Beleidsregels van de Minister voor Rechtsbescherming van 8 april 2024, nr. 5344369, over de toepassing van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Beleidsregels Wet kwaliteit incassodienstverlening)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening;

Besluit:

1. Algemeen

De onderhavige beleidsregels hebben betrekking op de toepassing van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening door of namens de Minister voor Rechtsbescherming.

2. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Wki:

Wet kwaliteit incassodienstverlening;

Aanvrager:

degene die een aanvraag tot inschrijving in het register als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wki doet;

bestuurder:

een bestuurder als bedoeld in artikel 1 Wki;

incassodienstverlener:

een incassodienstverlener als bedoeld in artikel 1.1 Besluit kwaliteit incassodienstverlening;

Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming;

betrouwbaarheidstoets:

het onderzoek naar de antecedenten van de aanvrager en, voor zover van toepassing, de bestuurders, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, Wki.

3. Beoordeling voornemens en betrouwbaarheid aanvrager en bestuurders

Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wki bepaalt dat de inschrijving in het incassoregister wordt geweigerd, indien gelet op de voornemens van de aanvrager en de antecedenten van de aanvrager en, voor zover van toepassing, de bestuurders, naar redelijke verwachting niet zal worden voldaan aan een bij of krachtens artikel 11, 12 of 13 van de Wki gestelde regel of overigens niet zal worden gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een goede verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.

In verband met de voornemens van de aanvrager is de uiteenzetting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wki van belang. Uit deze uiteenzetting zal moeten blijken dat en hoe de aanvrager naar redelijke verwachting zal voldoen aan de bij of krachtens artikel 11, 12 en 13 van de Wki gestelde regels. Blijkt dat niet, dan wordt de inschrijving in het register geweigerd. Voor de uiteenzetting kan door de aanvrager gebruik worden gemaakt van een door de Minister ontwikkeld standaardformulier.

De inschrijving in het register wordt voorts geweigerd indien bij het onderzoek naar de antecedenten van de aanvrager en de eventuele bestuurders (de betrouwbaarheidstoets) blijkt van:

  • a. veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;

  • b. andere omtrent de aanvrager of een van de bestuurders bekende feiten.

Ad a. (veroordelingen andere rechterlijke uitspraken)

De aanvrager en de bestuurders mogen op het moment van de aanvraag niet:

  • 1) binnen acht jaar voorafgaande aan het moment van toetsing zijn veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd of,

  • 2) binnen vier jaar voorafgaande aan het moment van toetsing zijn veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een geldboete of een taakstraf is opgelegd

Verlenging terugkijktermijn

Wanneer de aanvrager of een van de bestuurders gedurende de voor de aanvraag relevante terugkijktermijn enige tijd een vrijheidsstraf heeft ondergaan, wordt de van toepassing zijnde terugkijktermijn ten aanzien van de desbetreffende (rechts)persoon (telkens) vermeerderd met de feitelijke duur van de vrijheidsbeneming. Dit totdat de termijn bestaat uit in totaal vier dan wel acht jaren, waarin geen sprake is geweest van een vrijheidsbenemende straf. De betrokkene heeft immers gedurende de duur van de vrijheidsbenemende straf niet kunnen laten zien dat hij geen (relevante) strafbare feiten meer zal plegen.

Transacties en strafbeschikkingen

Een transactie met het Openbaar Ministerie en een strafbeschikking, opgelegd door het Openbaar Ministerie of door een opsporingsambtenaar, worden gelijkgesteld met een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

Hoger beroep

Om te bepalen of een relevant justitieel gegeven binnen de terugkijktermijn valt wordt als uitgangspunt genomen de datum van rechterlijke uitspraak in eerste aanleg.

Buitenlandse veroordelingen

Een veroordeling in het buitenland, wegens overtreding van een aldaar geldende strafbepaling, wordt gelijkgesteld met een veroordeling in Nederland voor zover het feit ook in Nederland strafbaar is gesteld.

Afwijking termijnen

De Minister kan van de hiervoor onder 1 en 2 bepaalde termijnen afwijken indien, gelet op de aard van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de geringe kans op recidive en recente persoonlijke ontwikkelingen, toepassing daarvan een voor betrokkene onevenredig nadeel zou meebrengen ten opzichte van het daarmee te dienen belang.

Andere rechterlijke uitspraken dan veroordelingen

Met betrekking tot rechterlijke uitspraken die niet tot een veroordeling hebben geleid, kan gedacht worden aan zaken waarbij het tot een vrijspraak is gekomen wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

Die situatie zal in het algemeen minder snel aanknopingspunten bieden om een toestemming te weigeren. Een vrijspraak wil echter niet zonder meer zeggen dat de verdachte het feit niet heeft gepleegd, maar dat de rechter niet voldoende bewezen acht dat de verdachte het feit gepleegd heeft. De Minister kan in bepaalde gevallen ook na een vrijspraak nog altijd reden hebben om de betrokkene niet betrouwbaar te achten. In het algemeen is het wel zo dat een vrijspraak extra zware eisen zal stellen aan de motivering van de weigering van de inschrijving.

Ad b. (andere omtrent de aanvrager of een van de bestuurders bekende feiten)

De inschrijving kan ook worden geweigerd wanneer op grond van andere omtrent betrokkene bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat deze onvoldoende betrouwbaar is om als incassodienstverlener of bestuurder te functioneren. Dit zal met name -maar niet uitsluitend- het geval zijn wanneer betrokkene er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen waarvan de overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde.

Overtredingen

Veroordelingen voor overtredingen, niet zijnde misdrijven, zijn voor de beoordeling in beginsel niet van belang. Dat ligt anders wanneer sprake is van een reeks van overtredingen. Daaraan kan dan de conclusie worden verbonden dat de aanvrager of de betrokken bestuurder kennelijk niet in staat is zich aan regelgeving te houden.

Sepots, processen-verbaal en mutaties

(Tegen betrokkene) opgemaakte processen-verbaal of (dag/mutatie)rapporten kunnen ertoe leiden dat betrokkene onvoldoende betrouwbaar of geschikt wordt geacht om als incassodienstverlener of bestuurder te functioneren. Uiteraard is daarbij van belang dat tegen betrokkene nog altijd een serieuze verdenking (of bedenking) bestaat.

Ook sepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de betrouwbaarheid. Hierbij dient de aard van het sepot in ogenschouw te worden genomen. Een technisch sepot, bijvoorbeeld wegens onvoldoende bewijs, zal bij de beoordeling naar de betrouwbaarheid een minder grote rol spelen dan een sepotbeslissing die op beleidsmatige gronden is genomen. In het geval dat een sepot wordt meegenomen in de beoordeling, wordt voor wat betreft de terugkijktermijn als uitgangspunt genomen de datum waarop het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen de zaak te seponeren.

Verkeren in criminele kringen

In geval van aanwijzingen dat de aanvrager of een van de bestuurders verkeert in kringen waarbinnen (dreiging met) geweld niet wordt geschuwd, dan wel indicaties die wijzen in de richting van betrokkenheid van aanvrager of bestuurder bij enige vorm van afpersing, drugshandel of andere zware (georganiseerde) criminaliteit dan wel het verkeren door hem in (zware) criminele kringen, kan er eveneens aanleiding zijn aan te nemen dat de betrokkene onvoldoende betrouwbaar is om als incassodienstverlener of bestuurder te functioneren. In het geval er een vermoeden bestaat dat de betrokkene verkeert in criminele kringen dient dit vermoeden objectief bepaalbaar te zijn op grond van de onderliggende politiegegevens. Daarbij moet worden bedacht dat betrokkene zoveel mogelijk de gelegenheid moet krijgen zich te verweren tegen de tegen hem bestaande bedenkingen.

Wanneer de informatie (van bijvoorbeeld het Team Criminele Inlichtingen) niet mag worden prijsgegeven kunnen de desbetreffende gegevens niet worden gebruikt voor de betrouwbaarheidstoets. Voor zover informatie wel kan worden prijsgegeven en gebruikt, kan de politie ter bescherming van de identiteit van de informant volstaan met het beknopt vermelden van de gegevens waarmee de aanvrager of de betrokken bestuurder in verband wordt gebracht en wat de betrouwbaarheid is van deze informatie in een rapport of proces-verbaal. In het kader van een eventuele beroepsprocedure kan de rechtbank zo nodig vertrouwelijk kennisnemen van de onderliggende informatie om zich zodoende een oordeel te kunnen vormen over de juistheid van het bestreden besluit.

Termijn

De periode die in acht moet worden genomen bij toepassing van het bepaalde onder b is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De periode kan echter – behoudens uitzonderlijke gevallen – nooit langer zijn dan de 8 jaar als hiervoor genoemd.

3.1. Beoordeling betrouwbaarheid indien korter dan acht jaar in Nederland

Als de aanvrager of een bestuurder een natuurlijke persoon is die een andere nationaliteit heeft dan de Nederlandse en nog geen acht jaar in Nederland woont, kan aan de betrokkene worden gevraagd om een Verklaring Omtrent het Gedrag of vergelijkbare betrouwbaarheidsverklaring, afgegeven door het bevoegd gezag van de staat (van nationaliteit), die op het moment van de aanvraag niet ouder is dan drie maanden. Van betrokkene kan zo nodig worden verlangd dat de verklaring van het bevoegde gezag vergezeld gaat van een vertaling in de Nederlandse taal en dat deze vertaling is opgesteld door een beëdigde tolk of vertaler. Ook kan zo nodig worden gevraagd om de originele en vertaalde verklaring te laten waarmerken op de Nederlandse ambassade of consulaat in het betreffende land (van nationaliteit). Aan de betrokken persoon kan worden aangegeven dat hij bij de aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag aan het bevoegd gezag opgeeft dat de verklaring wordt gevraagd met het oog op inschrijving in het incassoregister. Indien de betrokken aanvrager of bestuurder geen verklaring van het bevoegd gezag kan overleggen omdat er buitenlandse antecedenten zijn dan is er in beginsel grond voor weigering. Ook indien de betrokkene geen verklaring kan overleggen omdat die in zijn land niet wordt afgegeven, is er in beginsel grond voor weigering. Er worden in de Wki eisen gesteld aan de betrouwbaarheid van incassodienstverleners en bestuurders. Deze eisen gelden zowel voor personen met een Nederlandse als niet-Nederlandse nationaliteit. Indien de betrokken aanvrager of bestuurder geen betrouwbaarheidsverklaring kan overleggen, kan zijn betrouwbaarheid niet worden gecontroleerd en is derhalve niet gebleken dat er op dat punt geen bezwaren zijn die zich tegen inschrijving in het register verzetten.

Een vergelijkbare werkwijze kan worden gehanteerd in het geval de aanvrager een rechtspersoon is die korter dan acht jaar actief is in Nederland, maar daarvoor wel al actief is geweest in het buitenland. In dat geval bestaat de gevraagde betrouwbaarheidsverklaring uit een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen of vergelijkbare betrouwbaarheidsverklaring.

4. Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als Beleidsregels Wet kwaliteit incassodienstverlening.

5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze beleidsregels zullen in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 april 2024

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven