Regeling van de Minister voor Natuur en Stikstof van 10 april 2024, nr. WJZ/ 41140872, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de wijziging van de subsidiemodule voor de ondersteuning van nationale parken

De Minister voor Natuur en Stikstof,

Gelet op artikel 2a, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 2, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, eerste lid, onder a, 19, tweede lid, 25 en 44 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van titel 2.12 komt te luiden: Titel 2.12. Ondersteuning nationale parken 2024.

B

Artikel 2.12.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

beleidsprogramma:

Beleidsprogramma Nationale Parken 2024–2030 (bijlage bij Kamerstukken II 2022/2023, 33 576, nr. 351;

2. In de begripsbepaling ‘samenwerkingsverband nationaal park of nationaal park in oprichting’ vervalt ‘of nationaal park in oprichting’.

3. In de begripsbepaling ‘vertegenwoordiger nationaal park of nationaal park in oprichting’ vervalt ‘of nationaal park in oprichting’ en vervalt ‘van het nationaal park in oprichting’.

4. De begripsbepalingen ‘nationaal park in oprichting’ en ‘standaard nationaal park’ vervallen.

C

Artikel 2.12.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de aanhef vervalt telkens ‘of nationaal park in oprichting’ en wordt ‘voor de volgende activiteiten die gericht zijn op het toewerken naar de ambities uit de standaard nationaal park’ vervangen door ‘voor een of meer van de volgende activiteiten, die gericht zijn op het realiseren van een of meer doelen uit het beleidsprogramma’.

b. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. het organiseren van gebiedsprocessen ten behoeve van visievorming en planvorming over de in het gebied te realiseren doelen en de wijze waarop de doelen gerealiseerd kunnen worden;.

c. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. het uitvoeren van een verkenning naar de ontwikkeling van het nationaal park naar een robuust natuur- en landschapsgebied met een stevige natuurkern als bedoeld in het beleidsprogramma;.

2. In het tweede lid vervalt ‘of nationaal park in oprichting’.

3. In het derde lid vervalt telkens ‘of nationaal park in oprichting’.

D

In artikel 2.12.3 wordt ‘50 procent van de subsidiabele kosten’ vervangen door ‘100 procent van de subsidiabele kosten’ en wordt ‘doch ten hoogste € 400.000’ vervangen door ‘doch ten hoogste € 176.000’.

E

In artikel 2.12.5 wordt ‘evenredig over de’ vervangen door ‘op volgorde van binnenkomst van de’.

F

Artikel 2.12.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘uiterlijk een maand’ vervangen door ‘uiterlijk twee maanden’.

2. In het tweede lid wordt ‘drie jaar’ vervangen door ‘15 maanden’.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het besluit, zijn de kosten van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.12.2, eerste lid, subsidiabel vanaf 1 januari 2024.

  • 4. Artikel 39, eerste lid van het besluit, is niet van toepassing.

G

Artikel 2.12.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘de ambities in de standaard nationaal park’ vervangen door ‘de doelen van het beleidsprogramma’.

2. Onderdeel d vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

H

Artikel 2.12.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a vervalt ‘of nationaal park in oprichting’.

b. In onderdeel c vervalt ‘of nationaal park in oprichting’ en wordt na ‘samenwerkingsverband nationaal park:’ ingevoegd ‘een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers en’.

c. Aan onderdeel d wordt toegevoegd ‘en’.

d. De onderdelen f en g vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a komt te luiden:

a. beschrijving van de doelen zoals vastgesteld in het beleidsprogramma waar de aanvrager aan wil werken;

b. In onderdeel b wordt ‘ambities uit de standaard nationaal park’ vervangen door ‘doelen van het beleidsprogramma’.

c. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de ontwikkeling van het nationaal park naar een robuust natuur- en landschapsgebied met een stevige natuurkern als bedoeld in het beleidsprogramma, in de vorm van een stappenplan.

ARTIKEL II

In artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024 wordt na de rij van titel 2.10 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.12: Ondersteuning Nationale Parken 2024

2.12.2.

   

01-05-2024 t/m 07-06-2024

€ 3.344.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 april 2024

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

De Nationale Parken zijn de parels van onze natuur en landschappen voor nu en toekomstige generaties. Ze maken deel uit van grote samenhangende gebieden die samen het verhaal van de Nederlandse natuur vertellen. In de afgelopen jaren hebben de parken en betrokken partijen hard gewerkt om de nationale parken in Nederland verder te ontwikkelen. Met als belangrijkste doel: de unieke natuurgebieden binnen de parken veerkrachtig, beleefbaar en – met respect voor de natuur – toegankelijk te houden. Om de ontwikkeling van de parken verder voort te zetten en de weerbaarheid tegen de veranderingen in het landelijk gebied te vergroten is het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024–2030 (hierna: Beleidsprogramma) opgesteld.1 Hierin staat de visie op de verdere ontwikkeling van de nationale parken beschreven.

De Minister voor Natuur en Stikstof (N&S) heeft bij het uitbrengen van het Beleidsprogramma in 2023 haar voornemen aangekondigd om voor de periode 2024–2030 jaarlijks € 5.000.000 extra te reserveren op de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ten behoeve van het beleid voor de nationale parken.2 Omdat de provincies zich nog niet hebben uitgesproken op welke wijze zij hun bijdrage willen en kunnen leveren aan het realiseren van het Beleidsprogramma is er, met deze module, gekozen voor een eenmalige korte regeling. De provincies hebben meer tijd nodig om zich te organiseren op dit dossier, en om oponthoud aan de uitvoering van het Beleidsprogramma te voorkomen financiert LNV deze subsidieregeling daarom zelfstandig. Het voornemen is om aansluitend op de regeling 2024 een subsidieregeling voor de periode 2025–2030 open te stellen. Uitgangspunt bij de subsidiemodule 2025–2030 is dat er cofinanciering komt.

Op grond van titel 2.12 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES), zoals gewijzigd met de onderhavige regeling, kunnen nationale parken voor de komende periode subsidie verkrijgen voor de kosten die worden gemaakt bij het uitvoeren van een of meer van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.12.2, eerste lid, voor het realiseren van een of meer doelen uit het Beleidsprogramma.

2. Hoofdlijnen van de regeling

Met onderhavige regeling wordt titel 2.12 van de RNES gewijzigd. Door middel van deze wijziging wordt uitvoering gegeven aan de volgende beleidskeuzes.

2.1 Van de ambities uit de standaard nationaal park naar de doelen uit het Beleidsprogramma

In 2021/2022 zijn het beleid voor de nationale parken en de standaard nationaal park voor de gebiedsaanduiding nationale parken (hierna: de standaard nationaal park) geëvalueerd. Een van de conclusies uit de evaluatie is dat er grote behoefte bestaat aan het doorzetten van het nationale parken-beleid en dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij voorkeur samen met de provincies, de regie hierop moet nemen.3 De aanbevelingen uit de evaluatie 2021/2022 van het beleid voor de nationale parken zijn in het Beleidsprogramma verwerkt.4 Dit programma, dat in juni 2023 is gepresenteerd5, vervangt het voorgaande Programma Nationale Parken 2018–2022 en de standaard nationaal park.

In het Beleidsprogramma is een visie op de toekomst van de nationale parken uitgewerkt. In de vorm van een streefbeeld als wenkend perspectief voor alle parken en partners. Om dit streefbeeld dichterbij te brengen zijn 5 doelen geformuleerd voor de periode tot 2030.

De vastgestelde doelen uit het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024–2030 zijn:

  • 1. De natuur-, landschaps-, erfgoed- en ruimtelijke kwaliteiten van ieder nationaal park versterken – elk park vanuit de eigen gebiedsidentiteit;

  • 2. Ieder nationaal park ontwikkelen naar robuustere natuur- en landschapsgebieden met stevige natuurkernen;

  • 3. De unieke natuurbeleving van elk nationaal park versterken, in balans met de draagkracht van de natuur;

  • 4. De samenleving steviger met de nationale parken verbinden; en

  • 5. De herkenbaarheid en eenheid van de gezamenlijke nationale parken in Nederland vergroten.

Deze subsidieregeling maakt het de nationale parken mogelijk om een of meer activiteiten uit te voeren die bijdragen aan het realiseren van een of meer doelen uit het Beleidsprogramma.

2.2 Alleen aangewezen nationale parken komen in aanmerking voor subsidie

In de vorige subsidieregeling werden ook ‘nationale parken in oprichting’ ondersteund, dus gebieden die nog niet de status van nationaal park hadden. Dat gebeurt nu niet langer: alleen gebieden die aan alle voorwaarden voldoen om als nationaal park te worden aangewezen, en vervolgens ook aangewezen zijn, komen in aanmerking voor deze subsidie. De term wordt in het wettelijke kader van artikel 2.44, derde lid Omgevingswet en 3.68 van het Besluit kwaliteit leefomgeving niet toegepast. Ook in het Beleidsprogramma wordt de term niet gebruikt. Een gebied is óf een nationaal park, óf geen nationaal park. Daarom wordt deze term uit de huidige subsidieregeling geschrapt.

In 2024 wordt de Beleidsregel aanwijzing nationale parken gepubliceerd. Met deze beleidsregel wordt het mogelijk om de nog lopende, aangehouden statusaanvragen opnieuw te beoordelen en kan de Minister voor N&S besluiten de gebieden aan te wijzen tot nationaal park. Zodra deze gebieden worden aangewezen als nationaal park, kunnen zij in aanmerking komen voor een subsidie. Voor deze gebieden is een bedrag gereserveerd. De subsidie zal, om te voorkomen dat de andere nationale parken moeten wachten, via een incidentele subsidie worden verstrekt.

De huidige statusaanvragen lopen al geruime tijd. Door parken in oprichting niet in deze regeling op te nemen worden zij gestimuleerd tot het verkrijgen van een status. Dit wordt door het vaststellen van de beleidsregel ook mogelijk. Indien de status van nationaal park wordt verkregen komen deze gebieden ook in aanmerking voor subsidie onder nagenoeg dezelfde voorwaarden als deze subsidieregeling. De verschillen zitten in de looptijd en de hoogte van het bedrag.

2.3 Aanvraagvereisten afgestemd op het Beleidsprogramma

De rechtspersoon van het nationaal park of het samenwerkingsverband van organisaties die gezamenlijk de belangen van een nationaal park behartigen (hierna: samenwerkingsverband nationaal park), nationaal park dient bij de aanvraag een projectplan, planning en begroting aan te leveren. In het projectplan is beschreven aan welk doel of welke doelen van het Beleidsprogramma gewerkt gaat worden, hoe deze activiteiten bijdragen aan het realiseren van het doel of de doelen, en de wijze waarop samengewerkt wordt met partners in de regio. Onderdeel van dit projectplan is een verkenning met daarin een globale uitwerking van de verschillende fases hoe het nationaal park zich kan ontwikkelen naar een robuust natuur- en landschapsgebied met een stevige natuurkern als bedoeld in het Beleidsprogramma in de vorm van een stappenplan. Op deze manier worden de parken actief betrokken bij het uitvoeren van de doelen uit het Beleidsprogramma.

2.4 Budget, openstellingstermijn subsidieplafond en verdeling van de gelden

Per aanvraag is maximaal € 176.000 aan LNV-subsidie beschikbaar.

De regeling wordt eenmalig opengesteld, van 1 mei 2024 tot en met 7 juni 2024, en hiervoor geldt een subsidieplafond van € 3.344.000.

Rechtspersonen die tot doel hebben de belangen van een nationaal park te behartigen, in de begripsomschrijving in artikel 2.12.1 aangemerkt als ‘vertegenwoordiger’, of een samenwerkingsverband nationaal park, krijgen de mogelijkheid om binnen bovengenoemde periode subsidie aan te vragen voor activiteiten die gericht zijn op het realiseren van een of meer doelen uit het Beleidsprogramma. Op deze manier wordt het voor nationale parken snel duidelijk of hun voorgestelde activiteiten in aanmerking komen voor subsidie.

De subsidie wordt op volgorde van binnenkomst verdeeld over de ingediende aanvragen. Dit is een wijziging van de vorige regeling, waar werd gekozen voor een evenredige verdeling. Door middel van deze werkwijze kan een aanvraag sneller worden behandeld, en kunnen de parken sneller over het geld beschikken. Een evenredige verdeling leidt tot vertraging, aangezien de afhandeling moet wachten tot alle aanvragen binnen zijn. Dit is gezien de korte doorlooptijd van de subsidieregeling niet wenselijk.

Dit betekent ook dat de eerste aanvraag leidend is. De minister verstrekt op basis van artikel 2.12, tweede lid ten hoogste één subsidie per nationaal park. In geval van meerdere aanvragen is de eerste aanvraag leidend.

3. Uitvoering

Deze subsidiemodule wordt namens de minister uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), een dienst van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De aanvraag wordt ingediend bij RVO, met gebruikmaking van de formulieren die door RVO ter beschikking worden gesteld. RVO is betrokken geweest bij het opstellen van deze subsidiemodule en acht deze uitvoerbaar.

4. Regeldruk

Deze regeling levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Dit betreft vertegenwoordigers van nationale parken of deelnemers in samenwerkingsverbanden die de belangen van een nationaal park behartigen. De verwachting is dat deze administratieve lasten beperkt zullen zijn. Er zijn administratieve lasten te verwachten bij de aanvraag en bij het leveren van de eindrapportage ten behoeve van vaststelling van de subsidie. Uitgegaan wordt van een standaarduurtarief van € 60,– (gebaseerd op het handboek Meting Regeldrukkosten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat).

In totaal, de kosten van de handelingen vermenigvuldigd met de verwachte tijdsbesteding (35 uur per aanvraag) en het verwachte aantal aanvragen (momenteel maximaal 19) komt de regeldruk neer op € 39.900. Met deze inschatting komt de totale regeldruk ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget (€ 3.344.000) neer op 1,19 procent.

De volgende handelingen voor organisaties worden voorzien:

  • het kennisnemen van de regeling en het stellen van verduidelijkingsvragen aan RVO;

  • het beslaan van interne overleggen ter ontwikkeling van het project;

  • het beslaan van externe overleggen ter ontwikkeling van het project;

  • het invullen en aanleveren van het projectplan via het online format van RVO;

  • het verstrekken en publiceren van een eindrapportage door de subsidieontvanger.

5. Staatssteun

Deze regeling bevat geen staatssteun. Ten eerste is er geen sprake van staatssteun, omdat economische activiteiten expliciet zijn uitgesloten van subsidiëring op grond van art. 2.12.4, aanhef en onder b.

Ten tweede is er geen sprake van staatssteun, omdat de kosten voor natuurbeheer zijn uitgesloten voor subsidiëring op grond van art. 2.12.4, aanhef en onder c. Natuurbeschermingstaken zijn in beginsel niet-economisch van aard, maar natuurbescherming en natuurbeheer kan onder omstandigheden gepaard gaan met activiteiten die wel economisch van aard zijn.6 Zekerheidshalve zijn deze activiteiten daarom uitgesloten van subsidiëring in deze regeling.

Ten derde is er geen sprake van staatssteun, omdat uit de mededeling van de Commissie met betrekking tot staatssteun7 volgt dat bepaalde activiteiten op het gebied van cultuur en instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed, op niet-commerciële wijze kunnen worden georganiseerd en daarmee niet-economisch van aard kunnen zijn. Uit de mededeling blijkt dat overheidsfinanciering van dergelijke activiteiten die kosteloos toegankelijk zijn voor het brede publiek en een zuiver maatschappelijke of culturele doelstelling dienen, niet-economisch van aard is (punt 34).

Ieder nationaal park heeft een unieke identiteit: vanuit zijn natuurkwaliteit, ontstaansgeschiedenis en de samenhang tussen de aanwezige natuur- en landschapswaarden en cultureel erfgoed. Nationale parken versterken niet alleen de samenhang tussen de aanwezige natuur- en landschapswaarden en het cultureel erfgoed, ze verbinden ook de hoogkwalitatieve en unieke natuurkernen met het omringende landschap. Hiermee zetten ze de gebiedsidentiteit krachtiger neer.

Door middel van deze subsidieregeling kunnen activiteiten worden verricht, die zijn te kwalificeren als activiteiten ten behoeve van cultuur en instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed. Deze activiteiten zijn daarom niet-economisch van aard. Het betreft activiteiten met als doel de komende jaren invulling te geven aan de ontwikkeling van nationale parken tot robuuste, kwalitatief hoogstaande natuur- en landschapsgebieden. De ontwikkeling van de parken hangt samen met de grote veranderingen in het natuur- en landschapsbeleid en het landelijk gebied. De voorgestelde aanpak houdt de kwaliteit van het (internationale) label Nationaal Park in ere en combineert die met de mogelijkheden om het nationaal park van waarde te laten zijn bij de urgente opgaves in het landelijk gebied.

Het betreft een of meer activiteiten, uitgevoerd in samenwerking met partijen in de regio, waarmee het nationaal park toewerkt naar realisatie van een of meer doelen uit het Beleidsprogramma. Deze activiteiten komen ten goede aan het gehele gebied en het brede publiek. Daarom leveren deze activiteiten geen staatssteun op.

Indien de subsidieontvangers, naast de niet-economische activiteiten, toch economische activiteiten verrichten dient de subsidieontvanger met betrekking tot de financiering, kosten en inkomsten uit die economische activiteiten een gescheiden boekhouding te voeren op grond van artikel 2.12.8, eerste lid.

Om te voorkomen dat er sprake is van doorvloei van steun naar individuele bedrijven, zijn specifieke verplichtingen in de subsidiemodule opgenomen. Zo is opgenomen dat de activiteiten geen ondernemers of individuele bedrijven mogen bevoordelen en de voorlichtings- en educatiematerialen slechts neutrale informatie mogen bevatten, en dus geen gegevens of reclames van of herleidbaar tot individuele bedrijven op grond van 2.12.8, vijfde lid. Daarnaast moeten alle resultaten van de activiteiten, zoals onderzoeksplannen, uitgevoerde studies op het gebied van regionale samenhang, ecologie of natuur en de voorlichtings- en educatiematerialen voor een ieder zonder onderscheid kosteloos toegankelijk worden gemaakt op basis van artikel 2.12.8, vierde lid. Hiermee wordt geborgd dat het gehele gebied en het brede publiek kunnen profiteren van de gesubsidieerde activiteiten. Daarmee is er geen sprake van een kwantificeerbaar of selectief voordeel voor individuele bedrijven.

Ook derden die door een subsidieontvanger wordt ingehuurd om activiteiten te verrichten, ontvangen geen staatssteun omdat in de subsidiemodule is opgenomen dat zij tegen transparante voorwaarden en marktconforme tarieven moeten worden ingehuurd.

II. Artikelsgewijs

Artikel I (wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies)

Dit artikel berust op de volgende bepalingen die worden opgesomd in de aanhef van deze regeling, na ‘Gelet op’:

  • artikel 2a, eerste lid, onder d, van de Kaderwet nationale EZK- en LNV-subsidies (bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies die passen in het beleid inzake natuur);

  • artikelen 2, eerste lid (bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies op grond van art. 2a, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies volgens bij ministeriële regeling bepaalde regels);

  • artikel 4 (bevoegdheid tot het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling over specifieke onderwerpen);

  • artikel 5, eerste en tweede lid (bevoegdheid tot het stellen van nadere regels over de wijze van berekenen van de subsidie, hoogte van het bedrag, minimum- en maximumbedrag bij ministeriële regeling);

  • artikel 10, tweede lid, in samenhang met artikel 15 (bevoegdheid tot afwijken van uitgangspunt van geen terugwerkende kracht);

  • artikel 16 (bevoegdheid tot vaststellen subsidieplafond bij ministeriële regeling);

  • artikel 17, eerste lid, onder a (toepassen van verdeling van het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen);

  • artikel 19, tweede lid (bevoegdheid tot vaststellen van nadere eisen aan de aanvraag van subsidie bij ministeriële regeling);

  • artikel 25 (bevoegdheid tot stellen nadere regels over de afwijzingsgronden bij ministeriële regeling);

  • artikel 44, eerste lid (niet van toepassing verklaren bepalingen hoofdstuk 11 Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies); en

  • artikel 44, tweede lid (bevoegdheid tot opleggen andere verplichtingen dan in hoofdstuk 11 Kaderbesluit EZK- LNV-subsidies over verplichtingen van subsidieontvanger niet zijnde een financier) van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies.

Onderdeel A (wijziging van opschrift titel 2.12)

Met dit onderdeel wordt het opschrift van titel 2.12 gewijzigd naar ‘Ondersteuning nationale parken 2024’. Titel 2.12 is in mei 2020 geïntroduceerd voor een eenmalige tegemoetkoming ter ondersteuning van de nationale parken.8 Titel 2.12 blijft nog van kracht tot en met 1 juli 2025. De aanvragen kunnen worden gedaan in de periode van 1 mei tot en met 7 juni 2024. Daarom is gekozen voor de titel ‘Ondersteuning nationale parken 2024’.

Onderdeel B (wijziging van artikel 2.12.1. Begripsbepalingen)

Met dit onderdeel worden de begripsbepalingen van titel 2.12 gewijzigd.

Het nieuwe Beleidsprogramma Nationale Parken is de aanleiding voor de onderhavige wijziging van subsidieregeling (zie aanleiding en doel algemene toelichting). Het Beleidsprogramma vervangt de standaard nationaal park, waarin de gezamenlijke ambities voor de kwaliteitssprong van nationale parken in 2018 waren neergelegd. Daarom vervalt de begripsbepaling ‘standaard nationaal park’ en wordt de begripsbepaling ‘beleidsprogramma’ op alfabetische volgorde geïntroduceerd.

Voor deze subsidieronde is de keuze gemaakt om nationale parken in oprichting niet deel te laten nemen (zie paragraaf 2 van de algemene toelichting). Dit heeft gevolgen voor de begripsbepalingen ‘samenwerkingsverband nationaal park of nationaal park in oprichting’ en ‘vertegenwoordiger nationaal park in oprichting’. In deze begripsbepalingen vervallen daarom de zinsneden met betrekking tot ‘nationaal park in oprichting’. Tenslotte vervalt de begripsbepaling ‘nationaal park in oprichting’ door de keuze om nationale parken in oprichting niet deel te laten nemen in deze subsidieronde.

Onderdeel C (wijziging van artikel 2.12.2. Subsidieverstrekking)

Met dit onderdeel wordt artikel 2.12.2 gewijzigd, waarin de activiteiten zijn opgenomen die in aanmerking komen voor subsidie.

De subsidieregeling wordt in het eerste lid niet meer opengesteld voor nationale parken in oprichting (zie algemene toelichting). Daarom vervallen deze zinsneden. Daarnaast wordt de subsidieverstrekking gekoppeld aan de doelen uit het Beleidsprogramma, in plaats van de ambities uit de standaard (zie algemene toelichting). De zinsnede ‘voor de volgende activiteiten die gericht zijn op het toewerken van de ambities uit de standaard nationaal park’ wordt daarom vervangen door ‘voor een of meer van de volgende activiteiten, die gericht zijn op het realiseren van een of meer doelen uit het beleidsprogramma’. Op deze manier wordt benadrukt dat met de subsidie zowel één als meer activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Dit kan gericht zijn op één doel uit het Beleidsprogramma, maar ook op meerdere doelen.

Dit betekent dat er een nieuw eerste lid, onder a, wordt geformuleerd. De subsidie kan gebruikt worden voor ‘het organiseren van gebiedsprocessen ten behoeve van visievorming en planvorming over de in het gebied te realiseren doelen en de wijze waarop de doelen gerealiseerd kunnen worden’. Hiermee wordt het oude eerste lid, onder a, vervangen dat was gekoppeld aan de ambities uit de standaard nationaal park.

Artikel 2.12, eerste lid, onder b, wordt in zijn volledigheid gewijzigd. Eén van de kernpunten uit het Beleidsprogramma is de stap voor stap benadering naar een robuust natuur- en landschapsgebied met een stevige natuurkern. Daarom is de keuze gemaakt om subsidie beschikbaar te stellen voor het maken van een verkenning naar deze ontwikkeling. Dit onderdeel vervangt het oude eerste lid, onder b, dat zich richtte op een ambitiedocument als bedoeld in de standaard nationaal park, en is daarmee niet meer van toepassing op deze subsidieregeling.

In artikel 2.12.2, eerste lid, onder a en d, staat dat parken hun activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de doelen kunnen uitvoeren in ‘het gebied’. Het gebied betreft het nationaal park en de omgeving eromheen. Het gebied kan dus ook buiten de grenzen van het nationaal park liggen. Doel 2 van het Beleidsprogramma is dat ieder nationaal park ontwikkelt naar een robuust natuur- en landschapsgebied met een stevige natuurkern. Dit betekent dat parken ook kunnen groeien buiten hun huidige parkgrenzen. Voor subsidieaanvragen gekoppeld aan dit doel kan het nodig zijn dat activiteiten buiten de grens van het nationaal park worden uitgevoerd. Deze activiteiten moeten wel een aantoonbare positieve invloed hebben op de natuurkern in het nationaal park. Gedacht kan worden aan het verleggen van recreatieve activiteiten naar buiten de natuurkern. Het is aan de subsidieaanvrager om dit in de aanvraag te onderbouwen. Activiteiten uitgevoerd buiten de grenzen van het nationale park kunnen daarom, mits goed beargumenteerd, subsidiabel zijn.

Bij de activiteiten uit het eerste lid kan worden gedacht aan:

  • organiseren van gebiedsprocessen ten behoeve van visievorming en planvorming over de in het gebied te realiseren doelen en de wijze waarop de doelen gerealiseerd kunnen worden;

  • visievorming en planvorming, zoals:

    • uitvoeren van studies op het gebied van regionale samenhang, ecologie of natuur, zoals landschaps- en gebiedsvisies, landschapsbiografie of een LESA;

    • ontwikkelen visie op duurzaam toerisme, recreatief ontsluitingsplan en bezoekersmanagementplan;

    • onderzoek naar plaats en wijze van inrichting toegangspoorten, bezoekerscentra en meten van bezoekerstevredenheid;

    • educatie- en communicatieplan;

    • vergroten van de herkenbaarheid van het park, bijvoorbeeld ten aanzien van bebording;

  • organisatie, zoals bijvoorbeeld het aanstellen van een secretaris, gebiedsontwikkelaars, programmamanagers en de educatie- en communicatiemedewerkers. Hieronder valt niet het oprichten van een stichting;

  • realiseren en onderhouden van samenwerking met de regio en stakeholders zoals lokale organisaties en initiatieven die op lokaal en regionaal niveau bij kunnen dragen aan het realiseren van het streefbeeld en doelen, bijvoorbeeld preventieve gezondheidsorganisaties, organisaties rond streekproducten, boerenorganisaties en burgerboerderijen;

  • productontwikkeling van kleinschalige natuurbelevingen, zoals het uitwerken van een wandel-/struinroute door het park over bestaande wandelpaden, het maken van een brochures, bijvoorbeeld van wandelroutes, aanleggen routemarkeringen, speurtochten, apps en natuur games voor jeugd, samenstellen audiotour, markeren van ‘unique selling points’;

  • realiseren van middelen in relatie tot herkenbaarheid en zichtbaarheid, zoals infopanelen, banners, bebording en archeologische hot spots; en

  • uitvoering van monitoring.

Tenslotte vervalt in artikel 2.12.2, tweede en derde lid, in totaal vier keer de zinsnede ‘of nationaal park in oprichting.’ Dit in verband met de keuze om nationale parken in oprichting geen onderdeel uit te laten maken van deze subsidieregeling (zie algemene toelichting).

Onderdeel D (wijziging van artikel 2.12.3. Hoogte subsidie)

Dit onderdeel wijzigt twee punten in verband met de hoogte van de subsidie.

Ten eerste is ervoor gekozen om in plaats van 50% van de subsidiabele kosten te vergoeden, 100% van de subsidiabele kosten in aanmerking te laten komen voor de subsidie. Dit in verband met de nog niet actief aangehaakte provincies. Zij hebben meer tijd nodig om zich op het dossier te organiseren (zie algemene toelichting).

Ten tweede wordt de hoogte van de subsidie gewijzigd. In totaal is er € 3.344.000 beschikbaar voor in totaal 19 aanvragende nationale parken. Per nationaal park is maximaal € 176.000 beschikbaar.

Indien de status van nationaal park wordt verkregen door de twee gebieden die een aanvraag hebben gedaan tot aanwijzing, komen deze gebieden in aanmerking voor een incidentele subsidie. Zij moeten aan nagenoeg dezelfde voorwaarden als deze subsidieregeling voldoen. De verschillen zitten in de looptijd en de hoogte van het bedrag (zie algemene toelichting).

Onderdeel E (wijziging van artikel 2.12.5. Verdeling subsidieplafond)

Dit onderdeel wijzigt de verdeling van de subsidie over de nationale parken, op grond van art. 17 van het Kaderbesluit. In het algemeen deel is toegelicht waarom is gekozen voor een verdeling op volgorde van binnenkomst in plaats van een evenredige verdeling.

Onderdeel F (wijziging van artikel 2.12.6. Start- en realisatietermijn)

Met dit onderdeel wijzigt de regels met betrekking tot de start- en realisatietermijn van de subsidie.

Ten eerste is ervoor gekozen om de periode wanneer uiterlijk met de gesubsidieerde activiteiten moet worden gestart, te verlengen van één naar twee maanden. Hierdoor krijgen parken meer tijd om zorgvuldig activiteiten te beginnen.

Ten tweede is ervoor gekozen om de termijn, bedoeld in artikel 23, onder b, van het Kaderbesluit te verkorten van drie jaar naar 15 maanden. Artikel 23, onder b, geeft de mogelijkheid om een subsidieverzoek af te wijzen wanneer het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bepaalde periode worden voltooid. Titel 2.12 vervalt per 1 juli 2025. Daarom wordt voor de periode na 1 juli gewerkt aan een nieuwe regeling. Het is onwenselijk wanneer nog activiteiten worden uitgevoerd op basis van deze regeling na 1 juli 2025. Daarom is ervoor gekozen op basis van artikel 23, onder b, een termijn van 15 maanden te stellen. Dit betekent dus dat de activiteiten moeten worden uitgevoerd tussen 1 januari 2024 en 31 maart 2025. De wens is om na 31 maart 2025 een nieuwe subsidieregeling open te stellen, inclusief cofinanciering van de provincies.

Ten derde wordt er een nieuw, derde lid toegevoegd. Op basis van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit EZK- en LNV-subsidies is het mogelijk om af te wijken van de regel dat kosten die zijn gemaakt vóór indiening van de subsidieaanvraag, niet in aanmerking te laten komen voor subsidie. Gezien het korte tijdsbestek dat de parken hebben om de activiteiten uit te voeren, is ervoor gekozen om activiteiten die vanaf 1 januari 2024 zijn uitgevoerd, wel subsidiabel te verklaren.

Ten vierde wordt er een nieuw, vierde lid toegevoegd. Op basis van artikel 44, eerste lid, is het mogelijk om verplichtingen uit hoofdstuk 11 van het Kaderbesluit buiten toepassing te verklaren. Daarom is ervoor gekozen artikel 39, eerste lid van het Kaderbesluit, niet van toepassing te verklaren. Dit artikel vereist een tussenrapportage na 12 maanden indien het uitvoeren van de activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen meer dan 12 maanden in beslag nemen.

De periode dat de subsidieregeling moet worden uitgevoerd is in totaal maximaal 15 maanden. Om de regeldruk voor de nationale parken te verlagen, is het niet nodig om zowel na 12, als na 15 maanden een rapportage op te leveren, wanneer de eindrapportage wordt opgeleverd op grond van artikel 50, tweede lid, onder a van het Kaderbesluit.

Onderdeel G (wijziging van artikel 2.12.7. Afwijzingsgronden)

Dit onderdeel wijzigt de regels met betrekking tot de afwijzingsgronden. De afwijzingsgronden zijn aangepast naar aanleiding van het vervangen van de standaard nationaal park door het beleidsprogramma nationale parken.

Daarom wordt in het eerste lid, onderdeel a, ‘de ambities in de standaard nationaal park’ vervangen door ‘een of meer doelen zoals vastgesteld in het Beleidsprogramma nationale parken’. Dit betekent dat wanneer uit het aan te leveren projectplan niet duidelijk wordt hoe de activiteiten bijdragen aan een of meer doelen uit het Beleidsprogramma, de aanvraag wordt afgewezen.

Onderdeel d was gericht op een van de ambities uit de standaard nationale parken. Omdat de standaard nationaal park is vervangen door het Beleidsprogramma, kan dit vervallen.

Onderdeel H (wijziging van artikel 2.12.10. Informatieverplichtingen)

Dit onderdeel wijzigt de regels met betrekking tot de informatieverplichtingen bij de subsidieverlening.

Ten eerste worden de onderdelen a en c gewijzigd om het onderscheid duidelijker te maken welke informatie moet worden aangeleverd, afhankelijk van de positie van de aanvrager of aanvragers van de subsidie. Er is sprake van aanvragers als er subsidie wordt aangevraagd door een samenwerkingsverband met meerdere deelnemers.

In onderdeel a vervalt de zinsnede ‘of nationaal park in oprichting’, nu op grond van deze regeling uitsluitend parken die al de status van nationaal park hebben, subsidie kunnen verkrijgen. Onderdeel a regelt welke gegevens moeten worden aangeleverd over de organisatie die de aanvraag indient. Minimaal moet bij de subsidieaanvraag de naam van de aanvrager, of in geval van een samenwerkingsverband van elke deelnemer, het post- en bezoekadres, en het rekeningnummer worden aangeleverd. Indien er sprake is van een organisatie, moet ook het nummer waarmee de organisatie als rechtspersoon is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel worden ingediend.

Onderdeel c regelt aan welke gegevens aanvullend moet worden ingediend zodra er sprake is van een samenwerkingsverband nationale parken als bedoeld in artikel 2.12.2, derde lid. Omdat nationale parken in oprichting zijn uitgesloten voor deze subsidieronde, vervalt de zinsnede over deze categorie parken. Daarnaast wordt duidelijk gemaakt dat bij een aanvraag, ingediend door een samenwerkingsverband, een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers en gegevens over de contactpersoon moet worden aangeleverd. Dit is de penvoerder van het samenwerkingsverband. Van deze persoon moet de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het postadres worden ingediend.

Tenslotte vervallen de onderdelen f en g in het eerste lid. In deze subsidieronde is van cofinanciering vanuit de regionale overheid geen sprake. Daarnaast worden alle bepalingen uit de subsidietitel geschrapt met betrekking tot de nationale parken in oprichting. Onderdeel g, dat een intentieverklaring vereist vanuit de gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin het gebied ligt dat een verzoek wordt ingediend voor een aanwijzing tot nationaal park. Dit onderdeel is dus niet meer van toepassing.

Daarom wordt aan onderdeel d ‘en’ toegevoegd. Omdat de onderdelen f en g vervallen, heeft dit invloed op de opsomming in het eerste lid. De opsomming van het eerste lid blijft op deze manier cumulatief van aard.

Het tweede lid, onderdeel a, wordt nieuw vastgesteld. Het is van belang dat de aanvrager duidelijk maakt aan welk doel of welke doelen uit het Beleidsprogramma wordt gewerkt.

Het tweede lid, onderdeel b, wordt aangepast aan het feit dat de standaard nationaal park is vervangen door het Beleidsprogramma nationaal park.

Het tweede lid, onderdeel d, wordt nieuw vastgesteld. Het oude tweede lid, onder d, stelde eisen aan nationale parken in oprichting. Deze parken maken geen onderdeel uit van de subsidieregeling. Daarom wordt het tweede lid, onder d, opnieuw vastgesteld en aan alle parken gevraagd om de ontwikkeling van het nationaal park naar een robuust natuur- en landschapsgebied met een stevige natuurkern als bedoeld in het Beleidsprogramma, in de vorm van een stappenplan aan te leveren.

Artikel II (wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024)

Met dit artikel wordt de tabel, behorende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2024, aangepast in verband met de openstelling van de subsidiemodule ondersteuning nationale parken 2024.

De openstelling loopt van 1 mei 2024 tot en met 7 juni 2024. Het subsidieplafond bedraagt € 3.344.000.

Artikel III (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2024. Dit is geen vast verandermoment. Met publicatie minder dan twee maanden voordien wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit is gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Brief aan de Tweede Kamer van de Minister voor Natuur & Stikstof van 19 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 33 576, nr. 351).

X Noot
2

Brief aan de Tweede Kamer van de Minister voor Natuur & Stikstof van 19 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 33 576, nr. 351).

X Noot
3

Evaluatie Nationale Parken deel 2: Programma, governance, bijdragen en subsidies, p. 34.

X Noot
4

Beleidsprogramma Nationale Parken 2024–2030, te raadplegen via https://open.overheid.nl/documenten/a07614d8-ffeb-41ae-b698-ce1f4adafebb/file

X Noot
5

Brief aan de Tweede Kamer van de Minister voor Natuur & Stikstof van 19 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 33 576, nr. 351).

X Noot
6

Par. 2.6 Mededeling van de Europese Commissie betreffende het begrip ‘staatssteun’. Te raadplegen via https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52016XC0719(05)&from=EN.

X Noot
7

Par. 2.6 Mededeling van de Europese Commissie betreffende het begrip ‘staatssteun’. Te raadplegen via https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52016XC0719(05)&from=EN.

Naar boven