Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 20 maart 2023, nr. IENW/BSK-2022/267556, tot wijziging van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 in verband met regeldrukvermindering

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 5 van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. een aanvraag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, ter zake van het tweede of latere kalenderjaar niet in behandeling wordt genomen zolang het verantwoordingsverslag, bedoeld in artikel 21, eerste lid, niet is ingediend, uitgezonderd een experiment of demonstratieproject als bedoeld in artikel 21, tweede lid;

B

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

  • 1. De ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 15 dient gedurende de uitvoering van het experiment of demonstratieproject jaarlijks voor 1 juli bij de Minister een verantwoordingsverslag van de uitvoering van het experiment of demonstratieproject in het voorafgaande kalenderjaar in, dat ten minste bevat:

    • a. een financiële verantwoording over het betreffende kalenderjaar waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de kostensoorten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, en

    • b. een controleverklaring over het betreffende kalenderjaar, overeenkomstig het daartoe door de Minister bekendgemaakte controleprotocol.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor een experiment of demonstratieproject waarvan:

    • de omzet minder dan € 500.000 per jaar bedraagt, en

    • de doorlooptijd minder dan drie jaar bedraagt.

C

Artikel 21b, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een aanvraag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, ter zake van het tweede of latere kalenderjaar niet in behandeling wordt genomen zolang het verantwoordingsverslag, bedoeld in artikel 21, eerste lid, niet is ingediend, uitgezonderd een experiment of demonstratieproject als bedoeld in artikel 21, tweede lid;

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Aanleiding voor de onderhavige wijziging van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 (hierna: de subsidieregeling) is de Evaluatie Subsidieregeling Hoogwaterbeschermingsprogramma (hierna: HWBP) uit 2019.1 Een van de acties die uit deze evaluatie naar voren kwam is verkennen welke manieren er zijn om de administratieve lasten van innovatieprojecten te verminderen, te beoordelen of deze mogelijk en doelmatig zijn en deze te implementeren.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

Probleembeschrijving

De artikelen 15 tot en met 21 van de subsidieregeling beogen innovaties te stimuleren vanwege hun potentieel op besparingen binnen het gehele HWBP. Het beoogd effect is dat beheerders innovatiekansen benutten ten behoeve van de doelmatigheid van het hele HWBP. Het proces wijkt af van het reguliere subsidieproces, omdat er sprake is van nacalculatie. Zo moet er naast een eindverantwoording bij het eind van een projectfase/ -demonstratieproject een (jaarlijkse) financiële verantwoording en accountantsverklaring worden opgesteld.

De mogelijkheid tot subsidiëring van experimenten en demonstratieprojecten is veel gebruikt.

De beheerders en de subsidieverstrekkers zijn positief over de mogelijkheid om innovaties gesubsidieerd te krijgen. Belangrijk voor met name de realisatiefase van de projecten is de terugvaloptie dat, als een innovatie niet slaagt, het project alsnog regulier mag worden uitgevoerd en gesubsidieerd. Dit beperkt de risico’s van innovatie voor het waterschap aanzienlijk. Bij een project dat voor een deel regulier is en voor een deel innovatief, ontstaat vaak discussie over welk deel van het project als innovatief aan te merken is en welk deel als regulier. Met name wanneer sprake is van een regulier deel en een innovatief deel, vraagt het naast elkaar doorlopen van beide subsidieprocessen veel inspanning van de beheerder. Voor kleine innovaties wordt daarom in veel gevallen geen gebruik gemaakt van de innovatiesubsidie en bekostigt de beheerder dit zelf.

Uit de evaluatie van de subsidieregeling kwam daarom het verbeterpunt naar voren tot het verminderen van de administratieve lasten van innovatieprojecten. Als mogelijkheden hiervoor werden genoemd (1) het verminderen van de administratieve last door de subsidieaanvraag en de kwartaalrapportages van het innovatieve deel en het reguliere deel binnen een project te combineren, en (2) te onderzoeken of minder strikte eisen aan de verantwoording bij innovaties (al dan niet beneden een bepaald drempelbedrag) mogelijk zijn, zoals een minder strikt controleprotocol voor de accountantsverklaring.

Probleemanalyse

Uit nadere analyse is gebleken dat de totale administratieve lasten voor de Alliantie HWBP bij een project van € 3 miljoen uitkomen op € 45.000. Dit is met 1-2% van de totale omvang een relatief beperkt deel. Bij kleine projecten is dit aandeel echter relatief groter, omdat het uitgekeerde subsidiebedrag lager is, maar de kosten voor bijvoorbeeld jaarverantwoording en kwartaalrapportages dezelfde orde van grootte hebben als bij een groter project met een hoger subsidiebedrag.

Voorbeeld:

  • Project 1: het totale subsidiebedrag is € 575.189, waarbij de accountantskosten € 15.000 bedragen voor het hele project. Dit is 2,6% van de totale omvang van het subsidiebedrag.

  • Project 2: het totale subsidiebedrag is € 24.355.419, waarbij de accountantskosten € 20.000 bedragen voor het hele project. Dit is 0,08% van de totale omvang van het subsidiebedrag.

Voorgestelde oplossing

Uit de probleemanalyse zijn twee oplossingsrichtingen naar voren gekomen waarbij is gekozen om de jaarlijkse verantwoording te laten vervallen. Hierbij komt de verplichting tot het jaarlijks indienen van een financiële verantwoording inclusief accountantsverklaring te vervallen. In plaats daarvan wordt bij de subsidievaststelling een eindverantwoording en accountantsverklaring geëist. Daarnaast bestond de optie om de huidige situatie te handhaven. Hiervoor is niet gekozen omdat het niet wenselijk wordt geacht dat de afweging van de baten en de lasten ertoe leidt dat kleine innovatieve projecten onder het reguliere project worden opgepakt.

Het laten vervallen van de jaarlijkse verantwoording is mogelijk omdat de begeleidingsaanpak van het HWBP een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er is momenteel sprake van een intensievere begeleiding dan ten tijde van de inwerkingtreding van de subsidieregeling het geval was. Hierbij zijn verschillende waarborgen ingebouwd die het rechtvaardigen een jaarlijkse accountantsverklaring te laten vervallen. Voorbeelden hiervan zijn de periodieke gesprekken tussen het project en het HWBP-begeleidingsteam en de kwartaalrapportage die wordt gebruikt om verantwoording af te leggen over de financiën.

Vormgeving vrijstelling

Voor experiment- of demonstratieprojecten waarvan de omzet minder dan € 500.000 per jaar bedraagt en de doorlooptijd minder dan drie jaar bedraagt is gekozen om een vrijstelling van de verplichtingen neergelegd in artikel 21, eerste lid (nieuw), te creëren. Voor deze projecten geldt dat de omvang dermate klein is dat de kosten verbonden aan de verplichtingen als te hoog worden beschouwd. Voor deze projecten is het daarom niet wenselijk dat aan de jaarlijkse verantwoordingsverplichtingen uit artikel 21, eerste lid (nieuw), van deze regeling moet worden voldaan. Dit geldt voor zowel lopende als nieuwe projecten. Ook lopende projecten waar een gedeelte van de looptijd al is verstreken, maar die minder dan drie jaar duren en die voldoen aan de € 500.000 grens vallen daarmee onder deze vrijstelling.

3. Gevolgen

Deze aanpassing van de subsidieregeling betekent een verlichting van de administratieve druk voor kleine en/of kortlopende innovatieve projecten. Ten tijde van de probleemanalyse werd voor de periode 2021-2023 ingeschat dat door het laten vervallen van de plicht tot het indienen van een jaarlijkse financiële verantwoording en accountantsverklaring naar verwachting € 100.000 aan administratieve lasten kan worden bespaard bij de waterschappen.

Daarnaast is er bij de programmadirectie HWBP sprake van een lastenverlichting, aangezien er niet meer jaarlijks een controle uitgevoerd moet worden op de jaarlijks door subsidieontvanger in te dienen verantwoording.

4. Consultatie

Een concept van deze regeling is voorgelegd aan de Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat. Daarnaast is een concept van deze regeling voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Een concept van deze regeling heeft ter internetconsultatie gelegen van 27 januari 2023 tot en met 26 februari 2023. Uit deze internetconsultatie is één reactie naar voren gekomen van de Unie van Waterschappen. De Unie van Waterschappen heeft laten weten positief te zijn over de wijziging. De reactie heeft daarom geen aanleiding gegeven tot wijziging van het concept.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel B

Artikel I wijzigt de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 op drie punten. Ten eerste wordt artikel 21 opnieuw geformuleerd. Aan artikel 21 is een tweede lid toegevoegd dat voor kleine en/of kortlopende experimenten of demonstratieprojecten een administratieve lastenvermindering bewerkstelligt. Dit artikel is al toegelicht onder ‘vormgeving vrijstelling’ in paragraaf 2.

Onderdeel A en C

Daarnaast worden artikel 20, onderdeel c, en 21b, onderdeel b, ook gewijzigd. In deze bepalingen wordt het verlenen van een voorschot op de subsidie afhankelijk gemaakt van het indienen van een jaarlijks verantwoordingsverslag (de verplichting in artikel 21, eerste lid (nieuw)). Indien de nieuwe vrijstelling uit artikel 21, tweede lid, van toepassing is, hoeft dat verantwoordingsverslag niet jaarlijks te worden ingediend. Echter, omdat het verlenen van een voorschot op de subsidie afhankelijk is van het jaarlijks indienen van een verantwoordingsverslag, kan het voorschot niet worden verleend in de gevallen waarin de nieuwe vrijstelling geldt. Om dit te voorkomen is in artikel 21, onderdeel c en artikel 21b, onderdeel b, een uitzondering gemaakt indien de ontheffing van artikel 21, tweede lid (nieuw), is verleend.

Artikel II

Voor de minimuminvoeringstermijn wordt afgeweken van aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Vanwege de kosten die de verplichtingen met zich meebrengen is het niet wenselijk om de invoering van de regeling langer uit te stellen. De kosten die nu verbonden zijn aan de verplichtingen gaan ten koste van het subsidiegeld dat ingezet kan worden voor het experiment- of demonstratieproject. Die afwijking is gerechtvaardigd omdat het een relatief kleine groep subsidieontvangers betreft die al van de wijziging op de hoogte zijn, de aanpassing in hun voordeel is en weinig voorbereidingstijd kost.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 32 698, nr. 50.

Naar boven