Besluit van 15 maart 2024, nr. 2023002080 houdende niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen het koninklijk besluit van 8 september 2023, nr. 2023002080, houdende de erkenning van het openbaar belang van de instandhouding van een waterbuffer te Schinnen, gemeente Beekdaelen.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 12 maart 2024, nr. RWS-2024/11490 Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Afdeling BJV Publiekrecht;

Beslissing op het bezwaarschrift van de heer J.P.J. Leclerq (hierna: bezwaarde), eigenaar van de percelen, kadastraal bekend gemeente Schinnen, sectie A, nummer 3488 (Kempkensweg en de Keldenaar) in de gemeente Beekdaelen.

Het bezwaarschrift is – op nader aan te voeren gronden – ingediend bij brief van 9 november 2023 en aangevuld met gronden bij brief van 15 december 2023.

Procedure en feiten

Bij brief van 6 juli 2023 heeft de burgemeester van de gemeente Beekdaelen (hierna: de gemeente) Ons verzocht te bevorderen dat voor de eventuele toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: BP) het openbaar belang wordt erkend van de instandhouding van een werk, te weten een ondergrondse waterbuffer ten behoeve van de opslag van (overtollig) regen- en afvalwater ter hoogte van de Kempkensweg en de Keldenaar in Schinnen, gelegen binnen de gemeente Beekdaelen.

Bij besluit van 8 september 2023, nr. 2023002080, hebben Wij dit verzoek ingewilligd en het openbaar belang van het hiervoor genoemde werk erkend. Dit besluit (hierna: het bestreden besluit of de EOB) is gepubliceerd in de Staatscourant van 3 oktober 2023, nr. 26832. In dit besluit is bepaald dat dit in werking treedt met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de bezwaartermijn zes weken. Deze termijn start met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt.

Het bezwaarschrift is tijdig ontvangen en voldoet aan de in artikel 6:5, eerste lid, Awb gestelde vereisten.

Bezwaarde is conform artikel 7:2 Awb in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. De hoorzitting heeft met toestemming van bezwaarde en de gemeente via een online videovergadering plaatsgevonden op 30 januari 2024. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt. Dit is bij dit koninklijk besluit gevoegd.

Overwegingen

Bezwaren

De gronden van bezwaar zijn als volgt:

  • 1. Bezwaarde bestrijdt dat de bewuste waterbuffer moet worden erkend als zijnde van openbaar belang. Ter motivering voert bezwaarde aan dat de EOB op grond van een onjuiste weergave van zaken is aangevraagd en afgegeven. Bij de totstandkoming van de overeenkomst tot ingebruikgeving van de waterbuffer in 2003 was de buffer bedoeld om slechts tijdelijk en dus niet permanent te functioneren. Daarnaast is de capaciteit van de buffer te gering en daarom niet geschikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd. De gemeente zou dit erkennen en wil de buffer nu vergroten door het perceel van bezwaarde aan te willen kopen in plaats van de overeenkomst te verlengen.

    Gelet hierop is volgens bezwaarde de waterbuffer in strijd met de geldende wet- en regelgeving. De gemeente kan namelijk met deze te kleine buffer nooit voldoen aan haar wettelijke zorgplicht op grond van artikelen 3.5 en 3.6 Waterwet, te weten de verplichting om zorg te dragen voor de doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater. Naar mening van bezwaarde staat vast dat de gemeente zodoende niet voldoet aan de Kaderrichtlijn Water en de Wet Milieubeheer.

    Bezwaarde stelt verder dat de gemeente deze EOB-aanvraag heeft ingediend met als oogmerk om daarna met een onrechtmatige EOB een gedoogverzoek in te dienen, zodat het eigendom van bezwaarde zal worden belast met een zakelijk recht. Het bewust in strijd met de waarheid indienen van de aanvraag is onrechtmatig op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek en ook in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheids-, vertrouwens-, rechtszekerheids- en motiveringbeginsel, het verbod op willekeur of détournement de pouvoir en het beginsel van fair play.

  • 2. Bezwaarde stelt dat artikel 5:24 van de Waterwet de beheerder de mogelijkheid geeft om een gedoogplicht op te leggen aan rechthebbenden van onroerende zaken onder twee voorwaarden: de gedoogplicht is nodig voor vervulling van taken die redelijkerwijs nodig zijn en de belangen van de eigenaar vorderen geen onteigening. Volgens bezwaarde is duidelijk dat aan beide voorwaarden niet is voldaan, omdat het een tijdelijke buffer betreft met een te beperkte capaciteit.

  • 3. Bezwaarde vindt dat de gemeente hem bij het aangaan van de overeenkomst in 2003 en bij het aanvragen van de EOB onjuist heeft geïnformeerd. De reden hiervoor is dat op voorhand duidelijk was dat de buffer niet zou voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. In het kader van de gedoogplichtprocedure die op 8 december 2023 ter inzage is gelegd, heeft de gemeente geen stukken toegezonden. De in het kader van een WOO-verzoek aan bezwaarde toegezonden stukken zijn onleesbaar want ze zijn vrijwel geheel zwart gemaakt.

  • 4. Momenteel is een civiele procedure aanhangig waarin bezwaarde heeft geëist om de buffer te verwijderen, omdat de overeenkomst is verlopen. Maar tegelijk vinden tussen partijen onderhandelingen plaats over de instandhouding van de waterbuffer.

    De gemeente mag het perceel kopen, maar heeft hiervan afgezien. Bezwaarde heeft voorgesteld de overeenkomst te verlengen, maar dan wel op basis van een redelijke vergoeding. De gemeente wijst dit aanbod ongemotiveerd af.

Overwegingen naar aanleiding van het bezwaarschrift

Uit het verzoek om een EOB van de gemeente van 6 juli 2023 blijkt dat de ondergrondse waterbuffer in 2003 is gerealiseerd op het perceel van bezwaarde. Daar is toen tussen de eigenaar en de gemeente een overeenkomst tot ingebruikgeving over afgesloten. De huidige eigenaar (de zoon van de toenmalige eigenaar) wil echter geen medewerking verlenen aan het instandhouden van de waterbuffer zonder dat daar een nieuwe overeenkomst met een andere geldelijke vergoeding tegenover staat. De eigenaar heeft om zijn standpunt kracht bij te zetten een procedure aanhangig gemaakt bij de civiele rechter met het verzoek tot verwijdering van de waterbuffer. Tot op heden heeft onderling overleg tussen partijen niet tot een oplossing geleid.

De gemeente wil de waterbuffer instandhouden op de huidige locatie, zijnde het perceel van bezwaarde vanwege het belang ervan voor de opvang van regenwater. Met de waterbuffer wordt wateroverlast en lozing van afvalwater op oppervlaktewater voorkomen.

Als enige oplossing voor het behoud van de waterbuffer en het voorkomen dat de civiele rechter zou kunnen beslissen dat de waterbuffer moet worden verwijderd ziet de gemeente het aanvragen van een gedoogplicht. Ten tijde van de in 2023 geldende BP diende de gemeente om deze te kunnen aanvragen, eerst te beschikken over een erkenning van het openbaar belang, als bedoeld in artikel 1 van de BP. Daarom heeft de gemeente bij brief van 6 juli 2023 verzocht om een dergelijke erkenning te verstrekken. Bij koninklijk besluit van 8 september 2023, nr 2023002080 (het bestreden besluit) hebben Wij dat verzoek ingewilligd.

Wij overwegen dat bezwaarde geen procesbelang meer heeft bij zijn bezwaar en dat Wij zijn bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Per 1 januari 2024 is de BP op grond van artikel 3.1 van de Invoeringswet Omgevingswet komen te vervallen. Het algemeen belang van de in de EOB bedoelde waterbuffer is per 1 januari 2024 wettelijk erkend in de Omgevingswet. Op grond van artikel 10.13, eerste lid onder e van de Omgevingswet kan de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot stand brengen of opruimen van een werk voor het transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, uitgevoerd door de gemeente. Onder tot stand brengen wordt volgens artikel 10.1 van de Omgevingswet ook verstaan in stand houden. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Omgevingswet heeft de wetgever dit zo geregeld, omdat onder de BP dit soort werken steeds als werk van openbaar belang zijn erkend. Voor dit soort werken is daardoor niet meer, zoals onder de BP, een apart besluit tot erkenning van het openbaar belang vereist, voorafgaand aan de aanvraag om gedoogplichtingbeschikking.

Dit leidt ertoe dat onder de Omgevingswet met ingang van 1 januari 2024 het openbaar belang van de waterbuffer in kwestie bij recht vaststaat. Door deze wetswijziging is er geen procesbelang meer voor bezwaarde. Ook al zou de EOB ten onrechte zijn afgegeven door een schending van enige rechtsregel, dan kan dit naar Ons oordeel niet leiden tot een geslaagd bezwaar of beroep. Hetgeen bezwaarde beoogt te bereiken met zijn bezwaar, kan niet meer worden bereikt (vergelijk ECLI:NL:RVS:2011:BQ8847, ECLI:NL:RVS:2003:AF9224 en ECLI:NL:RVS:2009:BI6090).

Het bovenstaande betekent dat Wij de aangevoerde gronden van bezwaarde niet inhoudelijk beoordelen.

Overigens wijzen Wij erop dat de gemeente voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen verzoek om oplegging van een gedoogplicht op basis van de BP bij Onze minister heeft ingediend. De gemeente heeft inmiddels voor de instandhouding van de waterbuffer een aanvraag om een gedoogplichtbeschikking op basis van artikel 10.13, eerste lid onder e van de Omgevingswet bij Onze minister ingediend. Onze minister zal deze aanvraag afhandelen met toepassing van de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure van de Awb. Bezwaarde zal in die procedure als belanghebbende in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen over de ontwerpgedoogplichtbeschikking naar aanleiding van de aanvraag van de gemeente.

Beslissing

Gelet op de Belemmeringenwet Privaatrecht, de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Het bezwaarschrift, gelet op het vorenstaande, niet-ontvankelijk te verklaren en Ons besluit van 8 september 2023, nr. 2023002080 (Staatscourant 3 oktober 2023, nr. 26832 20 mei 2022, nr. 13164) in stand te houden;

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst;

Dit besluit wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en zal worden uitgereikt door toezending aan bezwaarde en aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen.

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit.

’s-Gravenhage, 15 maart 2024

Willem-Alexander

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, M.G.J. Harbers

Mededelingen

Beroep

Binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit kunt u daartegen beroep instellen bij de rechtbank Limburg, sector bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ Roermond.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

  • a. de naam en het adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. de omschrijving van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt (kopie bijvoegen) en;

  • d. een opgave van redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen (motivering).

Voorlopige voorziening

Gelijktijdig met of na de indiening van het beroepschrift kan – bij een spoedeisend belang – verzocht worden om het treffen van een voorlopige voorziening.

Dit verzoek moet worden gericht aan de Voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van de rechtbank Limburg.

Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. de naam en het adres van de verzoeker;

  • b. de dagtekening;

  • c. de omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht (kopie bijvoegen) en;

  • d. een opgave van de redenen van het verzoek (motivering).

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het beroepschrift te worden overgelegd.

Langs elektronische weg

Burgers kunnen ook digitaal een beroepschrift en/of verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit kan via de website https://mijn.rechtspraak.nl/. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de hiervoor vermelde website voor de precieze voorwaarden.

Griffierecht

Zowel voor de behandeling van een beroepschrift als voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de rechtbank wijst de verzoeker na de indiening op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

Naar boven