Regeling van de Minister voor Milieu en Wonen, van 30 maart 2020, nr. IENW/BSK-2020/57764, tot wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met aanpassing van de uitzonderingen op het verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

De Minister voor Milieu en Wonen,

Gelet op artikel 27b, derde lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6.6, onderdeel f, wordt ‘brengen’ vervangen door ‘aanbieden’.

B

Artikel 8.2, eerste lid, onderdelen a en f, komen te luiden:

  • a. binnen tien meter van een object dat verwijderd moet blijven van open vuur of draaiende motoren en zones waarbinnen het gebruik van open vuur of draaiende motoren niet is toegestaan;

  • f. binnen tien meter van een elektrische voorziening voor hoogspanning waarvan delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking en waarvan de spanning niet op eenvoudige wijze tijdelijk kan worden onderbroken.

C

Artikel 8.3 komt te luiden:

Artikel 8.3. (Noodzakelijk voor de bescherming van mens, dier of milieu)

  • 1. Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor een gerichte bestrijding van:

    • a. eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea);

    • b. bastaardsatijnrups (Euproctis chrysorrhoea);

    • c. duizendknoop: Japanse duizendknoop (Fallopia japonica), Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis), bastaard duizendknoop (Fallopia x bohemica), Afghaanse duizendknoop (Persicaria wallichii) en kruisingen;

    • d. fluweelboom/azijnboom (Rhus species);

    • e. Pontische rododendron (Rhododendron x superponticum);

    • f. robinia (Robinia pseudoacacia);

    • g. knolcyperus (Cyperus esculentus), en

    • h. schadeveroorzakende organismen op rozen (Rosa species) bij oorlogsgraven.

  • 2. Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen:

    • a. waarvoor op grond van artikel 38 van de wet een vrijstelling is verleend;

    • b. voor een gerichte bestrijding van terrestrische soorten die zijn opgenomen op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening 1143/2014 (EG) met uitzondering van moeraslantaarn (Lysichiton americanus) en reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum), en

    • c. voor een gerichte bestrijding van soorten die zijn aangewezen in bijlage II van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PbEU 2019, L 319).

D

Na artikel 8.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.3a (Uitzonderingen op gebruiksverbod aflopend op 1 april 2022)

Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor een gerichte bestrijding van:

  • a. Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina);

  • b. eik (Quercus species) met uitzondering van Quercus robur en Quercus petraea.

E

Artikel 8.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt voor ‘gebruik’ ingevoegd ‘gerichte’;

2. Aan onderdeel a wordt toegevoegd ‘, maar exclusief de niet met gras begroeide alsmede de in bijlage XVII met ‘nee’ aangeduide delen’.

F

Artikel 8.9 komt wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘methylbromide’ vervangen door ‘waterstofcyanide’.

2. In het eerste lid wordt ‘methylbromide’ vervangen door ‘waterstofcyanide’.

G

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan deel A, onderdeel f, wordt toegevoegd ‘en in staat zijn een beheersingsplan op te stellen en een beheersing uit te voeren geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing.

2. In deel A, onderdeel i, wordt na ‘hulpmiddelen’ ingevoegd ‘die gebaseerd is op geïntegreerde plaagdierbeheersing; de kandidaat kan het beheersingsplan uitvoeren inclusief de daarmee verbonden vastlegging en rapportages’.

3. Aan deel A, onderdeel k, wordt toegevoegd ‘en hoe deze passen binnen de geïntegreerde plaagdierbeheersing’.

4. In deel A, onderdeel l, wordt na ‘voorzorgsmaatregelen’ ingevoegd ‘ten behoeve van geïntegreerde plaagdierbeheersing’.

5. Aan deel E, onderdeel d, wordt toegevoegd ‘geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing’.

6. Aan deel E, onderdeel e, wordt toegevoegd ‘en in staat zijn een beheersing uit te voeren geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing’.

H

In bijlage VII, deel A, onderdeel 7, eerste gedachtestreepje, wordt na ‘kooldioxide’ ingevoegd ‘, waterstofcyanide’.

I

In bijlage X, onderdeel 2, wordt ‘methylbromide’ vervangen door ‘waterstofcyanide’.

J

In bijlage XI wordt het eerste voorkomen van ‘methylbromide’ vervangen door ‘waterstofcyanide’ en wordt ‘gas (methylbromide): .... kg’ vervangen door ‘waterstofcyanide: .... liter’.

K

In bijlage XII wordt ‘methylbromide’ vervangen door ‘waterstofcyanide’.

L

Na bijlage XVI wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE XVII. GEBRUIK OP SPORTVELDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8.4, EERSTE LID, ONDERDEEL A

Golfterreinen

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

green

fringe/ collar

foregreen/ apron

tees

fairways

maintained-rough

golfrough

Plantago spp.

weegbree

nee

ja

nee

Veronica filiformis

draadereprijs

Veronica arvensis

veldereprijs

Taraxacum officinalis

paardenbloem

Bellis perennis

madeliefje

Trifolium spp.

klaver

Polygorum aviculare

varkensgras

Hypochaeris radicata

biggenkruid

Ranunculus repens

kruipende boterbloem

Stellaria media

vogelmuur

Cerastium fontanum

hoornbloem

Jacobaea vulgaris subsp. Vulgaris

jakobskruiskruid

ja

Rumex obtusifolius

ridderzuring

nee

nee

ja

Sagina procumbens

liggende vetmuur

ja

nee

nee

Growth regulator

grasgroeiremmer

nee

nee

nee

Melolontha melolontha

meikever

ja

nee

Amphimallon solstitialis

junikever

Clarireedia spp.

(vml. Sclerotinia homoeocarpa)

dollar spot

ja

ja

ja

nee

Microdochium nivale,

Fusarium nivale

sneeuwschimmel

ja

ja

ja

Andere sportterreinen

Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

wedstrijdvelden in stadions

wedstrijd-, trainings- en bijvelden buiten stadions

Plantago spp.

weegbree

nee

ja

Veronica filiformis

draadereprijs

Veronica arvensis

veldereprijs

Taraxacum officinalis

paardenbloem

Bellis perennis

madeliefje

Trifolium spp.

klaver

Polygorum aviculare

varkensgras

Growth regulator

grasgroeiremmer

nee

nee

Melolontha melolontha

meikever

nee

ja

Amphimallon solstitialis

junikever

Clarireedia spp.

(vml. Sclerotinia homoeocarpa)

dollar spot

ja

nee

Microdochium nivale,

Fusarium nivale

sneeuwschimmel

ja

Pythium spp.

kiemplantenziekte

ja

ARTIKEL II

Artikel 8.3a vervalt met ingang van 1 april 2022.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

I Algemeen

1. Aanleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: Rgb). In de volgende paragraaf komt de herziening van de lijst met uitzonderingen aan de orde, die gelden op het verbod om buiten de landbouw professioneel gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Daarna worden aanpassingen besproken die voortvloeien uit het ‘regulier onderhoud’ van de regeling.

2. Uitzonderingen op het gebruiksverbod

Artikel 27b, eerste lid van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: Bgb) bepaalt dat het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw niet is toegestaan, behoudens bij ministeriële regeling vastgestelde uitzonderingen. De uitzonderingen zijn opgenomen in paragraaf 8.2 van de Rgb.

De lijsten met uitzonderingen zijn herzien. Beoordeeld is of een uitzondering technisch of financieel nog noodzakelijk is, in de situatie dat de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken en van een geïntegreerde gewasbescherming worden toegepast, zoals bedoeld in artikel 26 van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Op basis van adviezen van praktijkdeskundigen is geconcludeerd dat voor de bestrijding van de meeste onkruiden, insecten en schimmels voldoende preventieve of niet-chemische maatregelen op de markt beschikbaar zijn. Voor de aangewezen uitzonderingen zijn die in de praktijk onvoldoende aanwezig.

2.1 Noodzakelijk voor veilige exploitatie

Artikel 8.2, eerste lid, onderdelen a en f, bepalen dat het gebruik zich beperkt tot de locatie waar het gebruik van open vuur of draaiende motoren niet is toegestaan, of waar een onvoldoende beschermde elektrische installatie voor hoogspanning aanwezig is. In plaats van ‘locatie’ wordt voortaan uitgegaan van een afstand van tien meter tot de dichtstbijzijnde rand van het object dat verwijderd moet blijven van open vuur of draaiende motoren. Het object kan bestaan uit een technische installatie, maar ook uit die installatie met een (betreedbare) strook er omheen die ten dienste staat aan het feitelijk functioneren van die installatie. Daarnaast is geëxpliciteerd dat het verbod niet geldt voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen een zone waarbinnen open vuur of draaiende motoren niet zijn toegestaan (zoals een ATEX-zone). Met deze preciseringen wordt duidelijker gemaakt dat gewasbeschermingsmiddelen alleen mogen worden toegepast waar dat strikt noodzakelijk is, en dus bijvoorbeeld niet op op het gehele bedrijf (de ‘bedrijfslocatie’).

Onderdeel f koppelt een uitzondering aan de aanwezigheid van een elektrische installatie voor hoogspanning. Onbedoeld was de uitzondering ook van toepassing op schrikdraad of een schrikdraadhek met een hoge spanning. Het gebruik van preventieve of niet-chemische maatregelen en methoden bij deze installaties levert echter in beginsel geen gevaar op (het gevaar wordt niet bepaald door de spanning, maar door het vermogen) en de installaties kunnen eenvoudig worden uitgeschakeld. Een uitzondering voor deze categorie installaties is daarom niet nodig. Daarom is toegevoegd dat de uitzondering beperkt blijft tot installaties waarvan de spanning niet eenvoudig kan worden uitgeschakeld.

2.2 Noodzakelijk voor de bescherming van mens, dier of milieu

De lijst met bomen, struiken en kruidachtigen in artikel 8.3, eerste lid, is herzien, rekening houdend met het advies ‘Evaluatie lijst uitzonderingen artikel 8.3 Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden’, van het onafhankelijk adviesbureau Eco Consult - Groen, Milieu & Management BV. Het advies is gebaseerd op recente onderzoeksresultaten en de kennis en ervaring van praktijkdeskundigen en organisaties.

De Aziatische duizendknopen blijven, in ieder geval voorlopig, op de lijst met uitzonderingen. De stichting Probos heeft in een vierjarig onderzoek de verschillende methoden voor bestrijding van duizendknoop onderzocht. Volgens het rapport ‘Praktijkproef bestrijding duizendknoop; Resultaten en kostenefficiëntie van zeven bestrijdingsmethoden voor duizendknoop en varianten daarop’ (december 2017) zijn de kosten en resultaten van preventieve en niet-chemische maatregelen en methoden vergelijkbaar met die van gewasbeschermingsmiddelen. Anderzijds zal mogelijk op basis van onderzoek naar de toepasbaarheid van de schimmel Mycosphaerella polygoni-cuspidati tegen duizendknopen binnen afzienbare tijd een gewasbeschermingsmiddel op de markt worden geïntroduceerd met geringe risico’s voor mens, dier en milieu. Na afronding van het onderzoek zal daarom de uitzondering worden heroverwogen.

De ambrosia (Ambrosia species) kan met een consequent en frequent beheer voldoende worden bestreden en is van de lijst verwijderd.

Meerdere struiken die van het gebruiksverbod waren uitgezonderd, kunnen inmiddels met een voldoende frequent beheer worden beheerst, zonder gebruik te maken van gewasbeschermingsmiddelen. Gedurende de eerste jaren van de groei kunnen zij worden bestreden door het handmatig of mechanisch verwijderen van de jonge struik. Oudere struiken worden afgezaagd of door ‘ringen’ (mechanisch of thermisch schillen) behandeld, waarna de stobbe wordt gefreesd of met heet water behandeld om opnieuw uitlopen van de struik te voorkomen. Het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel is dus vermijdbaar. Om die reden zijn zuurbes, rimpelroos, dwergmispel en trosbosbes van de lijst geschrapt. Deze aanpak is ook toepasbaar op enkele bomen die op de lijst met uitzonderingen zijn opgenomen, zoals de Amerikaanse vogelkers en de Amerikaanse eik. Voor beide is een overgangstermijn van twee jaar opgenomen om beheerders zo nodig in de gelegenheid te stellen hun bedrijfsvoering aan te passen op het gebruiksverbod. Voor andere boomsoorten is het volledig verwijderen van de stobbe en aanvullend gericht maaibeheer effectief. Om die reden zijn de esdoorn, grauwe en witte abeel geschrapt.

De uitzondering voor de bestrijding van de buxusmot is vervallen, omdat een uitzondering noodzakelijk behoort te zijn voor ‘de bescherming van de gezondheid van mens of dier of van het milieu’. De buxus heeft de afgelopen jaren veel schade geleden door de buxusmot, maar dit economische aspect valt buiten de criteria van artikel 27b Bgb. Voor bestrijding van de buxusmot in botanische tuinen kan overigens een beroep worden gedaan op de specifieke uitzondering uit artikel 8.4, onderdeel c.

Uitheemse bomen, struiken of planten die oorspronkelijk niet in de Nederlandse natuur voorkomen (invasieve exoten) kunnen tot uiteenlopende problemen leiden. De soorten op de Unielijst invasieve exoten zijn op dit moment zonder gewasbeschermingsmiddelen moeilijk onder controle te krijgen, met uitzondering van de moeraslantaarn waarvoor wél toereikende preventieve en niet-chemische bestrijdingsmethoden beschikbaar zijn. Ervaringen van de afgelopen jaren tonen aan dat dit ook het geval is met de reuzenberenklauw. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet noodzakelijk, omdat de reuzenberenklauw met frequent maaibeheer (voorkomen van de vorming van een zaaibed), de elektrothermische methode en een speciaal voor dit doel ontwikkelde grondboor voldoende bestreden kan worden.

De hemelboom is op 15 augustus 2019 toegevoegd aan de lijst met invasieve exoten. Omdat artikel 8.3, tweede lid, voor invasieve exoten al een uitzondering op het gebruiksverbod bevat, is de hemelboom in het eerste lid geschrapt.

De Unielijst kan worden geraadpleegd op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Aan de lijst is een uitzondering toegevoegd. Op grond van internationale afspraken zijn bij oorlogsgraven rozen geplant, die als eerbetoon aan de gevallenen een hoge kwaliteit moeten hebben. Schaduwwerking van bomen bij deze graven bevordert de aanwezigheid van schimmels, die tot aanzienlijke schade aan de rozen leidt. Een beheer zonder gewasbeschermingsmiddelen -gewoonlijk door de Oorlogsgravenstichting en de Commonwealth War Graves Commission- is nog onvoldoende mogelijk.

Bij een volgende herziening, over ongeveer twee jaar, zal worden bezien of opname van de veldiep en de dennenprocessierups op de lijst met uitzonderingen noodzakelijk is. Niet-chemische maatregelen tegen wortelopslag (heetwaterringen, toepassen van elektrothermie) en methoden zijn meer arbeidsintensief dan onkruidbestrijdingsmiddelen, maar zijn op dit moment niet onvoldoende effectief tegen de veldiep. De dennenprocessierups is nog niet in Nederland gesignaleerd, zodat plaatsing op de lijst met uitzonderingen (nog) niet nodig is.

De Fytorichtlijn 2000/29/EG, genoemd in artikel 8.3, tweede lid, onderdeel c, is per 14 december 2019 vervangen door twee nieuwe Europese Verordeningen. De quarantaine organismen worden dan aangewezen in een bijlage van de Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072, behorende bij de Plantgezondheidsverordening EU 2016/2031. Deze wijziging is in de regeling verwerkt.

2.3 Specifieke terreinen voor sport

Artikel 8.4, onderdeel a, bepaalde dat sportvelden met natuurgras van het gebruiksverbod waren uitgezonderd. Beherende organisaties en het Rijk hebben in de Green Deal ‘Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden’ (C-189) de doelstelling afgesproken dat met ingang van het jaar 2020 in het beheer geen gewasbeschermingsmiddelen meer worden gebruikt, behalve in die situaties waarin dat strikt noodzakelijk is. De stuurgroep van de Green Deal heeft voorgesteld de uitzondering voor sportvelden te beperken tot enkele specifieke uitzonderingen. Het voorstel is inhoudelijk gebaseerd op het advies ‘Noodzakelijk gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden met natuurgras’, opgesteld door een commissie bestaande uit onafhankelijke praktijkdeskundigen. In het advies heeft de commissie beoordeeld of op dit moment het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog noodzakelijk is, omdat preventieve of niet-chemische maatregelen in de praktijk onvoldoende toepasbaar zijn. Vanwege de bestaande verplichting om een geïntegreerde gewasbescherming toe te passen, is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de meeste situaties niet noodzakelijk en alleen nog onvermijdelijk op bepaalde delen van grassportvelden, tegen de onkruiden, insecten en schimmels die in bijlage XVII worden genoemd.

Het gebruik van nematoden tegen de meikever en junikever, in alle ontwikkelingsstadia, is toegestaan, omdat zij geen gewasbeschermingsmiddelen zijn. Indien het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden een gewasbeschermingsmiddel tegen insecten toelaat tot de Nederlandse markt, mag ook dat middel worden gebruikt voor de typen velden waarvoor in de tabel een ‘ja’ is genoteerd.

Een periodieke monitoring is onderdeel van een geïntegreerde gewasbescherming en maakt het mogelijk om in een vroeg stadium tegen onkruiden, ziekten en plagen in te grijpen. Het doel van een terreinbeheerder behoort daarom -volgens de commissie- te zijn dat gewasbeschermingsmiddelen niet volvelds tegen onkruiden of insecten worden toegepast, maar op ten hoogste 20% van het uitgezonderde terreinoppervlak. Indien bijvoorbeeld de omvang van het uitgezonderde speloppervlak op een bepaald golfterrein in totaal 15 hectaren bedraagt (van fringe/collar tot en met mantained-rough), mogen per jaar tegen de genoemde onkruiden op ten hoogste 3 hectaren (20% van 15 hectaren) gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast.

Voor (delen van) sportvelden die in het kader van renovatie of grootschalig onderhoud opnieuw zijn ingezaaid, wordt geadviseerd: jaar 1 geen toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, jaar 2 of 3: eenmalig 100%.

Gewasbeschermingsmiddelen tegen ridderzuring moeten pleksgewijs, gericht op het onkruid, worden toegepast.

3. Wijzigingen in kader regulier onderhoud

De wijzigingen in de voorschriften voor biociden en voor gewasbeschermingsmiddelen vloeien voort uit het regulier onderhoud van de regelgeving.

3.1 Eindtermen onderwijs: plaagdierbeheersing

Middelen voor de bestrijding van ratten en muizen op basis van anticoagulantia (bloedverdunners) zijn zeer giftig, moeilijk afbreekbaar en hebben risico’s op doorvergiftiging in predatoren zoals roofvogels en huisdieren. Bij veelvuldig gebruik ontstaat een risico op resistentie. Het buitengebruik van biociden tegen ratten is alleen toegestaan voor professionele plaagdierbestrijders, die te werk moeten gaan volgens een plaagdierbeheerssysteem dat is voorgeschreven door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). De eindtermen van het onderwijs dat moet worden gevolgd voor het verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid zijn op dit systeem toegespitst. Zij zijn nu in bijlage VI van de Rgb aangevuld.

3.2 Methylbromide en waterstofcyanide

In artikel 8.9 en in de bijlagen X, XI en XII vervalt in de opsomming de werkzame stof methylbromide. Gewasbeschermingsmiddelen of biociden met die werkzame stof mogen niet meer op de Nederlandse markt worden gebracht, omdat vanwege de uitvoering van het protocol van Montreal over bescherming van de ozonlaag de Europese goedkeuring van de stof is ingetrokken. De stof wordt overigens nog wel in bijlage VII genoemd, omdat importcontainers nog steeds met methylbromide kunnen zijn behandeld.

De afgelopen jaren heeft het Ctgb een biocide met de werkzame stof waterstofcyanide toegelaten tot de Nederlandse markt. Gelet op de aard en eigenschappen van deze stof is waterstofcyanide aan artikel 8.9, de hiervoor genoemde bijlagen en aan bijlage VII, onderdeel 7 toegevoegd.

3.3 Aanbieden van biociden

De kennelijke verschrijving in artikel 6.6, onderdeel f is gecorrigeerd. De zinsnede ‘op de markt brengen’ (hetgeen door een toelatinghouder plaatsvindt) is vervangen door ‘op de markt aanbieden’ van biociden (door een distributeur).

4. Regeldrukkosten bedrijven, overheden en burgers

De wijzigingsregeling is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk. Het Adviescollege heeft geen formeel advies uitgebracht over de regeling omdat zij de analyse deelt dat er naar verwachting geen omvangrijke regeldrukeffecten optreden als gevolg van het voorstel.

De wijzigingsregeling vloeit voort uit het verbod dat grotendeels bij Besluit van 9 maart 2016 in werking is getreden (Staatsblad 2016, nr. 112). Voor een overzicht van beherende organisaties en te beheren oppervlakken wordt kortheidshalve verwezen naar rapporten die in de Nota van Toelichting worden genoemd.

Een beheer zonder gewasbeschermingsmiddelen in de buitenruimte of op sportvelden is praktisch alleen mogelijk indien een geïntegreerde gewasbescherming wordt toegepast. De lijsten met uitzonderingen bevestigen voor welke problemen die preventieve/niet-chemische maatregelen onvoldoende zijn. Ze zijn dan ook onderdeel van een geïntegreerde gewasbescherming, die al een aantal jaren moet worden toegepast. De toepassing van een geïntegreerde gewasbescherming en de verantwoording ervan in een zogenoemde gewasbeschermingsmonitor (vóór februari 2015: gewasbeschermingsplan) zijn al voorgeschreven (artikel 55 van verordening (EG) 1107/2009 en artikel 26, tweede lid van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden). De regeling leidt ten opzichte van deze bestaande verplichtingen dan ook niet tot extra administratieve lasten.

Evenmin zullen naar verwachting de nalevingskosten toenemen.

Het adviesbureau Eco Consult heeft alleen geadviseerd tot schrappen van een uitzondering indien ‘volgens de stand van de techniek chemievrije bestrijding uitvoerbaar is en de mogelijke meerkosten ervan binnen het aanvaardbare liggen’ (bladzijde 20, rapport Evaluatie lijst uitzonderingen artikel 8.3 Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Het advies over sportveldbeheer concludeert dat extra onderhoud (en beheerkosten) ‘zeer beperkt’ zullen zijn bij goed gebouwde en goed aangelegde velden, met een voldoende maaifrequentie (bladzijde 4).

II. Afstemming en inwerkingtreding

Voorstellen die significante verandering brengen in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen of die grote gevolgen hebben voor de uitvoeringspraktijk worden via internet geconsulteerd, behoudens goede gronden om daarvan af te zien (Kamerstuk 29 362, nr. 224). Naar aanleiding van de internetconsultatie zijn, samengevat, de volgende opmerkingen ingediend:

  • Insprekers hebben voorgesteld de uitzondering voor duizendknoop niet te schrappen. Op dit moment worden proeven uitgevoerd met de schimmel Mycosphaerella polygoni-cuspidati, die mogelijk een gewasbeschermingsmiddel opleveren met geringe risico’s voor mens, dier of milieu.

    Om die reden wordt de uitzondering niet geschrapt, maar zal die te gelegener tijd worden heroverwogen.

  • Binnen gevarenzones (zoals ATEX-zones) moet het gebruik van open vuur en draaiende motoren worden vermeden. Omdat een belangrijk deel van onkruidbestrijding met thermische beheertechnieken wordt uitgevoerd, betogen insprekers dat binnen gevaarzones een uitzondering op het verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zou moeten gelden. Deze uitzondering is toegevoegd.

  • Naar aanleiding van meerdere inspraakreacties wordt opgemerkt dat deze wijzigingsregeling de geldende uitzonderingen voor invasieve exoten (grotendeels) en voor munitieverdachte terreinen, vliegvelden en waterkeringen niet heeft gewijzigd of geschrapt.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Inspectie Leefomgeving en Transport hebben als toezichthoudende instanties geen bezwaren tegen deze wijziging.

De wijzigingsregeling is van kracht met ingang van 1 april 2020, in lijn met het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Er wordt een uitzondering gemaakt op de minimuminvoeringstermijn van twee maanden, nu dit, gelet op de doelgroep en paragraaf 4, aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomt.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven