Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, van 19 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/363993, houdende wijziging van de Regeling groenprojecten 2022 in verband met de herziening van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening 2023

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst,

Gelet op artikel 5.14, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling groenprojecten 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

EU-Richtlijn 2018/2001:

Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);.

B

In artikel 8, onderdeel a, wordt ‘€ 500.000’ vervangen door ‘€ 100.000’.

C

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Subcategorie 2.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1 wordt ‘hernieuwbaar gas’ vervangen door ‘biogas dat voldoet aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereductie, bedoeld in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001’.

b. Na onderdeel 2 wordt, onder vernummering van onderdeel 3 tot onderdeel 4, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 3. Een gekoppelde opslageenheid voor biogas haalt op jaarbasis ten minste 75% van zijn brandstofinhoud uit de monomestvergister.

2. Projectcategorie 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1, onder g, vervalt ‘, tenzij het produceren van brandstoffen expliciet wordt genoemd in de projectomschrijving van de projectcategorie’.

b. Onderdeel 2 vervalt, onder vernummering van onderdeel 3 tot onderdeel 2.

c. In onderdeel 2 (nieuw) vervalt ‘, met uitzondering van de projecten, bedoeld het tweede lid’ en wordt ‘artikel 36’ vervangen door ‘artikel 47’.

3. In subcategorie 3.1.1 wordt ‘biomassa bestemd voor het verwerken van duurzame biomassa’ vervangen door ‘afvalstromen en bijproducten van duurzame biomassa bestemd voor het verwerken’.

4. In subcategorie 3.1.2, onderdeel 1, wordt na ‘het verwerken van’ ingevoegd ‘afvalstromen en bijproducten van’ en wordt na ‘biobased plastics gemaakt van’ ingevoegd ‘afvalstromen en bijproducten van’.

5. In subcategorie 3.2.1, onderdeel 1, onder c, wordt na ‘watergebruik’ ingevoegd ‘of energiegebruik’.

6. De subcategorieën 3.2.2 en 3.2.3 vervallen.

7. Subcategorie 3.4.4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1 wordt ‘grond- of brandstoffen’ vervangen door ‘grondstoffen’.

b. In onderdeel d wordt ‘genoemd in artikel 1.3c van de Activiteitenregeling milieubeheer’ vervangen door ‘als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving’.

8. In subcategorie 4.1.3 wordt na ‘door middel van’ ingevoegd ‘nieuwe of gebruikte’.

9. Subcategorie 4.1.7 komt te luiden:

Subcategorie 4.1.7: Geavanceerde duurzame brandstoffenproductie

Projectomschrijving: de productie van:

  • a. biobrandstoffen uit reststoffen als bedoeld in Annex IX, deel A, bij-Richtlijn (EU) 2018/2001;

  • b. hernieuwbare brandstoffen van niet-biogene oorsprong die voldoen aan de eisen inzake duurzaamheid, bedoeld in artikel 29 van die richtlijn en de relevante aanvullende eisen van het nationale Integrale Duurzaamheidskader Biogrondstoffen en een mogelijke opslagcomponent op jaarbasis ten minste 75% van de brandstofinhoud rechtstreeks uit de installatie haalt.

Projectvermogen: een groenverklaring wordt in ieder geval niet afgegeven voor projecten binnen deze subcategorie indien de steun meer bedraagt dan € 15.000.000 per onderneming per investeringsproject.

10. Subcategorie 4.1.8 komt te luiden:

Subcategorie 4.1.8: Biogasopwaardeerinstallatie

Projectomschrijving: realiseren van een biogasopwaardeerinstallatie, bestemd voor het produceren van gas van aardgasnetkwaliteit, waarbij uitsluitend biogas uit grondstoffen als bedoeld in Annex IX, deel A, bij Richtlijn (EU) 2018/2001 als grondstof dient en een mogelijke opslagcomponent op jaarbasis ten minste 75% van zijn brandstofinhoud rechtstreeks uit de installatie haalt.

Projectvermogen: een groenverklaring wordt in ieder geval niet afgegeven voor projecten binnen deze subcategorie indien de steun meer bedraagt dan € 15.000.000 per onderneming per investeringsproject.

11. Subcategorie 4.2.1, onderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de aanhef wordt ‘producten van duurzaam opgewekte energie en elektriciteit’ vervangen door ‘producten van elektriciteit, waarbij de opslagcomponent ten minste 75% van zijn energie uit rechtstreeks aangesloten installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie haalt,’.

  • b. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.

12. In categorie 5.3 wordt in het opschrift ‘eigenaar-bewoner’ vervangen door ‘eigenaar of bewoner’ en wordt in de aanhef ‘eigenaar-bewoner’ vervangen door ‘eigenaar of eigenaren van het gebouw of de huurder of huurders’.

13. Categorie 5.4 vervalt.

14. In categorie 6.1 wordt ‘Aanschaf van niet-railgebonden duurzame voertuigen’ vervangen door ‘Aanschaf of ombouw (retrofit) van niet-railgebonden voertuigen’.

15. Categorie 6.2 komt te luiden:

Categorie 6.2: Duurzame binnenvaartschepen

Projectomschrijving: aanschaf of ombouw (retrofit) van duurzame binnenvaartschepen die voorzien zijn van een dieselelektrisch-, batterij-elektrisch- of brandstofcelsysteem voor de voortstuwing.

Projectvermogen: geen bijzonderheden.

16. In categorie 6.3, onderdeel 1, wordt na ‘Aanschaf’ ingevoegd ‘of ombouw (retrofit)’.

17. Categorie 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1 wordt ‘waterstof’ vervangen door ‘hernieuwbare waterstof’ en vervalt ‘uitsluitend eigen’.

b. In onderdeel 2 vervalt ‘uitsluitend eigen’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

§ 1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling groenprojecten 2022 in verband met de inwerkingtreding van de Verordening (EU) 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en Verordening (EU) 2022/2473 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2023, L 167).

De Regeling groenprojecten 2022 (hierna: de regeling) is een fiscale regeling waarop de Unierechtelijke staatssteunkaders van toepassing zijn. Omdat op deze regeling de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (en de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening1 en de Vrijstellingsverordening staatssteun en visserij2) van toepassing zijn, is er sprake van geoorloofde staatssteun. Als gevolg van de recente herziening van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening wordt de regeling aangepast en hiermee in lijn gebracht. Met de wijzigingen in deze regeling wordt dientengevolge geborgd dat de regeling voldoet aan de geldende Europese staatssteunregelgeving.

§ 2. Hoofdlijnen van het voorstel

De wijziging van de Algemene groepsvrijstellingsverordening leidt tot een aantal wijzigingen van de regeling.

Ten eerste worden in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening de drempelwaarden van de publicatieverplichting verlaagd. De publicatieverplichting houdt in dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat gegevens van de begunstigde openbaar moet maken als een bepaald financieel voordeel is behaald. In de Regeling groenprojecten 2022 worden de bedragen betreffende het financiële voordeel, die de drempelwaarden voor de publicatieverplichting vormen, bepaald op basis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Deze regeling wijzigt de bedragen en brengt deze weer in overeenstemming met de genoemde vrijstellingsverordening.

Ten tweede biedt de nieuwe Algemene Groepsvrijstellingsverordening op onderdelen meer ruimte om steun te verlenen door bijvoorbeeld het toepassingsbereik uit te breiden. Daar waar dit past binnen de beleidswensen, wordt daar gebruik van gemaakt. Dit is het geval voor de (sub)categorieën 4.1.3, 5.3, 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om ook voor investeringen in gebruikte/refurbished zonnecollectoren een groenverklaring af te geven.

Ten derde wordt er met deze regeling ook gezorgd dat alle verwijzingen naar de Algemene Groepsvrijstellingsverordening worden aangepast aan de nieuwe versie van de verordening.

Ten vierde komen drie categorieën te vervallen, namelijk (sub)categorieën 3.2.2, 3.2.3 en 5.4, en worden de voorwaarden van categorieën, zoals subcategorieën 2.2.4, 3.1.1, 3.1.2, 3.2.1, 3.4.4, 4.1.7, 4.1.8, 4.2.1, aangepast omdat steun hiervoor niet langer past binnen de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

§ 3. Gevolgen

Deze regeling heeft zowel voor de aanvragers als voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die met de uitvoering van deze regeling is belast, zeer beperkte gevolgen. De aanpassingen uit deze regeling beperken zich tot het noodzakelijke om aan de eisen van de herziene Algemene Groepsvrijstellingsverordening te blijven voldoen.

Er worden geen gevolgen van betekenis gezien voor de administratieve lasten van aanvragers en projectbeheerders. Dit wegens het feit dat geen aanvullende vereisten worden gesteld aan de projecten waarop de Regeling groenprojecten 2022 van toepassing is.

De uitvoeringslasten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zullen enigszins stijgen doordat veel meer projecten in het transparantieregister moeten worden gemeld. Daarbuiten worden geen gevolgen van betekenis gezien. Er wordt niet verwacht dat de verruiming van de steunruimte noemenswaardige financiële gevolgen zal hebben, aangezien er op de onderdelen waarop dit van toepassing is nog vrijwel geen aanvragen zijn ingediend.

Voor wat betreft de categorieën waarbij de voorwaarden worden aangepast is het aantal aanvragen in 2023 zeer beperkt. Afhankelijk van de categorie zijn er maximaal 20 aanvragen (oktober 2023) binnengekomen. De verwachting is niet dat de aanpassingen zouden betekenen dat deze aanvragen in het vervolg niet meer zouden passen. Voor wat betreft de categorieën die komen te vervallen gaat dit om minder van 5 aanvragen (oktober 2023).

De verwachting is dat door deze wijziging van de regeling er vrijwel geen extra aanvragen zullen worden ingediend. Mogelijk zorgt de aanpassing van categorieën 3.1.1 en 3.1.2 ervoor dat er minder aanvragen op die categorieën kunnen worden ingediend, wat de uitvoeringslasten zal verminderen. Omdat er nog geen aanvragen zijn binnengekomen, is het niet in te schatten hoe groot de omvang van bijhorende gevolgen zal zijn.

§ 4 Notificatie

In deze regeling is sprake van technische specificaties die samen gaan met fiscale maatregelen die van invloed zijn op het uitvoeren van projecten, doordat zij naleving van technische specificaties aanmoedigen. De regeling valt dan ook onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, tweede alinea, punt iii, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Om te voldoen aan artikel 5, eerste lid, van de genoemde richtlijn, is de ontwerpregeling op 21 november 2023 (2023/0651/NL) gemeld aan de Europese Commissie. Uit artikel 7, vierde lid, van de genoemde richtlijn vloeit voort dat deze regeling na notificatie zonder uitstel in werking kan treden.

§ 5 Toetsing, consulatie, voorhang en afstemming FIN, EZK en LNV

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

De wijziging van de Regeling groenprojecten 2022 omvat enkel kleine aanpassingen in de Regeling groenprojecten 2022 om te voldoen aan Uniewetgeving. Gezien de aard van de regeling worden geen aanmerkelijke gevolgen voor de rechten en plichten van burgers en uitvoeringspraktijk verwacht. Om deze reden is de regeling niet in internetconsultatie gebracht.

Overeenkomstig artikel 5.14, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is een ontwerp van deze regeling op datum 12 oktober 2023 toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal. Er zijn vanuit geen opmerkingen ontvangen naar aanleiding van de voorhang procedure.

Overeenkomstig artikel 4.15, derde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft overleg plaatsgevonden over de ontwerpregeling met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Klimaat en Energie. Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst akkoord gegeven voor de vaststelling van deze regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In de definitiebepaling is de verkorte verwijzing van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328) opgenomen.

Onderdeel B

In dit onderdeel is het bedrag met betrekking tot de publicatieverplichting bij financieel voordeel in overeenstemming gebracht met artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de herziene Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Onderdeel C

In onderdeel C zijn de projectcategorieën uit de bijlage in overeenstemming gebracht met de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Onderdeel C, onderdeel 1

In dit onderdeel is de subcategorie 2.2.4 in overeenstemming gebracht met artikel 41, tweede lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Dit tweede lid brengt met zich mee dat de terminologie van hernieuwbaar gas is aangepast en er een extra opslageis is toegevoegd in een nieuw ingevoegd onderdeel.

Onderdeel C, onderdeel 2

In dit onderdeel zijn de algemene eisen voor circulaire economie-projecten uit categorie 3 aangepast aan de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. In de Algemene Groepsvrijstellingsverordening bevat artikel 47 de vereisten voor steunverlening ten behoeve van de transitie naar de circulaire economie. In dit onderdeel zijn de verwijzingen en terminologie aangepast aan dit nieuwe artikel.

Onderdeel B, onderdelen 3 en 4

In deze onderdelen zijn de subcategorieën 3.1.1 en 3.1.2 in overeenstemming gebracht met artikel 47, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening door deze subcategorieën te beperken tot afvalstromen en bijproducten van biomassa.

Onderdeel C, onderdelen 5 en 6

Om de steunverlening passend te maken binnen artikel 47, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, is in onderdeel 5 aan subcategorie 3.2.1, onderdeel 1, subonderdeel c, toegevoegd dat het niet primair om energiebesparing mag gaan.

In onderdeel 6 zijn subcategorieën 3.2.2 en 3.2.3 geschrapt, omdat deze niet verenigbaar zijn met artikel 47, tweede lid, onderdeel a, van de hernieuwde Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Onderdeel C, onderdeel 7

Om subcategorie 3.4.4 in overeenstemming te brengen met artikel 47, lid 2b van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening worden brandstoffen uitgesloten. Daarnaast is de verwijzing naar de definitie van zeer zorgwekkende stoffen in de Activiteitenregeling milieubeheer vervangen door een verwijzing naar het Besluit activiteiten leefomgeving aangezien die regeling wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Onderdeel C, onderdeel 8

In artikel 4.1.3 is toegevoegd dat het moet gaan om nieuwe of gebruikte zonnecollectoren. De hernieuwde Algemene Groepsvrijstellingverordening biedt ruimte om hergebruik of inzet van refurbished producten te stimuleren. Deze toevoeging is een uitwerking van die ruimte omdat het past binnen de beleidswens dat soort producten te stimuleren.

Onderdeel C, onderdelen 9 en 10

In dit onderdeel zijn de subcategorieën 4.1.7 en 4.1.8 aangepast door de verwijzing naar de toepasselijke richtlijn te verduidelijken. De uitwerking van het Integrale Duurzaamheidskader Biogrondstoffen is terug te vinden in de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 16 oktober 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 32 813, nr. 617). Ook wordt een opslageis toegevoegd, dat inhoudt dat de opslagcapaciteit direct gekoppeld moet zijn aan de productie-installatie en dat er in hoofdzaak (minimaal 75% op jaarbasis) brandstoffen uit de gekoppelde installatie in opgeslagen worden.

Onderdeel C, onderdeel 11

Artikel 41bis, eerste lid, van de hernieuwde Algemene Groepsvrijstellingsverordening vereist een directe koppeling tussen opslag en opwekking van hernieuwbare energie. In dit onderdeel is subcategorie 4.2.1. hieraan aangepast.

Onderdeel C, onderdeel 12

In verband met artikel 38bis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening is een aanpassing aan de doelgroep noodzakelijk om categorie 5.3 in overeenstemming te brengen met de staatssteunkaders. Dit onderdeel voorziet daarin.

Onderdeel C, onderdeel 13

Wegens strijdigheid met artikel 38bis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening is in dit onderdeel categorie 5.4 geschrapt.

Onderdeel C, onderdelen 14, 15 en 16

In dit onderdeel zijn de categorieën 6.1, 6.2 en 6.3 in overeenstemming gebracht met de vereisten en terminologie van artikel 36ter van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Met het toevoegen van ombouw (ook wel ‘retrofit’) wordt bedoeld dat ook ombouw gestimuleerd wordt waarbij nieuwe technologie of functies aan oudere systemen worden toegevoegd.

Onderdeel C, onderdeel 17

In onderdeel 17 is categorie 6.4 gewijzigd naar aanleiding van artikel 56quater van de herziene Algemene Groepsvrijstellingsverordening omdat oplaad- en tankinfrastructuur in havens wordt uitgezonderd in het artikel waaronder de rest van dit artikel valt: artikel 36 bis van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. De ruimte voor financiering van projecten binnen de categorie Laad- en tankinfrastructuur wordt beperkt van ‘waterstof’ tot ‘hernieuwbare waterstof’ zoals? gedefinieerd in artikel 102quater van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. De wijziging van de Algemene Groepsvrijstelling biedt tevens ruimte voor een uitbreiding binnen deze categorie; het hoeft niet meer te gaan om ‘uitsluitend eigen voer- of vaartuigen’. De toevoeging ‘uitsluitend eigen’ is daarom geschrapt.

Artikel II

Deze regeling treedt op 1 januari 2024 in werking. Er wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden. De grond voor de afwijking is dat deze regeling uitvoering van een bindende EU-rechtshandeling betreft (aanwijzing 4.17, onder 5, onder d, Aanwijzingen voor de regelgeving). De herziene Algemene Groepsvrijstellingsverordening is op 1 juli 2023 in werking getreden. In deze verordening is een overgangstermijn tot 1 januari 2024 opgenomen voor lidstaten om nationale steunregelingen in lijn te brengen met de aangepaste verordening. Om te voldoen aan de Unierechtelijke verplichting tot tijdige implementatie is afwijking van de minimuminvoeringstermijn noodzakelijk.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

Naar boven