Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 maart 2024, nr. PO/35154837 tot wijziging van de Subsidieregeling lerarenbeurs in verband met onder meer het vaststellen van een subsidieplafond voor het studiejaar 2024–2025 en de vaststelling van de verdeelsystematiek voor dit studiejaar

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling lerarenbeurs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘bevoegd gezag’ wordt ‘artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’ en vervalt ‘artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES,’.

2. In de begripsomschrijving van ‘leraar’ wordt ‘artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘artikel 7.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’ en vervalt ‘, artikel 80 van de Wet voortgezet onderwijs BES’.

3. In de begripsomschrijving van ‘orthopedagogisch-didactisch centrum’ wordt ‘artikel 17a, lid 10a, van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘artikel 2.47, twaalfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020’.

4. In de begripsomschrijving van ‘voortgezet onderwijs’ wordt ‘artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs’ vervangen door ‘artikel 1.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020’ en vervalt ‘artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs BES’.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het achtste lid tot negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 8. Voor het studiejaar 2024–2025 is een bedrag van € 64.837.000,– beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van deze regeling.

2. In het negende lid (nieuw) vervalt ‘2024–2025,’.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel b door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; en’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. bij de subsidieverstrekking in 2024 vervolgens voorrang wordt verleend aan aanvragers die in 2023 een afwijzing ontvingen vanwege dreigende overschrijding van het subsidieplafond in 2023.

2. Onder vernummering van het tiende lid tot elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 10. De verdeling van het beschikbare bedrag voor het studiejaar 2024–2025 over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:

    • a. € 16.400.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

    • b. € 27.400.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;

    • c. € 9.000.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en

    • d. € 12.037.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.

D

In artikel 10 wordt ‘tegemoetkoming in de studiekosten’ vervangen door ‘financiële bijdrage’.

E

Aan artikel 13 wordt lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De Minister kan de subsidie voor studiekosten terugvorderen indien de leraar in de subsidieperiode tevens een financiële bijdrage van de Minister ontvangt voor het volgen van de opleiding.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

TOELICHTING

Algemeen

De Subsidieregeling lerarenbeurs (hierna: subsidieregeling) is met ingang van 1 april 2023 met vijf jaar verlengd tot 1 april 2028.1 Deze wijzigingsregeling regelt onder meer de vaststelling van de subsidieplafonds voor het studiejaar 2024–2025 en de voorrangsregeling voor het studiejaar 2024–2025.

Artikelsgewijs

Artikel I – onderdeel A

De begripsomschrijvingen zijn geactualiseerd in verband met de inwerkingtreding van de Wet voortgezet onderwijs 2020 met ingang van 1 augustus 2022.

Artikel I – onderdeel B

Artikel I, onderdeel B, voegt een lid toe aan artikel 4, waarin het subsidieplafond voor het studiejaar 2024–2025 is vastgesteld. Voor het studiejaar 2024–2025 is een bedrag van € 64.837.000,– beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van de subsidieregeling.

Artikel I – onderdeel C

De aanvragers wiens aanvraag in 2023 is afgewezen vanwege dreigende overschrijding van het subsidieplafond krijgen tijdens de volgende aanvraagperiode in 2024 voorrang op andere initiële aanvragers, mochten zij besluiten om in 2024 opnieuw subsidie aan te vragen. Voor het studiejaar 2024–2025 ziet de volgorde van toekenning er derhalve als volgt uit:

  • 1. herhaalaanvragen;

  • 2. aanvragers aan wie niet eerder op grond van deze regeling subsidie werd verstrekt en die een afwijzing ontvingen vanwege de overschrijding van het subsidieplafond in 2023;

  • 3. (nieuwe) initiële aanvragers;

Artikel I – onderdeel D

De term ‘tegemoetkoming’ komt al in andere regelingen voor. Om die reden wordt de term ‘tegemoetkoming’ in deze regeling vervangen door ‘financiële bijdrage’. Onder financiële bijdrage wordt verstaan elke toekenning van financiële middelen vanuit de Minister ten behoeve van de betreffende bachelor-, master- en deficiëntieopleiding.

Artikel I – onderdeel E

Ook wordt een terugvorderingsgrond toegevoegd aan de regeling. Dit maakt het mogelijk om subsidie voor studiekosten terug te vorderen indien er een samenloop is van de lerarenbeurs met een andere financiële bijdrage van de Minister voor het volgen van de opleiding. Daarvan is in ieder geval sprake bij de volgende voorzieningen:

  • reguliere studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs, aanvullende beurs of de reisvoorziening (artikel 3.1, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000);

  • een tegemoetkoming leraren op grond van hoofdstuk 5, afdeling 5.1, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; of

  • een subsidie verstrekt op grond van de Subsidieregeling tweede lerarenopleiding.

Deze voorzieningen zijn namelijk tegemoetkomingen of zijn prestatiebeurzen die – indien de student kortgezegd zijn opleiding binnen 10 jaar met goed gevolg afrondt – kunnen worden omgezet in een gift. Samenloop tussen de lerarenbeurs en studiefinanciering in de vorm van een lening, collegegeldkrediet of levenlanglerenkrediet (artikel 3.1, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000) is wel toegestaan. Dit zijn namelijk een leningen en worden niet omgezet tot een gift.

De subsidie voor studieverlof wordt niet teruggevorderd, omdat de werkgever deze subsidie ontvangt en niet de aanvrager.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

Naar boven