Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, handelende in overeenstemming met en de Staatsecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, van 26 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/97948, tot wijziging van de Regeling groenprojecten 2022 in verband met een wijziging van de eisen voor windturbines, fotovoltaïsche panelen en warmte-opwekkers

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, handelende in overeenstemming met en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,

Gelet op artikel 5.14, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De bijlage bij de Regeling groenprojecten 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Subcategorie 4.1.1 komt te luiden:

Subcategorie 4.1.1: Windturbines

Projectomschrijving: opwekken van elektrische energie door middel van een windturbine, waarbij het project aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • a. de windturbine voldoet aan de eisen opgenomen in de Europese veiligheidsnormen ‘IEC 61400-1, Ed. 3’ of ‘IEC 61400-22’ of er is een omgevingsvergunning voor het project afgegeven;

  • b. het project voldoet aan minimaal een voorschrift uit Tabel 1.

Tabel 1: Maatregelen duurzame windturbineprojecten
 

Voorschriften

Uitwerking

Hoe aantonen

1

Circulair ontwerp (reduce)

Bij het ontwerp van de turbine is sprake van een significante vervanging van het gebruik van kritieke grondstoffen door niet kritieke grondstoffen ten opzichte van vergelijkbare windturbines in de markt

Aantonen in ontwerp en vergelijking met markt

2

Circulair materiaalgebruik (re-use)

In het ontwerp van de windturbine en eventueel andere onderdelen van het project is ten opzichte van vergelijkbare windturbines in de markt aantoonbaar meer rekening gehouden met levensduurverlenging en mogelijk hergebruik van een aanzienlijk deel van de gebruikte onderdelen

Aantonen in ontwerp en vergelijking met de markt

3

Circulair materiaalgebruik (Re-use)

In het project wordt ten opzichte van vergelijkbare windturbines in de markt significant meer hergebruik toegepast van materialen als

– bekabeling

– fundatie

– toren

– nacelle

– bladen

Aantonen in ontwerp en vergelijking met de markt

4

Gebruik van hernieuwbare materialen (reduce/rethink)

In onderdelen van de windturbines wordt gebruik gemaakt van een significant aandeel hernieuwbare materialen ten opzichte van vergelijkbare windturbines in de markt. Het gebruik van de hernieuwbare materialen moet aantoonbaar duurzaam zijn (herkomst, fabricage en einde levensduur)

Aantonen in ontwerp en vergelijking met markt

Projectvermogen: een groenverklaring wordt in ieder geval niet afgegeven op aanvragen voor projecten binnen deze subcategorie, indien de steun meer bedraagt dan € 15.000.000 per onderneming per investeringsproject.

B

Subcategorie 4.1.2 komt te luiden:

Subcategorie 4.1.2: Fotovoltaïsche panelen

Projectomschrijving:

  • 1. Opwekken van elektrische energie met behulp van fotovoltaïsche panelen (zonnepanelen) die voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. de platen waartussen de zonnepanelen zijn verwerkt, zijn zodanig demontabel dat de zonnepanelen en de platen apart kunnen worden gerecycled;

    • b. de zonnepanelen zijn opgenomen in de Nationale Milieudatabase (NMD) met een categorie 1 milieuverklaring;

    • c. de afvalbeheerbijdrage voor de relevante delen van de installatie wordt aantoonbaar afgedragen.

  • 2. In afwijking van de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, komen tot en met 31-06-2026 ook zonnepanelen in aanmerking die:

    • a. een vermogensgarantie hebben van minimaal 87% van het initiële vermogen na 25 jaar;

    • b. een productgarantie hebben van ten minste 25 jaar;

    • c. de afvalbeheerbijdrage voor de relevante delen van de installatie aantoonbaar afdragen.

  • 3. Vanaf 01-01-2025 geldt voor de zonnepanelen die voldoen aan de voorwaarden genoemd in het eerste en het tweede lid aanvullend de voorwaarde dat deze geen fluor (PFAS) bevatten.

  • 4. Indien het project een grondopstelling betreft, worden op basis van aanvullend onderzoek naar het bevorderen van biodiversiteit, concrete maatregelen genomen om de eventuele nadelige gevolgen voor de biodiversiteit te mitigeren dan wel de biodiversiteit significant te bevorderen, tenzij in deze maatregelen reeds is voorzien in de omgevingsvergunning.

Projectvermogen: een groenverklaring wordt in ieder geval niet afgegeven op aanvragen voor projecten binnen deze subcategorie indien de steun meer bedraagt dan € 15.000.000 per onderneming per investeringsproject.

C

Subcategorie: 4.1.4 komt te luiden:

Subcategorie: 4.1.4 Warmteopwekkers

Projectomschrijving:

Aanschaf en installatie van een elektrisch gedreven warmtepomp, bestemd voor het verwarmen van bedrijfsgebouwen of het (collectief) verwarmen van woningen, waarbij een koppeling met een met fossiele brandstoffen gestookte energie-uitrusting is uitgesloten, die voldoet aan de specificaties uit Tabel 2.

Tabel 2

Type: Warmtepomp bodem gerelateerd

seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming SCOP bij stookseizoen ‘A’ = gemiddeld, gemeten conform NEN-EN 14825:2018

Gesloten bodembron

≥ 4,5 (ηs,h ≥ 310%)

Open bodembron

≥ 5,0 (ηs,h ≥ 344%)

Op basis van een halogeen koudemiddel

≥ 3,0 (ηs,h ≥ 207%)

Type: Warmtepomp lucht gerelateerd

seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming SCOP voor de buitenunit, bij nominaal thermisch vermogen en een stookseizoen ‘A’ = gemiddeld, gemeten conform NEN-EN 14825:2018

Lucht/water

≥ 4,3 (ηs,h ≥ 297%)

Lucht/lucht (airconditie systemen)

≥ 4,4 (ηs,h ≥ 303%)

lucht/water, met in de buitenlucht geplaatste collector, zonder ventilator, voor directe warmte-uitwisseling met de omgevingslucht

≥ 3,3 (ηs,h ≥ 228%)

Projectvermogen:

Binnen het project vallen, voor zover van toepassing, de kosten voor bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron, (ijs)buffer, restwarmte-opslagvat en een aansluiting op het verwarmingsnet.

Een groenverklaring wordt in ieder geval niet afgegeven voor projecten binnen deze subcategorie, indien de steun meer bedraagt dan € 15.000.000 per onderneming per investeringsproject.

D

In categorie 5.8 wordt aan onderdeel 1 van de projectomschrijving, onder vervanging van de punt na onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4 wordt voldaan, met een score van ten minste 8,5 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde.

ARTIKEL II

Op een aanvraag voor een groenverklaring waarover voor de inwerkingtreding van deze regeling is beslist, blijft de Regeling groenprojecten 2022 zoals die regeling voor die datum luidde van toepassing.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

§ 1 Aanleiding

Deze regeling wijzigt in de bijlage van de Regeling groenprojecten 2022 (hierna: de regeling) categorie 4 (duurzame energie) en categorie 5 (duurzaam bouwen). De wijziging betreft aanpassingen in vier (sub)categorieën, omdat deze onvoldoende aansloten bij de beoogde doelen van de regeling en bij de ontwikkelingen in de markt.

Deze wijziging leidt tot inhoudelijke aanpassingen van de volgende (sub)categorieën:

  • Subcategorie 4.1.1: Windturbines

  • Subcategorie 4.1.2: Fotovoltaïsche panelen

  • Subcategorie 4.1.4: Warmte-opwekkers

  • Categorie 5.8: Renovatie gebouwen met industriefunctie

§ 2 Wijzigingen

De aanleiding voor deze wijziging is gelegen in de uitkomsten van de jaarlijkse monitoring van de regeling. Deze monitoring wordt gedaan door de betrokken departementen en banken en heeft voor de eerste keer plaatsgevonden in juni 2023. Naar aanleiding van de monitoring is geconstateerd dat resultaten op het gebied van circulaire economie achterblijven. Ook blijkt dat het aanbod van zonnepanelen dat aan de in de regeling opgenomen circulaire eis kan voldoen nog zeer beperkt is. Dit leidt ertoe dat zonder wijziging van de regeling het aantal groenverklaringen in deze categorie veel lager zal uitvallen dan ten tijde van het opstellen van de regeling werd ingeschat.

Tegelijkertijd volgen ontwikkelingen in technieken die van belang zijn voor de circulaire economie en de klimaat- en energietransitie, elkaar in hoog tempo op sinds het opstellen van de regeling. Daarom zijn in enkele categorieën inhoudelijke aanpassingen of een duidelijkere omschrijving nodig om beter te kunnen aansluiten bij ontwikkelingen in de markt.

Om binnen de doelstelling van de regeling innovaties beter te stimuleren worden de subcategorieën windturbines (4.1.1), fotovoltaïsche cellen (4.1.2) en warmteopwekkers (4.1.4) gewijzigd. In de categorie renovatie gebouwen met industriefunctie (5.8) wordt een omissie hersteld.

Voor de betreffende (sub)categorieën worden aanvullende en beter toepasbare milieueisen en waarborgen gesteld. Dit gaat bijvoorbeeld om het uitsluiten van het gebruik van bepaalde schadelijke stoffen. Ook komen eisen te vervallen, die in de praktijk te weinig toevoegen. Ook worden voorschriften beter omschreven, bijvoorbeeld is verduidelijkt dat met ‘gangbaar’ wordt bedoeld dat een techniek beter moet zijn dan vergelijkbare technieken op de markt. Die verduidelijking leidt ook tot vereenvoudiging van de beoordeling van aanvragen.

Ook is het van belang om circulaire mogelijkheden voor de betrokken categorieën te verbreden, waardoor banken hun portfolio stapsgewijs meer circulair kunnen maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door in subcategorie 4.1.2 een tussencategorie toe te voegen om innovatie op het gebied van levensduurverlenging voor een periode van twee jaar na inwerkingtreding van de wijziging (tot en met 1 januari 2025) extra te stimuleren, met hoge eisen wat betreft productgarantie en vermogensgarantie. Ook wordt de stimulering van windturbines meer gericht op hergebruik van onderdelen, met de toevoeging van het gebruik van hernieuwbare materialen (duurzame biogrondstoffen).

Deze aanpassingen zijn verder toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. Voor een verdere uitleg over de werking van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 3 in de toelichting bij de regeling.1

§ 3 Gevolgen

De aanpassingen hebben gevolgen voor zowel de aanvragers (groenfondsen en ondernemers) als voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO), die met de uitvoering van de regeling is belast. De aanpassingen leiden naar verwachting in 2024 tot meer toegekende aanvragen (groenverklaringen) en een hoger groen verklaard projectvermogen voor de (sub)categorieën windturbines, zonnepanelen en renovatie gebouwen met industriefunctie dan zonder deze aanpassing het geval zou zijn geweest. Voor wat betreft warmteopwekkers wordt een gelijk aantal groenverklaringen en groen verklaard projectvermogen verwacht. Dit leidt naar verwachting voor de hele regeling tot een hoger groen verklaard projectvermogen dan zonder deze aanpassing het geval zou zijn. De verwachting is echter dat dit in omvang nog iets lager ligt dan dat bij het opstellen van de regeling destijds was geraamd.

Voor de subcategorie fotovoltaïsche cellen (zonnepanelen) wordt met deze wijziging een tijdelijk, aanvullend alternatief geboden voor de circulaire eisen die in de regeling stonden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling. Hoewel door RVO is aangegeven dat de eisen die golden per 1 januari 2024 noodzakelijk zijn om binnen het doel van de regeling te blijven (de techniek alleen is namelijk onvoldoende innovatief), verwacht RVO toch dat zonder het aanpassen van die eisen maar een tiental aanvragen gehonoreerd zouden kunnen worden. Met het tijdelijk alternatief is de verwachting dat het aantal groenverklaringen op de subcategorie zonnepanelen mogelijk rond de tweehonderd uit zal komen.

Voor de subcategorie windturbines verwacht RVO dat het aantal groenverklaringen en het bijbehorende projectvermogen beperkt zal afnemen. Met de aanpassing is duidelijker waar windturbines aan moeten voldoen en zijn de mogelijkheden op het gebied van circulariteit verruimd. Daardoor is de verwachting dat het aantal groenverklaringen op deze subcategorie met circa tien zal toenemen naar een totaal van ongeveer dertig met een geschat projectvermogen van € 25 miljoen (een toename van € 10 miljoen). Hoewel in deze subcategorie nog steeds een afname wordt verwacht, zal deze aanpassing de verwachte afname binnen deze categorie verder beperken.

Voor de categorie renovatie gebouwen met industriefunctie geldt dat de gevolgen beperkt zullen zijn. Het aantal groenverklaringen in deze categorie is de afgelopen 5 jaar gemiddeld minder dan een per jaar. Hoewel er met deze toevoeging meer gebruik van gemaakt kan worden, is de verwachting is dat er maximaal twee groenverklaringen per jaar worden afgegeven voor een projectvermogen van niet meer dan € 10 miljoen per jaar. Dat is niet hoger dan de raming die bij het opstellen van de regeling destijds is gemaakt.

Het is de inschatting dat deze wijziging in totaal rond de 200 extra aanvragen mee zal brengen. Het is de verwachting dat een aanvraag de groenfondsen en aanvragers gemiddeld ongeveer zes uur kost. Hierbij wordt enkel meegenomen wat nodig is voor de aanvraag van de groenlening bovenop de normale financieringsaanvraag. Uit de berekening, toegepast zoals voorgeschreven in het Handboek meting regeldrukkosten2, volgt dat deze wijziging gemiddeld € 324 aan administratieve lasten met zich meebrengt voor ondernemers en groenfondsen samen.3 Door het begunstigende karakter van de Regeling groenprojecten 2022 staat tegenover deze administratieve lasten een groot financieel voordeel.

Daarnaast ziet een deel van de aanpassingen op tekstuele wijzigingen. Op basis van signalen uit de uitvoeringspraktijk is de tekst aangepast waar deze onduidelijk bleek en waar veel vragen over binnen kwamen. Hiermee wordt geprobeerd om de administratieve lasten van de ondernemers en groenfondsen zo veel mogelijk te beperken.

Omdat enkele aanpassingen zien op het vereenvoudigen van de toetsing van aanvragen en gelet op het lagere, totale aantal groenverklaringen ten opzichte van het aantal dat was voorzien, zullen de uitvoeringslasten van RVO naar verwachting enigszins afnemen door deze wijziging. Ook de tekstuele verduidelijkingen zullen de uitvoering van RVO naar verwachting eenvoudiger maken, omdat voor ondernemers makkelijker is in te schatten of een project in aanmerking komt voor stimulering.

§ 3.1 Verhouding tot hoger recht

Deze regeling betreft een fiscale regeling waarop de unierechtelijke staatssteunkaders van toepassing zijn. Omdat op deze regeling de Algemene Groepsvrijstellingsverordening4, de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening5 en de Vrijstellingsverordening staatssteun en visserij6 van toepassing zijn, is er sprake van geoorloofde staatssteun.

De regeling is recent aangepast om aan de vernieuwde staatssteunkaders te voldoen (Stcrt. 2023, 34113).

§ 3.2 Verhouding tot nationaal recht

De faciliteiten voor spaarders en beleggers in groene beleggingen onder de Wet inkomstenbelasting 2001 bestaan uit een gemaximeerde vrijstelling in box III en daarnaast een heffingskorting.

Het oogmerk van de regeling is het ondersteunen van de groene spaarzin van de burger, ten behoeve van projecten die op grond van deze regeling kunnen worden aangemerkt als groenprojecten. Artikel 5.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt wat groene beleggingen zijn. De faciliteit vormt een stimulans om projecten tot ontwikkeling te brengen, die op zichzelf beschouwd een positief rendement behalen, maar doordat dit rendement lager ligt dan het marktrendement voor beleggers op dit moment niet interessant zijn.

§ 4 Notificatie

In deze regeling is sprake van technische specificaties die samengaan met fiscale maatregelen die van invloed zijn op het uitvoeren van projecten, doordat zij naleving van technische specificaties aanmoedigen. De regeling valt dan ook onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, tweede alinea, punt iii, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Om te voldoen aan artikel 5, eerste lid, van de genoemde richtlijn, is de ontwerpregeling op 7 maart 20245 (2024/0121/NL) gemeld aan de Europese Commissie. Uit artikel 7, vierde lid, van de genoemde richtlijn vloeit voort dat deze regeling na notificatie zonder uitstel in werking kan treden.

§ 5 Toetsing, consulatie, voorhang en overleg EZK en LNV

De wijziging omvat aanpassingen in vier (sub)categorieën in de bijlage bij de regeling. Gezien de aard van de aanpassingen worden enkele gevolgen voor de rechten en plichten van burgers en uitvoeringspraktijk verwacht. Deze regeling is daarom in internetconsultatie gebracht. De reacties op de internetconsultatie worden in paragraaf 5.1 besproken.

De regeling is daarnaast voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

Overeenkomstig artikel 5.14, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is een ontwerp van deze regeling toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal. Er zijn geen opmerkingen vanuit de Eerste Kamer en Tweede Kamer gekomen naar aanleiding van de toegezonden ontwerpregeling.

Overeenkomstig artikel 5.14, derde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft overleg plaatsgevonden over de ontwerpregeling met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Klimaat en Energie.

§ 5.1 Reacties internetconsultaties

De regelingstekst is van 20 december 2023 tot en met 16 januari 2024 in internetconsultatie gebracht. Er zijn acht reacties ontvangen. Naast tevredenheid over de verruiming van project categorieën zoals voor renovatie gebouwen met industriefunctie (5.8), is met name gereageerd op de categorieën windturbines (4.1.1), zonnepanelen (4.1.2), duurzaam bouwen (5) en het doel van de regeling. De aanbevelingen die zijn ontvangen hebben geleid tot (technische) wijzigingen in de categorie zonnepanelen (4.1.2).

In de categorie 4.1.2 is het voorstel uit een van de consultatiereacties overgenomen om de eis dat zonnepanelen geen fluor (PFAS) bevatten per 2025 in te laten gaan. RVO bevestigt dat deze eis vooralsnog lastig uitvoerbaar is. De verwachting is, en dat geeft de sector hiermee aan, dat dit per 2025 haalbaar zal zijn. Daarnaast is de tijdelijke tussencategorie bedoeld voor de duur van twee jaar na inwerkingtreding van de wijziging. In verband met de inwerkingtreding van deze regeling tijdens 2024, en om de markt hiervoor zeker twee jaar de tijd te geven om voor te bereiden, blijft deze tussencategorie geldig tot 1 juli 2026 (in plaats van tot en met 31 december 2025).

De regeling heeft zich bewezen als een instrument dat een goede bijdrage kan leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen. Echter heeft de regeling binnen deze doelstelling een specifiek toepassingsgebied. Het toepassingsgebied van de regeling zijn nieuwe en dus risicovolle, thans nog niet gangbare technieken of werkwijzen, die een hoog beschermingsniveau voor het milieu opleveren dat boven de wettelijke normen ligt en waarvan de introductie van de toepassing op belemmeringen van financieel-economische aard stuit. Dit betekent dat voor categorieën als windturbines (4.1.1) en zonnepanelen (4.1.2) aanvullende, ambitieuze eisen gesteld moeten worden om investeringen in deze categorieën binnen de regeling nog mogelijk te laten blijven.

Erkend wordt dat de ontwikkeling van zonnepanelen met demontabele platen en zonnepanelen met categorie 1 productkaart in de NMD helaas minder snel is gegaan dan verwacht ten tijde van de actualisatie in 2022. Daarom worden aanvullende mogelijkheden gesteld voor twee jaar. De markt heeft hierdoor twee jaar extra om door te ontwikkelen op deze punten. Tegelijkertijd geldt, net als voor windturbines, dat aanscherpingen noodzakelijk zijn om ontwikkelingen te stimuleren die passen binnen het toepassingsgebied van de regeling. We hebben gezien dat de ontwikkeling van zonnepanelen op het gebied van productie en levensduur (opbrengstgarantie en productgarantie) zijn doorgegaan. De eisen die in 2022 en 2023 golden, stimuleren daarmee de ontwikkeling en aanschaf van innovatieve zonnepanelen onvoldoende. Het is daarom passend dat met de aanvullende ambitieuze eisen primair panelen in aanmerking komen voor de regeling die nog niet zeer grootschalig beschikbaar zijn en waarvan de financiële risico's voor de investeerder hoger zijn dan bij een investering in een project waarbij wel grootschalig beschikbare panelen worden toegepast.

Verzoeken uit de internetconsultatie tot aanpassing van de categorie 4.1.1 sloten onvoldoende aan bij de doelstelling van de regeling. De voorgestelde aanpassingen voor windturbines zijn geen aanscherpingen, maar juist bedoeld om duidelijker te omschrijven aan welke circulaire eisen turbines moeten voldoen. Aangezien er (nog) geen objectieve criteria bekend zijn om de circulariteit van windturbines te toetsen, is voor deze formulering gekozen. We beseffen dat dit veel van de markt vraagt. De eis op circulariteit die per 1 januari 2024 geldt is noodzakelijk om specifiek de windturbines te blijven stimuleren die passen binnen het toepassingsgebied van de regeling. Meer gangbare molens passen, ondanks de bijdrage aan de bredere duurzaamheidsdoelstellingen, veelal niet binnen dit specifieke toepassingsgebied van de regeling kijkend naar o.a. de mate van innovatie, het rendement en daarmee samenhangend niveau van financieel-economisch risico. Er is bewust geen onderscheid gemaakt naar soort of grootte van windturbines/windprojecten. Ook voor kleine windturbines geldt dat deze an sich niet per definitie meer aan de doelen van de regeling voldoen. Ook voor dit soort turbines zijn dus aanvullende eisen op het gebied van circulariteit van toepassing. Op basis van de ervaring tot op heden is het voor de kleinere molens vaker mogelijk om te voldoen aan de circulaire eisen en dit in voldoende mate te onderbouwen.

Voorstellen in de internetconsultatie voor aanpassingen op het gebied van duurzaam bouwen, bijvoorbeeld ten aanzien van energieprestatie en duurzaamheidskeurmerk hebben niet geleid tot aanpassing van de regeling, omdat deze onvoldoende aansluiten bij het ambitieniveau en daarmee het toepassingsgebied voor de regeling groenprojecten. In het kader van de monitoringsafspraak zullen ontwikkelingen die van belang zijn voor de regeling met betrokken partijen worden besproken.

§ 6 Minimuminvoeringstermijn, vaste verandermomenten en inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Er wordt afgeweken van het vaste verandermoment en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden. De grond voor de afwijking is dat dit, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt (aanwijzing 4.17, onder 5, onder a, Aanwijzingen voor de regelgeving). Deze regeling betekent een verruiming van de mogelijkheden tot steunaanvraag. De regeling heeft een begunstigend karakter, waardoor spoedige inwerkingtreding in het belang van de ondernemers is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In dit onderdeel wordt subcategorie 4.1.1: Windturbines gewijzigd. In deze subcategorie is onderdeel b aangepast en vervangt dat onderdeel de ‘oude’ onderdelen b, c en d. Waarbij de originele eis uit onderdeel b, dat het project minimaal aan een voorschrift uit Tabel 1 moet voldoen, is behouden. De reden is dat hiermee beter ingespeeld kan worden op circulaire innovaties voor windturbines.

De voorschriften in Tabel 1 zijn aangepast, waardoor deze subcategorie meer gericht is op hergebruik van onderdelen of het gebruik van hernieuwbare materialen (duurzame biogrondstoffen). Aanpassingen in de formulering van voorschriften in de tabel geven hier handen en voeten aan.

Voorschriften 1 en 2, die betrekking hadden op omgevingsfactoren, zijn vervallen, Rekening houden met vogels en vleermuizen is een voorschrift waar de afgelopen jaren ook via de omgevingsvergunning van het bevoegde gezag veel aandacht voor is gekomen. De combinatie met opslagtechnieken in een project blijft mogelijk via categorie 4.2.1, maar is geen afzonderlijke voorwaarde meer. Het al dan niet combineren zal vooral een economische afweging van de projectbeheerder zijn.

Voor elk voorschrift is toegevoegd dat moet worden aangetoond dat aan het voorschrift is voldaan doordat het ontwerp beter moet zijn dan vergelijkbare windturbines in de markt.

Voorschrift 1 vervangt voorschrift 4, waarbij het voorschrift wordt uitgebreid van zeldzame aardmetalen naar kritieke grondstoffen. Hiermee wordt aangesloten bij (aankomende) Europese regelgeving7 en beleid.8

Voorschrift 2 vervangt voorschrift 5 en is breder toepasbaar dan alleen op rotorbladen. Hiermee biedt de regeling meer mogelijkheden om circulaire innovaties te stimuleren.

Voorschrift 3 vervangt voorschrift 6 en is duidelijker omschreven. Dat aangetoond moet worden dat aan het voorschrift is voldaan doordat het ontwerp beter moet zijn dan vergelijkbare windturbines in de markt, zorgt ervoor dat het voorschrift beter toepasbaar is. Ook kosten voor eventuele renovatie en revisering (refurbishing) van windturbines of onderdelen vallen hieronder.

Voorschrift 4 is toegevoegd, om ontwikkelingen op het gebied van hernieuwbare materialen (duurzame biogrondstoffen) te stimuleren. Dit in aanvulling op voorschrift 2, waar het gaat om hergebruik van materialen.

Voorschrift 3 is vervallen, omdat deze een beperkte toegevoegde waarde had en in de praktijk moeilijk toetsbaar was.

Onderdeel B

In dit onderdeel wordt subcategorie 4.1.2: Fotovoltaïsche panelen gewijzigd. De naam van de subcategorie is aangepast in fotovoltaïsche panelen. De naam was fotovoltaïsche cellen. De nieuwe naam geeft een volledigere duiding van de in aanmerking komende techniek (zonnepanelen) en niet (slechts) een onderdeel daarvan (fotovoltaïsche cellen).

In de projectenomschrijving zijn de volgende wijzigingen aangebracht:

Het eerste lid bevat de circulaire eisen voor zonnepanelen en geeft de belangrijkste richting van innovatie voor deze subcategorie weer. Onderdeel c is toegevoegd om aan te sluiten bij actuele milieueisen, waarbij van PFAS bekend is dat het grote milieurisico's kent. De registratieverplichting is geschrapt. Ingevolge onderdeel d kan bijvoorbeeld via de factuur worden aangetoond dat de afvalbeheerbijdrage is betaald. Zo kan eenvoudiger worden getoetst of aan de registratie in het Nationaal (W)EEE-register is voldoen en dat daarmee de afvalbeheerbijdrage is afgedragen.

Ook het tweede lid is aangepast. De reden is dat vooralsnog projecten met kwalitatief goede, duurzame zonnepanelen gestimuleerd moeten worden en dat er op dit moment nog geen verdergaande realistische eisen op het gebied van circulariteit toepasbaar zijn. Er is daarom gekozen om tot en met 31 december 2025 in afwijking van het nieuwe eerste lid, onderdelen a en b, ook zonnepanelen in aanmerking te laten komen als zij aan hoge eisen met betrekking tot vermogensgarantie en productgarantie voldoen. De voorwaarden met betrekking tot milieueisen en de afvalbeheerbijdrage zijn ook van toepassing voor zonnepanelen die onder het tweede lid vallen.

Het derde lid is aangepast, omdat sinds het opstellen van de regeling de toets op ecologie en biodiversiteit in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning zodanig is verbeterd dat een aparte toets voor een groenverklaring in veel gevallen niet nodig is gebleken.

Onderdeel C

In dit onderdeel wordt subcategorie: 4.1.4 Warmteopwekkers gewijzigd. Voor deze subcategorie is tabel 2 is aangepast. Daarin zijn de typen in de linker kolom van de tabel verduidelijkt en is de beoordeling vereenvoudigd door deze in lijn te brengen met huidige codes in de Energie-investeringsaftrek (EIA).9 Hierdoor is voor projectbeheerders makkelijker aan te tonen of de investering voldoet en wordt dit beter toetsbaar voor RVO. De eisen binnen deze categorie zijn niet aangepast.

Onderdeel D

In dit onderdeel wordt categorie 5.8 Renovatie gebouwen met industriefunctie gewijzigd. De optie voor een groenverklaring op basis van een GPR-berekening is bij het opstellen van de regeling per abuis niet meegenomen. De omissie wordt hier hersteld, omdat hij wel belangrijk is voor het doel van de regeling, namelijk het stimuleren van integraal duurzame, circulaire gebouwen. Met deze wijziging wordt deze omissie hersteld.

De formulering komt overeen met die van categorie 5.6. Hierbij geldt dat de berekening is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening.

Artikel II

In dit artikel is overgangsrecht opgenomen voor de aanvragen voor groenverklaringen waarop voor de inwerkintreding van deze regeling een besluit is genomen, maar dit nog geen onherroepelijk besluit is. In deze gevallen blijven de voorwaarden van de regeling gelden, zoals deze voor inwerkintreding van deze wijzigingsregeling golden. Gezien de beperkte doelgroep en geldigheidsduur van het overgangsrecht is het opgenomen in de wijzigingsregeling zelf. Dit is daarmee een gerechtvaardigde afwijking van de hoofdregel uit aanwijzing 5.60 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Regeling groenprojecten 2022, Stb. 2022, 10803.

X Noot
2

Handboek meting regeldrukkosten versie 1-1-2018 via Kenniscentrum voor beleid en regelgeving.

X Noot
3

200 (verwachte toename in aanvragen) * 6 (uren per aanvraag) * 54 (kosten hoogopgeleide medewerker intern uurtarief incl. gemiddelde opslag werkgeverslasten) = 64.800 euro (totale toename administratieve lasten). Per aavraag komt dit neer op 423 euro.

X Noot
4

Verordening (EU) 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2023, L 167).

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

X Noot
6

Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

X Noot
7

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de raad tot vaststelling van een kader om een veilige en duurzame voorziening van kritieke grondstoffen te waarborgen, en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1724 en (EU) 2019/1020. COM(2023) 160 final.

X Noot
8

COM(2020) 474 final.

X Noot
9

Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001, Stcrt. 2000, 249.

Naar boven