat de netbeheerder dan telkens eerst in overleg zou moeten treden met een afnemer die wenst af te wijken van zijn prognose. De ACM is naar aanleiding van deze zienswijze en andere onderdelen van de zienswijze van E-NL wel tot het inzicht gekomen dat een netbeheerder in meer detail dient te communiceren over de toepassing van een marktrestrictie. De ACM is van mening dat een verbeterde transparantie rondom de marktrestrictie de bilaterale afstemming tussen de aangeslotene en netbeheerder onnodig dient te maken. Zodoende blijft de uitvoerbaarheid van de afroep van een marktrestrictie voor de netbeheerder gewaarborgd.
Conclusie
67. De zienswijze heeft niet geleid tot de wijziging waartoe E-NL verzoekt. Wel vormen deze zienswijze en zienswijze 6 aanleiding om een verduidelijking op te nemen in artikel 9.2, zesde lid, van de gewijzigde Netcode. Als gevolg hiervan is een netbeheerder gehouden om in meer detail te communiceren over de afroep van een marktrestrictie. De ACM verwijst voor een nadere toelichting bij deze wijziging naar zienswijze 6.
Zienswijze 5 “Marktrestricties zijn een vorm van redispatching en dienen te worden vergoed”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
68. E-NL stelt dat marktrestricties een beperking van dispatch zijn. Een dergelijke beperking komt volgens E-NL neer op redispatching die op grond van de Elektriciteitsverordening vergoed dient te worden. De keuze van de ACM om in de toelichting bij het besluit op te nemen dat een marktrestrictie niet hoeft te worden vergoed, is volgens E-NL bovendien niet de bedoeling van de gezamenlijke netbeheerders of een wenselijke toevoeging namens de stakeholders.
Reactie ACM
69. Volgens de ACM is een marktrestrictie geen vorm van redispatching als bedoeld in de Europese Elektriciteitsverordening. Een marktrestrictie vormt een beperking van de vrijheid van dispatch voor specifieke markttijdeenheden in een specifieke richting. Bij de afroep van een marktrestrictie is het de afnemer niet toegestaan om op eigen initiatief zijn voorziene dispatch aan te passen in de richting van de congestie gedurende de specifieke markttijdeenheden waarvoor de marktrestrictie is afgeroepen. Met andere woorden, voor specifieke markttijdeenheden waarvoor de netbeheerder overeenkomstig artikel 9.2, vierde lid van de gewijzigde Netcode een restrictie afroept mag een afnemer zijn voorziene invoeding of afname slechts in één richting aanpassen. In tegenstelling tot de marktrestrictie geldt in het geval van redispatching dat de netbeheerder een afnemer juist verzoekt om af te wijken van zijn voorziene dispatch. De ACM ziet hierin een wezenlijk verschil.
70. De definitie van redispatching als bedoeld in artikel 2, lid 26, van de Elektriciteitsverordening luidt: “een maatregel, met inbegrip van beperking, die door een of meerdere transmissiesysteembeheerders of distributiesysteembeheerders wordt geactiveerd door een wijziging van het productie- en/of belastingspatroon teneinde de fysieke stromen in het elektriciteitssysteem te veranderen en fysieke congestie te verlichten of de systeemveiligheid op een andere manier te waarborgen”. Zoals volgt uit de definitie van redispatching gaat het bij een dergelijke maatregel dus om een wijziging van de voorziene dispatch. Naast een wijziging kan een redispatching maatregel ook neerkomen op een beperking, zo blijkt uit de definitie. Naar het oordeel van de ACM betreft een ‘beperking’ in deze zin een eenzijdige actie van de netbeheerder waarmee de reeds voorziene dispatch van een afnemer wordt beperkt om de fysieke congestie te verlichten of de netveiligheid te waarborgen. Deze beperking is eenzijdig omdat de netbeheerder, wanneer de redispatch actie dicht tegen real time wordt afgeroepen, niet altijd de mogelijkheid heeft om tijdig een tegengestelde activatie uit te voeren, als bedoeld in artikel 9.2, derde lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode.
71. Samenvattend stelt de ACM dat er bij de afroep van een marktrestrictie geen sprake is van een wijziging of beperking van de door een afnemer voorziene dispatch. De voorziene dispatch mag in het geval van een marktrestrictie enkel niet worden gewijzigd in een specifieke richting tijdens specifieke markttijdeenheden waarvoor de netbeheerder reeds aantoonbaar heeft gehandeld om het transportprobleem op te lossen.
72. Nu de ACM heeft toegelicht waarom zij een marktrestrictie niet beschouwt als redispatching, is naar het oordeel van de ACM artikel 13 van de Elektriciteitsverordening niet van toepassing op marktrestricties. Volgens de ACM betekent dit dat voor marktrestricties geen verplichting tot vergoeding voortvloeit uit artikel 13 van de Elektriciteitsverordening.
73. Voorts kan de ACM de stelling van E-NL, dat de gezamenlijke netbeheerders niet de bedoeling hadden om geen vergoeding te verbinden aan de afroep van een marktrestrictie, niet plaatsen. Netbeheerders roepen in de huidige situatie ook al marktrestricties af zonder vergoeding. De gezamenlijke netbeheerders hebben voor onderhavig besluit geen voorstel tot het toepassen van een vergoeding gedaan, zoals wordt verzocht door E-NL. Om duidelijkheid te scheppen heeft de ACM in de toelichting bij onderhavig besluit aangegeven dat tegenover een marktrestrictie geen vergoeding hoeft te worden gesteld.
74. Naar aanleiding van de zienswijze van E-NL merkt de ACM op dat zij per abuis in randnummer 185 van de toelichting bij het ontwerp codebesluit de indruk heeft gewekt dat bij het afroepen van een marktrestrictie iedere wijziging van de prognosegegevens niet langer mogelijk is. Dit is onjuist, een marktrestrictie betekent immers dat het voor specifieke markttijdeenheden niet langer is toegestaan om de prognosegegevens in een specifieke richting, namelijk de richting van de congestie, bij te stellen. Dit is in de toelichting bij onderhavig besluit verduidelijkt.
Conclusie
75. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de toelichting bij het besluit. De ACM heeft deelhoofdstuk 4.16 van de toelichting bij het besluit verduidelijkt.
Zienswijze 6 “Marktrestrictie alleen nadat netbeheerder transportprobleem ‘volledig’ heeft verholpen”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
76. E-NL verzoekt de ACM om in artikel 9.2, vierde lid, van de gewijzigde Netcode, tussen ‘het’ en ‘oplossen’ het woord ‘volledig’ toe te voegen. Naar de mening van E-NL is deze toevoeging van groot belang voor een betrouwbare elektriciteitsvoorziening en voor het bevorderen van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt, zoals bedoeld in artikel 36 van de E-wet.
Reactie ACM
77. De ACM merkt op dat E-NL niet toelicht waarom de verzochte wijziging van groot belang is voor de betrouwbare elektriciteitsvoorziening en de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt. De ACM begrijpt ook niet hoe de huidige formulering van artikel 9.2, vierde lid, van de gewijzigde Netcode, de betrouwbare elektriciteitsvoorziening en de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt zou belemmeren.
78. Met de zinsnede ‘oplossen van een transportprobleem’ in artikel 9.2, vierde lid, van de gewijzigde Netcode, wordt voorzien dat de netbeheerder de (voorziene) transportproblemen reeds in afdoende mate heeft opgelost, alvorens hij een marktrestrictie kan opleggen. Indien de netbeheerder onvoldoende maatregelen treft om het transportprobleem volledig te verhelpen, kan ook het afroepen van de marktrestrictie immers niet voorkomen dat het transportprobleem alsnog ontstaat. Kortom, de ACM acht het volledig oplossen van het transportprobleem een praktische voorwaarde voor de uitvoerbaarheid van de marktrestrictie. De ACM is van mening dat het daarom niet nodig is om het woord ‘volledig’ toe te voegen, zoals E-NL voorstelt.
79. Zoals de ACM reeds in de toelichting bij het ontwerp codebesluit heeft aangegeven, vindt zij het van belang dat inzichtelijk en transparant is welke acties een netbeheerder reeds heeft genomen alvorens hij een marktrestrictie afroept. Dit was aanleiding om in het ontwerp codebesluit onderdeel d in artikel 9.2, zesde lid, van de gewijzigde Netcode toe te voegen.
80. Om tegemoet te komen aan de zorgen van E-NL en om de transparantie richting aangeslotenen te vergroten, heeft de ACM artikel 9.2, zesde lid, onderdelen b en d, van de gewijzigde Netcode gewijzigd. De ACM heeft in artikel 9.2, zesde lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode verduidelijkt dat de marktrestrictie voor specifieke markttijdeenheden geldt. In artikel 9.2, zesde lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat de netbeheerder voor de specifieke markttijdeenheden waarvoor de marktrestrictie geldt, moet aantonen welke maatregelen hij heeft getroffen en welke volumes redispatch hij voorafgaand aan de afroep van de marktrestrictie heeft ingezet. De ACM heeft de woorden ‘indien relevant’ in artikel 9.2, zesde lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode verwijderd om eventuele onduidelijkheid weg te nemen en te borgen dat de netbeheerder bij iedere marktrestrictie verduidelijkt welke volumes redispatch zijn ingezet om het transportprobleem op te lossen voorafgaand aan de marktrestrictie. Op deze wijze wordt naar de mening van de ACM geborgd dat een netbeheerder bij het afroepen van iedere marktrestrictie transparant communiceert over de reeds ingezette middelen om het transportprobleem te verhelpen. Dit biedt marktpartijen meer duidelijkheid over de noodzaak van de afgeroepen marktrestrictie.
Conclusie
81. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de toelichting bij het besluit. De ACM heeft artikel 9.2, zesde lid, onderdelen b en d, van de gewijzigde Netcode gewijzigd.
Zienswijze 7 “Weersafhankelijke productie uitsluiten van neerwaartse marktrestrictie”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
82. E-NL stelt in haar zienswijze dat weersafhankelijke productie dient te worden uitgesloten van een marktrestrictie in neerwaartse richting.
Reactie ACM
83. Een neerwaartse marktrestrictie houdt in dat de partijen in het betreffende gebied tijdens de specifieke markttijdeenheden waarvoor de restrictie geldt, hun voorziene productie niet naar beneden mogen bijstellen of hun voorziene consumptie mogen verhogen. De ACM constateert dat E-NL niet in meer detail toelicht of onderbouwt waarom weersafhankelijke productie dient te worden uitgesloten van een marktrestrictie in neerwaartse richting.
84. De ACM neemt aan dat E-NL met haar zienswijze bedoelt te verduidelijken dat weersafhankelijke productie niet of slechts beperkt in staat om een marktrestrictie in neerwaartse richting te respecteren, omdat de voorziene productie niet kan worden behaald indien de wind of zonneschijn minder sterk is dan voorspeld. De ACM heeft begrip voor deze overweging. Het is naar het oordeel van de ACM echter onvoldoende aangetoond dat de kans op fysieke congestie in de in dit randnummer geschetste situatie toeneemt als gevolg van het niet nakomen van een marktrestrictie in neerwaartse richting door weersafhankelijke productie. De ACM merkt op dat het uitzonderen van weersafhankelijke productie van een neerwaartse marktrestrictie de uitvoerbaarheid van de marktrestrictie onder druk zet. De gevolgen van een dergelijke uitzondering zijn naar de mening van de ACM onvoldoende duidelijk. Op grond van het voorgaande concludeert de ACM dat er op dit moment onvoldoende aanleiding is om de door E-NL verzochte uitzondering in het besluit op te nemen.
Conclusie
85. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het besluit. Op basis van praktijkervaring kan de ACM in de toekomst opnieuw inschatten of de door E-NL voorgestelde uitzondering wenselijk is.
Zienswijze 8 “Sluit hernieuwbare elektriciteitsproductie uit van de marktrestrictie”
Respondenten: |
EnergieSamen/HollandSolar/NWEA |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
86. EnergieSamen/HollandSolar/NWEA stellen dat een marktrestrictie leidt tot een onnodig verlies van hernieuwbare productie. Aangezien transportprognoses een dag vooraf nooit volledig kunnen worden gerealiseerd, zou de netbeheerder volgens EnergieSamen/HollandSolar/NWEA waar mogelijk altijd real-time wijzigingen in die transportprognoses voor hernieuwbare productie moeten faciliteren. Op die wijze voldoet het codebesluit ook aan de regels uit de Elektriciteitsverordening, op grond waarvan hernieuwbare elektriciteitsproductie alleen als laatste redmiddel zou moeten worden afgeregeld.
Reactie ACM
87. De ACM erkent dat het uitroepen van een marktrestrictie mogelijk leidt tot een verlies van hernieuwbare productie, omdat hoger-dan-verwachte opwek door weersafhankelijke elektriciteits-opwekinstallaties in het intraday domein mogelijk niet kan worden verkocht als de toename van productie plaatsvindt in een of meerdere markttijdeenheden waarvoor de netbeheerder een opwaartse marktrestrictie heeft afgeroepen. De ACM acht het echter niet redelijk of wenselijk dat een netbeheerder, nadat deze een geconstateerd transportprobleem heeft verholpen, in hetzelfde gebied gedwongen wordt om voor iedere opwaartse bijstelling van hernieuwbare elektriciteitsproductie voor de door de marktrestrictie getroffen markttijdeenheden eenzelfde volume redispatch in te zetten om fysieke congestie te voorkomen. Dit zou leiden tot extra kosten voor de netbeheerder, terwijl netto geen extra elektriciteitsproductie in het net wordt ingevoed. Naar de mening van de ACM zou de door EnergieSamen/HollandSolar/NWEA voorgestelde wijziging de effectieve werking van de marktrestrictie ondermijnen.
88. Voorts merkt de ACM op dat, indien het besluit naar aanleiding van de zienswijze zou worden gewijzigd, het risico bestaat dat de productie-eenheden voor hernieuwbare elektriciteit een ongewenste prikkel ervaren om de hoger-dan-verwachte opwek te overschatten teneinde voor een groter volume te worden geredispatched, in de wetenschap dat iedere opwaartse bijstelling tot een evenredig verzoek tot redispatching zal leiden.
89. Tot slot is de ACM het niet eens met de stelling van EnergieSamen/HollandSolar/NWEA dat een relatie bestaat tussen het uitroepen van een marktrestrictie in een gebied en de volgordelijkheid van afregelen van verschillende typen aangeslotenen. De marktrestrictie is op alle partijen in het gebied van toepassing. Een marktrestrictie zou volgens de ACM juist de noodzaak tot het afregelen van partijen moeten verminderen. Indien de netbeheerder overgaat tot het afregelen van partijen, zijn hierbij de voorschriften van artikel 13 van de Elektriciteitsverordening van toepassing. Deze bepalingen staan los van de werking van de marktrestrictie.
Conclusie
90. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het besluit.
Zienswijze 9 “Laat de marktrestrictie alleen van toepassing zijn op CG-aangeslotenen”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
91. VEMW stelt in haar zienswijze dat de marktrestrictie alleen zou moeten worden opgelegd aan partijen die flexibiliteit aan de netbeheerder hebben verkocht en die daarmee op grond van artikel 9.30, vierde lid als CG-aangeslotene worden aangeduid.
Reactie ACM
92. De ACM is van mening dat het voorstel van VEMW niet werkbaar is. In het geval dat de netbeheerder een transportprobleem oplost en vervolgens een marktrestrictie afroept, is het waarschijnlijk dat een bijstelling van prognosegegevens door een aangeslotene in het gebied opnieuw leidt tot congestie. Het is hierbij niet van belang of de betreffende aangeslotene(n) die de prognosegegevens willen bijstellen in de richting van de congestie, wel of geen flexibiliteit aan de netbeheerder hebben verkocht, dat wil zeggen, wel of geen ‘CG-aangeslotene’ is op dat moment.
Conclusie
93. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 10 “Hoogte financiële grens”
Respondenten: |
VEMW, NBNL, Enexis, E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
94. VEMW stelt dat de financiële grens van 2,50 euro per MWh tot (significante) kosten voor aangeslotenen zal leiden. De daadwerkelijke meerwaarde zal in de praktijk per congestiegebied anders zijn. Het blijkens het ontwerp codebesluit arbitrair gekozen bedrag moet daarom beter onderbouwd worden, aldus VEMW.
95. NBNL stemt in met de in deelhoofdstuk 4.9.1 van de toelichting bij het besluit gekozen methode voor het vaststellen van de financiële grens, te weten de methode ‘omvang van het net’. De werkwijze is eenvoudig en door een ieder na te rekenen en te controleren, aldus NBNL. Wel betreurt NBNL dat met deze werkwijze de relatie tussen het uitgegeven geld en het extra transport dat er mee mogelijk gemaakt wordt is verdwenen. Het aan congestiemanagement uitgegeven geld is daarmee niet per definitie doelmatig en efficiënt.
96. Voor wat betreft de hoogte van de financiële grens stellen NBNL en Enexis dat de ACM deze niet heeft beargumenteerd. In randnummer 146 van het ontwerp codebesluit schrijft de ACM dat zij schat dat er in ieder geval ruimte is om de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde financiële grens op te hogen met een factor van ten minste 2,5 ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Volgens Enexis weet de ACM de financiële grens van 2,50 euro onvoldoende cijfermatig of economisch te onderbouwen in het ontwerp codebesluit. Volgens NBNL baseert de ACM haar berekeningen op een rekenmodel dat door de netbeheerders werd gehanteerd bij het voorbereiden van het voorstel voor de financiële grens in het antwoord van de gezamenlijke netbeheerders op de wijzigingsopdracht. De in het rekenmodel opgenomen jaarprofielen waren bedoeld als ‘praatplaat’. De jaarprofielen waren geen statistisch verantwoord vastgestelde gemiddelde profielen voor die verschillende situaties. Een gemiddeld jaartransport van 78% van de aanwezige transportcapaciteit komt in bijna geen enkel netgebied voor, aldus NBNL. Het daadwerkelijke gemiddelde jaartransport varieert veelal van circa 14% tot 50% van de aanwezige transportcapaciteit. Om gehoor te geven aan de wens van de ACM om de financiële grens met een factor 2,5 te verhogen ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, maar ook rekening te houden met een gemiddeld jaartransport van 33% in plaats van 78%, stelt NBNL een financiële grens voor van 1,02 per MWh.
97. Enexis onderschrijft de zienswijze van NBNL.
98. Naar de mening van E-NL dient voor het al dan niet toepassen van (aanvullend) congestiemanagement slechts getoetst te worden aan hetgeen maatschappelijk efficiënt of wenselijk is. Voor E-NL is het niet mogelijk te beoordelen of de financiële grens van 2,50 euro per MWh juist is gekozen. Wel wordt opgemerkt dat een te lage financiële grens leidt tot onterechte afwijzingen van verzoeken om meer transportcapaciteit. Een te hoge financiële grens leidt tot inefficiënte maatregelen in het kader van congestiemanagement, aldus E-NL.
Reactie ACM
99. De ACM heeft gekozen voor een transparante methode voor het vaststellen van de hoogte van de financiële grens, te weten ‘omvang van het net’. Zoals in deelhoofdstuk 4.9.1 van de toelichting bij het besluit is beschreven, zitten er voordelen en nadelen aan deze methode. De ACM deelt het beeld van VEMW dat de daadwerkelijke meerwaarde in de praktijk per congestiegebied anders zal zijn.
100. De ACM heeft op 18 november 2021 gebruik gemaakt van het aanbod van NBNL om inzage te geven in de wijze van schatten en de bedragen die uit die schatting komen via een informatieverzoek aan de individuele netbeheerders. De informatie die de netbeheerders in hun reacties op het informatieverzoek aan de ACM hebben overgelegd over de hoeveelheid extra transport en de financiële effecten van het codebesluit wijkt significant af en bevat een hogere mate van detail dan de informatie waarover de ACM beschikte ten tijde van de voorbereiding van het ontwerp codebesluit.
101. In het ontwerp codebesluit heeft de ACM primair gefocust op het effect van de financiële grens op vermeden CO2-emissies en op de destijds beschikbare gegevens van netbeheerders. Met behulp van de door de ACM aanvullend opgevraagde informatie van de netbeheerders, heeft de ACM de verwachte effecten van het codebesluit nader geanalyseerd, waaronder de hoeveelheid extra transport en de financiële effecten voor netbeheerders en aangeslotenen. Aangezien de regionale netbeheerders op dit moment weinig tot geen ervaring hebben met het toepassen van congestiemanagement, begrijpt de ACM dat het lastig is om robuuste voorspellingen te maken. De werkelijke kosten van congestiemanagement zullen uit de praktijk nog moeten blijken. Hetzelfde geldt voor de inkomsten. Uit de analyse van de ACM blijkt dat een financiële grens van 2,50 euro per MWh waarschijnlijk tot hoge kosten zal leiden en dat de verwachte inkomsten die een netbeheerder verkrijgt door de extra geleverde transportcapaciteit niet in een redelijke verhouding staan tot deze kosten. Daarbij heeft de ACM ook in overweging genomen dat de financiële grens in een congestiegebied alleen verhoogd kan worden maar niet effectief verlaagd kan worden wanneer transportcapaciteit voor de duur van de congestie toegekend is, omdat vergeven transportcapaciteit niet teruggenomen kan worden. Op basis van haar analyse is de ACM tot de constatering gekomen dat het onwenselijk is om de financiële grens meteen op 2,50 euro per MWh vast te stellen. Deze financiële grens zou, in een nieuwe markt die nog in ontwikkeling is, mogelijk tot onwenselijke financiële gevolgen kunnen leiden voor zowel netbeheerders als aangeslotenen.
102. Op basis van voorgaande komt de ACM tot de conclusie dat een financiële grens van 1,02 euro per MWh wenselijk is. Zoals wordt toegelicht in zienswijze 13 zal de ACM de financiële grens monitoren en in de toekomst evalueren. Indien de financiële grens te laag blijkt te zijn, dan biedt deze evaluatie de mogelijkheid tot het verhogen van de financiële grens.
Conclusie
103. De zienswijzen van NBNL en Enexis hebben geleid tot een aanpassing van het besluit. Deze wijziging is terug te vinden in artikel 9.10, tweede lid, sub c, van de gewijzigde Netcode en deelhoofdstuk 4.9 van de toelichting bij het codebesluit.
Zienswijze 11 “Uitvoerbaarheid financiële grens”
Respondenten: |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
104. Enexis is van mening dat het opgenomen systeem van redispatching voor haar tot zeer hoge en onvoorspelbare kosten leidt. De kosten van congestiemanagement zijn voor Enexis op voorhand niet goed in te schatten en daarmee niet te overzien. De totale kosten van congestiemanagement zijn niet in te schatten omdat deze onder andere afhangen van de omvang van de congestie, de marktprijs van regelvermogen en de duur van de congestieperiode. Het is aannemelijk dat de congestie zich de komende jaren zal uitbreiden tot alle deelnetten van Enexis en langdurig zal aanhouden. Ook bestaat onduidelijkheid over de toedeling van kosten binnen een congestiegebied wanneer bij meerdere netbeheerders sprake is van congestie. Het gekozen systeem is verder dusdanig open dat Enexis aan een onacceptabel hoog financieel risico wordt blootgesteld. Er is namelijk geen plafond vastgesteld voor de daadwerkelijke kosten. De kosten van het uitvoeren van congestiemanagement in een netgebied zijn immers onbekend op het moment dat nieuwe transportaanvragen moeten worden beoordeeld. Het risico is zeer reëel dat de werkelijke kosten hoger zijn dan vooraf op basis van de hypothetische ‘financiële grens’ wordt ingeschat. De bepaling dat toepassing van congestiemanagement enkel hoeft zolang ‘de kosten voor congestiemanagement gedurende de periode waarvoor het congestiegebied is aangewezen niet hoger zijn dan de financiële grens’ is, gegeven de gekozen financiële grens en de onduidelijke duur van de congestieperiode, niet uitvoerbaar. Een toets of deze kosten hoger of lager zijn dan de financiële grens is daarmee redelijkerwijs niet mogelijk.
Reactie ACM
105. De ACM merkt op dat de daadwerkelijke toepassing van congestiemanagement in lokale netten gaandeweg zal leiden tot een betere inschatting van de daadwerkelijke kosten van congestiemanagement op basis van de aard van de congestie en het type aangeslotenen in het congestiegebied. De ACM is het oneens met de stelling dat de financiële grens per definitie geen plafond stelt aan de kosten. Het is immers de netbeheerder die voor ieder congestiegebied een inschatting maakt van de hoeveelheid congestiemanagement die kan worden verwezenlijkt met de financiële grens die voor dat congestiegebied geldt. Bij deze inschatting zal de netbeheerder werken met aannames over de in te zetten producten en de verwachte kosten voor deze productvormen. De onzekerheid van deze aannames varieert tussen de verschillende middelen die de netbeheerder op basis van dit besluit ter beschikking staan. Indien een netbeheerder meer zekerheid verlangt rondom de prijs van flexibiliteit in het netgebied, kan de netbeheerder bijvoorbeeld capaciteitsbeperkingscontracten aanbieden waarbij de prijs van de geboden flexibiliteit vooraf wordt vastgelegd. Het is aan de netbeheerder om een eigen inschatting te maken van de kosten van congestiemanagementdiensten. Daarnaast stelt het besluit ook een lagere financiële grens vast dan in het ontwerp codebesluit was opgenomen.
106. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 12 “Vergoeding kosten van congestiemanagement”
Respondenten: |
VEMW, NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
107. VEMW uit haar zorgen over de wijze waarop doelmatige kosten geborgd worden. Waar bij een biedladder sprake is van efficiënte prijsvorming middels een soort marktwerking, is doelmatige prijsvorming in de bilaterale onderhandelingen tussen netbeheerder en aangeslotenen over een restrictiecontract (het capaciteitsbeperkingscontract) niet geborgd. Hier knelt tevens de beperkte prikkel voor regionale netbeheerders om congestiemanagement doelmatig uit te voeren, aangezien zij deze kosten in hun tarieven mogen verdisconteren. De landelijke netbeheerder ervaart hier bovendien al helemaal geen doelmatigheidsprikkel. Voorkomen moet worden dat excessieve kosten worden gemaakt voor congestiemanagement. Enkel de financiële bovengrens borgt dit niet. Het risico bestaat dat congestiemanagement tot aan de financiële grens wordt uitgevoerd en daarbij een zeer beperkte hoeveelheid extra transportcapaciteit wordt ontsloten.
108. NBNL benadrukt in haar zienswijze de noodzaak van een goede regeling voor de kosten van congestiemanagement in de regulering. Uit de Elektriciteitsrichtlijn volgt dat netbeheerders een passende vergoeding dienen te ontvangen voor de inkoop van flexibiliteitsdiensten. Volgens NBNL kan een besluit over de codewijziging niet genomen worden zonder in samenhang daarmee het probleem van opname van de met de uitvoering van congestiemanagement gemoeide kosten in de regulering op te lossen.
109. Volgens Enexis verzuimt het codebesluit te waarborgen dat door Enexis gemaakte kosten voor congestiemanagement volledig en tijdig vanuit de tarieven worden vergoed. Door te verzuimen dit te waarborgen zal de generieke vergoedingenmethodiek van toepassing zijn op de vergoeding van de kosten van congestiemanagement. Deze methodiek leidt ertoe dat Enexis de kosten van congestiemanagement in de periode 2022–2026 niet krijgt vergoed, met uitzondering van een kleine component in de nacalculatie. In het codebesluit wordt voorbijgegaan aan het effect van de toepassing van congestiemanagement op de systeemkosten alsmede de nettarieven. Als gevolg van de gekozen systematiek zal Enexis op grote schaal vergoedingen moeten betalen aan duurzame elektriciteitsproducenten voor de inzet van congestieregelvermogen. Een substantieel deel van deze kosten zal, zij het met een tijdvertraging, bij de verbruikende afnemers neerslaan.
110. Enexis stelt dat als gevolg van het voorgestelde systeem van congestiemanagement een perverse prikkel ontstaat voor duurzame elektriciteitsproducenten om een aansluiting aan te vragen in netgebieden waar sprake is van congestie. Deze producenten zouden voor de uren dat het net niet in staat is om de geproduceerde elektriciteit op te nemen namelijk een hogere vergoeding ontvangen, dan de opbrengsten die invoeding zou opleveren. Daardoor zou het voor producenten lucratiever zijn om hun nieuwe opwekinstallaties aan te sluiten in netgebieden waar sprake is van congestie. Dit effect wordt, aldus Enexis, geamplificeerd door de technische grens van 200% die de ACM heeft opgenomen.
Reactie ACM
111. Zoals de ACM in haar reactie op zienswijze 10 heeft toegelicht heeft zij de hoogte van de financiële grens naar beneden bijgesteld. De ACM constateert op basis van de zienswijze van NBNL en Enexis en de aanvullende informatie die de ACM van de netbeheerders heeft ontvangen na haar informatieverzoek van 18 november 2021 dat de regionale netbeheerders onzekerheid ervaren over de te verwachten kosten van de toepassing van congestiemanagement. Naar het inzien van de ACM leidt deze verlaagde financiële grens ertoe dat het risico gekoppeld aan die mogelijke onzekerheid gedeeltelijk wordt weggenomen. De financiële grens functioneert namelijk zodanig dat deze een grens stelt aan de kosten die netbeheerders dienen te maken voor de toepassing van congestiemanagement.
112. Voor wat betreft de vergoeding van de kosten van congestiemanagement merkt de ACM dat dit geen onderdeel uitmaakt van onderhavig codebesluit. Immers, zoals NBNL terecht opmerkt, is die vergoedingssystematiek onderdeel van de tariefregulering. Onderhavig besluit ziet op de actualisering van de regels voor de uitvoering van congestiemanagement en niet op de vergoeding van de kosten daarvan via de tariefregulering.
113. Zoals hiervoor opgemerkt constateert de ACM dat de regionale netbeheerders onzekerheid kunnen ervaren over de te verwachten kosten voor de toepassing van congestiemanagement. De ACM wil eventuele obstakels om met de toepassing van congestiemanagement volgens de regels in dit codebesluit aan de slag te gaan zoveel mogelijk wil wegnemen. Daarom heeft zij in brief met kenmerk ACM/UIT/576116 op 24 mei 2022 meegedeeld een nacalculatie op te nemen voor de kosten van de inkoop van congestiemanagementdiensten van de regionale netbeheerders over de periode vanaf de publicatie van onderhavig besluit in de Staatscourant tot en met 31 december 2023. Die nacalculatie vormt daarmee onderdeel van de tarievenbesluiten regionale netbeheerders elektriciteit en valt buiten de reikwijdte van onderhavig besluit. De ACM verwijst voor een nadere toelichting naar de hiervoor genoemde brief.
114. Voor wat betreft TenneT merkt de ACM op dat nacalculatie onderdeel uitmaakt van de reguleringsmethode voor de reguleringsperiode 2022-2026. Ook dat valt dus buiten de reikwijdte van onderhavig besluit. Ten overvloede merkt de ACM op dat in tegenstelling tot hetgeen VEMW stelt, TenneT wel degelijk een doelmatigheidsprikkel ervaart op de kosten voor congestiemanagement. Zij krijgt niet al haar kosten één op één vergoed. Bovendien is bij TenneT sprake van omzetregulering. Dat betekent dat de inkomsten van TenneT niet automatisch meegroeien met het volume, zoals bij de regionale netbeheerders het geval is. Voor de wijze waarop TenneT de kosten vergoed krijgt, verwijst de ACM naar het methodebesluit TenneT transporttaken 2022-2026.
115. Verder ziet de ACM niet de perverse prikkel dat duurzame elektriciteitsproducenten een aansluiting aanvragen in netgebieden waar sprake is van congestie, zoals Enexis omschrijft. Indien de netbeheerder het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toepast, worden de beschikbare congestiemanagementdiensten op een marktgebaseerde manier aangeboden. De prijs die tot stand komt zal de daadwerkelijke kosten reflecteren. Is er echter onvoldoende concurrentie op de lokale markt, waardoor er veel hogere prijzen tot stand kunnen komen, dan kan de netbeheerder het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toepassen, waarbij de netbeheerder naast marktgebaseerde capaciteitsbeperkingen eveneens gebruik maakt van niet-marktgebaseerde redispatching. Voor dit laatste staat de vergoeding vast op grond van artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening.
116. Bij vermoedens van optreden van ongewenst biedgedrag of van onredelijk hoge contractprijzen, heeft de netbeheerder in ieder geval de volgende twee mogelijkheden. Ten eerste kan de netbeheerder op grond van artikel 9.38 van de gewijzigde Netcode een melding doen bij de ACM. Ten tweede kan de netbeheerder een signaal indienen bij de ACM op grond van de Verordening (EU) 2011/1227 (hierna: de REMIT Verordening). Tevens heeft de ACM in onderhavig besluit meer zekerheid willen bieden richting netbeheerders, zoals is uitgewerkt in de reactie op zienswijze 14.
Conclusie
117. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 13 “Evaluatie effectiviteit financiële en technische grens”
Respondenten: |
E-NL, EnergieSamen/HollandSolar/NWEA |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
118. E-NL verzoekt om een periodieke evaluatie van de financiële en technische grens, voor de eerste maal twee jaar na inwerkingtreding van het codebesluit. De plicht tot evaluatie dient opgenomen te worden in het codebesluit. Indien blijkt dat de effectiviteit van congestiemanagement onvoldoende zeker is, dan dienen daartoe maatregelen genomen te worden met als doel de technische grens te verhogen of zelfs te schrappen, aldus E-NL.
119. EnergieSamen/HollandSolar/NWEA stellen voor om de maatschappelijke opbrengsten van congestiemanagement en de werking en toepassing van de regels jaarlijks te evalueren en de regels dan indien nodig aan te passen aan de gewenste praktijk. Wellicht kan dit gekoppeld worden aan de jaarlijkse rapportages.
120. Volgens Enexis is een cruciale omissie in het codebesluit het ontbreken van adequaat toezicht op de kosten van congestiemanagement. Enexis stelt dat de jaarlijkse rapportage over de inzet van congestiemanagement geen inzicht geeft in de totale kosten van congestiemanagement. Doordat de kosten van congestiemanagement de eerste jaren van de congestieperiode lager zijn dan de verwachte ‘gemiddelde kosten’ en de latere jaren hoger, zal het jaarlijkse congestierapport onvoldoende informatie bieden om de totale kosten over de gehele congestieperiode te bepalen. Enkel wanneer de congestie al is opgeheven door het realiseren van de netverzwaring, kan bepaald worden of de daadwerkelijke kosten hoger dan, gelijk aan of kleiner zijn dan de financiële grens.
Reactie ACM
121. De ACM begrijpt dat de wens tot het spoedig invoeren van de codewijziging op termijn ook een evaluatie verlangt. Artikel 9.11, vierde lid, van de gewijzigde Netcode beschrijft dat de netbeheerder uiterlijk 30 april van ieder jaar bepaalde informatie aan de ACM oplevert. De ACM is voornemens om op basis van deze informatie de toepassing, inkomsten en kosten van congestiemanagement jaarlijks te evalueren. De ACM kan overgaan tot een wijziging van de Netcode indien de evaluatie daartoe aanleiding vormt. De ACM merkt hierbij voor de volledigheid op dat zij verwacht dat in het eerste jaar waarin een evaluatie plaatsvindt na inwerkingtreding van deze code, te weten 2023, onvoldoende data beschikbaar zal zijn om te beoordelen of een nieuwe codewijziging wenselijk is.
122. Partijen verzoeken de ACM de plicht tot evaluatie in de codetekst op te nemen. Gelet op artikel 31, eerste lid, van de E-wet, beperkt de code zicht tot de door netbeheerders jegens afnemers te hanteren voorwaarden. De voorwaarden zoals neergelegd in dit besluit zijn dus gericht aan netbeheerders. Een verplichting die geldt voor ACM past daarom niet in de code.
123. Naar aanleiding van de zienswijze van Enexis ziet de ACM dat de in het ontwerp codebesluit beschreven monitoring mogelijk te restrictief is beschreven om voldoende inzicht te bieden voor een goede evaluatie. De ACM heeft daarom in artikel 9.11, vierde lid, van de gewijzigde Netcode de zinsnede “in ieder geval” toegevoegd. De exacte invulling van de monitoring zal de ACM nog verder ontwikkelen, ook op basis van inzichten die opgedaan zullen worden na implementatie van het codebesluit. Daarnaast heeft de ACM in Bijlage 14, eerste lid, van de gewijzigde Netcode de onderdelen j, k en l opgenomen, die stellen dat de netbeheerder zijn berekende uitgaven, en de daarmee extra verkregen capaciteit en getransporteerde energie voor aangeslotenen, inzichtelijk moet maken. Dit zal per jaar beschreven moeten worden, omdat de verwachte congestie in een congestiegebied immers niet constant is over de jaren. Voor een goede monitoring zal de ACM over deze gegevens moeten beschikken, zodat de ACM kan evalueren of de jaarlijkse uitgaven, extra capaciteit en getransporteerde energie in lijn zijn met de verwachting. Hierop zijn ook de onderdelen f en g aangepast.
Conclusie
124. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. De ACM heeft in artikel 9.11, vierde lid, van de gewijzigde Netcode de zinsnede “in ieder geval” toegevoegd. In Bijlage 14, eerste lid, zijn onderdelen f en g aangepast en onderdelen j, k en l ingevoegd. Ook heeft de ACM heeft in de toelichting bij het besluit verduidelijkt dat een jaarlijkse evaluatie van de ontvangen gegevens plaatsvindt.
Zienswijze 14 “Verwijder ‘prijs niet hoger dan in normaal economisch verkeer gebruikelijk’”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
125. E-NL verzoekt de ACM om artikel 9.31, tweede lid, in het ontwerp codebesluit (artikel 9.31, derde lid, in de gewijzigde Netcode) te wijzigen, zodat uit die bepaling niet langer volgt dat de netbeheerder voor een lange termijn contract voor de congestiemanagementdiensten als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, van de gewijzigde Netcode een prijs betaalt die niet hoger is dan in het normaal economisch verkeer gebruikelijk. E-NL stelt dat deze verduidelijking niet nodig is omdat de REMIT Verordening van toepassing is en daaruit volgt het verbod op prijsmanipulatie.
Reactie ACM
De ACM is het met E-NL eens dat de REMIT Verordening van toepassing is. De ACM heeft echter ook oog voor het risico dat een enkele aangeslotene in een congestiegebied – in de wetenschap dat de netbeheerder tot aan de financiële grens congestiemanagement dient toe te passen alvorens de verplichting in artikel 24, eerste lid, van de E-wet, niet langer geldt – een dermate hoge prijs kan vragen dat de netbeheerder het volledige bedrag tot de financiële grens aan die ene aangeslotene zou moeten besteden. Om dat risico weg te nemen, acht de ACM het wenselijk om de expliciete verwijzing naar ‘prijs niet hoger dan in normaal economisch verkeer gebruikelijk’ omtrent de prijzen voor lange-termijn contracten voor congestiemanagementdiensten in de gewijzigde Netcode te behouden.
Conclusie
126. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 15 “Netbeheerders zijn verplicht reservecapaciteit aan te houden”
Respondenten: |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
127. Enexis stelt dat de ACM de wettelijke taak van een netbeheerder om ‘reservecapaciteit’ in het net aan te houden negeert. De ACM stelt volgens Enexis onterecht dat netbeheerders van de verplichting op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de E-wet, zijn ontheven om te voldoen aan een nieuwe vraag naar transport. Het is Enexis onduidelijk hoe de verplichting tot het aanhouden van voldoende reservecapaciteit zich verhoudt tot de transportplicht.
Reactie ACM
128. Het uitvoeren van transport is een van de kerntaken van een netbeheerder. Er mogen daarom vergaande inspanningen en de nodige voortvarendheid worden verwacht van een netbeheerder om aan die transportverplichting te voldoen. De ACM erkent dat een netbeheerder tegelijkertijd ook moet blijven voldoen aan andere verplichtingen die voortvloeien uit zijn wettelijke taken, waaronder het aanhouden van voldoende reservecapaciteit op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de E-wet. De ACM is het dan ook eens met Enexis dat de ene wettelijke taak een netbeheerder niet kan ontslaan van zijn andere wettelijke taak.
129. De wetgever heeft met de wettelijke taak van het aanhouden van voldoende reservecapaciteit bedoeld dat er voldoende voorzieningen zijn om bij calamiteiten, zoals draadbreuk, het transport van elektriciteit te laten doorgaan.41 Zoals de rechtsvoorganger van de ACM, de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bij besluiten met kenmerk 103235/39 en 103209/62 van 10 juni 2010 heeft geoordeeld voert deze taak niet zo ver dat de netbeheerder voor iedere individuele nieuwe aansluiting onmiddellijk capaciteit beschikbaar heeft.42
130. De ACM beoogde met de toelichting in randnummer 58 van het ontwerp codebesluit te voorkomen dat netbeheerders meer reservecapaciteit aanhouden dan nodig, waardoor zij nieuwe transportverzoeken weigeren terwijl er eigenlijk voldoende transportcapaciteit beschikbaar is. Naar aanleiding van de zienswijze van Enexis komt de ACM echter tot de conclusie dat die toelichting tot onduidelijkheid leidt. Daarom wijzigt de ACM het besluit op dit punt.
131. Om te borgen dat een netbeheerder enerzijds zijn wettelijke transporttaak optimaal uitvoert en anderzijds voldoende reservecapaciteit kan blijven aanhouden, dient het duidelijk te zijn dat dat ‘netontwerpcriteria’ ook de ‘aangehouden reservecapaciteit’ omvat. De netbeheerder dient in de berekening van de aanwezige transportcapaciteit mee te nemen hoeveel reservecapaciteit voor het netgebied wordt aangehouden. Transparantie op dit punt waarborgt dat de netbeheerder niet onnodig veel reservecapaciteit aanhoudt. Op die wijze is een netbeheerder in staat om voldoende reservecapaciteit aan te houden, terwijl tegelijkertijd transparant is hoeveel van de aanwezige transportcapaciteit wordt gebruikt als reservecapaciteit.
Conclusie
132. De zienswijze heeft geleid tot een aanvulling in Bijlage 14, eerste lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode en tot een wijziging in deelhoofdstuk 4.4 van de toelichting bij het besluit. Bijlage 14, eerste lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcodekomt te luiden: ‘een overzicht van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria, inclusief de aangehouden reservecapaciteit, en operationele veiligheidsgrenzen die gehanteerd zijn bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit. Voor een nadere toelichting bij deze wijziging verwijst de ACM naar zienswijze 40.
Zienswijze 16 “Het hebben van een technische grens van 120% voor niet stuurbare afnemers is onnodig en beperkt de toepassing van congestiemanagement”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
133. VEMW stelt dat een technische grens van 120% bij niet stuurbare afnemers enkel nodig is wanneer de netbeheerders te weinig vertrouwen hebben in de markt om de gevraagde flexibiliteit te leveren en de gemaakte afspraken na te komen. VEMW vindt dit geen gegronde reden om geen of minder congestiemanagement toe te passen. VEMW stelt dat als de angst bestaat dat de afspraken niet worden nageleefd, de spelregels aangescherpt moeten worden zodat de regels wel nageleefd zullen worden. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door het verhogen van de sancties op het niet nakomen van de biedingen.
Reactie ACM
134. Een netbeheerder heeft de verplichting om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net te waarborgen. Bij het toepassen van congestiemanagement neemt het risico op het overschrijden van de aanwezige transportcapaciteit toe wanneer aangeslotenen de door hen gemaakte afspraken niet nakomen. Om congestiemanagement veilig toe te passen moet het risico hierop geminimaliseerd worden en moet de netbeheerder hiervoor de middelen krijgen, bijvoorbeeld door het regelbaar zijn van aangeslotenen.
135. Bij niet regelbare aangeslotenen blijft het risico op het niet nakomen van de afspraken echter altijd bestaan. Ook wanneer de regels voor aangeslotenen worden aangescherpt en de sancties worden verhoogd blijft dit risico bestaan en zullen eventuele overtreders deze sancties pas ondervinden wanneer zij hun afspraken niet zijn nagekomen. Op dat moment heeft eventuele schade aan de netten en de bedrijfsvoering van andere aangeslotenen al plaatsgevonden. Om dit risico te verkleinen kan de netbeheerder meer flexibiliteit inkopen dan strikt noodzakelijk is om de congestie te verhelpen. Dit leidt echter tot een niet volledige benutting van het net. Het is daarom niet wenselijk om onbeperkt congestiemanagement uit te voeren met niet-regelbare aangeslotenen. De ACM acht het, gelet op wat uiteengezet is over zienswijze 17, redelijk om congestiemanagement toe te passen tot ten minste 110% van de aanwezige transportcapaciteit wanneer enkel flexibiliteit van niet-regelbare aangeslotenen beschikbaar is.
Conclusie
136. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van de codetekst.
Zienswijze 17 “Het niveau van de technische grens is te hoog in gevallen wanneer er geen stuurbare afnemers zijn”
Respondenten: |
NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
137. Zowel NBNL als Enexis stellen dat het niet verantwoord is om de technische grens op 120% van de aanwezige capaciteit te stellen wanneer geen regelbaar vermogen beschikbaar is. De technische grens bij het niet aanwezig zijn van regelbaar vermogen zou volgens hen dan ook op 100% moeten liggen.
138. In het ontwerp codebesluit wordt een minimale toepassing van congestiemanagement tot 120% van de aanwezige transportcapaciteit redelijk geacht omdat de netbeheerder aangeslotenen wanneer nodig kan afschakelen. Hierbij wordt verwezen naar artikel 9.3, eerste lid, van het ontwerp codebesluit. NBNL is van mening dat het niet mogelijk is om aangeslotenen af te schakelen wanneer dat nodig is voor het uitvoeren van congestiemanagement. NBNL stelt: “De desbetreffende bepaling biedt echter alleen ruimte voor het afschakelen van afnemers bij dreigende grootschalige storingen. De mogelijkheid tot afschakelen van belasting is een noodmaatregel, en niet een ontwerpcriterium voor normale bedrijfsvoering. Als het wel bij de normale bedrijfsvoering zou horen, dan zou het kunnen afschakelen van een individuele installatie ook tot de aansluitcriteria van de Netcode elektriciteit dienen te behoren.”
Reactie ACM
139. Niet in alle gebieden waar congestie voorkomt, zullen regelbare aangeslotenen aanwezig zijn. Om de problemen van congestie te verlichten is het van belang dat het ook mogelijk is in gebieden zonder regelbare aangeslotenen congestiemanagement toe te passen. De netbeheerder heeft in deze gebieden echter ook de mogelijkheid om middels capaciteitsbeperkingscontracten overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode, duidelijke afspraken te maken met aanbieders van flexibiliteit. In deze contracten kan worden vastgelegd wanneer en onder welke voorwaarden flexibiliteit geleverd wordt en wat de consequenties zijn wanneer gemaakte afspraken niet nagekomen worden. Zodoende kan de netbeheerder ook congestiemanagementdiensten verkrijgen in netgebieden waar geen regelbaar vermogen is zoals bedoeld in de definitie.
140. Om het risico dat aanbieders van flexibiliteit de door hen gemaakte afspraken niet nakomen af te dekken heeft de netbeheerder de mogelijkheid om aanvullende flexibiliteit in te kopen bij andere aanbieders van flexibiliteit. Dit leidt echter wel tot hogere congestiemanagementkosten en potentieel ook tot minder fysiek transport van elektriciteit. Het is daarom niet wenselijk om onbeperkt congestiemanagement uit te voeren met niet-regelbare aangeslotenen.
141. In het uiterste geval dat na toepassing van deze risico-mitigerende maatregelen een storing dreigt, heeft de netbeheerder op grond van artikel 9.3, tweede lid, van de gewijzigde Netcode de mogelijkheid aangeslotenen binnen het congestiegebied af te schakelen. Voordat deze maatregel ingezet moet worden heeft de netbeheerder echter voldoende andere mogelijkheden om dit te voorkomen, zoals contact opnemen met de aangeslotenen, aangezien het net enige tijd een overbelasting kan opvangen. De ACM is het dan ook niet eens met de suggestie dat het afschakelen van aangeslotenen tot de normale bedrijfsvoering hoeft te gaan behoren.
142. Congestiemanagement wordt op dit moment nog niet op grote schaal toegepast. Hierdoor bestaat onzekerheid over hoe verschillende aanbieders van flexibiliteit zullen opereren. De ACM erkent de mogelijke risico’s die deze onzekerheden voor de netbeheerders met zich mee kunnen brengen maar is ook van mening dat congestiemanagement in de basis in elk congestiegebied dient te worden. Om deze reden kiest de ACM ervoor om de technische grens tot waar congestiemanagement toegepast dient te worden nu te verlagen van 120% naar 110% van de aanwezige transportcapaciteit.
143. Als meer ervaring opgedaan is met het toepassen van congestiemanagement, kan door een eventuele toekomstige codewijziging deze grens aangepast worden.
Zienswijze 18 “Een gebrek aan observeerbaarheid moet een uitzondering vormen voor de toepassing van congestiemanagement”
Respondenten: |
NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
144. NBNL stelt in haar zienswijze dat de observeerbaarheid (monitorbaarheid genoemd door Enexis in haar zienswijze) en stuurbaarheid van het congestiepunt in het net nodig zijn voor het goed en veilig uitvoeren van congestiemanagement. Qua observeerbaarheid is volgens NBNL minimaal real-time bemeting van het congestiepunt nodig om de day-ahead prognose van de netbelasting op te stellen. Ten tweede is zichtbaarheid van de stromen in het net nodig om eventuele afwijkingen van deze prognosegegevens in real time en het daaruit vloeiende risico op congestie te kunnen constateren. Qua stuurbaarheid merkt NBNL op dat de netbeheerder in staat moet zijn om de elektriciteitsstromen enigszins te kunnen sturen, bijvoorbeeld door bepaalde netcomponenten te schakelen. Om deze redenen zou de eis voor observeerbaarheid en stuurbaarheid opgenomen moeten worden in het besluit als voorwaarde voor het toepassen van congestiemanagement.
145. Daarnaast merken NBNL en Enexis op dat niet in alle netten mogelijk is om deze monitorbaar en stuurbaar te maken en dat dit in sommige gevallen dus als gevolg zal hebben dat in deze gebieden geen congestiemanagement kan worden toegepast. NBNL en Enexis stellen dat dit met name in middenspanningsnetten het lastig is deze observeerbaar en stuurbaar te maken.
146. Enexis stelt het volgende: “Door het schrappen van het criterium ‘monitorbaarheid en stuurbaarheid van afnemers’ in het ontwerpbesluit als voorwaarde voor de toepassing van congestiemanagement (zoals opgenomen in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders) wordt het netbeheer in de kern gecompromitteerd.” Enexis benadrukt daarbij dat bij niet-marktgebaseerd congestiemanagement naast de monitorbaarheid en stuurbaarheid van het net de monitorbaarheid en stuurbaarheid van afnemers een essentiële voorwaarde is. Zij ziet hier ook een tegenstrijdigheid met de stelling van de ACM dat netbeheerders de mogelijkheid hebben om afnemers af te schakelen wanneer de situatie daarom vraagt. Het gedeeltelijk afschakelen van aangeslotenen suggereert namelijk stuurbaarheid van het net en aangeslotenen, en inschatten wanneer dat mogelijk is suggereert monitorbaarheid van het net en aangeslotenen. Enexis voegt toe dat ook wanneer het monitorbaar en stuurbaar maken van netten mogelijk is, dit vaak niet doelmatig is en daarom nog niet veel is toegepast. Het op dit moment invoeren van congestiemanagement in gebieden die nog niet voldoende monitorbaar en stuurbaar zijn zou het net in gevaar brengen.
147. NBNL en Enexis stellen beide dat om bovenstaande redenen de eisen omtrent de observeerbaarheid en monitorbaarheid opnieuw in het besluit opgenomen moeten worden als uitzonderingen moeten worden toegevoegd aan art. 9.10, tweede lid van de gewijzigde Netdcode, voor het toepassen van congestiemanagement.
Reactie ACM
148. De ACM gaat niet mee met de voorgestelde voorwaarden van (real-time) observeerbaarheid en stuurbaarheid/regelbaarheid van het net en aangeslotenen die door NBNL en Enexis worden voorgesteld. De ACM is van mening dat het een redelijke invulling is van de transporttaak van de netbeheerder om de netten voldoende observeerbaar en stuurbaar te maken. Het gevolg van een eventueel tekort aan monitorbaarheid en stuurbaarheid zou dan ook niet moeten leiden tot een beperktere toepassing van congestiemanagement.,
149. Ten eerste hoeft de netbeheerder in congestiegebieden waarvan het beperkende netelement zich in het laagspanningsnet bevindt, niet het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toe te passen. Dit wordt in meer detail beschreven in de reactie op zienswijze 40. De ACM is van mening dat hiermee een groot deel van het verzorgingsgebied waar NBNL en Enexis een gebrek aan monitorbaarheid voorzien, wordt ondervangen.
150. De ACM is daarnaast van mening dat de netbeheerders voldoende middelen ter beschikking hebben om in congestiegebieden, waarvan het beperkende netelement zich niet in het laagspanningsnet bevindt, eventueel beperkte monitorbaarheid en stuurbaarheid van het net of aangeslotenen te ondervangen.
151. In gebieden met dergelijke netten kan de netbeheerder het gebrek aan real-time informatie over de belasting van het net ondervangen door aanvullende flexibiliteit in te kopen. Op deze manier zal de netbeheerder minder dichtbij de aanwezige capaciteit van het net te opereren. De keerzijde hiervan is dat dit leidt tot een minder doelmatige toepassing van congestiemanagement dan wanneer het net wel observeerbaar zou zijn geweest. Hierdoor blijft de prikkel om te investeren in de observeerbaarheid en stuurbaarheid van de netten waar dat mogelijk is behouden.
152. De netbeheerder kan de onzekerheid die uitgaat van het gebrek van observeerbaarheid en regelbaarheid van aangeslotenen ondervangen door gebruik te maken van capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode. Zoals uiteengezet in de reactie op zienswijze 17 kunnen op deze wijze betrouwbaar flexibiliteitsdiensten verkregen worden. De ACM vindt dat hiermee voldoende tegemoet wordt gekomen aan de door NBNL en Enexis genoemde onzekerheden en de veiligheid en betrouwbaarheid van het net gewaarborgd kunnen worden.
Conclusie
153. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 19 “Het niveau van de technische grens is te hoog”
Respondenten: |
NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
154. Een bovengrens van 200% voor de technische grens is volgens NBNL en Enexis niet aanvaardbaar. Deze grens zal volgens hen verstrekkende gevolgen hebben voor afnemers, met name op het gebied van betrouwbaarheid. De respondenten stellen dat aangeslotenen zich regelmatig in een staat van redispatching zullen bevinden en dus niet zullen kunnen transporteren.
155. In het geval dat de aangeslotenen hun flexibiliteitstoezeggingen niet nakomen stelt het ontwerp codebesluit dat, vergelijkbaar als bij de ontheffing N-1, door middel van ‘intertripping’ de veiligheid van het net gewaarborgd kan worden. ‘Intertripping’ omschrijft een handeling waarmee de netbeheerder op afstand delen van het net kan afschakelen. Enexis stelt dat intertripping in veel gevallen niet toepasbaar is en dat het begrip intertripping onvoldoende operationeel is en de toepassing van intertripping niet voldoende door de ACM is onderzocht. Enexis stelt daarnaast dat het toepassen van intertripping grote effecten zal hebben op de betrouwbaarheid van het net. Intertripping mag volgens Enexis dan ook niet als dragend element opgenomen worden voor het besluit. Zelfs met voldoende stuurbare afnemers zal de inzet van intertripping heel beperkt mogelijk zijn, en enkel wanneer de betrouwbaarheid en veiligheid van het net daarmee ernstig wordt gecompromitteerd. Enexis stelt daarnaast dat het haar onduidelijk is hoe het afschakelen van maximaal de helft van de aangeslotenen zich verhoudt tot de belangen van afnemers en hun recht op transport.
156. NBNL vult hierop aan dat in gevallen waar door middel van een N-1 ontheffing al extra capaciteit is gegenereerd, intertripping niet meer als achtervang kan dienen indien aangeslotenen hun flexibiliteitstoezeggingen niet nakomen. Het in deze gebieden toepassen van het N-1 criterium is volgens NBNL dan ook niet juist.
157. Naar aanleiding van bovenstaande argumenten stelt NBNL voor om de technische grens aan te passen naar ten hoogste 150% indien daar voldoende regelbaar vermogen voor beschikbaar is. Enexis is daarentegen van mening dat de formulering van het gewijzigde voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aangehouden moet worden. Daarin wordt een bovengrens van 120% voorgesteld.
Reactie ACM
158. Het klopt dat aangeslotenen die deelnemen aan congestiemanagement de momenten wanneer zij flexibiliteitsdiensten leveren minder, of niet gebruik zullen kunnen maken van hun transportrechten. Deze vermindering van de betrouwbaarheid is inherent aan het toepassen van congestiemanagement. Het op deze manier tijdelijk beperken van de transportrechten van de aangeslotenen maakt echter meer transport van elektriciteit en het aansluiten van meer aangeslotenen mogelijk. Daarnaast staat er ten alle tijden een vergoeding tegenover het beperken van de transportrechten. De hoogte van deze vergoeding wordt bepaald door de plaatselijke flexibiliteitsmarkt of in lijn met artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening, bij de toepassing van respectievelijk markt gebaseerd en niet-marktgebaseerde redispatching.
159. De ACM oordeelt dat het onder deze voorwaarden beperken van de betrouwbaarheid een redelijke afweging is tussen het faciliteren van extra transport van elektriciteit en het beperken van de transportrechten van aangeslotenen in congestiegebieden.
160. Enexis benoemt als tweede punt dat de gesuggereerde maatregel om de veiligheid te waarborgen, intertripping, gevolgen heeft voor de betrouwbaarheid van het net en niet in alle gevallen toegepast kan worden. De ACM is van mening dat dit niet betekent dat de technische grens verlaagd zou moeten worden. De netbeheerder heeft meerdere instrumenten om de veiligheid van zijn netten te waarborgen. Intertripping is er daar een voorbeeld van. Intertripping is de geëigende manier om het net te beschermen in gebieden waar een N-1 ontheffing is verleend en tot 200% van de N-1 capaciteit aangesloten kan worden. De netbeheerder kan de veiligheid van zijn net echter ook waarborgen door het direct regelbaar maken van aangeslotenen, het afsluiten van capaciteitsbeperkingscontracten en het afroepen van aanvullende redispatching biedingen.
161. Wanneer congestiemanagement tot de technische grens van 200% wordt toegepast, is het overgrote deel van de deelnemers aan congestiemanagement regelbaar. De technische grens bedraagt immers enkel 200% wanneer voldoende regelbare aangeslotenen in het congestiegebied aanwezig zijn. In het geval dat er voldoende regelbare aangeslotenen zijn kan de netbeheerder de veiligheid en betrouwbaarheid van zijn net dus ook waarborgen door deze aangeslotenen een sturingssignaal te sturen. Hiermee heeft de netbeheerder in deze situatie voldoende middelen tot zijn beschikking om de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten te waarborgen, ook wanneer intertripping niet toegepast kan worden.
162. Het sturen van de opwek of het verbruik van regelbare aangeslotenen gebeurt op dit moment met name bij kleine aansluitingen nog weinig. Zowel de netbeheerder als aangeslotenen hebben hier dan ook nog beperkt ervaring mee. Deze ervaring zal in de periode na inwerkingtreding van deze codewijziging opgedaan moeten worden. Hoewel de netbeheerders voldoende middelen hebben om de betrouwbaarheid ook bij een technische grens van 200% te waarborgen, acht de ACM het verstandig om de risico’s voor de veiligheid en betrouwbaarheid in ieder geval gedurende deze eerste periode te beperken. Om deze reden gaat de ACM mee met de zienswijze van NBNL om de technische bovengrens te verlagen naar 150% van de aanwezige transportcapaciteit, mits daar voldoende regelbare aangeslotenen voor beschikbaar zijn.
163. Zoals aangestipt in voetnoot 41 van het ontwerp codebesluit, zal de ACM de hoogte van de technische grens evalueren en wanneer hiertoe voldoende aanleiding bestaat deze aanpassen.
Conclusie
164. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. In artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode is de maximale waarde van de technische grens aangepast van 200% van de aanwezige transportcapaciteit naar 150% van de aanwezige transportcapaciteit, mits voldoende regelbare capaciteit beschikbaar is.
Zienswijze 20 “Voldoende stuurbare afnemers”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
165. Onder verwijzing naar de randnummers 156 tot en met 166 van het ontwerp codebesluit geeft VEMW aan dat de werkgroep ‘Realtime interface’ die het criterium ‘voldoende stuurbare afnemers’ invult, waarschijnlijk vertraging oploopt. Om te voorkomen dat dit gevolgen heeft voor het codebesluit, verzoekt VEMW de ACM een einddatum te bepalen waarop de ACM eventueel uit eigen beweging in regelgeving voorschrijft wat voldoende stuurbaar betekent.
Reactie ACM
166. De eisen omtrent de mate waarin individuele aangeslotenen regelbaar moeten zijn, volgen uit de RfG Verordening en de implementatie daarvan in nationale regelgeving. De voorbereidingen voor di implementatie worden getroffen in de werkgroep ‘Realtime interface’ van NBNL. Het is in het belang van zowel aangeslotenen als netbeheerders dat deze implementatie zorgvuldig gebeurt. De ACM acht het daarom niet verstandig om dit proces onder druk te zetten door in onderhavig besluit een einddatum vast te leggen waarna de ACM eventueel uit eigen beweging een invulling geeft aan het criterium ‘voldoende regelbaar’.
Conclusie
167. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 21 “De eis van een minimale toepassing van congestiemanagement komt vooral tegemoet aan de belangen van producenten van duurzaam opgewekte elektriciteit”
Respondenten: |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
168. Enexis stelt dat de ACM een zeer beperkte interpretatie geeft aan het begrip ‘belang van afnemers’. Enexis stelt dat de ACM moet kiezen voor een systeem dat evenredig en non-discriminatoir tegemoet komt aan de belangen van alle afnemers. Volgens Enexis heeft de ACM vooral oog voor het belang van producenten van duurzaam opgewekte elektriciteit, maar niet voor de veiligheid en betrouwbaarheid van het net in het belang van alle afnemers. Dit uit zich onder meer in de door de ACM gehanteerde technische grens en de eis van een minimale toepassing van congestiemanagement.
169. De onduidelijkheid van de ACM rondom het ‘belang van afnemers’ raakt ook de doorbelasting van de kosten van congestiemanagement aan afnemers, aldus Enexis. Die doorbelasting verloopt via de transporttarieven, die alleen worden gedragen door verbruikende afnemers en niet door producenten van duurzame elektriciteit. Die kostentoerekeningsmethodiek is daarmee niet in het belang van alle afnemers. Indien de ACM werkelijk de belangen van de afnemers voor ogen heeft, zou een kostentoerekeningsmethodiek moeten worden ontwikkeld waarin ook producenten meebetalen aan de door hen veroorzaakte hogere transportkosten
Reactie ACM
170. De ACM beoogt met onderhavig besluit te waarborgen dat een netbeheerder door middel van congestiemanagement optimaal gebruikt maakt van de transportcapaciteit in zijn netten. Met die optimale benutting wordt tegemoet gekomen aan de belangen van zowel afnemende als invoedende aangeslotenen van elektriciteit, alsook aan de belangen van partijen die toegang tot het net verlangen. Immers, dankzij de toepassing van congestiemanagement kunnen aan meer partijen die daarom verzoeken transportrechten worden toegekend
171. Voor wat betreft de opmerking van Enexis over het borgen van veiligheid en betrouwbaarheid van het net in het belang van alle aangeslotenen, merkt de ACM op dat onderhavig besluit voldoende middelen biedt aan de netbeheerder om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net te borgen. Een overschrijding van de technische grens kan, als bedoeld in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode volstaan om te concluderen dat het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement niet mogelijk is. De ACM houdt bij het bepalen van de hoogte van de technische grens rekening met de veiligheid en betrouwbaarheid in het belang van alle aangeslotenen.
172. Over de verwijzing van Enexis naar de kostentoerekeningsmethodiek merkt de ACM het volgende op. In de Tarievencode elektriciteit is vastgelegd dat bij invoedende aangeslotenen geen transporttarief in rekening wordt gebracht.43 De vraag of deze kosten niet voor rekening van de producenten moeten komen, valt buiten de reikwijdte van onderhavig besluit. In onderhavig besluit is een wijziging van de Tarievencode elektriciteit niet aan de orde. Daarom laat de ACM deze zienswijze verder buiten beschouwing.
Conclusie
173. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 22 “Dubbeltelling van capaciteit bij het toepassen van de AMvB N-1 en het vastzetten van de technische grens op 200%”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
174. In het ontwerp codebesluit is de technische grens van congestiemanagement vastgesteld op 200% van de aanwezige transportcapaciteit, mits hier voldoende regelbare capaciteit voor beschikbaar is.
175. NBNL stelt dat in situaties waarin een N-1 ontheffing is verleend de aanwezige transportcapaciteit al is verhoogd tot maximaal, 200% van de N-1 capaciteit. Het in deze gebieden toepassen van een technische grens van 200% zou er toe kunnen leiden dat congestiemanagement toegepast moet worden tot 400% van de N-1 capaciteit.
176. NBNL stelt dat om deze reden de technische grens van 200% niet toepasbaar is in gebieden waar ook al een N-1 ontheffing is verleend.
Reactie ACM
177. Wanneer voor een gebied een ontheffing voor het aanhouden van de enkelvoudige storingsreserve is verleend, hoeft de netbeheerder in dat gebied niet aan zijn verplichting te voldoen om in dat deel van het net de N-1 storingsreserve aan te houden. Hierdoor kan de netbeheerder voor meer aangeslotenen transport verzorgen en de veiligheid van het net waarborgen middels intertripping (de handeling waarbij de netbeheerder op afstand, gericht specifieke delen van het net afschakelt. Dit gaat ten koste van de betrouwbaarheid van transport voor de aangesloten duurzame opwekkers.
178. Vanaf het moment dat een N-1 ontheffing is verleend voor een netgebied kan de volledige N-0 capaciteit van het net benut worden. Dit komt overeen met de onderdelen van het net waarvoor geen verplichte N-1 storingsreserve aangehouden hoeft te worden. Wanneer in deze gebieden congestiemanagement wordt toegepast, zal de N-0 capaciteit dus overschreden worden. Dit betekent dat, net zoals bij de andere N-0 onderdelen van het net, in het geval van een storingssituatie aangeslotenen afgeschakeld moeten worden om de N-0 capaciteit niet te overschrijden.
179. Het feit dat de netbeheerder een N-1 ontheffing aanvraagt, is een indicatie dat de netbeheerder onder de omstandigheid dat een N-1 storingsreserve wordt aangehouden, niet kan voldoen aan zijn wettelijke taken om alle vraag naar transport te honoreren en hierbij de betrouwbaarheid van het net te waarborgen. Door het verlenen van de ontheffing voor dat specifieke netgebied is de netbeheerder in staat om (in grotere mate) aan de transportvraag te voldoen, dit gaat echter ten koste van de betrouwbaarheid van het net. Omdat de netbeheerder middels de N-1 ontheffing tegemoet wordt gekomen om aanzijn wettelijke taak om de betrouwbaarheid en leveringszekerheid van het net te borgen vindt de ACM het niet redelijk dat de netbeheerder in mindere mate congestiemanagement hoeft in te zetten. Om deze reden dient de netbeheerder ook in deze gebieden congestiemanagement toe te passen.
180. Omdat in deze gebieden de betrouwbaarheid van het net door middel van intertripping gewaarborgd wordt, dient bij het definiëren van congestiegebieden zorg te worden gedragen dat de overschrijding van de aanwezige capaciteit niet tot ongewenste situaties leidt.
181. Door middel van intertripping kunnen specifieke aangeslotenen afgeschakeld worden, zodat het transport van elektriciteit voor de overige aangeslotenen gewaarborgd is. Wanneer naast intertripping congestiemanagement wordt toegepast, kan niet meer gegarandeerd worden dat na het afschakelen van de aangeslotenen de N-0 capaciteit van het net niet overschreden wordt.
182. Om dit te voorkomen, mag het netto fysieke transport (na toepassing van congestiemanagement) dat gevraagd wordt door de aangeslotenen die niet worden afgeschakeld door middel van intertripping, de N-0 transportcapaciteit niet overschrijden. Om dit te waarborgen, dienen er afzonderlijke congestiegebieden gedefinieerd te worden voor de aangeslotenen die wel en niet worden afgesloten door middel van intertripping. Artikel 9.9, eerste lid, van de gewijzigde Netcode biedt de netbeheerder de vrijheid om de congestiegebieden op deze manier te definiëren.
Conclusie
183. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit, wel is de uitleg van intertripping en hoe het gerelateerd is aan congestiemanagement, in deelhoofdstuk 4.11 van de toelichting bij het besluit verduidelijkt.
Zienswijze 23 “De eis van minimale toepassing van congestiemanagement beperkt de rechten van bestaande afnemers en leidt tot slechts een financiële transactie”
Respondenten: |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
184. Enexis stelt dat de eis van een minimale toepassing van congestiemanagement ertoe kan leiden dat de transportrechten van bestaande afnemers worden beperkt – en daarmee aangetast – ten behoeve van nieuwe aansluitingen. Verder is Enexis van mening dat de ACM de transportplicht met een eis van minimale toepassing van congestiemanagement zodanig invult dat deze slechts neerkomt op een financiële transactie, terwijl de E-wet een fysieke geborgde transportplicht voorschrijft.
Reactie ACM
185. De ACM beschouwt de toepassing van congestiemanagement als onderdeel van de uitvoering van de wettelijke transporttaak. Het gevolg van de eis van een minimale toepassing van congestiemanagement is dat een netbeheerder meer partijen transportrechten kan aanbieden dan het geval zou zijn zonder die minimale eis. Met de betreffende eis wordt de transportcapaciteit van het net in grotere mate benut en wordt de mate van inzet van fysieke transportrechten verhoogd.
186. Het is inherent aan de inzet van congestiemanagement dat er op bepaalde momenten sprake is van een financiële transactie, bijvoorbeeld wanneer een afnemer wordt geredispatched of beperkt. Of aangeslotenen in een congestiegebied veelvuldig geredispatched of beperkt zullen worden is echter afhankelijk van het profiel van het transport in dat specifieke congestiegebied. In congestiegebieden waar congestie enkel onder specifieke omstandigheden optreedt, zullen aangeslotenen het overgrote deel van de tijd hun fysieke transportrechten kunnen benutten. In congestiegebieden met een meer constant transportprofiel zal congestie naar verwachting vaker optreden. Echter, aangezien de ACM aan de inzet van congestiemanagement een financiële en technische grens heeft gekoppeld, is de toepassing van congestiemanagement in alle gevallen begrensd. De minimale eis van de toepassing van congestiemanagement voert volgens de ACM dan ook niet zover dat kan worden gesproken van een vervanging van de fysieke transporttaak door een financiële transactie.
187. Voorts kan de ACM de stelling van Enexis over het aantasten van rechten van bestaande aangeslotenen, niet volgen. De regels omtrent de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement in het geval van natuurlijke groei, als bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode borgen dat de transportrechten van reeds aangeslotenen niet worden aangetast op de manier die Enexis presenteert. De ACM verwijst voor meer toelichting naar haar reactie op zienswijze 32.
Conclusie
188. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 24 “De kortsluitvastheid van het net moet te allen tijde gewaarborgd blijven, deze voorwaarde voor congestiemanagement moet opnieuw opgenomen worden in het besluit.”
Respondenten: NBNL, |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
189. Het niet opnemen van de kortsluitvastheidseis in het ontwerp codebesluit is volgens NBNL en Enexis niet aanvaardbaar. De kortsluitvastheidseis is cruciaal om de veiligheid en betrouwbaarheid van het net te waarborgen. Daarnaast hebben de netbeheerders door de aard van kortsluitvastheid geen andere opties om de kortsluitstromen in het netwerk te verminderen dan het minder aansluiten van elektriciteitsproducenten.
Reactie ACM
190. De ACM erkent het belang van de kortsluitvastheid van het net. Het opnemen van de kortsluitvastheidseis zou echter ook een belemmering kunnen vormen voor het toepassen van congestiemanagement en de uitrol daarvan beperken, omdat de netbeheerder onvoldoende geprikkeld wordt om het probleem met kortsluitvastheid op te lossen. Om deze reden is dit in het ontwerp codebesluit niet als aanvullende eis opgenomen.
191. Naar aanleiding van de zienswijzen van NBNL en Enexis heeft de ACM het opnemen van de kortsluitvastheidseis opnieuw overwogen. Kortsluitvermogen wordt voornamelijk gegenereerd door productie met synchrone generatoren en in mindere mate door wind- en zonneparken. Aangezien de ACM verwacht dat toekomstige uitbreidingen in het productiepark vooral zullen zien op deze opwektechnologieën, zal het opnemen van de kortsluitvastheidseis maar beperkt gevolgen hebben voor het toepassen van congestiemanagement.
192. De ACM heeft om deze reden besloten de kortsluitvastheidseis op te nemen in het definitieve besluit. Om te kunnen toetsen of de netbeheerder deze eis correct toepast bij het beoordelen van de toepasbaarheid van congestiemanagement, is een bepaling toegevoegd aan Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode om transparantie over de kortsluitvastheid van het net te creëren.
Conclusie
193. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Artikel 9.10, tweede lid, onderdeel f is toegevoegd en luidt: “de netbeheerder hoeft geen congestiemanagement toe te passen voor de vraag naar transport waardoor het toegestane kortsluitvermogen van het net wordt overschreden”.
Om te verifiëren dat de netbeheerders uitsluitend de kortsluitvastheid aandragen als reden om niet het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toe te passen wanneer hiertoe gegronde reden is, wordt de volgende bepaling als onderdeel d toegevoegd aan artikel 1 van Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode: “een overzicht van de ontwikkeling van de kortsluitvastheid van (de) betreffende deelnet(ten) en de verwachte maximale kortsluitstroom in de betreffende deelnetten, tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit”;
Zienswijze 25 “Criteria voor effectieve lokale marktwerking ontbreken”
Respondenten: |
Enexis |
---|---|
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
194. De voorwaarden voor de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement moeten in de codetekst worden opgenomen. De afwezigheid van dergelijke voorwaarden heeft tot gevolg dat netbeheerders geen eisen kunnen stellen aan de liquiditeit van de lokale markt, en dat de netbeheerder wordt verplicht tot het initiëren van een lokale markt voor congestieregelvermogen waarvan duidelijk is dat deze markt illiquide is en/of tot hoge marktprijzen kan leiden.
Reactie ACM
195. Met betrekking tot de opmerking van Enexis dat de netbeheerder niet gedwongen moet worden tot het inkopen van dure flexibiliteitsdiensten in illiquide markten merkt de ACM op dat artikel 13, derde lid, van de Elektriciteitsverordening hier reeds in voorziet. Dit artikellid bepaalt als volgt: ‘Niet-marktgebaseerde redispatching van productie, energieopslag en vraagrespons mag uitsluitend worden gebruikt, voor zover dat het aantal beschikbare elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallaties te klein is om daadwerkelijke mededinging te waarborgen in het gebied waar geschikte productie-installaties voor het verstrekken van de dienst zich bevinden’. De ACM constateert dat dit artikel 13, derde lid, van de Elektriciteitsverordening de netbeheerder reeds beschermt tegen het door Enexis geschetste risico. De toepasbaarheid van de verschillende regimes voor congestiemanagement, zoals toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3. van de toelichting bij het besluit, volgt eveneens het uitgangspunt dat de toepassing van marktgebaseerde redispatch alleen wordt toegepast indien er voldoende deelnemers in het gebied aanwezig zijn om daadwerkelijke mededinging te waarborgen. De ACM is het echter eens met Enexis dat de voorwaarden voor de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement op grond van de paragrafen 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode, oftewel congestiemanagement waarbij de netbeheerder ook gebruik maakt van marktgebaseerde redispatchbiedingen, duidelijk in de Netcode moeten zijn opgenomen. De toepasbaarheid van deze vorm van congestiemanagement is afhankelijk van het aantal mogelijke deelnemers aan redispatch in het congestiegebied. Omdat het aantal mogelijke deelnemers voor marktgebaseerd redispatch kan veranderen, kan ook de toepasbaarheid van het hier bedoelde regimes voor congestiemanagement (op grond van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode) veranderen. Artikel 9.7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de gewijzigde Netcode bepaalt dat, wanneer binnen een congestiegebied de marktomstandigheden veranderen, de netbeheerder volgens de procedure van de artikelen 9.9 tot en met 9.11 van de gewijzigde Netcode de mogelijkheid om congestiemanagement toe te passen onderzoekt. Dit betekent dat de netbeheerder, wanneer hij eerder voor een specifiek congestiegebied heeft geconcludeerd dat congestiemanagement volgens het (marktgebaseerde) regime van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode niet kan worden toegepast, dit onder bepaalde omstandigheden opnieuw dient te onderzoeken. In de praktijk betekent dit dat de netbeheerder opnieuw onderzoekt of marktgebaseerde redispatching in het gebied mogelijk is. Het andere marktgebaseerde product, de capaciteitsbeperking overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode, wordt immers ook gebruikt indien de netbeheerder incidentele congestie oplost overeenkomstig paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode of indien de netbeheerder het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toepast. De relevante onderzoeksvraag bij een herevaluatie in geval van gewijzigde omstandigheden is daarom of de netbeheerder in aanvulling op de reeds overeengekomen capaciteitsbeperkingen, tevens gebruik kan gaan maken van marktgebaseerde redispatching. Dit is verduidelijkt in artikel 9.7, vierde lid van de gewijzigde Netcode.
Conclusie
196. De zienswijze heeft geleid tot een wijziging van het besluit. Om de hierboven beschreven relatie tussen de toepasbaarheid van de verschillende regimes te verduidelijken is aan artikel 9.7 van de gewijzigde Netcode is een vierde lid toegevoegd dat bepaalt dat de netbeheerder bij een wijziging van het beschikbare aanbod van flexibiliteitsdiensten opnieuw evalueert of het mogelijk is om congestiemanagement volgens de paragrafen 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode toe te passen in het congestiegebied. In deze evaluatie onderzoekt de netbeheerder of in het congestiegebied aan de voorwaarden van artikel 13, derde lid, onderdelen c of d, van de Elektriciteitsverordening wordt voldaan, dat wil zeggen of het mogelijk is om het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toe te passen.
Zienswijze 26 “Minimale duur congestiemanagement 1 jaar moet verduidelijkt worden.”
Respondenten: |
NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
197. E-NL en NBNL hebben verschillende zienswijzen ingediend met betrekking tot artikel 9.10, tweede lid, onderdeel a, van het ontwerp codebesluit. Artikel 9.10, lid 2, onderdeel a, van het ontwerp codebesluit bepaalt dat de netbeheerder geen congestiemanagement hoeft toe te passen in het geval dat de verwachtte congestie korter aanhoudt dan 1 jaar én het congestiegebied in de drie jaar daarvoor geen congestiegebied is geweest of een onderdeel van een congestiegebied uitmaakte. De reden voor deze uitzondering op de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement is dat het inrichten van congestiemanagement voor een dergelijke korte periode niet doelmatig is gezien de tijd en het geld die daarvoor nodig zijn.
198. E-NL stelt dat de netbeheerder in haar gehele verzorgingsgebied in staat moet zijn om het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toe te passen. E-NL stelt dat het toepassen van congestiemanagement in een specifiek gebied beperkte marginale kosten met zich meebrengt. Indien er iets specifiek in het nieuwe congestiegebied ingericht zou moeten worden, dan beperkt zich dat in de meeste gevallen tot de verzoeker van extra transportcapaciteit. Dit maakt de extra benodigde maatregelen om congestiemanagement in te richten in de meeste gevallen ook beperkt, aldus E-NL. E-NL verzoekt daarom om het betreffende artikellid te schrappen. Daarnaast stelt E-NL dat er in de code op moet worden toegezien dat de uitzondering niet meermaals voor hetzelfde gebied wordt toegepast.
199. NBNL stelt in tegenstelling tot E-NL dat bij deze uitzondering op het toepassen van congestiemanagement onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen congestie veroorzaakt op het net van een bovenliggende netbeheerder en op dat van een onderliggende netbeheerder. NBNL stelt dat congestie in het net van een bovenliggende netbeheerder geen invloed mag hebben voor de minimale duur van congestie op het net van de onderliggende netbeheerder. In de praktijk betekent dit dat zolang de congestie op het net van de onderliggende netbeheerder korter duurt dan 1 jaar, geen congestiemanagement toegepast hoeft te worden, ongeacht of er al eerder congestie in dat gebied is geweest veroorzaakt door een bovenliggende netbeheerder.
Reactie ACM
200. Over de zienswijze van E-NL merkt de ACM op dat het enige tijd kost om congestiemanagement als bedoeld in de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode op te zetten. Eerst doet de netbeheerder een vooraankondiging, dan beoordeelt de netbeheerder de flexibiliteit die aangeslotenen aangeven te kunnen bieden en de gewenste productvorm, en vervolgens bereidt de netbeheerder het proces voor de dagelijkse uitvoering van congestiemanagement voor. Alhoewel de ACM het eens is met E-NL dat een vorm van congestiemanagement in de regel mogelijk zal zijn, is dit proces niet standaard ingericht voor het gehele verzorgingsgebied van de netbeheerder. Gezien de doorlooptijd van de hier genoemde stappen vindt de ACM het redelijk dat de netbeheerder niet wordt verplicht om dit proces in zijn geheel te doorlopen indien het voorziene structurele tekort aan transportcapaciteit korter duurt dan 1 jaar. De bestaande bepaling uit de Netcode elektriciteit wordt daarom behouden.
201. De eis dat het congestiegebied de afgelopen drie jaar geen congestiegebied, of een onderdeel daarvan, mag zijn geweest van de betreffende netbeheerder waarborgt voldoende dat de uitzondering niet meermaals voor hetzelfde gebied wordt toegepast.
202. Met betrekking tot de zienswijze van NBNL merkt de ACM het volgende op. Het inrichten van congestiemanagement in een gebied dat eerder een congestiegebied was voor een hoger gelegen netbeheerder kan ertoe leiden dat aangeslotenen in dit gebied al deelhebben genomen aan congestiemanagement. Dit echter betekent niet dat de benodigde processen voor de toepassing van congestiemanagement ook al zijn ingericht door de regionale netbeheerder op het net waarvan de partij is aangesloten. De aangeslotenen die benaderd zijn om deel te nemen aan congestiemanagement op het hoger gelegen netvlak kunnen immers ook aangeslotenen zijn op het net van de onderliggende netbeheerder.
203. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Door de locatie van de congestie en de beschikbaarheid van flexibiliteit bij de aangeslotenen van de bovenliggende netbeheerder, kan deze netbeheerder ervoor gekozen hebben de aangeslotenen van de onderliggende netbeheerder niet te benaderen of slechts een deel daarvan. Dit betekent dat het inrichten van congestiemanagement op het onderliggende net nog steeds dezelfde inspanning vraagt van de netbeheerder. Om deze reden acht de ACM het wenselijk dat voor de toepassing van de uitzondering als bedoeld in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode specifiek wordt gekeken of de netbeheerder die in zijn deelnet te maken krijgt met congestie al eerder in (delen van) dat gebied congestiemanagement heeft toegepast.
Conclusie
204. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Artikel 9.10, tweede lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode komt te luiden:
de netbeheerder hoeft geen congestiemanagement toe te passen als de periode van het verwachte tekort aan beschikbare transportcapaciteit korter duurt dan 1 jaar en het congestiegebied in drie jaar daarvoor geen congestiegebied is geweest, of onderdeel uitmaakte van een of meer congestiegebied(en) beheerd door de desbetreffende netbeheerder;
Zienswijze 27 “De verhouding tussen het codebesluit en de Elektriciteitsverordening is onduidelijk”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
205. VEMW verzoekt de ACM te verduidelijken of het codebesluit een uitwerking is van artikel 13 van de Elektriciteitsverordening of dat het codebesluit waarin wordt voorzien in de vergoeding van redispatching en de Elektriciteitsverordening naast elkaar bestaan. VEMW stelt dat indien de netbeheerder naar eigen inzicht kan kiezen tussen methodes om de hoogte van een vergoeding te bepalen, het risico bestaat op een ongelijke behandeling tussen aangeslotenen die met redispatching worden geconfronteerd.
Reactie ACM
206. De ACM merkt op dat artikel 13 van de Elektriciteitsverordening rechtstreekse werking heeft. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening schept onder meer de voorwaarden waaronder en op welke partijen marktgebaseerde dan wel niet-marktgebaseerde redispatching mag worden toegepast. Ook volgen uit dit artikel minimale voorwaarden voor de financiële vergoeding wanneer niet-marktgebaseerde redispatching wordt toegepast. Onderhavig besluit sluit aan bij de bepalingen uit artikel 13 van de Elektriciteitsverordening. De gewijzigde Netcode en artikel 13 van de Elektriciteitsverordening vormen niet een keuzemenu waaruit de netbeheerder kan kiezen. Indien de netbeheerder de voorschriften uit de gewijzigde Netcode volgt, handelt hij in lijn met het kader van artikel 13 van de Elektriciteitsverordening. Daarmee is geen sprake van een risico op ongelijke behandeling tussen aangeslotenen, zoals VEMW aankaart. Een voorbeeld waarmee de ACM borgt dat de uitvoering van niet-marktgebaseerde redispatching wordt uitgevoerd in lijn met artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening is de door de ACM in artikel 9.30, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode opgenomen bepaling. Daaruit volgt dat aangeslotenen met een elektriciteitsproductie-eenheid de netbeheerder op de hoogte stellen van de benodigde informatie om de vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch te vast te kunnen stellen overeenkomstig artikel 13, zevende lid van de Elektriciteitsverordening. Voor een toelichting verwijst de ACM naar zienswijze 34.
207. Voorts acht de ACM het van belang dat geen onduidelijkheid bestaat over de methode of het regime – en daarmee de wijze waarop de hoogte van een vergoeding wordt bepaald door de netbeheerder – dat van toepassing is.
Conclusie
208. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. De begrippen marktgebasseerd en niet-marktgebaseerd congestiemanagement zijn uit de besluittekst verwijderd. Het besluit refereert nu uitsluitend aan marktgebaseerde redispatch en niet-marktgebaseerde redispatch als middelen die de netbeheerder kan inzetten bij de toepassing van congestiemanagement, als bedoeld in artikel 9.31 van de gewijzigde Netcode. Ook is verduidelijkt dat in beide regimes voor congestiemanagement de bepalingen van artikel 13 van de Elektriciteitsverordening worden gevolgd. In de toelichting bij het besluit en in de behandeling van de zienswijzen wordt daarentegen wel gesproken over het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement (overeenkomstig paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode) en het niet-marktgebaseerde regime (overeenkomstig paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode). Deze punten worden in meer detail uitgewerkt in de reactie op zienswijze 32.
Zienswijze 28 “Transportprognoses niet bedoeld voor stellen baseline voor verificatie levering flexibiliteitsdiensten”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
209. VEMW geeft aan dat prognosegegevens, voorheen bekend als transportprognoses, oorspronkelijk dienden voor een inschatting van de piekvraag naar transport. In het ontwerp codebesluit is vastgelegd dat deze prognosegegevens tevens dienen als baseline om een levering van flexibiliteit te kunnen meten en verifiëren. VEMW stelt dat de prognosegegevens niet geschikt zijn voor dit doel.
Reactie ACM
210. De ACM is het eens met de constatering van VEMW dat in de gewijzigde Netcode een nieuw doel wordt gekoppeld aan de prognosegegevens die aangeslotenen op dagelijkse basis, na sluiting van de day-ahead markt, aan de netbeheerder moeten verstrekken. De prognosegegevens geven aan wat de aangeslotene op iedere aansluiting waarvoor de verplichting tot informeren geldt, aan invoeding of consumptie verwacht voor iedere markttijdeenheid de volgende dag. De prognosegegevens dragen bij aan de inschatting door de netbeheerder of de volgende dag fysieke congestie wordt verwacht. De netbeheerder ontvangt op dit moment geen andere informatie van aangeslotenen die een betere bijdrage zou kunnen leveren aan deze inschatting. In congestiegebieden waar de netbeheerder flexibiliteitsproducten als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid van de gewijzigde Netcode inkoopt, is het belangrijk dat de levering van die flexibiliteit kan worden vastgesteld. De levering van flexibiliteit dient te worden vastgesteld ten opzichte van een ‘baseline’. De ACM is van mening dat de prognosegegevens vooralsnog de meest geschikte optie vormen om als baseline te dienen en op die basis de levering van flexibiliteit te verifiëren. geboden flexibiliteit. De ACM is van mening dat het redelijk is om de prognosegegevens te gebruiken om de levering van geboden flexibiliteit op de aansluiting te verifiëren. Voor de duidelijkheid merkt de ACM hierbij op dat deze wijziging niet betekent dat alle aangeslotenen te alle tijden financiële gevolgen ervaren in geval van een afwijking van de prognosegegevens. Deze financiële verantwoordelijkheid geldt uitsluitend voor de specifieke markttijdeenheden waarvoor de aangeslotene een congestiemanagementdienst heeft aangeboden en deze ook door de netbeheerder is geaccepteerd; met andere woorden, alleen op de specifieke momenten dat de aangeslotene als ‘CG-aangeslotene’ kan worden aangemerkt, als bedoeld in artikel 9.30, vierde lid, van de gewijzigde Netcode. Op alle overige momenten ondervindt een aangeslotene geen financiële gevolgen van een afwijking van de prognosegegevens. De ACM is van mening dat dit een redelijke manier is om prognosegegevens te gebruiken: de netbeheerder krijgt een manier om de geboden flexibiliteit te verifiëren, terwijl aangeslotenen de keuze hebben om niet financieel gebonden te zijn aan de prognosegegevens door geen bieding voor congestiemanagementdiensten te doen.
Conclusie
211. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 29 “Opsomming producten Bijlage 11 is te beperkt”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
212. Volgens E-NL is de opsomming van de verschillende producten die de netbeheerder inkoopt ten behoeve van congestiemanagement, zoals bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, van de gewijzigde Netcode, onvolledig. Ook andere bilaterale afspraken, zoals een must-run afspraak, kunnen volgens E-NL als een congestiedienst als bedoeld in Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode worden beschouwd. Daarom verzoekt E-NL productspecificaties op te nemen in Bijlage 11 en Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode.
Reactie ACM
213. De ACM merkt op dat artikel 9.31, eerste lid, van de gewijzigde Netcode, expliciet onderscheid maakt tussen de verschillende marktgebaseerde producten. De netbeheerder kan een biedproces inrichten met redispatch biedingen op grond van Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode. Ook kan de netbeheerder op grond van Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode bilaterale afspraken maken met aangeslotenen, dat wil zeggen een capaciteitsbeperkingscontract overeenkomen. Bij de toepassing van congestiemanagement volgens paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode maakt de netbeheerder gebruik van marktgebaseerde redispatching en capaciteitsbeperkingen. De ACM merkt op dat het de netbeheerders en aanbieders van flexibiliteit vrij staat om specifieke afspraken te maken en op te nemen in het capaciteitsbeperkingscontract. De ACM merkt op dat E-NL niet onderbouwt welke bijdrage een must-run afspraak heeft in het kader van congestiemanagement en om welke redenen een dergelijke bijdrage niet mogelijk zou zijn binnen de kaders van Bijlage 11 en 12 van de gewijzigde Netcode. De ACM vindt daarom het opnemen van productspecificaties in Bijlage 11 en 12 van de gewijzigde Netcode op dit moment niet noodzakelijk.
Conclusie
214. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het besluit.
Zienswijze 30 “Noem de capaciteitsbeperking een beperking van de dispatch”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
215. Een capaciteitsbeperking omvat een beperking van de dispatch en moet volgens E-NL als zodanig worden genoemd in het besluit.
Reactie ACM
216. De ACM is van mening dat de interpretatie van E-NL onjuist is. In een capaciteitsbeperkingscontract legt een aangeslotene zich vast om onder vooraf met de netbeheerder overeengekomen voorwaarden zijn invoeding of elektriciteitsconsumptie te beperken tot ten hoogste een bepaald niveau. Wanneer de netbeheerder een capaciteitsbeperking inzet, vertaalt dit zich in tweede instantie in de uiteindelijke dispatch van de aangeslotene, hetgeen wordt weerspiegeld in de prognosegegevens die voor de relevante aansluiting(en) worden ingediend bij de netbeheerder. Het betreft in het geval van een capaciteitsbeperking niet een verzoek tot redispatch, dat wil zeggen niet een verzoek van de netbeheerder om tegen betaling af te zien van de voorziene dispatch, maar een actie die in een eerder stadium leidt tot een zekere dispatch. Omdat de capaciteitsbeperking wordt ingezet vóór de sluiting van de day-ahead markt en dus voordat de dispatch wordt bepaald, is de ACM van mening dat het hier niet kan gaan om een beperking van de dispatch zelf, als bedoeld in artikel 2, lid 26, van de Elektriciteitsverordening. De ACM verwijst hierbij ook naar haar reactie op zienswijze 5.
Conclusie
217. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het besluit.
Zienswijze 31 “Sta ondeelbare biedingen voor redispatch product toe”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
218. Bijlage 11, tweede lid, onderdeel f, van de gewijzigde Netcode bepaalt dat een geboden vermogen van een redispatchbieding zowel geheel als gedeeltelijk afroepbaar dient te zijn. Hieraan moet volgens E-NL de volgende tekst worden toegevoegd: ‘tenzij het technisch alleen mogelijk is om volledig af te schakelen’.
Reactie ACM
219. De ACM ziet op dit moment onvoldoende noodzaak om ondeelbare biedingen voor het redispatch product in het besluit op te nemen. Ten eerste voorziet de ACM het risico dat het toestaan van ondeelbare biedingen er in lokale markten met kortere biedladders toe leidt dat bepaalde biedingen op de biedladder voor de netbeheerder onvermijdelijk worden om een lokale congestie te verhelpen. Dit zou tot onnodig hoge prijzen voor flexibiliteit kunnen leiden. De door E-NL voorgestelde wijziging zou een aangeslotene ertoe kunnen aanzetten om een ondeelbare bieding te plaatsen, zonder dat hier een technische reden voor is, dat wil zeggen zonder dat de eenheid die de flexibiliteit levert daadwerkelijk uitsluitend niet-deelbare biedingen kan plaatsen. De ACM is van mening dat, indien er daadwerkelijk technische redenen zijn waarom een aangeslotene uitsluitend ondeelbare biedingen kan doen, de aangeslotene en netbeheerder hiervoor in overleg de benodigde voorwaarden overeen kunnen komen.
Conclusie
220. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het besluit.
Zienswijze 32 “De toepassing van verschillende regimes dient te worden verduidelijkt”
Respondenten: |
E-NL, NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
221. NBNL geeft aan dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders drie dagdagelijkse processen onderscheidt:
– Artikel 9.2 van het voorstel beschrijft de dagdagelijkse operationele planning en uitvoering in een gebied waar geen sprake is van een structureel tekort aan transportcapaciteit; in een dergelijk gebied wordt geen congestiemanagement uitgevoerd als bedoeld in de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van het voorstel.
– Paragraaf 9.9 van het voorstel bevat de algemene voorwaarden voor de dagdagelijkse operationele planning en uitvoering in een congestiemanagementgebied.
– Paragraaf 9.10 van het voorstel bevat de voorwaarden voor de dagdagelijkse operationele planning en uitvoering van marktgebaseerd congestiemanagement in een congestiemanagementgebied. Hierbij zijn de algemene voorwaarden voor de dagdagelijkse operatie en uitvoering voor congestiemanagement van paragraaf 9.9 van toepassing.
– Paragraaf 9.11 van het voorstel bevat de voorwaarden voor de dagdagelijkse operationele planning en uitvoering van niet-marktgebaseerd (of, zoals de netbeheerders het in hun voorstel hadden genoemd: verplicht) congestiemanagement in een congestiemanagementgebied. Net als bij paragraaf 9.10 van het voorstel (marktgebaseerd congestiemanagement) zijn hierbij de algemene voorwaarden voor de dagdagelijkse operatie en uitvoering voor congestiemanagement uit paragraaf 9.9 van het voorstel van toepassing.
222. Enexis stelt in haar zienswijze dat de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch dient te worden verduidelijkt.
223. NBNL geeft aan dat de naamgeving voor de twee regimes van congestiemanagement in de paragrafen 9.10 en 9.11 in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet eenduidig was. Paragraaf 9.10 van het voorstel was gebaseerd op het redispatchmiddel dat ingezet werd (wel marktgebaseerde redispatch, geen niet-marktgebaseerde redispatch), paragraaf 9.11 van het voorstel was gebaseerd op de notie dat het toe te passen redispatchmiddel (niet-marktgebaseerde redispatch) ten principale op iedereen van toepassing was (“verplicht”). NBNL stelt voor om eventuele onduidelijkheid weg te nemen door de naamgeving te baseren op het onderscheidende kenmerk tussen beiden: wel of geen inzet van marktgebaseerde redispatchbiedingen. Met deze aanpak wordt gewaarborgd dat de netbeheerder geen niet-marktgebaseerde redispatch hoeft toe te passen op bestaande afnemers om een nieuw verzoek om een aansluiting te accommoderen. Tevens zal volgens NBNL hiermee duidelijk worden dat redispatch als middel niet per definitie onderdeel vormt van congestiemanagement, als bedoeld in de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van het voorstel, maar ook kan worden ingezet in geval van incidentele congestie als bedoeld in paragraaf 9.1 van het voorstel.
224. Om bovenstaande punten te vertalen naar de aanwezige productvormen in de verschillende regimes stelt NBNL dat artikel 9.31, eerste lid, onderdeel c, van het ontwerp codebesluit dient te worden verwijderd, omdat dit geen congestiemanagementdienst is die de netbeheerder bij een CSP inkoopt. NBNL stelt voor om in plaats daarvan een afzonderlijk tweede lid op te nemen, dat bepaalt dat in aanvulling op de congestiemanagementdiensten overeenkomstig Bijlage 11 en 12 van het ontwerp besluit, de netbeheerder niet-marktgebaseerde redispatch toepast op de in het congestiegebied aanwezige elektriciteitsproductie-eenheden.
225. Volgens NBNL is in beide regimes de inzet van restrictiecontracten (capaciteitsbeperkingscontracten), ook intraday, gewenst en uit het oogpunt van rechtszekerheid noodzakelijk. NBNL stelt dat de ACM in de randnummers 87 en 88 van haar ontwerp codebesluit ten onrechte concludeert dat de inzet van restrictiecontracten (capaciteitsbeperkingscontracten) in intraday niet mogelijk is. Volgens NBNL is die conclusie in strijd met de bepaling in artikel 13 van de Elektriciteitsverordening dat niet-marktgebaseerde redispatch pas inzetbaar is wanneer de marktgebaseerde middelen zijn gebruikt.
226. E-NL merkt in haar zienswijze over de verschillende regimes op, dat de verwijzing in artikel 9.11, eerste lid, van het ontwerp codebesluit, naar de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11, van het ontwerp codebesluit onduidelijk is. E-NL verzoekt de ACM deze verwijzingen te verduidelijken.
Reactie ACM
227. De ACM is van mening dat het besluit op basis van de zienswijzen van NBNL, E-NL en Enexis op een aantal punten moet worden gewijzigd.
228. De ACM onderschrijft dat de door NBNL voorgestelde herformulering van de titels van de paragrafen 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode de duidelijkheid en uitvoerbaarheid van het besluit ten goede komt. Het dient voor aangeslotenen in een congestiegebied duidelijk te zijn welke van de regimes voor congestiemanagement door de netbeheerder wordt toegepast en welke producten en processen hierbij gelden. Congestiemanagement volgens paragraaf 9.10 omvat de inzet van de middelen zoals genoemd in artikel 9.31, van de gewijzigde Netcode, oftewel de inzet van redispatchbiedingen (artikel 9.31, eerste lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode), capaciteitsbeperkingen (artikel 9.31, eerste lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode), en niet-marktgebaseerde redispatch voor in het congestiegebied aanwezige productie-eenheden (artikel 9.31, tweede lid, van de gewijzigde Netcode). Congestiemanagement volgens paragraaf 9.11 omvat de inzet van capaciteitsbeperkingen (als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode) en niet-marktgebaseerde redispatch van zowel productie-eenheden als verbruikers. Binnen dit laatste regime maakt de netbeheerder geen gebruik van redispatchbiedingen.
229. NBNL heeft in haar voorstel gekozen voor het toepassen van twee regimes voor congestiemanagement. De ACM merkt op dat het in principe mogelijk zou moeten zijn dat er slechts één regime wordt toegepast, waarbinnen de netbeheerder op doorlopende, al dan niet dagelijkse basis een inschatting maakt van de mogelijkheden op grond van marktgebaseerde en niet-marktgebaseerde congestiemanagementdiensten. De ACM kan echter meegaan in de voorkeur van NBNL om deze afweging om in een bepaald gebied marktgebaseerde en/of niet-marktgebaseerde middelen te gebruiken, vooraf en gedurende een zekere periode vast te stellen. De ACM gaat daarom mee in het definiëren van twee regimes voor congestiemanagement, namelijk het regime op grond van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode en het regime op grond van paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode. Voor beide regimes biedt paragraaf 9.9 van de gewijzigde Netcode de algemene voorwaarden. Zoals verder uitgewerkt in zienswijze 25, is de ACM van mening dat in congestiegebieden waar de netbeheerder eerder heeft vastgesteld dat de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement geen of onvoldoende uitkomst biedt, de netbeheerder onder bepaalde voorwaarden opnieuw dient te evalueren of dit regime wel toepasbaar is.
230. De ACM is het eens met Enexis dat de mogelijke toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch in de verschillende regimes dient te worden verduidelijkt. Tevens is de ACM het eens met E-NL dat de verwijzingen naar de verschillende regimes voor congestiemanagement duidelijk dienen te zijn.
231. Naar aanleiding van voorgaande heeft de ACM meerdere bepalingen in paragraaf 9.2 gewijzigd ten opzichte van het ontwerp codebesluit. Deelhoofdstukken 4.3 en 4.8.3 van de toelichting bij het besluit zijn gewijzigd. In artikel 9.6, eerste lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode en artikel 9.7, eerste lid, onderdeel c, van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat de netbeheerder specifiek de mogelijke toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement onderzoekt. In artikel 9.10, eerste lid, van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat de netbeheerder, indien hij op grond van artikel 9.6, eerste lid, van de gewijzigde Netcode (nieuwe aanvraag) of artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode (natuurlijke groei) een tekort aan beschikbare transportcapaciteit voorziet, onderzoekt of het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement uitkomst biedt. Oftewel, de netbeheerder onderzoekt of congestiemanagement met inzet van de middelen in artikel 9.31 van de gewijzigde Netcode uitkomst biedt. Als de netbeheerder concludeert dat dit niet het geval is, zijn er twee mogelijke gevolgen, afhankelijk van de aanleiding van het voorziene tekort aan beschikbare transportcapaciteit. Indien de aanleiding een nieuw verzoek om transport betreft, als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid, van de gewijzigde Netcode dan leidt een negatieve uitkomst van het onderzoek als bedoeld in artikel 9.10, eerste lid, van de gewijzigde Netcode, ertoe dat de netbeheerder niet verplicht is tot het doen van een aanbod voor het uitvoeren van transport. De aanvrager krijgt in dit geval de mogelijkheid om de gevraagde transportcapaciteit te verkleinen, zonder de plaats in de wachtrij te verliezen. Indien het tekort aan beschikbare transportcapaciteit daarentegen het gevolg is van natuurlijke groei, als bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode dan leidt een negatieve uitkomst van het genoemde onderzoek op grond van artikel 9.7, derde lid, van de gewijzigde Netcode ertoe dat de netbeheerder overgaat op de toepassing van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement.
232. De bepalingen van artikel 13 van de Elektriciteitsverordening gelden voor de drie verschillende dagelijkse processen, oftewel voor het proces van de paragrafen 9.1 (incidentele congestie), 9.10 (congestiemanagement met inzet van middelen als bedoeld in artikel 9.31 van de gewijzigde Netcode) en 9.11 (congestiemanagement met inzet van niet-marktgebaseerde redispatch en capaciteitsbeperkingen) van de gewijzigde Netcode. Zo dient de netbeheerder ook bij toepassing van het regime van paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode, waarbij geen marktgebaseerde redispatching wordt ingezet, te waarborgen dat alle marktgebaseerde middelen worden benut voordat de netbeheerder niet-marktgebaseerde redispatch inzet. De door NBNL voorgestelde wijziging in de titels verduidelijkt dat redispatching en congestiemanagement niet hetzelfde zijn: redispatching is een middel dat kan worden ingezet in het proces van congestiemanagement. De ACM gaat mee in deze verduidelijking.
233. De ACM is het eens met NBNL dat niet-marktgebaseerde redispatching in het regime van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode alleen wordt toegepast op producenten en niet op verbruikende aangeslotenen. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening stelt regels voor de vergoeding voor dergelijke niet-marktgebaseerde redispatch, waardoor de aangeslotene geen financieel effect ervaart. Het onderscheid tussen de toepasbaarheid van niet-marktgebaseerde redispatch op verbruikers enerzijds en producenten anderzijds wordt verduidelijkt door in de titel van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode te verwijzen naar de middelen op grond van artikel 9.31 van de gewijzigde Netcode.
234. Voor de volledigheid merkt de ACM op dat niet-marktgebaseerde redispatch onder bepaalde omstandigheden eveneens van toepassing kan zijn op verbruikende aangeslotenen en dat deze groep dus niet te allen tijde hiervan is uitgezonderd. Indien natuurlijke groei aan de basis ligt van het tekort aan transportcapaciteit, oftewel wanneer het structurele tekort aan beschikbare transportcapaciteit niet ontstaat als gevolg van een expliciete aanvraag om het doen van een aanbod tot transport maar als gevolg van natuurlijke groei, én bovendien het ‘marktgebaseerde’ regime van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode geen uitkomst biedt, gaat de netbeheerder over op het ‘niet-marktgebaseerde’ regime van paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode. In dit geval maakt de netbeheerder uitsluitend gebruik van capaciteitsbeperkingen overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode en niet-marktgebaseerde redispatch op zowel producenten als consumenten. Dit wordt toegelicht in deelhoofdstuk 4.8.3 van de toelichting bij het besluit.
235. Zoals benoemd in de deelhoofdstukken 4.8.1 en 4.8.2 van de toelichting bij het besluit beschouwt de ACM alle flexibiliteit die op grond van de middelen als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, van de gewijzigde Netcode wordt geboden, als een marktgebaseerde vorm van flexibiliteit. De netbeheerder dient te waarborgen dat ook indien het regime van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode geen uitkomst biedt, eerst alle beschikbare capaciteitsbeperkingscontracten worden ingezet alvorens de netbeheerder overgaat tot niet-marktgebaseerde redispatch. Dit geldt dus voor de inzet van flexibiliteit op grond van paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode (incidentele congestie) en op grond van het regime van paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode (congestiemanagement met inzet van capaciteitsbeperkingen en niet-marktgebaseerde redispatch).
236. In artikel 9.6, eerste lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat het onderzoek dat de netbeheerder uitvoert beperkt is tot de mogelijke toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. In lijn met het principe dat bestaande verbruikende aangeslotenen niet worden blootgesteld aan niet-marktgebaseerde redispatch om een nieuw verzoek om een aansluiting te accommoderen, zoals genoemd in deelhoofdstuk 4.3 van de toelichting bij het besluit, wordt de toepassing van congestiemanagement volgens het regime van paragraaf 9.11 van de gewijzigde Netcode niet onderzocht. Artikel 9.6, eerste lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode is gewijzigd om te verduidelijken dat de toepassing van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement voor het gehele congestiegebied wordt onderzocht en niet alleen voor de partij die een verzoek tot het doen van een aanbod tot transport heeft gedaan. Hiertoe wordt de tekst ‘voor de gevraagde transportcapaciteit of het deel daarvan dat naar verwachting toegekend kan worden’ uit het artikellid verwijderd.
237. Tevens heeft de ACM in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode verduidelijkt dat de netbeheerder niet verplicht is om niet-marktgebaseerde redispatch bij verbruikende aangeslotenen toe te passen ten behoeve van het voldoen aan een vraag om een aansluiting met transport. De bepaling in het ontwerpbesluit was te vrijblijvend geformuleerd.
238. De ACM neemt het voorstel van NBNL met betrekking tot de productvormen als bedoeld in artikel 9.31 over. In artikel 9.31, eerste lid, is onderdeel c verwijderd. Ter vervanging is artikel 9.31, tweede lid, van de gewijzigde Netcode ingevoegd, dat verduidelijkt dat de netbeheerder in aanvulling op de congestiediensten als bedoeld in het eerste lid tevens niet-marktgebaseerde redispatch op de in het congestiegebied aanwezige elektriciteitsproductie-eenheden toepast. Dit artikellid verduidelijkt dat deze toepassing in lijn met artikel 13 van de Elektriciteitsverordening dient te geschieden. Dit betekent onder andere dat de netbeheerder voorafgaand aan de inzet van niet-marktgebaseerde redispatch alle in het gebied aanwezige marktgebaseerde middelen inzet (artikel 13, derde lid, onderdeel b, van de Elektriciteitsverordening). Zoals beschreven in deelhoofdstuk 4.8.1 van de toelichting bij het besluit merkt de ACM op dat de netbeheerder voorafgaand aan het gebruik van niet-marktgebaseerde redispatching ook al het vermogen van capaciteitsbeperkingen dat op grond van Bijlage 12, zevende lid, van de gewijzigde Netcode, na sluiting van de day-aheadmarkt kan worden ingezet, dient in te zetten indien dit binnen de overeengekomen voorwaarden mogelijk is. Hiertoe heeft de ACM artikel 9.41, vierde lid van de gewijzigde Netcode aangepast. Ook is in artikel 9.41, zesde lid verduidelijkt dat de netbeheerder ook bij inzet van niet-marktgebaseerde redispatch een tegenactie buiten het congestiegebied afroept.
239. In artikel 9.41, zesde lid, van de gewijzigde Netcode is de mogelijke inzet van niet-marktgebaseerde redispatch verduidelijkt.
240. In de titel van paragraaf 9.10 van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat in dit regime van congestiemanagement gebruik wordt gemaakt van de middelen van artikel 9.31 van de gewijzigde Netcode. Eenzelfde wijziging is toegepast in artikel 9.37, eerste lid, van de gewijzigde Netcode. In de titel van paragraaf 9.11 is verduidelijkt dat in dit regime uitsluitend capaciteitsbeperkingen en niet-marktgebaseerde redispatch worden ingezet.
241. In de titel van paragraaf 9.11 is verduidelijkt dat in dit regime van congestiemanagement de netbeheerder uitsluitend gebruik maakt van capaciteitsbeperkingen en niet-marktgebaseerde redispatch. In tegenstelling tot het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement past de netbeheerder in het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement niet-marktgebaseerde redispatch niet alleen toe op producenten, maar ook op verbruikende aangeslotenen. De van toepassing zijnde producten zijn verduidelijkt in artikel 9.43, derde lid van de gewijzigde Netcode.
242. In artikel 9.43, zesde lid, is het begrip niet-marktgebaseerd congestiemanagement verwijderd. Dit artikellid verduidelijkt dat de netbeheerder op volgorde van de onderdelen a. en b, de beschikbare middelen inzet.
243. In artikel 9.1, tweede lid, van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat het vermogen van een capaciteitsbeperking eveneens in het intraday domein kan worden ingezet als een redispatchproduct, overeenkomstig Bijlage 12, zevende lid, van de gewijzigde Netcode.
Conclusie
244. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit en de toelichting daarbij. De ACM heeft de aanpassingen in haar reactie op de zienswijze reeds toegelicht.
Zienswijze 33 “Definitie van natuurlijke groei en het onderzoek naar congestiemanagement”
Respondenten: |
E-NL, NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
245. NBNL merkt op dat de uitleg die de ACM in voetnoot 14 van het ontwerp codebesluit geeft aan ‘natuurlijke groei’ afwijkt van wat de gezamenlijke netbeheerders hebben bedoeld in hun codewijzigingsvoorstel. Volgens NBNL wordt met natuurlijke groei bedoeld: de constatering van de netbeheerder dat bij gelijkblijvende toegekende transportrechten de gelijktijdigheid van het uit te voeren transport toeneemt, zodanig dat congestie kan optreden. Een expliciet verzoek om verhoging van de gecontracteerde transportcapaciteit of een verzwaring van een aansluiting is geen natuurlijke groei maar een verzoek als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet, aldus NBNL.
246. E-NL verzoekt de ACM te verduidelijken of een onderzoek naar congestiemanagement alleen plaatsvindt in gevallen van nieuwe aanvragen voor transportcapaciteit en natuurlijke groei, en niet in gevallen waarbij het gebruik van transportcapaciteit valt binnen de reeds in de ATO overeengekomen capaciteit. Indien dit niet het geval is, dan verzoekt E-NL de ACM te verduidelijken wat het onderscheid is tussen het tweede lid en derde lid van artikel 9.7 van de gewijzigde Netcode.
Reactie ACM
247. De ACM is het met NBNL eens dat een expliciet verzoek om een verhoging van transportcapaciteit binnen de capaciteit van de bestaande aansluiting en een verzwaring van een aansluiting moeten worden beschouwd als verzoeken als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet.44 Het gebruik van de reeds gecontracteerde capaciteit is daarentegen niet een verzoek als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet. Immers, in dat geval is door de netbeheerder reeds een aanbod gedaan voor de verzochte transportcapaciteit op grond van artikel 24, eerste lid, van de E-wet, en is een aangeslotene met de netbeheerder het gecontracteerde en beschikbaar gestelde vermogen overeengekomen, zoals bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, van de Netcode.
248. Naar aanleiding van de zienswijze van NBNL komt de ACM tot het inzicht dat zij de toelichting van de gezamenlijke netbeheerders in het voorstel anders heeft geïnterpreteerd dan hoe dit feitelijk bedoeld was. De ACM herziet de gehanteerde definitie van ‘natuurlijke groei’ omdat deze onjuist is en tot verwarring leidt.
249. In onderhavig besluit wordt met ‘natuurlijke groei’ bedoeld: bestaande aangeslotenen die in toenemende mate gelijktijdig gebruik maken van het aan hen door de netbeheerder gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen. Een aangeslotene heeft in beginsel recht op de reeds door hem gecontracteerde capaciteit. Op het moment dat alle aangeslotenen gelijktijdig de door hen gecontracteerde capaciteit (maximaal) benutten, kan een netbeheerder te maken krijgen met congestie in zijn net. Een netbeheerder dient in een dergelijk geval de stappen te volgen zoals neergelegd in artikel 9.7 van de gewijzigde Netcode. Bij verzoeken om uitbreiding van het gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen binnen de capaciteit van de bestaande aansluiting, waardoor de gevraagde transportcapaciteit de beschikbare transportcapaciteit overschrijdt, dient daarentegen de procedure als bedoeld in artikel 9.6 van de gewijzigde Netcode te worden gevolgd.
250. Over het verzoek van E-NL merkt de ACM het volgende op. Het onderzoek als bedoeld in artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode wordt uitgevoerd in gevallen van natuurlijke groei, dat wil dus zeggen: in gevallen waarbij congestie ontstaat doordat bestaande aangeslotenen in toenemende mate gelijktijdig gebruik maken van het aan hen door de netbeheerder gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen. Wanneer uit dat onderzoek volgt dat door middel van de mogelijkheden van artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode, de benodigde transportcapaciteit in overeenstemming kan worden gebracht met de aanwezige transportcapaciteit, voert de netbeheerder dit uit (artikel 9.7, tweede lid, van de gewijzigde Netcode). Indien uit het onderzoek blijkt dat dit niet mogelijk is, gaat de netbeheerder over op de procedure van toepassing van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement (artikel 9.7, derde lid, van de gewijzigde Netcode).
Conclusie
251. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de toelichting bij het besluit. De ACM heeft de voetnoot bij randnummer 39 van de toelichting van het besluit gewijzigd.
Zienswijze 34 “Inzage in kosten afnemers nodig voor vergoeding niet-marktgebaseerde redispatch”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
252. NBNL geeft aan dat om niet-marktgebaseerde redispatch van aangeslotenen kostenefficiënt in te kunnen zetten, het nodig is dat de netbeheerder op voorhand weet welke kosten gemoeid zijn met de niet-marktgebaseerde redispatch van een individuele invoedende afnemer. De netbeheerder heeft dan ook inzage nodig in de kosten en, zoals artikel 13 van de Elektriciteitsverordening het formuleert, financiële ondersteuning van de afnemer. Dit punt was in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders nog niet onderkend, maar dient volgens NBNL alsnog te worden opgenomen in de gewijzigde Netcode.
Reactie ACM
253. Artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening bepaalt dat wanneer niet-marktgebaseerde redispatching wordt gebruikt, dit onderworpen wordt aan financiële vergoeding door de systeembeheerder die om redispatching verzoekt. Deze vergoeding wordt bepaald door de hoogte van de aanvullende exploitatiekosten als gevolg van redispatching en de netto-inkomsten die de aangeslotene zou hebben geproduceerd zonder het verzoek om redispatching als bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening. Op basis van dit artikel dient de netbeheerder een overzicht te hebben van de exploitatiekosten en netto-inkomsten gemoeid met niet-marktgebaseerde redispatch van elektriciteitsproductie-eenheden in een congestiegebied. Zodoende kan de netbeheerder de verschillende bronnen van flexibiliteit in het congestiegebied inzetten overeenkomstig de kosteneffectiviteit van de op grond van de in artikel 9.44 van de gewijzigde Netcode verschuldigde vergoedingen. Om uitvoering van artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening mogelijk te maken neemt de ACM de voorgestelde bepaling op in de Netcode.
Conclusie
254. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Artikel 9.30, vijfde lid van de gewijzigde Netcode is toegevoegd en bepaalt dat aangeslotenen in het congestiegebied die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid, de netbeheerder op de hoogte stellen van de benodigde gegevens om de vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch overeenkomstig artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening mogelijk te maken.
Zienswijze 35 “Vergoeding niet-marktgebaseerde redispatch onduidelijk of niet in overeenstemming met de Elektriciteitsverordening”
Respondenten: |
E-NL, VEMW, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
255. Artikel 9.44, eerste lid, van het ontwerp codebesluit behandelt de hoogte van de vergoeding van niet-marktgebaseerde redispatch. E-NL geeft aan dat de formulering van dit artikellid in strijd is met de Elektriciteitsverordening. In het ontwerp codebesluit staat dat de vergoeding niet hoger is dan het in artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening beschreven minimum. De Elektriciteitsverordening geeft echter aan dat de vergoeding ten minste gelijk is aan het hoogste van bepaalde elementen.
256. VEMW stelt dat de vergoeding voor niet-marktgebaseerd congestiemanagement als bedoeld in het ontwerp codebesluit onduidelijk is en dat de verwijzing in artikel 9.44, eerste lid, van het ontwerp codebesluit naar artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening, onvoldoende uitleg biedt.
257. Enexis stelt dat de hoogte van de vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch onduidelijk is. Volgens Enexis dient de ACM op dit punt een eigen invulling te geven aan de Elektriciteitsverordening.
Reactie ACM
258. De ACM begrijpt dat de formulering in het ontwerp codebesluit tot een tegenspraak met de Verordening kan leiden. De ACM past daarom de eerste zin van artikel 9.44, eerste lid, van de gewijzigde Netcode aan tot (met de wijziging onderstreept): “Voor het uitvoeren van een overeenkomstig artikel 9.45, vijfde lid, opgedragen beperking betaalt de netbeheerder een vergoeding overeenkomstig artikel 13, zevende lid, van Verordening (EU) 2019/943.”
259. Met betrekking tot de zienswijze van Enexis herhaalt de ACM dat de Elektriciteitsverordening directe werking heeft. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening behoeft daarom geen verdere invulling in de Netcode. Wel dient de Netcode aan te sluiten bij de Elektriciteitsverordening. Dit is volgens de ACM ook het geval. Met betrekking tot de hoogte van de vergoeding die de netbeheerder betaalt voor niet-marktgebaseerde redispatch, merkt de ACM op dat ook die volgt uit artikel 13 van de Elektriciteitsverordening. De vergoeding voor niet-marktgebaseerde redispatch dient overeen te komen met de kosten voor de aangeslotene. De netbeheerder krijgt inzicht in deze kosten op grond van het toegevoegde artikel 9.30, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode. Hiermee kan de geldende vergoeding worden vastgesteld. De ACM is van mening dat behalve deze wijziging, zoals reeds vermeld in de reactie van de ACM op zienswijze 34, geen verdere wijziging van de gewijzigde Netcode nodig is. Aldus wordt ook tegemoet gekomen aan de zienswijze van VEMW.
Conclusie
260. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Artikel 9.44, eerste lid, van de gewijzigde Netcode is aangepast in lijn met artikel 13 van de Elektriciteitsverordening.
Zienswijze 36 “Algemene vaagheid en inconsistentie van begrippen leidt tot rechtsonzekerheid en doet de beoogde transparantie van de code teniet.”
Respondenten: |
NBNL, Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
261. NBNL merkt op dat de begrippen redispatching en congestiemanagement, marktgebaseerd en niet-marktgebaseerd niet altijd consistent worden gebruikt.
262. Enexis stelt dat het ontwerp codebesluit wordt gekenmerkt door rechtsonzekerheid waar het technische definities en begrippen betreft. Enexis geeft aan dat voor haar niet helder is op welke wijze de beschikbare transportcapaciteit moet worden berekend. Daarnaast verwijst Enexis naar de definitie van de technische grens die wordt gesteld op “120% van de aanwezige transportcapaciteit vermeerderd met de aanwezige regelbare capaciteit, tot een maximum van 200% van de aanwezige transportcapaciteit”. Enexis merkt op dat het begrip ‘aanwezige regelbare capaciteit’ niet is gedefinieerd. Ook is onduidelijk of de regelbare capaciteit deel uitmaakt van de aanwezige transportcapaciteit in gevallen waarin de enkelvoudige storingsreserve wordt losgelaten door toepassing van intertripping. Ten derde is volgen Enexis niet duidelijk of regelbare capaciteit meetelt voor de reservecapaciteit van de netbeheerder, welke regelbare capaciteit is ‘toegewezen’ om overschrijding van de aanwezige transportcapaciteit tot 120% te mitigeren en welke ‘regelbare capaciteit’ dan overblijft voor transporten van meer dan 120% van de aanwezige transportcapaciteit.
263. NBNL en Enexis geven aan dat het begrip regelbaar vermogen niet gedefinieerd is en dat daardoor onduidelijkheid ontstaat. NBNL doet een voorstel voor een definitie: “Vermogen dat in staat is en bereid gevonden om deel te nemen aan congestiemanagementdiensten op basis van Bijlage 11 of Bijlage 12 van de Netcode elektriciteit, of waarop niet-marktgebaseerde redispatch van toepassing is”.
Reactie ACM
264. De ACM is het met NBNL eens dat sommige begrippen in het ontwerp codebesluit niet consistent gebruikt worden en past dit in het besluit aan. De ACM gebruikt hierbij de volgende terminologie. Deze terminologie en toelichting zijn opgenomen in de toelichting op het besluit:
• Congestiemanagement: de inzet van marktgebaseerde en/of niet-marktgebaseerde congestiemanagementdiensten om een voorziene congestie in een congestiegebied op te lossen.
• Congestiemanagement middelen: alle vermogens- en energiemiddelen die een netbeheerder in een congestiegebied inzet om een voorziene congestie te verhelpen. Het redispatchproduct op grond van Bijlage 11 kan zowel marktgebaseerd als niet-marktgebaseerd zijn; het capaciteitsbeperkingsproduct op grond van Bijlage 12 is altijd marktgebaseerd.
• Marktgebaseerde regime voor congestiemanagement: congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode met inzet van marktgebaseerde redispatch, capaciteitsbeperkingen en niet-marktgebaseerde redispatch van de in het congestiegebied aanwezige elektriciteitsproductie-eenheden.
• Niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement: congestiemanagement overeenkomstig de paragrafen 9.9 en 9.11 van de gewijzigde Netcode met inzet van capaciteitsbeperking en niet-marktgebaseerde redispatch van de in het congestiegebied aanwezige elektriciteitsproductie-eenheden en verbruikende aangeslotenen.
• Marktgebaseerde redispatch: redispatch die wordt aangeboden overeenkomstig Bijlage 11 van de gewijzigde Netcode. Marktgebaseerde redispatch kan eveneens worden ingezet binnen het regime van paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode, dat wil zeggen, voor het oplossen van incidentele congestie in gebieden waarvoor de netbeheerder niet een vooraankondiging doet.
• Niet-marktgebaseerde redispatch: redispatch op grond van artikel 13, derde, zesde en zevende lid, van de Elektriciteitsverordening.
• Capaciteitsbeperkingscontract: een overeenkomst tussen een netbeheerder en een aangeslotene op basis waarvan de aangeslotene tegen betaling en vooraf overeengekomen voorwaarden afziet van het volledige gebruik van de op grond van artikel 7.1, tweede lid, van de Netcode verkregen transportcapaciteit.
• Capaciteitsbeperking: het product dat een aangeslotene op grond van een capaciteitsbeperkingscontract tegen betaling en onder vooraf overeengekomen voorwaarden aan de netbeheerder levert.
• De ACM zal het begrip niet-marktgebaseerd congestiemanagement niet gebruiken in de besluittekst.
265. De ACM is het met NBNL en Enexis eens dat een definitie van regelbaar vermogen nodig is. De ACM heeft echter een andere definitie voor ogen dan NBNL voorstelt. De definitie van NBNL beschrijft al het mogelijke vermogen waarmee congestiemanagement kan worden uitgevoerd. De ACM had in het ontwerp codebesluit beoogd om dit begrip te gebruiken voor dat vermogen dat door de netbeheerder actief gestuurd kan worden. Omdat dit begrip veelvuldig gebruikt wordt in het codebesluit en tevens van belang is voor het bepalen van de technische grens is de ACM van mening dat het wenselijk is om het begrip te definiëren in de Begrippencode.
266. Enexis stelt daarnaast dat onduidelijkheid bestaat over hoe beschikbare, reserve- en regelbare capaciteit zich tot elkaar verhouden. De toelichting in het ontwerp codebesluit was op dit punt onvoldoende duidelijk. Dit werd veroorzaakt doordat hier het begrip ‘aanwezige regelbare capaciteit’ is gebruikt waar ‘regelbaar vermogen’ gebruikt had moeten worden. In de volgende twee randnummers worden daarom de vragen van Enexis geadresseerd.
267. Het regelbaar vermogen is het opgesteld vermogen van de aangeslotenen, niet de capaciteit van het net van de netbeheerder. Voor het beoordelen van de aanwezige transportcapaciteit hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden met het regelbaar vermogen van aangeslotenen.
268. Zoals reeds aangegeven in de reactie van de ACM op zienswijze 15, dient de netbeheerder bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit rekening te houden met de aangehouden reservecapaciteit. Zoals beschreven in het voorgaande randnummer staat het regelbare vermogen los van de aanwezige transportcapaciteit en maakt het regelbare vermogen geen onderdeel uit van de reservecapaciteit.
Conclusie
269. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Een definitie voor regelbaar vermogen wordt in de Begrippencode elektriciteit opgenomen die luidt:
“Regelbaar vermogen: Opgesteld vermogen van aangeslotenen dat in staat is om te reageren op een elektronisch sturingssignaal en door middel hiervan door de netbeheerder aangestuurd kan worden.”
Zienswijze 37 “Neem de specificatie van ‘transportvraag’ naar ‘hoeveelheid te transporteren werkzaam vermogen of blindvermogen’ alsnog over”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
270. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun voorstel van 7 april 2021 verzocht om in artikel 9.3, tweede lid, van de Netcode “transportvraag” te preciseren naar “hoeveelheid te transporteren werkzaam vermogen of blindvermogen”. Omdat dit voorstel niet is overgenomen in het ontwerpbesluit, verzoekt NBNL de ACM om deze wijziging alsnog in het besluit op te nemen.
Reactie ACM
271. De ACM neemt de verzochte wijziging van NBNL over in onderhavig besluit, omdat deze specificatie verduidelijkt wat wordt bedoeld met ‘transportvraag’. Deze verduidelijking draagt bij aan een eenduidig begrip van termen in onderhavig besluit.
Conclusie
272. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Artikel 9.3, tweede lid, van de gewijzigde Netcode is aangepast in lijn met het voorstel van NBNL.
Zienswijze 38 “Verduidelijk dat uitzonderingsgronden van artikel 9.10, tweede lid, niet geldig zijn voor oplossen van incidentele congestie.”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
273. E-NL stelt dat de uitzonderingen opgenomen in artikel 9.10, tweede lid, van het ontwerp codebesluit niet van toepassing zijn bij het oplossen van fysieke congestie, zoals beschreven in paragraaf 9.1 van het ontwerp codebesluit. E-NL verzoekt om dit te verduidelijken door de formulering van artikel 9.10, tweede lid, onderdeel a, van het ontwerp codebesluit, aan te passen.
Reactie ACM
274. De ACM is het eens met E-NL dat de uitzonderingen beschreven in artikel 9.10, tweede lid, van de gewijzigde Netcode niet van toepassing zijn op de fysieke congestie beschreven in paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode. Paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode heeft betrekking op incidentele congestie en paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode op congestie die niet langer incidenteel is en aanleiding vormt voor de netbeheerder om een congestiegebied af te kondigen. Dientengevolge staat artikel 9.10 van de gewijzigde Netcode in zijn geheel los van de middelen die de netbeheerder op grond van paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode ter beschikking staan om incidentele congestie op te lossen. Het onderzoek als bedoeld in artikel 9.10, eerste lid, van de gewijzigde Netcode heeft enkel betrekking op de aanleiding als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid, van de gewijzigde Netcode dan wel artikel 9.7, eerste lid, van de gewijzigde Netcode. Deze artikelen zijn beide onderdeel van paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode. De ACM is van mening dat het besluit zodoende duidelijk omschrijft dat artikel 9.10, tweede lid, van de gewijzigde Netcode niet van toepassing is op paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode.
Conclusie
275. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 39 “E-NL vraagt zich af hoe om te gaan met incidentele congestie, nadat is vastgesteld dat er geen sprake meer is van een structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
276. E-NL vraagt om te verduidelijken hoe de netbeheerder dient om te gaan met incidentele of tijdelijke congestie, indien er niet langer sprake is van een structureel tekort aan transportcapaciteit, als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid en artikel 9.7, eerste lid van het ontwerp codebesluit.
Reactie ACM
277. Paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcodegeeft de middelen weer die de netbeheerder ter beschikking staan voor het oplossen van incidentele congestie. Wanneer de congestie in een deel van het net niet of niet langer structureel van aard is, maar incidenteel, volstaan die middelen om de incidentele congestie op te lossen. Zie ook de reactie op zienswijze 32.
Conclusie
278. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit. De ACM heeft daarentegen in randnummer 37 van de toelichting van het besluit verduidelijkt dat paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode ook geldig is indien er niet langer sprake is van een structureel tekort aan transportcapaciteit.
Zienswijze 40 “Congestiemanagement zou ook toegepast moeten worden op netten van laagste spanningsniveaus”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
279. E-NL gaat ervan uit dat congestiemanagement ook toegepast zou moeten worden op netten van de laagste spanningsniveaus, en verzoekt om nadere toelichting.
Reactie ACM
280. De ACM is het eens met E-NL dat het in principe wenselijk is om congestiemanagement ook toe te passen in laagspanningsnetten. Om congestiemanagement toe te passen, moet flexibiliteit geleverd kunnen worden door de aangeslotenen binnen het congestiegebied. Hoe meer aangeslotenen flexibiliteit kunnen leveren, hoe lager de kosten voor het inkopen van flexibiliteit zullen zijn voor de netbeheerder. Het is daarom wenselijk dat aangeslotenen op laagspanningsnetten kunnen deelnemen aan congestiemanagement. Deze codewijziging maakt dat mogelijk doordat deze aangeslotenen hun flexibiliteit via aggregatoren kunnen aanbieden.
281. In de praktijk is er echter een aantal factoren waardoor de ACM van mening is dit in de praktijk niet wenselijk is. Omdat het minder efficiënt is om elektriciteit te transporteren bij een lager spanningsniveau zijn er in de regel minder aangeslotenen per net op een laagspanningsnet dan op een middenspannings- of hoogspanningsnet. Hierdoor zijn er wanneer de netbeheerder een congestiegebied in laagspanningsnetten afroept, slechts een klein aantal aangeslotenen dat zich in het congestiegebied bevindt en is daarmee ook het aantal potentiële aanbieders van flexibiliteit beperkt. Ten tweede is de vereiste netuitbreiding of -verzwaring die de netbeheerder moet uitvoeren om de congestie in laagspanningsnetten te verhelpen, gegeven voldoende uitvoeringscapaciteit, op korte termijn uit te voeren. Het zal om deze reden in de meeste gevallen niet doelmatig zijn om congestiemanagement in te richten voordat de verzwaring van het net gereed is.
282. Vanwege deze praktische overwegingen is de ACM van mening dat de netbeheerder niet verplicht om congestiemanagement toe te passen wanneer de congestie die aanleiding biedt tot het afroepen van een congestiegebied zich voordoet in het laagspanningsnet. In deelhoofdstuk 4.11 van de toelichting van het besluit wordt de afbakening van congestiemanagement, en op welke netvlakken dit toegepast dient te worden, verduidelijkt.
Conclusie
283. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Aan artikel 9.10, tweede lid, van de gewijzigde Netcode is onderdeel e toegevoegd, wat luidt:“de technische grens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, bedraagt 100% van de aanwezige transportcapaciteit indien het beperkende netelement gelegen is in het laagspanningsnet.”
Zienswijze 41 “De technische en financiële gegevens en aannames die de netbeheerder gebruikt bij het bepalen van het knelpunt en de toe te passen hoeveelheid congestiemanagement moeten transparant zijn.”
Respondenten: |
E-NL, VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
284. VEMW en E-NL zijn van mening dat in het kader van de rechtszekerheid en transparantie van congestiemanagement de netbeheerder aanvullend inzicht moet geven in de technische en economische aannames die gelden in congestiegebieden. Zij stellen dat deze in de code opgenomen moeten worden of dat de netbeheerder door middel van de code verplicht moet worden hier transparant over te zijn. De aannames en gegevens waarop dit betrekking heeft zijn:
– de ‘bedrijfsvoeringscriteria’ gehanteerd bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit;
– de relevante netwerkelementen van een capaciteitsknelpunt en in welke mate deze componenten een knelpunt vormen; en
– de kosten, aannames en technische en financiële eisen opgenomen in het onderzoeksrapport bedoeld in artikel 9.10, eerste lid van het ontwerp codebesluit.
Reactie ACM
285. De ACM deelt de mening van VEMW en E-NL dat transparantie van groot belang is voor een goede implementatie van congestiemanagement. Teveel publiekelijk beschikbare informatie over de kosten en andere aannames in een congestiegebied kan in het kader van congestiemanagement echter ook leiden tot geboden prijzen voor congestiemanagementdiensten die hoger zijn dan gebruikelijk. Er moet dus een afweging gemaakt worden hoeveel transparantie wenselijk is. De ACM is van mening dat Bijlage 14, tweede lid, van de gewijzigde Netcode ertoe leidt dat de netbeheerder in voldoende mate communiceert over de marktanalyse in een congestiegebied.
286. Zoals uiteengezet in deelhoofdstuk 4.9.1 van de toelichting bij het besluit was de transparantie voor aangeslotenen in het congestiegebied een zeer belangrijke overweging in de keuze om de financiële grens te bepalen aan de hand van de aanwezige transportcapaciteit in een congestiegebied. De aanwezige transportcapaciteit is afhankelijk van de technische transportcapaciteit en ‘de van toepassing zijnde netontwerpcriteria en operationele veiligheidsgrenzen, met inachtneming van artikel 16, eerste lid, onderdeel d, van de E-Wet. De ACM deelt de mening dat deze netontwerpcriteria en veiligheidsgrenzen niet eenduidig gedefinieerd zijn en dat daardoor onduidelijkheid kan bestaan over hoe de aanwezige transportcapaciteit zich verhoudt tot de technische transportcapaciteit.
287. De ACM is van mening dat het wenselijk is dat de netbeheerder verklaart welke technische eisen gesteld worden om de aanwezige transportcapaciteit te bepalen en hoe deze zich verhoudt tot de technische transportcapaciteit. De ACM past hiertoe Bijlage 14 van de gewijzigde netcode aan.
Conclusie
288. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. De volgende tekst wordt toegevoegd in Bijlage 14, eerste lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode: ’een overzicht van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria, inclusief de aangehouden reservecapaciteit, en operationele veiligheidsgrenzen die gehanteerd zijn bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit’.
Zienswijze 42 “Een eenduidig verwoorde verplichting voor de netbeheerder om congestiemanagement toe te passen ontbreekt”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
289. VEMW stelt dat een eenduidig verwoorde verplichting voor de netbeheerder om congestiemanagement toe te passen ontbreekt. Artikel 9.1, eerste en tweede lid, van het ontwerp codebesluit zijn passief verwoord. VEMW verzoekt de ACM dit dwingender te formuleren.
Reactie ACM
290. De ACM merkt op dat de artikelen waaraan VEMW refereert, zijn opgenomen in paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode, waarin de mogelijkheden voor het oplossen van incidentele congestie zijn beschreven. Met congestiemanagement worden de processen overeenkomstig de paragrafen 9.9, 9.10 en 9.11 van de gewijzigde Netcode bedoeld. De toepasbaarheid van congestiemanagement volgt uit het onderzoek bedoeld in paragraaf 9.2 van de gewijzigde Netcode. Hieruit volgt dat de toepassing van congestiemanagement niet in alle omstandigheden verplicht is. De ACM gaat daarom niet mee met het verzoek van VEMW.
Conclusie
291. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 43 “Verduidelijk tot hoe ver in de toekomst een netbeheerder rekening dient te houden met transportprognoses”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
292. VEMW verzoekt de ACM te verduidelijken tot hoe ver in de toekomst een netbeheerder rekening moet houden met transportprognoses.
Reactie ACM
293. De ACM merkt op dat de regels en verplichtingen omtrent het aanleveren en het gebruik van prognosegegevens zijn neergelegd in hoofdstuk 13 van de Netcode. Die regels liggen buiten het onderwerp van onderhavig besluit. De zienswijze leidt daarom niet tot een wijziging van het besluit.
Conclusie
294. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 44 “In het codebesluit ontbreken verplichtingen voor de netbeheerder om een aangeslotene informatie te verschaffen”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
295. VEMW stelt dat in het codebesluit een verplichting in brede zin voor de netbeheerder ontbreekt, om een aangeslotene informatie te verschaffen over de voorziene congestie en de toepassing van congestiemanagement. VEMW is van mening dat een netbeheerder zijn besluiten in het kader van congestiemanagement moet motiveren en alle relevante stukken moet overleggen. VEMW verzoekt de ACM een plicht op te nemen voor de netbeheerder om alle gegevens te verschaffen die een afnemer nodig heeft om een afwijzing van zijn transport te controleren, teneinde het capaciteitstekort controleerbaar en toetsbaar te maken. Als de ACM dat niet doet, is het besluit in strijd met artikel 16, eerste lid, onderdeel l, van de E-wet, aldus VEMW.
296. Daarnaast stelt VEMW dat de netbeheerder naast publicatie op een publiek toegankelijke website, de informatie als bedoeld in artikel 9.8 van het ontwerp codebesluit, ook rechtstreeks aan de betreffende aangeslotenen moet communiceren. Aangeslotenen zullen namelijk niet dagelijks de in artikel 9.8 van de gewijzigde Netcode bedoelde website bezoeken.
297. Verder verzoekt VEMW de ACM om ter bevordering van transparantie in Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode op te nemen dat de netbeheerder meldt hoe hij aangeslotenen heeft geïnformeerd en betrokken bij de mogelijke toepassing van congestiemanagement.
Reactie ACM
298. De ACM merkt op dat het besluit, in tegenstelling tot wat VEMW stelt, wel verplichtingen voor de netbeheerder bevat met betrekking tot de publicatie van relevante gegevens in Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode. De ACM is van mening dat de in het besluit opgenomen voorschriften de netbeheerder verplicht om op transparante wijze te communiceren over voorziene congestie tijdens de onderzoeksfase en over de uitvoering van congestiemanagement.
299. Voorts is de ACM van mening dat een verplichting tot aanvullende informatievoorziening aan individuele aangeslotenen in een congestiegebied, zoals VEMW verzoekt, de uitvoeringslast van het onderzoek naar en van de toepassing van congestiemanagement aanzienlijk verhoogt. Deze verhoogde uitvoeringslast is naar het oordeel van de ACM onnodig en daarmee onredelijk, aangezien de bedoelde informatie reeds beschikbaar is op de publiek toegankelijke website, zoals bedoeld in artikel 9.8 van de gewijzigde Netcode.
300. Verder volgt reeds uit artikel 24, tweede lid, van de E-wet een mogelijkheid voor een partij aan wie een verzoek om transport is geweigerd om ten hoogste tegen kostprijs de relevante gegevens op te vragen bij de netbeheerder met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om het elektriciteitsnet te versterken. Naar het oordeel van de ACM is met die mogelijkheid voldoende geborgd dat het voor aangeslotenen inzichtelijk kan worden gemaakt dat sprake is van capaciteitstekort.
301. Over het verzoek van VEMW om in Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode op te nemen dat een netbeheerder dient aan te geven hoe hij aangeslotenen in een congestiegebied heeft betrokken bij de mogelijke toepassing van congestiemanagement, merkt de ACM op dat deze verplichting reeds is opgenomen in artikel 9.9, derde lid, onderdeel f, van de gewijzigde Netcode en Bijlage 14, tweede lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode.
Conclusie
302. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 45 “Neem criteria voor erkenning CSP in de Netcode op”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
303. Op grond van artikel 9.32, zesde lid, van het ontwerp codebesluit dienen de netbeheerders gezamenlijk de criteria op te stellen voor de vereisten ten behoeve van de erkenning tot CSP. Die criteria dienen te worden gepubliceerd op de in artikel 9.8 van het ontwerp codebesluit bedoelde website. VEMW is van mening dat deze criteria aan de ACM dienen te worden voorgelegd en deze in de Netcode moeten worden opgenomen om willekeur bij de toekenning van een erkenning tot CSP te voorkomen.
Reactie ACM
304. De ACM merkt op dat de criteria voor de erkenning tot overige marktrollen ook buiten de Netcode worden vastgesteld. Zo volgt uit artikel 10.7, vierde lid, van de Netcode bijvoorbeeld dat het bij de erkenning tot BRP aan de netbeheerder is om te vergewissen dat een partij beschikt over de benodigde deskundigheid. In het kader van congestiemanagement constateert de ACM dat het in het algemeen belang van de netbeheerder en meer in het bijzonder in het belang van de meest competitieve toepassing van congestiemanagement is, dat zoveel mogelijk flexibiliteit door zoveel mogelijk partijen kan worden aangeboden in lokale netten. De criteria voor erkenning als CSP zullen naar de mening van de ACM met deze bedoeling worden opgesteld. De ACM gaat er daarom van uit dat de criteria voor de erkenning tot CSP, ook wanneer deze criteria niet in de Netcode staan opgenomen, zodanig zullen worden opgesteld dat de toetredingsdrempels voor erkenning tot CSP zoveel mogelijk zullen worden verlaagd. De ACM meent dat de interactie tussen de netbeheerder en mogelijke aanbieders van congestiemanagementdiensten volstaat om een werkbare uitkomst te faciliteren. De ACM houdt hierbij de optie open dat deze criteria in een later stadium alsnog in de Netcode opgenomen worden.
Conclusie
305. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 46 “Netbeheerder mag niet eenzijdig erkenning CSP intrekken”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
306. Uit artikel 9.32, achtste lid, van het ontwerp codebesluit volgt dat een erkenning als CSP wordt ingetrokken wanneer een CSP zijn verplichtingen jegens een of meer netbeheerders niet nakomt. E-NL is van mening dat de netbeheerder niet zonder overleg met de CSP mag besluiten de erkenning in te trekken. E-NL stelt dat de netbeheerder eerst bij de CSP dient te informeren waarom hij zijn verplichtingen niet nakomt, voordat de erkenning wordt ingetrokken.
Reactie ACM
307. De ACM merkt op dat het mogelijk is dat het verzoek om niet zonder overleg een erkenning tot CSP in te trekken, reeds onderdeel zal zijn van de criteria en procedures die op grond van artikel 9.32, negende lid, van de gewijzigde Netcode worden vastgesteld. Wel begrijpt de ACM dat het de rechtszekerheid van CSP’s ten goede komt als de voorwaarde waar E-NL om verzoekt expliciet wordt opgenomen in de Netcode. De ACM past het besluit daarom zodanig aan dat een netbeheerder in contact dient te treden met een CSP wanneer een CSP zijn verplichtingen jegens een of meer netbeheerders niet nakomt. In een dergelijk geval dient de CSP de mogelijkheid te worden geboden om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, alvorens zijn erkenning wordt ingetrokken.
Conclusie
308. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. In artikel 9.32, achtste lid, van de gewijzigde Netcode is de onderstreepte tekst toegevoegd: “een erkenning als CSP wordt ingetrokken wanneer een CSP zijn verplichtingen jegens een of meer netbeheerder(s) niet nakomt, nadat de netbeheerder de CSP hierop heeft geattendeerd en de CSP in staat is gesteld om alsnog te voldoen aan de verplichtingen zoals bedoeld in het zesde lid”.
Zienswijze 47 “Maak aggregatie ook voor partijen met aansluitingen groter dan 1 MW mogelijk”
Respondenten: |
E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
309. Op grond van artikel 9.32, derde lid, van het ontwerp codebesluit kan de CSP ofwel namens aangeslotenen groter dan 1 MW een individuele bieding plaatsen, of namens een groep van aangeslotenen kleiner dan 1 MW een gezamenlijke (groeps)bieding plaatsen. E-NL stelt in haar zienswijze dat deze grens van 1 MW arbitrair is en moet komen te vervallen. Als gevolg hiervan zou ook een aansluiting groter dan 1 MW onderdeel kunnen zijn van een groepsbieding.
Reactie ACM
310. De ACM merkt op dat de grens van 1 MW niet arbitrair is. Deze grens volgt uit de bepalingen omtrent de aanlevering van prognosegegevens op grond van hoofdstuk 13 van de Netcode. Voor aansluitingen kleiner dan 1 MW worden geen prognosegegevens ingediend. Aggregatie van deze aansluitingen tot 1 MW maakt het mogelijk om de geboden flexibiliteit, nadat de netbeheerder deze groepsbieding voor activatie heeft geselecteerd, te vertalen naar een aanpassing van het programma van de BRP die actief is op deze aansluitingen. Dit is noodzakelijk voor een effectieve verificatie van de levering en voor de verrekening.
311. De ACM merkt ook op dat het niet werkbaar is om zowel aangeslotenen kleiner en groter dan 1 MW in een groepsbieding te plaatsen. Voor een aansluiting groter dan 1 MW worden nog steeds individuele prognosegegevens ingediend bij de netbeheerder, die als basis dienen voor meting en verificatie van de geleverde flexibiliteit door die aangeslotene. Plaatsing in een groep van aansluitingen zou deze individuele meting en verificatie niet wegnemen.
Conclusie
312. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het besluit.
Zienswijze 48 “ Vergroot mogelijkheden voor CSP om congestiemanagementdiensten aan te bieden”
Respondenten: |
NBNL, Northpool |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
313. Artikel 9.32, derde lid, van het ontwerp codebesluit bepaalt dat de CSP namens één aangeslotene (onderdeel a) of een groep van aangeslotenen (onderdeel b) congestiemanagementdiensten levert. NBNL en Northpool merken in hun zienswijze op dat deze koppeling aan aansluitingen in het elektriciteitsnet het niet mogelijk maakt voor partijen zonder fysieke assets om een specifieke vorm van redispatch te leveren. Northpool geeft aan dat zij tot op heden redispatch diensten biedt aan TenneT door een nominatie te doen op de BritNed kabel (de HVDC verbinding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk). Indien de CSP uitsluitend namens één of meerdere aansluitingen in het net flexibiliteitsdiensten kan leveren, zou deze bestaande praktijk niet langer mogelijk zijn. NBNL merkt aanvullend op dat met het besluit over wijzigingen van de voorwaarden betreffende energieopslagfaciliteiten (ACM/UIT/548730) eisen aan opslagfaciliteiten zijn toegevoegd aan artikel 2.16 van de Netcode elektriciteit en stelt voor om opslagfaciliteiten ook te betrekken bij de mogelijkheden die de CSP heeft om congestiemanagementdiensten aan te bieden.
Reactie ACM
314. De ACM is het eens met NBNL en Northpool dat de mogelijkheden voor de CSP om congestiemanagementdiensten aan te bieden en te leveren dienen te worden uitgebreid. De ACM merkt op dat de door Northpool toegepaste praktijk een vorm van compensatiehandel (‘countertrading’) betreft. Artikel 2, lid 27, van de Elektriciteitsverordening definieert de term ‘compensatiehandel’ als “een zoneoverschrijdende transactie die door systeembeheerders tussen twee biedzones is opgestart om fysieke congestie te verlichten”. Compensatiehandel is onderdeel van het redispatch proces en kan volgens de SO Verordening een mogelijk middel zijn voor het oplossen van congestie. De ACM is van mening dat deze congestiemanagementdienst mogelijk dient te zijn, ook al wordt de dienst niet door één of meerdere aansluitingen in het net geleverd. Verder is de ACM van mening dat de expliciete opname van opslagfaciliteiten wenselijk is, om te waarborgen dat hun flexibiliteit ook kan worden ingezet indien op de aansluiting geen productie- of verbruiksinstallatie aanwezig is. Artikel 13 van de Elektriciteitsverordening verwijst ook specifiek naar opslagfaciliteiten.
Conclusie
315. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het besluit. In artikel 9.32, derde lid, van de gewijzigde Netcode is verduidelijkt dat de CSP behalve namens een aangeslotene of een groep van aangeslotenen tevens op grond van compensatiehandel congestiemanagementdiensten kan aanbieden. In artikel 9.32, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode zijn de woorden “met één of meer aansluitingen” verwijderd zodat er nu in meer algemene termen staat dat de CSP een erkenning kan krijgen nadat de aanvrager met succes het pre-kwalificatieproces heeft afgerond. Tevens is in artikel 9.32, derde lid, onderdelen a en b, van de gewijzigde Netcode verduidelijkt dat ook energieopslagfaciliteiten congestiemanagementdiensten kunnen leveren.
Zienswijze 49 “Het besluit zou grenzen moeten stellen aan het minimum aantal deelnemers aan de markt om gaming te voorkomen”
Respondenten: |
Enexis |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
316. In het gewijzigde voorstel van NBNL waren eisen opgenomen omtrent het minimaal aantal deelnemers aan (marktgebaseerd) congestiemanagement. Deze eisen zijn niet overgenomen in het ontwerp codebesluit. Enexis stelt dat door het weglaten van deze eisen de netbeheerder kan worden blootgesteld aan zeer hoge kosten zonder dat de netbeheerder de middelen heeft om deze situatie te voorkomen. Enexis stelt daarnaast dat onvoldoende gedefinieerd is wanneer de netbeheerder over gaat op het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Hierdoor is het volgens Enexis niet aannemelijk dat dit een voldoende disciplinerende werking zal hebben op de marktdeelnemers om geen gebruik te maken van eventuele marktmacht.
Reactie ACM
317. De ACM is het niet eens met de stelling dat de netbeheerder geen middelen heeft om de situatie te voorkomen waarin het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement moet worden toegepast met onvoldoende deelnemers. De netbeheerder bepaalt immers vóór het toepassen van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement of aan de voorwaarden hiervoor voldaan is. De netbeheerder is hierin vrij om, afhankelijk van de situatie in het lokale net, vast te stellen hoeveel deelnemers nodig zijn om effectieve mededinging, als bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel c, van de Elektriciteitsverordening, mogelijk te maken. De netbeheerder dient dit te onderbouwen in het onderzoeksrapport op grond van Bijlage 14 van de gewijzigde Netcode.
318. Wanneer de netbeheerder constateert dat in een netgebied niet voldaan kan worden aan het totaal van transportaanvragen, onderzoekt de netbeheerder, in overeenstemming met artikel 9.10 van de gewijzigde Netcode, de mogelijkheden voor het toepassen van congestiemanagement in dit netgebied. De netbeheerder gaat hierbij uit van de mogelijkheden als bedoeld in paragraaf 9.9 en 9.10 van de gewijzigde Netcode voor het toepassen van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement.
319. Bijlage 14, tweede lid, onderdeel b, van de gewijzigde Netcode bepaalt dat de netbeheerder in het rapport van het onderzoek het aantal potentiële deelnemers opneemt. De netbeheerder onderbouwt in het rapport indien hij concludeert dat het aantal mogelijke deelnemers onvoldoende is om effectieve mededinging te waarborgen, als bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel c van de Elektriciteitsverordening. Bij eerdere onderzoeken naar de mogelijkheden van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement hebben netbeheerders, waaronder Enexis, dit reeds gedaan door een minimum aantal deelnemers voor het toepassen van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement aan te houden.
320. Met betrekking naar de stelling van Enexis dat de voorwaarden voor de toepassing van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement onduidelijk zijn, verwijst de ACM naar de behandeling van zienswijze 32.
Conclusie
321. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 50 “Vitale infrastructuur”
Respondenten: |
VEMW, Schiphol, NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
322. VEMW merkt op dat de ACM in artikel 9.43 van het ontwerp codebesluit, in afwijking van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, geen specifieke uitzondering maakt voor de toepassing van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement op vitale infrastructuur, zoals gepubliceerd door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (hierna: NCTV). De formulering die de ACM in het ontwerp codebesluit heeft gekozen, biedt volgens VEMW minder rechtszekerheid aan aangeslotenen die door de Nederlandse overheid als vitaal zijn gedefinieerd. Tegelijkertijd merkt VEMW op dat de hiervoor genoemde lijst ook elektriciteitsproductieprocessen omvat. Voor die groep zou een verfijndere verplichting moeten gelden om deel te nemen aan het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement, omdat zij een grote bijdrage kunnen leveren aan congestiemanagement. VEMW verzoekt de ACM om, met het oog op de rechtszekerheid, wel een lijst van vitale processen op te nemen, en daarbij elektriciteitsproductie-installaties uit te zonderen of enkele voorbeelden op te nemen van aansluitingen die van ‘maatschappelijk belang’ zijn.
323. Ook NBNL is van mening dat de formulering die de ACM in het ontwerp codebesluit heeft gehanteerd geen verbetering is ten opzichte van het codewijzigingsvoorstel dat de gezamenlijke netbeheerders hebben ingediend. De gezamenlijke netbeheerders hadden in hun voorstel een aantal categorieën van afnemers opgenomen waarop geen niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement van toepassing was. Het voorstel had betrekking op: vitale processen zoals gepubliceerd door de NCTV, installaties van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven waarbij het substantieel en ongepland wijzigen van het beschikbare transportvermogen direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen en aansluitingen als hierdoor de openbare veiligheid of het maatschappelijk belang ontoelaatbaar in het gedrang komt.
324. NBNL stelt dat de formulering die de ACM in het ontwerpbesluit heeft gekozen leidt tot onduidelijkheid voor netbeheerders en aangeslotenen. Het is onduidelijk op welke aansluitingen artikel 9.43 van het ontwerp codebesluit nu wel en niet van toepassing is, en hoe en door welke partij dat beoordeeld dient te worden. NBNL verzoekt de ACM daarom de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde formulering uit het codewijzigingsvoorstel over te nemen.
325. Schiphol stelt dat de formulering van de ACM in artikel 9.43, vierde en vijfde lid, van het ontwerpbesluit tot onduidelijkheid leidt. Het is haar niet duidelijk wanneer de beslissing plaatsvindt of een afnemer wel of niet aan verplichte congestiemanagement kan worden gedwongen mee te doen. De formulering die de ACM in artikel 9.43 van het ontwerp codebesluit heeft gehanteerd, leidt ertoe dat voor Schiphol niet is geborgd dat de vitale processen voor lucht- en passagiers afhandeling zijn uitgezonderd van de toepassing van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Ook leidt de algemene formulering die de ACM heeft gehanteerd ertoe dat de beoordeling of de veiligheid of het maatschappelijk belang in het geding komt in een dergelijk geval, wordt overgelaten aan de netbeheerder. Daarom pleit Schiphol ervoor dat de ACM in ieder geval de reeds door de overheid geïdentificeerde vitale processen uitzondert van niet-markt gebaseerd congestiemanagement. Schiphol heeft in haar zienswijze daarom een alternatieve bepaling voor artikel 9.43, vierde en vijfde lid, van het ontwerp codebesluit voorgesteld.
Reactie ACM
326. Over de alternatieven die worden voorgesteld in de zienswijzen merkt de ACM het volgende op. Ten eerste stellen de drie partijen voor om een verwijzing op te nemen naar de lijst van vitale processen zoals gepubliceerd door de NCTV. Ten tweede stelt VEMW, in tegenstelling tot Schiphol en NBNL, voor om bij de verwijzing naar de lijst van de NCTV een uitzondering op te nemen voor elektriciteitsproductie-installaties. VEMW stelt daarmee voor om elektriciteitsproductie-installaties mee te laten doen aan het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Ten derde stellen VEMW en Schiphol voor om naast de lijst van de NCTV ook aangeslotenen met een functie voor de openbare veiligheid of het maatschappelijk belang uit te zonderen van deelname aan het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement, terwijl NBNL voorstelt om dit te verduidelijken met verwijzing naar “installaties van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven waarbij het substantieel en ongepland wijzigen van het beschikbare transportvermogen direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen”. Tot slot stellen zowel VEMW als Schiphol voor om artikel 9.43 van het ontwerp codebesluit zodanig te wijzigen dat een aangeslotene ook reeds voorafgaand aan het bekend maken van een congestiegebied, de netbeheerder op de hoogte kan brengen dat de aangeslotene zou moeten worden uitgesloten van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement.
327. De ACM kiest ervoor om de voorstellen van alle drie de partijen gedeeltelijk over te nemen in artikel 9.43 van de gewijzigde Netcode. De ACM licht dit als volgt toe. Ten eerste begrijpt de ACM dat het de rechtszekerheid van aangeslotenen ten goede komt als een concrete lijst wordt opgenomen met partijen die zijn uitgezonderd van deelname aan het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. De ACM beoogde met de terminologie in artikel 9.43 van het ontwerp codebesluit dit artikel beter toepasbaar te maken en niet inhoudelijk te wijzigen ten opzichte van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De ACM begrijpt de bezwaren van VEMW, NBNL en Schiphol op dit punt en neemt daarom het voorstel voor een verwijzing naar de lijst van vitale processen zoals gepubliceerd door de NCTV, over. In de tijd tussen het ontwerp codebesluit en onderhavig besluit is de link uit het voorstel die naar de lijst verwijst, door de NCTV veranderd. De ACM neemt daarom een algemenere verwijzing naar deze lijst op in de Netcode.
328. Ten tweede neemt de ACM ook de suggestie van VEMW over, waardoor wordt verduidelijkt dat elektriciteitsproductie-installaties dienen mee te doen aan het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Dit sluit aan bij artikel 9.31, tweede lid, van de gewijzigde Netcode. De ACM begrijpt dat elektriciteitsproductie is opgenomen als onderdeel van de lijst van vitale processen door de NCTV, maar congestiemanagement is bedoeld om het elektriciteitssysteem te ondersteunen en heeft niet tot doel de (nationale) elektriciteitsvoorziening te verstoren. Daarom verduidelijkt de ACM dat elektriciteitsproductie-installaties niet zijn uitgezonderd van deelname aan het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement.
329. Ten derde acht de ACM het voorstel van NBNL, om de uitzondering van deelname van het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement uit te breiden met een verwijzing naar “installaties van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven waarbij het substantieel en ongepland wijzigen van het beschikbare transportvermogen direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen”, concreter dan het voorstel van VEMW en Schiphol. De ACM neemt de suggestie van NBNL over.
330. Tot slot begrijpt de ACM het verzoek van VEMW en Schiphol dat een aangeslotene ook moet kunnen communiceren met de netbeheerder over of hij dient te worden uitgezonderd van de deelname aan het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement voordat een congestiegebied formeel is bekendgemaakt. Daarom past de ACM artikel 9.43, vijfde lid, van de gewijzigde Netcode aan in lijn met het voorstel van Schiphol en VEMW.
Conclusie
331. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. De in voorgaande randnummers toegelichte wijzigingen zijn opgenomen in artikel 9.43, vierde en vijfde, van de gewijzigde Netcode.
Zienswijze 51 “Schrappen verwijzing naar paragrafen 9.9 tot en met 9.11 in artikel 5.8 leidt ertoe dat congestiemanagement niet van toepassing is op beheerders van gesloten distributiesystemen”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
332. In artikel 5.8 van het ontwerp codebesluit ontbreekt de verwijzing naar de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 van het ontwerp codebesluit, terwijl deze wel in het codewijzigingsvoorstel was opgenomen. Daardoor is congestiemanagement niet van toepassing op beheerders van gesloten distributiesystemen. Dit is een beleidswijziging die niet verder is beargumenteerd.
Reactie ACM
333. NBNL merkt terecht op dat de ACM de verwijzing naar de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 in artikel 5.8 van de Netcode niet heeft overgenomen in de gewijzigde Netcode. Zoals de ACM, in tegenstelling tot wat NBNL aangeeft, reeds heeft toegelicht in randnummer 202 van het ontwerp codebesluit zou de verwijzing naar de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 van de gewijzigde Netcode ertoe leiden dat een beheerder van een gesloten distributiesysteem, die gebruik wenst te maken van het elektronisch berichtenverkeer wordt verplicht om de verschillende congestiemanagementregimes toe te passen. Naar het oordeel van de ACM is dat niet in lijn met artikel 15, zesde lid, van de E-wet, waaruit volgt dat de beheerder van een gesloten distributiesysteem in het kader van zijn transportplicht niet hoeft te voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet, genoemde paragrafen.
334. Naar aanleiding van het voorgaande heeft de ACM besloten om de verwijzing in artikel 5.8 van de Netcode naar de paragrafen 9.9 tot en met 9.11 niet over te nemen in de gewijzigde Netcode. De ACM merkt hier voor de volledigheid bij op dat dit betekent dat de verwijzing in de bestaande Netcode naar de artikelen 9.10 en 9.11 komt te vervallen. Die bepalingen zagen op de uitvoering van congestiemanagement. De ACM constateert dat de verwijzing naar de artikelen 9.10 en 9.11 van de huidige Netcode daarom reeds niet in lijn was met artikel 15, zesde lid, van de E-wet.
Conclusie
335. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit. Een verschrijving in de besluittekst is gecorrigeerd: het ontwerp besluit bevatte een overbodige herhaling van artikel 9.19.
Zienswijze 52 “Ook de regionale netbeheerder moet een bijdrage aan congestiemanagement verplicht kunnen stellen voor verbruikers en producenten vanaf 1 MW”
Respondenten: |
VEMW, E-NL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Ja |
Samenvatting zienswijze
336. Artikel 9.1, derde lid, van het ontwerp codebesluit bepaalt dat verbruikers en producenten met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld vermogen groter dan 60 MW verplicht zijn om tegen vooraf met TenneT overeengekomen voorwaarden een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie, en dat zij hiertoe een CSP aanwijzen. Verder bepaalt artikel 9.1, vierde lid, van het ontwerp codebesluit dat TenneT, indien er een congestiegebied is op het landelijk hoogspanningsnet, deze grens kan verlagen tot ten laagste 1 MW. VEMW en E-NL zijn het oneens met het onderscheid dat hier wordt gemaakt tussen TenneT en de regionale netbeheerders en menen dat ook de regionale netbeheerder in staat moet worden gesteld om aangeslotenen met een gecontracteerd en beschikbaar gesteld vermogen van meer dan 1 MW te verplichten een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie.
Reactie ACM
337. De ACM merkt op dat de uitvoering van artikel 9.1, leden 3 en 4 van de gewijzigde Netcode een adequate afstemming tussen TenneT en de regionale netbeheerders vereist, aangezien de partijen die verplicht kunnen worden een bijdrage te leveren aan het oplossen van fysieke congestie, deze bieding in de praktijk vaak niet direct bij TenneT indienen, maar bij de regionale netbeheerder op wiens net de aansluiting zich bevindt. Dientengevolge zou een aangeslotene een bieding als bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode bij de regionale netbeheerder indienen, maar zou TenneT verantwoordelijk zijn voor de selectie en activatie van de bieding. Artikel 9.1, zevende lid, van de gewijzigde Netcode stelt dat netbeheerders maatregelen afstemmen die de netten van andere netbeheerders beïnvloeden en dat een netbeheerder expliciet toestemming moet verlenen indien een andere netbeheerder maatregelen vraagt in zijn net. De ACM merkt op dat in de praktijk relatief weinig ervaring bestaat met de selectie en activatie van biedingen in de netten van de regionale netbeheerders door TenneT. De ACM is van mening dat ook de regionale netbeheerder de mogelijk dient te hebben om aangeslotenen in het gebied te verplichten om een bijdrage te leveren. De ACM is van mening dat E-NL en VEMW op dit punt gelijk hebben.
338. De ACM merkt op dat de netbeheerder zelf dient te kunnen bepalen of hij wel of geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, afhankelijk van de specifieke situatie in een congestiegebied.
339. Om op juiste wijze invulling te geven aan een uitbreiding naar de regionale netbeheerder van de mogelijkheid om aangeslotenen in het gebied te verplichten een bijdrage te leveren aan congestiemanagement, merkt de ACM op dat een verduidelijking nodig is. Artikel 9.1, derde lid van de vigerende Netcode betreft een bijdrage in de vorm van redispatch. Dit blijkt naar de mening van de ACM uit de toevoeging “en wijst hiertoe een CSP aan” in het oorspronkelijke codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders. De toevoeging dat de tussenkomst van een CSP verplicht is voor de betreffende bijdrage, betekent dat de in dit artikellid opgenomen verplichting de vorm van een bieding redispatch aanneemt, zoals bedoeld in artikel 9.31, eerste lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode. Dit volgt uit het onderscheid tussen artikel 9.1, eerste lid en artikel 9.1, tweede lid van de gewijzigde Netcode: in het geval van een capaciteitsbeperking overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode is de tussenkomst van een CSP niet noodzakelijk. Een capaciteitsbeperking kan echter ook zonder tussenkomst van een CSP worden aangeboden. Om de uitbreiding van de mogelijkheid naar de regionale netbeheerder te vergemakkelijken, is een ruimere formulering van de verplichting nodig zodat de bijdrage ook op grond van een capaciteitsbeperking overeenkomstig Bijlage 12 van de gewijzigde Netcode.
340. De ACM heeft het besluit op grond van bovenstaande gewijzigd. Artikel 9.1, vierde lid, van de gewijzigde Netcode bepaalt dat de regionale netbeheerder de mogelijkheid krijgt om van aangeslotenen te verlangen dat ze een aanbod doen voor congestiemanagementdiensten. Overeenkomstig deze wijziging is in artikel 9.1, vijfde lid “verlaging” vervangen door “verplichting”.
Conclusie
341. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit
Zienswijze 53 “Congestiemanagement alleen toepassen voor de additionele vraag naar transport”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
342. VEMW stelt dat in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c, van het ontwerp codebesluit de dikgedrukte tekst moet worden toegevoegd: “De netbeheerder hoeft per congestiegebied geen congestiemanagement toe te passen voor de additionele vraag naar transport”
Reactie ACM
343. Het is de ACM niet duidelijk wat VEMW in dit kader bedoelt met de additionele vraag naar transport. De ACM verwijst naar de uitleg van de verschillende regimes en de verhouding tot het onderzoek in artikel 9.10 van de gewijzigde Netcode, zoals verder uitgewerkt in de beantwoording op zienswijze 32 en in deelhoofdstukken 4.3 en 4.8.3 van de toelichting bij het besluit.
Conclusie
344. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
Zienswijze 54 “Niet-marktgebaseerde redispatch moet alleen op invoedende partijen van toepassing zijn”
Respondenten: |
NBNL |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
345. NBNL stelt dat de gezamenlijke netbeheerders in hun codewijzigingsvoorstel een onderscheid maakten tussen enerzijds de situatie waar de congestie ontstaat wegens een expliciete vraag om het doen van een aanbod voor transport, en anderzijds de situatie van ‘natuurlijke groei’ waar het structurele tekort aan transportcapaciteit ontstaat door groei binnen de bestaande aansluitingen. NBNL stelt in haar zienswijze dat zij in de eerstgenoemde situatie het niet redelijk acht dat ‘bestaande aangeslotenen’ kunnen worden onderworpen aan niet-marktgebaseerde redispatch. Echter, in een situatie van natuurlijke groei is de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatch wenselijk en zelfs noodzakelijk.
Reactie ACM
346. De ACM begrijpt dat NBNL niet fundamenteel tegen de toepassing van niet-marktgebaseerde redispatching is, maar dat zij het onredelijk vindt als dit toegepast moet worden op verbruikende aangeslotenen om een verzoek tot een aansluiting met transport te kunnen honoreren. Zoals ook in zienswijze 32 is uiteengezet, is de ACM van mening dat de sector er operationeel nog niet klaar voor is om voor verbruikende aangeslotenen grootschalig niet-marktgebaseerde redispatch toe te passen. In dit besluit is alleen sprake van niet-marktgebaseerde redispatch op verbruikende aangeslotenen indien de netbeheerder het niet-marktgebaseerde regime voor congestiemanagement toepast. Niet-marktgebaseerde redispatch van aangeslotenen met een elektriciteitsproductie-eenheid is daarentegen wel onderdeel van het marktgebaseerde regime voor congestiemanagement. Artikel 13, zevende lid, van de Elektriciteitsverordening en deze codewijziging stellen regels voor de hoogte van de vergoeding die voor deze niet-marktgebaseerde vergoeding geldt. Daarom acht de ACM het redelijk om niet-marktgebaseerde redispatch op producerende aangeslotenen toe te passen om te voorzien in een vraag naar een aansluiting met transportcapaciteit, als bedoeld in artikel 9.6, eerste lid, van de gewijzigde Netcode. Zie hierbij verder ook de reactie van de ACM op zienswijze 32.
Conclusie
347. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit, anders dan de wijzigingen naar aanleiding van zienswijze 32.
Zienswijze 55 “Geen definitie van ‘structureel’ tekort”
Respondenten: |
VEMW |
Leidt tot wijziging in besluit?: |
Nee |
Samenvatting zienswijze
348. Artikel 9.30, tweede lid, van het ontwerp codebesluit bepaalt dat “congestiemanagement in een bepaald gebied eindigt op het moment dat er geen sprake meer is van een structureel tekort aan beschikbare transportcapaciteit [...]”. Volgens VEMW wordt geen eenduidige definitie geboden bij de term ‘structureel’ in dit artikellid.
Reactie ACM
349. De ACM beaamt dat de door VEMW bedoelde term ‘structureel’, in het besluit niet nader wordt geduid. De Elektriciteitsverordening bevat in artikel 2, onderdeel 6, echter wel een definitie van ‘structurele congestie’, als “congestie in het transmissiesysteem die ondubbelzinnig kan worden gedefinieerd, voorspelbaar en in geografisch opzicht langdurig stabiel is alsmede herhaaldelijk onder normale elektriciteitssysteemomstandigheden voorkomt”. Deze definitie heeft specifiek betrekking op congestie in het transmissiesysteem, en maakt geen melding van congestie in het distributiesysteem. Het is daarom niet eenduidig te stellen dat de term ‘structureel tekort’ eveneens van toepassing is op distributienetten. De gezamenlijke netbeheerders hebben echter in een eerder stadium aangegeven dat de normstelling voor het identificeren van een ‘structureel tekort’ aan beschikbare transportcapaciteit in grote lijnen dezelfde elementen hanteert, dat wil zeggen dat de netbeheerder met een zekere mate van zekerheid kan stellen dat onder normale omstandigheden in een specifiek deel van zijn netgebied fysieke congestie wordt voorspeld. De ACM is van oordeel dat een specifieke invulling van de term ‘structureel’ tekort niet vereist is voor de uitvoering van congestiemanagement op basis van het onderhavige besluit. Het onderzoek naar de toepassing van congestiemanagement en de daadwerkelijke uitvoering volgen immers direct uit de constatering dat de netbeheerder in eerste instantie een tekort aan beschikbare transportcapaciteit voorziet. Een netbeheerder zal de toepassing van congestiemanagement alleen beëindigen indien het structurele tekort dat aan de basis stond van dit onderzoek en de toepassing van congestiemanagement, is verholpen. In dat geval kan de netbeheerder namelijk weer voldoen aan de vraag naar transport en volstaan de middelen van paragraaf 9.1 van de gewijzigde Netcode om incidentele congestie op te lossen.
Conclusie
350. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het besluit.
351. De ACM heeft een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht in het codebesluit en de toelichting daarbij, omdat dit naar de mening van de ACM de duidelijkheid van het besluit ten goede komt. Verder heeft de ACM een aantal overige wijzigingen aangebracht in het codebesluit naar aanleiding van zienswijzen van belanghebbenden die niet reeds zijn toegelicht in de zienswijze reacties. Het betreft de volgende wijzigingen.
352. Ten eerste heet het contract op basis waarvan een capaciteitsbeperking wordt ingezet een capaciteitsbeperkingscontract en niet langer een restrictiecontract, zoals in het ontwerp codebesluit werd aangehaald. Dit heeft de ACM gewijzigd in Bijlage 12, tweede en derde lid, van de gewijzigde Netcode alsook in de toelichting bij het besluit.
353. Ten tweede wordt in artikel 1.4 van de gewijzigde Netcode ook artikel 9.2 vervangen. Hierdoor staat er nu (onderstreepte tekst toegevoegd): In artikel 1.4 van de gewijzigde Netcode wordt “9.2, 9.4 tot en met 9.11,” vervangen door “de paragrafen 9.1, 9.2, 9.9, 9.10 en 9.11, de artikelen”.
354. Ten derde is in artikel 9.1, achtste lid, van de gewijzigde Netcode een verwijzing naar artikel 9.45, vierde lid, van de gewijzigde Netcode toegevoegd.
355. Ten vierde is in artikel 9.3, eerste lid, van de gewijzigde Netcode het begrip ‘probleem’ vervangen door ‘transportprobleem’.
356. Ten vijfde bevat artikel 9.7, eerste lid, onderdeel d, van de gewijzigde Netcode bevat nu de onderstreepte tekst: “in het geval van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 9.1, tweede en derde lid, en artikel 9.19, het optreden van fysieke congestie op te lossen”. Tevens is de verwijzing naar “tweede en derde lid” een correctie ten opzichte van de tekst in het ontwerp codebesluit.
357. Ten zesde merkt de ACM op dat de E-wet in de regel refereert aan ‘afnemers’, maar dat in de Netcode het begrip ‘aangeslotene’ gebruikelijker is. In artikel 9.5, tweede lid, sub c, van de gewijzigde Netcode en in artikel 9.10, tweede lid, sub b, van de gewijzigde Netcode is daarom het begrip ‘afnemer’ vervangen door het begrip ‘aangeslotene’.
358. Ten zevende is in het besluit het begrip ‘het kritieke netelement’ vervangen door ‘het beperkende netelement’, om verwarring met het begrip ‘kritische netwerkelement’ als bedoeld in artikel 15 van de Elektriciteitsverordening te voorkomen.
359. Ten achtste is in artikel 9.36 van de gewijzigde Netcode het begrip congestie-onbalansprijs vervangen door het begrip ‘congestie-nietleveringprijs’, omdat de term ‘onbalans’ tot verwarring kan leiden met betrekking tot balansverantwoordelijkheid die op het niveau van de biedzone geldt.
360. Ten negende heeft de ACM in drie artikelen het begrip ‘energie’ vervangen door het begrip ‘elektriciteit’. Dit is het geval in artikel 9.5, vijfde lid van de gewijzigde Netcode, artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c, van de gewijzigde Netcode en artikel 9.11, vierde lid, onderdeel a, van de gewijzigde Netcode.
361. Ten tiende heeft de ACM in artikel 9.35, vijfde lid van de gewijzigde Netcode, de verwijzing naar “artikel 9.45, vierde lid”, gewijzigd in “artikel 9.45, vijfde lid”. In artikel 9.45, eerste lid, van de gewijzigde Netcode is de verwijzing naar het zesde lid gewijzigd voor het vijfde lid. In artikel 9.45, zesde lid, van de gewijzigde Netcode is de verwijzing naar het vierde lid gecorrigeerd voor het vijfde lid. In artikel 9.46, eerste lid van de gewijzigde Netcode is de verwijzing naar artikel 9.45, vierde lid gewijzigd in artikel 9.45, vijfde lid.
362. Tot slot heeft de ACM de wijzigingen met betrekking tot artikel 10.17 van de Netcode uit het besluit verwijderd, omdat een eventuele wijziging van dit artikel wordt behandeld bij de codewijziging tussenoplossing profielallocatie (dit betreft de codewijziging met zaaknummer ACM/21/167536).
Zie brief van Netbeheer Nederland van 26 maart 2020 met kenmerk BR-2019-1624, “Codewijzigingsvoorstel herziening congestiemanagement”. Te raadplegen via: https://www.acm.nl/sites/default/files/documents/2020-08/voorstel-netbeheer-nederland-codewijziging-herziening-congestiemanagement.pdf.
Zie brief van de ACM van 12 januari 2021 met kenmerk ACM/UIT/547524, ‘ACM/20/039621 Wijzigingsopdracht codewijzigingsvoorstel herziening congestiemanagement’. Te raadplegen via: https://www.acm.nl/sites/default/files/documents/wijzigingsopdracht-codewijzigingsvoorstel-herziening-congestiemanagement.pdf.
Zie brief van Netbeheer Nederland van 2 april 2021 met kenmerk BR-2021-1794, ‘Beantwoording wijzigingsopdracht’. Te raadplegen via: https://www.acm.nl/sites/default/files/documents/voorstel-codewijziging-herziening-congestiemanagement.pdf.
Redispatching wordt in artikel 2, onderdeel 26, van de Elektriciteitsverordening, gedefinieerd als “een maatregel, met inbegrip van beperking, die door een of meerdere transmissiesysteembeheerders of distributiesysteembeheerders wordt geactiveerd door een wijziging van het productie- en/of belastingspatroon teneinde de fysieke stromen in het elektriciteitssysteem te veranderen en fysieke congestie te verlichten of de systeemveiligheid op een andere manier te waarborgen”. De ACM gaat nader in op dit begrip in hoofdstuk 4.7 en 4.8 van deze toelichting bij het besluit.
De ACM constateert dat de wetgever voornemens is om de Elektriciteitsrichtlijn te implementeren middels de Energiewet. Uit het consultatiedocument van de Energiewet, gepubliceerd op 17 december 2020, volgt dat de wetgever voornemens is artikel 32 van de Elektriciteitsrichtlijn te implementeren in nationale wetgeving middels (het geconsulteerde) artikel 3.4.15 dat gaat over congestie en inkoop flexibiliteit elektriciteit. Zie: https://www.internetconsultatie.nl/energiewet.
Besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 15 juli 2010, met kenmerk 103388/12, ‘Betere benutting netcapaciteit’.
De ACM leidt uit het Klimaatakkoord af dat wordt gestreefd naar een opschaling van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare elektriciteit tot 84 TWh in 2030. Dit is concreet vertaald naar een doelstelling van 49 TWh wind op zee en 35 TWh hernieuwbare bronnen, met name zon en wind, op land in 2030. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit, vergeleken met een totale binnenlandse elektriciteitsconsumptie van 118 TWh in 2019. Zie Klimaatakkoord van 29 juni 2019, pp. 157–158. Te raadplegen via: https://www.klimaatakkoord.nl/binaries/klimaatakkoord/documenten/publicaties/2019/06/28/klimaatakkoord/klimaatakkoord.pdf.
De ACM merkt op dat de netbeheerder van het landelijke elektriciteitstransportnet in de dagelijkse praktijk geregeld redispatchmaatregelen treft.
Zie nieuwsbericht van Liander, ‘Neerijnen eerste regio waar Liander congestiemanagement inzet’, 1 oktober 2020. Te raadplegen via: https://www.liander.nl/nieuws/2020/10/01/neerijnen-eerste-regio-waar-liander-congestiemanagement-inzet.
De ACM verwijst voor een nadere toelichting bij de verschillende congestiemanagement regimes naar deelhoofdstuk 4.8.3. van de toelichting van het besluit.
Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 16 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1681, r.o. 4.3 en 4.6; uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland van 12 september 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:5255, r.o. 4.9; en uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 9 oktober 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:4947, r.o. 4.3 en 4.11.
De ACM leidt uit artikel 6, tweede lid, van de Elektriciteitsrichtlijn af dat een weigering van toegang tot het systeem naar behoren met redenen wordt omkleed, op basis van objectieve, technisch en economisch onderbouwde criteria.
Met ‘natuurlijke groei’ wordt bedoeld: bestaande afnemers die in toenemende mate gelijktijdig gebruik maken van het aan hen door de netbeheerder gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen
De ACM gaat in deelhoofdstuk 4.4 van deze toelichting in op de wijze van vaststellen van deze verschillende soorten transportcapaciteit.
Voor een toelichting bij dit begrip verwijst de ACM naar deelhoofdstukken 4.7 en 4.8.3 van de toelichting bij het besluit.
De benodigde transportcapaciteit is de transportcapaciteit die nodig is om aan de vraag naar transport van alle gecontracteerde aangeslotenen in een (deel)net te voldoen, als bedoeld in artikel 2.3 van de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas. Zie ook de gewijzigde Begrippencode.
De beschikbare transportcapaciteit is het deel van de aanwezige transportcapaciteit welke niet wordt ingezet om aan de benodigde transportcapaciteit te voldoen. De beschikbare transportcapaciteit is gelijk aan het verschil tussen de aanwezige transportcapaciteit en de benodigde transportcapaciteit. Zie ook de gewijzigde Begrippencode.
De aanwezige transportcapaciteit is de maximale capaciteit dat een net aan kan, met inachtneming van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria en operationele veiligheidsgrenzen. Zie ook de gewijzigde Begrippencode.
Met ‘verzwaren tenzij’ wordt bedoeld: de keuze van de netbeheerder om niet in netuitbreiding te investeren bij een tekort aan transportcapaciteit, maar om dit tekort op te vangen met flexibiliteitsproducten.
Zie bijvoorbeeld Arrest van het Hof (Tweede Kamer) van 29 september 2016, Essent Belgium NV tegen Vlaams Gewest e.a.,ECLI:EU:C:2016:732, rechtsoverweging 80 e.v.
Zie bijvoorbeeld uitspraak van het Gerechtshof ’s Hertogenbosch van 28 juli 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2411, rechtsoverweging 5.33 en uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 9 oktober 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:4947. In geschilbesluit verzoeker – Liander (besluit met kenmerk ACM/UIT/546990) en geschilbesluit Park 15 – Liander (besluit met kenmerk ACM/UIT/552272) heeft de ACM tevens geoordeeld dat het FCFS principe in lijn is met het non-discriminatiebeginsel als bedoeld in artikel 24, derde lid, van de E-wet.
Zoals reeds opgemerkt in deelhoofdstuk 4.3 van deze toelichting van het besluit heeft artikel 9.7 van de gewijzigde Netcode betrekking op situaties van ‘natuurlijke groei’.
Zo biedt de Elektriciteitsverordening enerzijds een kader voor de redispatch maatregelen die de netbeheerder na sluiting van de day-aheadmarkt uitvoert. Anderzijds biedt de gewijzigde Netcode de netbeheerder ook mogelijkheden om op een eerder moment in te spelen op verwachte congestie, namelijk door middel van capaciteitsbeperkingen die de netbeheerder op bilaterale wijze contracteert en inzet in een congestiegebied. Zie voor een nadere toelichting hoofdstuk 8 van de toelichting van hett besluit.
Zoals reeds toegelicht wordt met ‘verzwaren tenzij’ bedoeld: de keuze van de netbeheerder om niet in netuitbreiding te investeren bij een tekort aan transportcapaciteit, maar om dit tekort op te vangen met flexibiliteitsproducten.
Aanleidingen voor de verwachting van transportschaarste kunnen zijn: een nieuwe aanvraag voor een aansluiting met transport, een aanvraag voor een uitbreiding van de bestaande transportcapaciteit of een situatie van groei binnen de reeds verstrekte transportcapaciteit.
De ACM gaat nader in op de beoordeling van de aanwezige transportcapaciteit in hoofdstuk 4.10 van de toelichting van het besluit.
Daarnaast heeft de ACM deze profielen gebruikt om de door netbeheerder voorgestelde financiële grens om te rekenen van de methode ‘te transporteren energie’ naar de methode ‘omvang van het net’. Voor deze omrekening ten behoeve van de vaststelling van de financiële grens heeft de ACM de vier profielen eerst gemiddeld zodat er één gemiddeld profiel ontstaat. In dit gemiddelde profiel bedraagt de hoeveelheid energie in de methode ‘te transporteren energie’ 78% van de hoeveelheid energie in de methode ‘omvang van het net’. De ACM gaat verder in op de hoogte van de financiële grens in deelhoofdstuk 4.9.2 van de toelichting van het besluit.
De ACM benadrukt nogmaals dat de hoeveelheid toe te passen congestiemanagement na het bereiken van de financiële grens gelijk blijft aan de financiële grens. Dat betekent dus dat de netbeheerder, na het bereiken van de financiële grens, niet is ontslagen van zijn plicht om – waar hij dat al deed – congestiemanagement toe te blijven passen in het betreffende gebied.
Dit zijn netten waarin de afnamepunten op meer dan twee manieren met het voedende station zijn verbonden.
Met ‘verzwaren tenzij’ wordt bedoeld: de keuze van de netbeheerder om niet in netuitbreiding te investeren bij een tekort aan transportcapaciteit, maar om dit tekort op te vangen met flexibiliteitsproducten. In tegenstelling tot congestiemanagement, waar de netbeheerder congestiemanagementdiensten inzet ter overbrugging van de periode tot de voltooiing van de netuitbreiding, vormt de inzet van flexibiliteitsproducten in het kader van ‘verzwaren tenzij‘ een alternatief op netuitbreiding.
Besluit van 1 december 2020, tot wijziging van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas (uitvalsituaties hoogspanningsnet), Staatsblad 2020, 511.
Zie brief van de ACM van 12 januari 2021 met kenmerk ACM/UIT/547524, ‘ACM/20/039621 Wijzigingsopdracht codewijzigingsvoorstel herziening congestiemanagement’, hoofdstukken 3.7.2 en 3.7.3. Te raadplegen via: https://www.acm.nl/sites/default/files/documents/wijzigingsopdracht-codewijzigingsvoorstel-herziening-congestiemanagement.pdf.
Zie brief van de ACM van 12 januari 2021 met kenmerk ACM/UIT/547524, ‘ACM/20/039621 Wijzigingsopdracht codewijzigingsvoorstel herziening congestiemanagement’, hoofdstuk 3.5.9. Te raadplegen via: https://www.acm.nl/sites/default/files/documents/wijzigingsopdracht-codewijzigingsvoorstel-herziening-congestiemanagement.pdf.
Uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 september 2002, ECLI:NL:CBB:2002:AE8312, rechtsoverweging 5.2.
Zie ook geschilbesluit Zonnepark Bergweg – Enexis (besluit met kenmerk ACM/UIT/576538), randnummers 46 – 54.
Besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 10 juni 2010 met kenmerk 103235/39, randnummer 41 en besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 10 juni 2010 met kenmerk 103209/62, randnummer 39. Zie in dit verband ook uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 1 juni 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW8456 en ECLI:NL:CBB:2012:BW8457, rechtsoverweging 6.3.
Zie in dit verband bijvoorbeeld ook uitspraak van Rechtbank Gelderland van 26 mei 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2722, rechtsoverweging 4.3 en 4.10.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-14201-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.