Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat 27 maart 2023, nr. WJZ/ 26226232, tot wijziging van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek in verband met het verlengen van deze regeling

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies en artikel 3 van de Kaderwet subsidies I en M;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 47 van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek wordt ‘1 april 2023’ vervangen door ‘1 april 2028’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 maart 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M. Harbers

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Sinds enkele jaren is de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) de zogenaamde systeemverantwoordelijke voor de instituten voor toegepast onderzoek. Deze systeemverantwoordelijkheid betekent dat de minister instituutsoverstijgend verantwoordelijk is voor het kader waarbinnen de instituten opereren en daarnaast verantwoordelijk is voor het in stand houden van een adequate kennisinfrastructuur voor toegepast onderzoek.

De Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (hierna: Subsidieregeling TO2) heeft bewerkstelligd dat de subsidierelatie met vier instituten voor toegepast onderzoek (Deltares, MARIN, NLR en Wageningen Research) (hierna: TO2-instituten) is geüniformeerd. Dit brengt aan de ene kant met zich mee dat de TO2-instituten er van verzekerd kunnen zijn dat zij op dezelfde manier behandeld worden. Aan de andere kant is het efficiënter voor de overheid als bij de subsidieverlening zo veel mogelijk een vast systeem wordt gevolgd. Inmiddels maken de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV), Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: I&W) gebruik van de Subsidieregeling TO2.

De TO2-instituten zijn onmisbaar voor het Nederlandse kennis- en innovatiesysteem. Zij doen onderzoek ten behoeve van de departementen, zoeken oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken en versterken de innovatiekracht van het bedrijfsleven. Ook beheren zij strategische onderzoeksfaciliteiten. Ten slotte voeren enkele TO2-instituten wettelijke taken uit. Het is daarom noodzakelijk dat deze instituten structureel ondersteund worden.

In de Visie op het Toegepast Onderzoek (Kamerstukken II 2012/13, 32 637, nr. 68) heeft het kabinet toegezegd om de TO2-instituten elke vier jaar te evalueren op kwaliteit en impact van het onderzoek. De TO2-instituten zijn geëvalueerd over de jaren 2016-2019, waarbij ook de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Rijksbijdrage aan de TO2-instituten die geschiedt op basis van de Subsidieregeling TO2 is onderzocht (Kamerstukken II 2020/21, 32 637, nr. 453).

Aangezien in de evaluatie van de TO2-instituten ook de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Rijksbijdrage zijn betrokken, is hiermee tevens voorzien in een evaluatie van de Subsidieregeling TO2. In de kamerbrief ‘Innovatie en impact’ van 11 november 2022 (Kamerstukken II 2022/23, 33 009, nr. 117) is aangegeven dat het kabinet op grond van de uitkomsten van de evaluatie heeft besloten de financiering van de TO2-instituten te continueren.

Op grond van artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 moet een subsidieregeling een tijdstip bevatten waarop de regeling vervalt. Dat tijdstip mag niet later zijn dan vijf jaar na inwerkingtreding van de regeling. De Subsidieregeling TO2 zou met ingang van 1 april 2023 komen te vervallen. Met onderhavige wijziging wordt de regeling met vijf jaar verlengd. Op grond van artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 moet de aanpassing van een vervaldatum bij de Tweede Kamer worden voorgehangen. Onderhavige regeling is daarom aan de Tweede Kamer overgelegd (Kamerstukken II 2023/24, 32 637, nr. 532). Op 14 februari 2023 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat van de Tweede Kamer besloten deze wijzigingsregeling voor kennisgeving aan te nemen.

2. Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) concludeert in haar advies van 22 februari 2023 jl. dat de verlenging van de Subsidieregeling TO2 als zodanig geen veranderingen in de regeldrukgevolgen met zich meebrengt, omdat de inhoudelijke verplichtingen niet wijzigen.

Het ATR adviseert om na vaststelling van deze verlengingsregeling en in antwoord op de evaluatie uit 2021 te onderzoeken of er mogelijk minder belastende financierings- en aansturingsrelaties voor de TO2 zijn.

Sinds de start van de Subsidieregeling TO2 in 2018 zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd. Zo zijn naast EZK en LNV ook VWS en I&W gebruik gaan maken van de regeling. Ook Defensie laat via de regeling onderzoek uitvoeren, de financiering verloopt daarbij via EZK.

De Subsidieregeling TO2 heeft gezorgd voor uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces en voor een grote vermindering van verschillende geldstromen richting de TO2 (in de gevallen dat een TO2-instituut de enige subsidieontvanger is). De TO2’s kennen een hybride financiering bestaande uit, rijksbijdrage, subsidie van andere overheden, Horizon Europe en opdrachten van bedrijfsleven. Financiering, anders dan de rijksbijdrage, ligt buiten de verantwoordelijkheid en het bereik van de departementen. Ten aanzien van de rijksbijdrage is de financiering met de Subsidieregeling TO2 al samengebracht en geünificeerd. Gelet op voorgaande naast de uitkomst van de TO2 evaluatie uit 2021 is er voor betrokken departementen geen aanleiding om andere arrangementen te onderzoeken.

3. Inwerkingtreding

De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M. Harbers

Naar boven