Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 maart 2023, nummer 4554227, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdtweeëntachtigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de artikelen 9, eerste lid en 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.21, 3.23, vierde lid, onderdeel c, 3.24a, eerste lid, onderdeel c, 3.33, tweede lid, onderdeel c, 3.48, tweede lid, onderdeel b, 3.79, tweede lid, 4.44a, derde lid en 4.53, tweede lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. voor gemeenschapsonderdanen, die als grensarbeider, als werkzoekende grensarbeider, of hangende hun aanvraag om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, verblijven: de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen van het model dat als bijlage 7h bij deze regeling is gevoegd.

2. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.

B

In artikel 3.18, onderdeel d, wordt ‘het KNCV Tuberculosefonds’ vervangen door ‘de Commissie Praktische Tuberculosebestrijding’.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3.24aa, eerste lid, onderdeel g, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. verblijf als mensenrechtenverdediger.

D

In de tabel in artikel 3.34a komt rij l te luiden:

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

E

In de artikelen 4.20, eerste lid, onderdeel e, en 4.29, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 5.5 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs’ vervangen door ‘artikel 6.5 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs’.

F

In artikel 4.32, onderdeel b, wordt ‘de originele tewerkstellingsvergunning’ vervangen door ‘het aanvullend document’.

G

Artikel 4.35, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. indien de vreemdeling in Nederland in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant,

    • 1°. loonspecificaties waaruit blijkt dat de vreemdeling na toelating aan het looncriterium, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, voldoet;

    • 2°. loonspecificaties en, indien van toepassing, een kopie van het diploma waaruit blijkt dat de vreemdeling na toelating voldoet aan het looncriterium, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 voldoet, of

    • 3°. indien het looncriterium niet van toepassing is, loonspecificaties waaruit blijkt dat de vreemdeling na toelating zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt;

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2023, met dien verstande dat artikel I, onderdeel D, terugwerkt tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 maart 2023

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere een actualisering van de groep gemeenschapsonderdanen die in aanmerking komen voor de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen, de aanwijzing van een groep vreemdelingen die in het kader van de discretionaire bevoegdheid voor een verblijfsvergunning als mensenrechtenverdediger in aanmerking kunnen komen en een aantal aanpassingen van de inlichtingenplicht en de administratieplicht voor erkend referenten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a)

Vastgesteld is dat aan groepen gemeenschapsonderdanen als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder a en b, in de praktijk niet meer het bijbehorende document of verklaring wordt afgegeven. Het betreft de gemeenschapsonderdanen die zes maanden in Nederland als werkzoekende verblijven, de gemeenschapsonderdanen, niet zijnde onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, en de gemeenschapsonderdanen die werkzaamheden in loondienst verrichten waarvan de te verwachten duur meer dan zes maanden maar minder dan een jaar bedraagt. Zij vallen onder de groep van de overige gemeenschapsonderdanen met het bijbehorende document EU/EER.

Voorts is gebleken dat voor de vreemdeling en de uitvoering niet duidelijk genoeg uit de tekst volgt dat de groep in Nederland verblijvende grensarbeiders mede bestaat uit grensarbeiders die in Nederland naar werk zoeken. Ook de werkzoekende grensarbeider krijgt derhalve een sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen.

Daarnaast is deze sticker, hoewel dat nu niet uit de tekst volgt, bedoeld voor gemeenschapsonderdanen als bedoeld in artikel 1, sub 2°, 4° en 6°1 die een aanvraag hebben ingediend om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Uit bestendige jurisprudentie volgt namelijk dat deze gemeenschapsonderdanen hangende de aanvraagprocedure rechtmatig verblijf, als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000, hebben2.

In het belang van de rechtszekerheid voor de vreemdeling en de duidelijkheid voor de uitvoering, is het noodzakelijk om artikel 3.2, eerste lid, te wijzigen, zodat deze bepaling weer aansluit bij de voorkomende groepen gemeenschapsonderdanen met rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000, de daarbij behorende verblijfsdocumenten en de bestendige jurisprudentie.

Eerste lid, onderdeel a

Onderdeel a van het eerste lid had betrekking op:

  • gemeenschapsonderdanen die zes maanden in Nederland als werkzoekende verblijven, en

  • gemeenschapsonderdanen die in Nederland als grensarbeider verblijven.

Het rechtmatig verblijf in Nederland van gemeenschapsonderdanen die Unieburger zijn betreft een declaratoir verblijfsrecht. Deze groep van de ‘overige gemeenschapsonderdanen’, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder c (nieuw), komt in aanmerking voor het bijbehorende document EU/EER. Dit geldt ook voor gemeenschapsonderdanen die zes maanden in Nederland als werkzoekende verblijven. Dit is reden om deze groep te laten vervallen in artikel 3.2, eerste lid, onder a, zodat daar niet langer uit volgt dat aan hen de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen wordt verstrekt.

Wat de groep gemeenschapsonderdanen betreft die als grensarbeider in Nederland verblijven, is gebleken dat voor de vreemdeling en de uitvoering niet duidelijk is dat hier ook gemeenschapsonderdanen onder vallen die als werkzoekende grensarbeider in Nederland aanwezig zijn. Gelet hierop is in artikel 3.2, eerste lid, onder a, opgenomen dat ook aan deze werkzoekende grensarbeiders op verzoek de sticker Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen (als bedoeld in bijlage 7h) kan worden verstrekt. Hierbij zal het in dit kader in de praktijk veelal gaan om de derdelands partner van de Unieburger,3 die over de sticker wenst te beschikken, nu Unieburgers sowieso in Nederland naar werk mogen zoeken.

De groep van derdelands familieleden van een Unieburger die een aanvraag indient om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, is nu niet opgenomen in artikel 3.2, eerste lid, onder a. Uit eerdergenoemde jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 november 2021 volgt dat deze groep familieleden hangende de aanvraagprocedure rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft. Het gaat hier in de praktijk specifiek om derdelands familieleden van Unieburgers die langer dan 3 maanden in Nederland willen verblijven. Het kan daarbij tevens gaan om derdelands familieleden waar Nederlandse (minderjarige) kinderen van afhankelijk zijn alsmede om familieleden van terugkerende Nederlanders die gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer. Zij dienen een aanvraag in te dienen om afgifte van een document waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Gedurende de behandeling van deze aanvraag hebben deze derdelands familieleden een zogeheten procedureel rechtmatig verblijf, op grond van artikel 8, onder e van de Vreemdelingenwet 2000. Gelet hierop en het bijbehorende recht om te mogen werken, verstrekt de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan deze groep de sticker Verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen. Met de toevoeging van deze groep aan artikel 3.2, eerste lid, onder a, wordt deze praktijk bestendigd.

Eerste lid, onderdeel b

Onderdeel b had betrekking op:

  • gemeenschapsonderdanen, niet zijnde onderdanen van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, en

  • gemeenschapsonderdanen die werkzaamheden in loondienst verrichten waarvan de te verwachten duur meer dan zes maanden maar minder dan een jaar bedraagt.

Hierin is neergelegd dat de betreffende gemeenschapsonderdanen een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen. Aan deze groepen gemeenschapsonderdanen werd vroeger een dergelijke vergunning verstrekt. Deze praktijk is echter verouderd en er wordt tegenwoordig een EU-verblijfsdocument, het document EU/EER, afgegeven. Om de bepaling van artikel 3.2, eerste lid, bij de huidige praktijk aan te laten sluiten wordt onderdeel b geschrapt. Hierdoor vallen deze groepen gemeenschapsonderdanen onder de groep van de overige gemeenschapsonderdanen en het bijbehorende EU-verblijfsdocument, als bedoeld in onderdeel c (nieuw).

Onderdeel B (artikel 3.18, onderdeel d)

Artikel 3.18 geeft uitvoering aan de verplichting, neergelegd in de artikelen 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.24a, eerste lid, onder c, 3.30c, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, onder c en 3.79, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, tot het aanwijzen van de landen wier onderdanen geen onderzoek naar tuberculose hoeven te ondergaan. De landenlijst die is opgenomen in onderdeel d is niet meer afkomstig van het KNCV Tuberculosefonds. Thans wordt deze lijst samengesteld door de Commissie Praktische Tuberculosebestrijding. Het onderdeel is hierop aangepast.

Onderdeel C (artikel 3.24aa, eerste lid, onderdeel h)

Sinds 1997 neemt een aantal Nederlandse steden deel aan het International Cities Of Refuge Network (ICORN). In dat kader bieden zij jaarlijks enkele zogenoemde mensenrechtenverdedigers voor maximaal één jaar onderdak. Het gaat om bijvoorbeeld kritische journalisten, verdedigers van rechten van vrouwen en minderheden en burgers die opkomen voor democratische rechten. Vanwege hun werk of activiteiten staan zij onder druk in het land van herkomst. Doel van het programma is enerzijds dat de betrokkene weer tot rust kan komen en anderzijds dat hij zijn werk voortzet (op afstand) voor het land van herkomst.

Tot 1 mei 2019 kregen deelnemers aan het ICORN-programma een verblijfsvergunning op grond van de discretionaire bevoegdheid van artikel 3.48 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De mogelijkheid om discretionaire verblijfsvergunningen af te geven is daarna beperkt tot vreemdelingen die behoren tot een in deze regeling specifiek aangewezen categorie voor wie een toelatingsregeling is ingevoerd. De deelnemers van het ICORN-programma zijn destijds over het hoofd gezien en niet als categorie aangewezen. Met deze wijziging wordt deze omissie hersteld.

Onderdeel D (artikel 3.34a, onderdeel l)

Minderjarige kinderen van slachtoffers van mensenhandel zijn geen leges verschuldigd wanneer zij een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van verblijf als familie- of gezinslid indienen. Omdat arbeidsuitbuiting ook een vorm van mensenhandel is ligt het in de rede om ook voor deze aanvragen geen leges te heffen. Met de 171e wijziging (Stcrt. 2021, 27584) is deze legesvrijstelling met ingang van 1 juni 2021 opgenomen in deze regeling, maar met de 176e wijziging is de tekst van rij l weggevallen. Deze omissie is met deze wijziging hersteld.

Onderdeel E (artikelen 4.20, eerste lid, onderdeel e en 4.29, eerste lid, onderdeel c)

Met ingang van 1 oktober 2022 is een herziene versie van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs van kracht geworden, ter vervanging van eerdere versies. Het artikel over de vaststelling van de studievoortgang van de student is verplaatst naar artikel 6.5 van de Gedragscode. De juiste verwijzing in de artikelen 4.20, eerste lid, onderdeel e (informatieplicht) en 4.29, eerste lid, onderdeel c (administratieplicht) naar artikel 6.5 van de Gedragscode is daarom aangepast.

Onderdeel F (artikel 4.32, onderdeel b)

Dit artikel implementeert enkele onderdelen uit een andere richtlijn, te weten de seizoenarbeidersrichtlijn. Uit de seizoenarbeidersrichtlijn vloeit voort dat seizoenarbeid valt onder de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA)-procedure. Zie voorts artikel 1 van de Wet arbeid vreemdelingen 2022 en artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000. De administratieplicht voor de referent in het kader van seizoensarbeid is daarom geactualiseerd. Niet de originele tewerkstellingsvergunning maar het aanvullend document dient in de administratie te worden opgenomen.

Onderdeel G (artikel 4.35, eerste lid, onderdeel b)

Artikel 4.35 ziet op de administratieplicht voor de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid als kennismigrant of houder van de Europese blauwe kaart. Indien de vreemdeling in het kader van arbeid als kennismigrant in aanmerking komt voor het verlaagd looncriterium is in dit onderdeel een extra administratieplicht opgenomen in subonderdeel 2 voor het geval de vreemdeling op grond van een diploma aan het verlaagd looncriterium in het kader van het middelenvereiste voldoet.

Artikel II

De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en de inwerkingtreding valt niet op een vast verandermoment. Daarmee wijkt de inwerkingtreding af van het systeem van vaste verandermomenten. Deze regeling betreft een aantal gunstige aanpassingen, waarvoor afwijking is toegestaan, omdat de betreffende doelgroep daarbij gebaat is.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Familieleden van een Unieburger, zijnde een vreemdeling die de nationaliteit bezit van een staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland, met de nationaliteit van een derde staat.

X Noot
2

Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 november 2021, 202100307/1/V3 (ECLI:NL:RVS:2021:2530).

X Noot
3

Deze derdelands partner heeft geen artikel 9 document nodig, omdat zij reeds in een andere lidstaat (zoals België of Duitsland) beschikken over een verblijfsdocument afgeleid van de Unieburger met wie zij daar verblijven. Zij mogen daarmee als grensarbeider in Nederland werken. Zij kunnen met deze sticker aantonen dat zijn mogen werken in Nederland en naar werk mogen zoeken, maar zijn niet verplicht die sticker aan te vragen.

Naar boven