Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 11 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/97273, tot wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 74, derde lid, onderdeel b, en 118, eerste en vijfde lid, onderdeel j, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de artikelen 17, eerste, tweede en vijfde lid, 17a, eerste en vijfde lid, en 27b, derde lid, 30, tweede lid, 32b, tweede lid, en 33a van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

BESLUITEN:

ARTIKEL I

De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 6.2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, derde tot en met zesde lid, 6.3, eerste, zevende en achtste lid, 6.3a, tweede lid, aanhef, 6.6, onderdeel d, en bijlage VI, onderdeel F, aanhef, wordt telkens ‘AOC-raad’ vervangen door ‘Stichting Groene Erkenningen’.

B

Artikel 6.3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel l, vervalt ‘pencycuron of’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • n. toepassing van groeiregulatoren (ethyleenremmers) op basis van de werkzame stof 1-methylcyclopropeen door het in een goed geventileerde ruimte toedienen van een sachet aan een doos of container, die hierna direct gesloten respectievelijk ingehoesd of geseald wordt.

C

In artikel 6.7, vijfde lid, wordt ‘artikel 6.3, zesde lid’ vervangen door ‘artikel 6.3, zevende lid’.

D

Artikel 7.3c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt als volgt te luiden: Administratie van gewasbeschermingsmiddelen of niet toegelaten biociden.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘het gewasbeschermingsmiddel’ ingevoegd ‘of de biocide’.

E

In artikel 8.8, tweede lid, wordt ‘artikel 30, eerste lid, onderdeel a’ vervangen door ‘artikel 30, eerste lid, onderdeel b’.

F

Aan artikel 8.14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Apparatuur voor het behandelen van zaaizaad wordt elke zes jaar gekeurd, voor het eerst uiterlijk:

    • a. op 31 december 2024 voor apparatuur met een bouwjaar van 2022 of eerder;

    • b. zes jaar na de aankoopdatum voor apparatuur met een bouwjaar 2023 of later.

G

Aan hoofdstuk 9 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

9.8. Strafrechtelijke handhaving

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 69, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625.

H

Bijlage XIII, deel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. Rij 66a vervalt.

2. Een rij wordt toegevoegd, luidende:

89

43, eerste lid van de wet

Aanbieden van een biocide die niet is vermeld op de lijst bedoeld in artikel 95, eerste lid van de verordening

2.000

2.000

1.500

1.500

nvt

nvt

I

Bijlage XVII komt te luiden:

Bijlage XVII. Gebruik op sportvelden als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onderdeel a

Golfterreinen

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

green1

fringe, collar

foregreen, apron

tees

fairways

maintained-rough

golfrough

Plantago spp.

Weegbree

nee

maximaal 20% per jaar1

met inachtneming schadedrempel2

nee

Veronica filiformis

Draadereprijs

Veronica arvensis

Veldereprijs

Taraxacum officinalis

Paardenbloem

Bellis perennis

Madeliefje

Trifolium repens

Witte klaver

Polygorum aviculare

Varkensgras

Hypochaeris radicata

Biggenkruid

Ranunculus repens

Kruipende boterbloem

Achillea millefolium

Duizendblad

Cerastium fontanum

Hoornbloem

Cirsium arvense

Akkerdistel

nee

pleks gewijs

Jacobaea vulgaris

subsp. Vulgaris

Jacobskruiskruid

Rumex obtusifolius

Ridderzuring

Sagina procumbens

Liggende vetmuur

10%

nee

Growth regulator

grasgroeiremmer

nee

Melolontha melolontha

Meikever

ja

nee

Amphimallon solstitialis

Junikever

Tipula spp

Emelten

ja

nee

 

Clarireedia spp. (vml. Sclerotinia homoeocarpa)

Dollarspot

2x/jaar met

inachtneming schadedrempel

nee

Microdochium nivale, Fusarium nivale

Sneeuwschimmel

1x/jaar met

inachtneming schadedrempel

nee

X Noot
1

Indien in een tabel een percentage is genoteerd, zoals 20%, is de toepassing wel toegestaan, maar mag die toepassing gedurende het jaar op ten hoogste 20% van het areaal plaatsvinden.

X Noot
2

Het in acht nemen van een schadedrempel, voorafgaande aan het toepassen van een gewasbeschermingsmiddel, is onderdeel van de verplichte toepassing van geïntegreerde gewasbescherming.

Andere sportvelden

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

Wedstrijdvelden in stadions

Wedstrijd-, trainings- en bijvelden buiten stadions

Plantago major

Grote weegbree

nee

maximaal 10% per jaar met inachtneming schadedrempel

Veronica filiformis

Draadereprijs

Veronica arvensis

Veldereprijs

Taraxacum officinalis

Paardenbloem

Bellis perennis

Madeliefje

Trifolium repens

Witte klaver

Lepidium didymum

Kleine varkenskers

Polygorum aviculare

Varkensgras

Growth regulator

Grasgroeiremmer

nee

nee

Melolontha melolontha

Meikever

nee

ja

Amphimallon solstitialis

Junikever

Clarireedia spp.

(vml. Sclerotinia homoeocarpa)

Dollarspot

ja

nee

Microdochium nivale,

Fusarium nivale

Sneeuwschimmel

Pythium spp.

Kiemplantenziekte

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I Algemeen

1. Aanleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: Rgb). Eerst wordt de herziening van de uitzonderingen toegelicht, die behoren bij het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden. Daarna volgt bespreking van de andere aanpassingen die voortvloeien uit het ‘regulier onderhoud’ van de regeling.

2. Gebruik gewasbeschermingsmiddelen op sportterreinen (Onderdeel I)

Artikel 27b, eerste lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden bepaalt dat het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw niet is toegestaan behoudens enkele uitzonderingen voor bijzondere situaties waaronder sportvelden (artikel 8.4 in samenhang met bijlage XVII).

Uitgangspunt van beleid is het voorkomen van vermijdbaar gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, door middel van de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming. Volgens onderzoek van het Mulier Instituut maakt bijna 80% van de gemeenten geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op hun grassportvelden. Een lager percentage past geïntegreerde gewasbescherming toe in hun beheer1. De methode van toepassing van geïntegreerde gewasbescherming wordt uiteengezet in het rapport ‘Handleiding Geïntegreerd Sportgrasbeheer: stappenplan voor IPM en structurele speelkwaliteit’ (2023) door het adviesbureau Ernst Bos Advies.

Streven is het aantal uitzonderingen zoveel mogelijk te beperken. De hiervoor bestaande tabellen zijn voor het laatst aangepast op 1 april 2020 (Stcrt. 2020, 18714), maar thans opnieuw beoordeeld. Een onafhankelijke commissie bestaande uit vijf praktijkdeskundigen heeft op mijn verzoek geadviseerd of – uitgaande van de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde gewasbescherming – het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen technisch of financieel nog onvermijdelijk (noodzakelijk) is. Daarbij is rekening gehouden met recente innovaties en andere ontwikkelingen. Geconcludeerd is dat voor de beheersing van de meeste onkruiden, insecten en schimmels voldoende preventieve of niet-chemische maatregelen en methoden op de Nederlandse markt beschikbaar zijn. Voor de aangewezen uitzonderingen op golfterreinen en andere sportvelden zijn die volgens onderzoek in de praktijk onvoldoende aanwezig (bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 27 858, nr. 568), maar is indien redelijk nadere clausulering van het gebruik aangebracht. Daarin voorziet deze wijzigingsregeling.

Over de inhoud van beide tabellen uit bijlage XVII wordt nog het volgende toegelicht.

Indien in de tabel bij een terreintype of bij de naam van een onkruid, insect of schimmel een ‘nee’ is genoteerd, mag voor beheersing of bestrijding geen gewasbeschermingsmiddel worden toegepast. Indien een percentage is genoteerd, zoals 10% (bij andere sportvelden), is toepassing wel toegestaan, maar mag die toepassing gedurende het kalenderjaar op ten hoogste 10% van het areaal plaatsvinden.

Bijvoorbeeld: als de omvang van het uitgezonderde speloppervlak op een bepaald golfterrein in totaal 15 hectaren bedraagt (van de zogenaamde fringe/collar tot en met mantained rough), mogen per jaar tegen de genoemde onkruiden op ten hoogste 3 hectaren (20% van 15 hectaren) gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Het percentage is een maximum. In de praktijk zal de behoefte naar verwachting vaak lager uitvallen, omdat de beheerder preventieve maatregelen neemt om te voorkomen dat gewasbeschermingsmiddelen moeten worden toegepast. Bij het treffen van die maatregelen wordt rekening gehouden met aspecten zoals de ondergrond van het sportterrein en een goede timing van de activiteiten. Een gesloten grasmat beperkt de aanwezigheid van onkruiden.

Voordat een gewasbeschermingsmiddel wordt toegepast, moet een schadedrempel in acht worden genomen. Niet tegen elke schade hoeven namelijk maatregelen te worden getroffen, maar alleen tegen schade die gelet op de doelstellingen van de beheerder niet acceptabel is. Voor een goede, gezonde sportbeoefening, binnen het kader van geïntegreerde gewasbescherming is een nultolerantie tegen plagen, ziekten en onkruiden niet nodig. De concrete schadedrempels worden niet ad hoc, maar in de planvorming voorafgaand aan uitvoering van het beheer bepaald.

Het hanteren van schadedrempels vloeit voort uit de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming, die sinds jaren (wettelijk) uitgangspunt zijn in het terreinbeheer.

Toegevoegd in de tabel ‘Andere sportvelden’ is het onkruid Kleine varkenskers, een onkruid dat de laatste jaren meer voorkomt dan voorheen. Het kan net ingezaaide gewas verdringen, als tijdens warme perioden (tijdens de competitiestop) onderhoud wordt uitgevoerd voor aanleg, renovatie of groot onderhoud. Kleine varkenskers is dan alleen in de kaal gespeelde doelmond problematisch, maar niet in een gesloten grasmat.

De beheersing van ziekten in stadions behoort niet frequenter plaats te vinden dan één of hoogstens twee keer per jaar. De ziekten die in de tabel worden genoemd, zijn te herleiden tot overbemesting en overvloedige beregening en dus tot een onvoldoende vakkundig beheer. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in die situaties is in beginsel vermijdbaar.

Een pleksgewijze toepassing betekent dat het gewasbeschermingsmiddel niet volvelds, maar alleen gericht, specifiek op het te beheersen (te bestrijden) onkruid mag worden toegepast.

Voor nieuw ingezaaide delen of nieuw aangelegde nursery greens geldt volgens deskundigen voor een geïntegreerde gewasbescherming: jaar 1 geen bestrijding, jaar 2 of 3: eenmalig 100%, na die periode geldt de tabel. Het percentage 100% betekent niet dat onkruiden móeten worden bestreden, uitgangspunt blijft dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door toepassing van geïntegreerde gewasbescherming zoveel mogelijk moet worden vermeden. Na 2 of zo nodig 3 jaar is sprake van een bestaande grasmat en is de tabel onverkort van toepassing. ‘Nieuw ingezaaid’ wil zeggen: het sportveld dat in het kader van renovatie of grootschalig onderhoud in zijn geheel opnieuw wordt ingezaaid. Kleinschalig onderhoud in het doelgebied van een voetbalveld valt daar niet onder.

3. Overige wijzigingen

De overige wijzigingen in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden vloeien voort uit het regulier onderhoud van de regeling en worden hieronder toegelicht.

Onderdeel A

De woorden ‘van de AOC-raad’ zijn vervangen door ‘Stichting Groene Erkenningen’. Reden daarvoor is dat de AOC-raad per 31 maart 2019 is opgeheven. De Stichting Groene Erkenningen is een zelfstandig bestuursorgaan voor opleidingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Inhoudelijk heeft de wijziging geen gevolgen; het Bureau Erkenningen blijft betrokken bij de opleiding en examinering voor agrarische en groene beroepen.

Onderdeel B
Eerste lid

De naam van de werkzame stof pencycuron is geschrapt, omdat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met deze werkzame stof in Nederland niet meer is toegestaan. Pencycuron staat niet meer op de Europese lijst met werkzame stoffen die als ingrediënt voor gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt.

Tweede lid

Voor bepaalde handelingen met gewasbeschermingsmiddelen is een vorm van opleiding nodig, om de risico’s van gebruik te beperken. Aan de opsomming in artikel 6.3a wordt een handeling toegevoegd: een bepaalde toepassing van groeiregulatoren (ethyleenremmers) op basis van werkzame stof 1-methylcyclopropeen.

Met dit lid wordt bereikt dat een werknemer niet meer behoeft te beschikken over een ‘bewijs van vakbekwaamheid’, maar waarvoor kan worden volstaan met een instructie. Het betreft in de praktijk relatief eenvoudige en intrinsiek laag-risicohandelingen.

Onderdelen C, D en E

De wijzigingen betreffen correcties van kennelijke verschrijvingen.

Onderdeel F

De lidstaten zorgen volgens artikel 8 van Richtlijn 2009/128/EG2 voor dat apparatuur voor toepassing van gewasbeschermingsmiddelen die professioneel worden gebruikt, periodiek worden gekeurd.

Nederland heeft deze verplichting reeds lang geïmplementeerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen apparatuur die moet worden gekeurd met een frequentie van eens per drie jaar of eens per zes jaar, rekening houdende met de mate van gebruik en de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu. De Europese Commissie heeft recent aangegeven dat een uitzondering voor apparatuur voor het behandelen van zaaizaad niet mogelijk is, ook niet als die op gespecialiseerde bedrijven plaatsvindt, zoals in Nederland. Daarom is na overleg met de sector en bedrijven besloten de uitzondering te schrappen en -gelet op de mate van gebruik van deze apparatuur- een keuringsfrequentie te hanteren van eens per zes jaar.

Onderdeel G

Deze wijziging maakt het mogelijk om overtreding van de artikelen 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 69, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2017/6253 strafrechtelijk te handhaven.

Onderdeel H

Eerste lid:

Rij 66a van bijlage XIII, deel C, stelt een boete op de ‘overtreding van een voorschrift of beperking, verbonden aan een vrijstelling van een biocide’. Uit nadere analyse blijkt dat voor deze boetebepaling geen wettelijke grondslag aanwezig is in artikel 38, derde lid, of artikel 90 van de wet.

De boetebepaling wordt daarom geschrapt. Voor zover bekend is de bepaling in de praktijk niet toegepast.

Tweede lid:

Door het toevoegen van een nieuwe rij wordt een kennelijke omissie gecorrigeerd. De hoogte van de boetebedragen is afgestemd met de aard en ernst van vergelijkbare overtredingen die eveneens zijn opgenomen in bijlage XIII, deel C.

Onderdeel I

De wijzigingen in beide tabellen zijn verantwoord in paragraaf 2 van deze toelichting.

4. Regeldrukkosten bedrijven, overheden en burgers en toetsing ATR

De volgende onderdelen zouden tot nalevingskosten kunnen leiden:

Onderdeel B, tweede lid – Het volgen van een veiligheidsinstructie door de werknemer kost maximaal een half uur. Het geven van een veiligheidsinstructie kost de instructeur ook enige tijd. Maar omdat deze instructie deel kan uitmaken van het inwerken van nieuw personeel zal het effect op de nalevingskosten beperkter zijn. De lasten voor werknemer en instructeur gezamenlijk worden geschat op € 17,25 per instructie aan een werknemer (namelijk 0,75 uur vermenigvuldigd met € 23 het standaardtarief voor laaggeschoold personeel). Ervan uitgaande dat 500 werknemers een veiligheidsinstructie voor deze toegevoegde handeling volgen, en dat een veiligheidsinstructie iedere vijf jaar moet worden herhaald, bedraagt de nalevingslast € 1.725 per jaar.

Onderdeel F – Ongeveer 25 bedrijven in Nederland behandelen zaaizaad met gewasbeschermingsmiddelen. De Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek, een onafhankelijke keuringsinstelling, heeft een protocol vastgesteld voor het uitvoeren van deze keuring. De kosten van een keuring bedragen eens per zes jaar ongeveer 200 euro. De wijziging van het voorschrift leidt voor de bedrijven daarom tot een toename in totaal ongeveer 850 euro per jaar.

Onderdeel I – Sportvelden kunnen voor een groot deel zonder gewasbeschermingsmiddelen worden beheerd. Dat blijkt uit onderzoek van praktijkdeskundigen. Deze deskundigen hebben de technische mogelijkheden en de financiële haalbaarheid beoordeeld op basis van hun kennis en jarenlange ervaring in de sportsector, met inachtneming van de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming. Als een situatie niet meer is uitgezonderd, betekent dit volgens het onderzoek dat de overstap naar een niet-chemisch beheer in de praktijk geen onevenredige nalevingskosten of geen nalevingskosten met zich meebrengt.

Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat voor het terreinbeheer geen andere werkwijze of geen nieuwe of andere apparatuur toegepast behoeft te worden, ten opzichte van de vorige wijziging van de tabellen.

Deze wijzigingsregeling is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het Adviescollege heeft op 8 maart 2024 een advies vastgesteld. De ATR adviseert samengevat de effecten van de wijzigingsregeling voor de mate van toepassing van geïntegreerde gewasbescherming en voor de afname in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduidelijken.

Als reactie op dit advies is in de toelichting verwezen naar het onderzoek ‘Monitor milieuvriendelijk beheer van grassportvelden 2022’ van het Mulier Instituut, het Kenniscentrum Sport en Bewegen. In het rapport wordt ingegaan op de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door of namens gemeentelijke beheerders van grassportvelden. Onderzoek naar de effecten voor de aard en omvang van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet uitgevoerd. Omdat het gebruik in de praktijk sterk wordt beïnvloed door externe factoren, zoals weersomstandigheden, kunnen uit trends van dat gebruik van een bedrijf of sportsector geen beleidsmatige conclusies worden getrokken.

Enkele andere adviezen van de ATR zijn in de tekst van de toelichting verwerkt.

II. Afstemming en inwerkingtreding

Het onderzoek dat als basis dient voor wijziging van de tabellen is in november 2022 besproken met vertegenwoordigers van de sportbonden voor golf en andere grassportvelden. Relevante opmerkingen en suggesties zijn in dat onderzoek verwerkt.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Inspectie Leefomgeving en Transport hebben als toezichthoudende instanties op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen respectievelijk biociden geen bezwaren tegen deze wijziging.

De regeling is van 29 januari 2024 tot en met 29 februari 2024 via internet geconsulteerd. Als reactie op voorstellen van de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek zijn enkele beperkte wijzigingen in de tabellen aangebracht (zoals een inperking van Klaver tot alleen Witte klaver). Twee andere voorstellen, om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met laag-risicostoffen of basisstoffen of het gebruik van biologische of natuur-identieke gewasbeschermingsmiddelen toe te staan, is niet overgenomen. Het verbod op het gebruik van dergelijke middelen is niet in een ministeriële regeling opgenomen, maar in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Aan beide voorstellen kan – los van eventuele inhoudelijke aspecten – in het kader van deze wijziging van de regeling niet tegemoet worden gekomen.

Deze regeling treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst in werking. In verband met onderdeel I over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportterreinen wordt een uitzondering gemaakt op de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van twee maanden zoals die geldt voor ministeriële regelingen. Dit is gewenst, nu dit, zoals beschreven in paragraaf 2, gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 4.2 van ‘Monitor milieuvriendelijk beheer van grassportvelden 2022’, een uitgave van het Mulier Instituut

X Noot
2

Richtlijn 2009/128/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU 2009, L 309).

X Noot
3

Verordening (EU) 2017/625 van het Europees parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen (PbEU 2017, L 95).

Naar boven