Besluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 1 maart 2023, nr. 2023-0000089913, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet normering topinkomens op het terrein van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Aanwijzing toezichthouders WNT overige instellingen Ministerie voor VRO)

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. WNT:

de Wet normering topinkomens;

b. Eenheid toezicht WNT:

de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.

Artikel 2. Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT

  • 1. De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in de WNT is aangewezen als de Minister wie het aangaat, met uitzondering van de krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten rechtspersonen.

  • 2. De bevoegdheid om namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening inlichtingen te vorderen van de organisaties genoemd in artikel 5.3 van de WNT, wordt uitgeoefend door het Hoofd TEA die leidinggeeft aan de Eenheid toezicht WNT.

Artikel 3. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 6 juni 2019.

  • 2. Tegelijk met de inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Besluit Aanwijzing toezichthouders WNT overige instellingen WenR.

Artikel 4. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouders WNT overige instellingen Minister voor VRO.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Bezwaarclausule

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen schriftelijk bezwaar maken bij de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, t.a.v. de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum, alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar rust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het is gericht.

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van artikel 5.1 van de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) is iedere Minister voor zijn beleidsterrein verantwoordelijk voor en bevoegd tot het aanwijzen van een toezichthouder WNT.

De ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) worden in dit Besluit aangewezen voor de uitvoering van het toezicht op de naleving van de WNT op van de zogenoemde overige instellingen op het terrein van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: VRO). Het gaat hier om de instellingen die onder de Minister voor VRO vallen en die niet een onder krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten rechtspersonen (i.c. een woningcorporatie) zijn. Het toezicht op de naleving van de WNT op de woningcorporaties wordt uitgevoerd door de Autoriteit Wonen.

De ambtenaren van de Eenheid Toezicht WNT zullen aldus op het terrein van de overige instellingen van het ministerie voor VRO controleren of rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen die onder de WNT vallen zich daadwerkelijk houden aan de verplichtingen in deze wet. De conclusies van hun onderzoek dragen zij vervolgens over aan de Minister voor VRO. De bevoegdheden in het kader van de handhaving blijven berusten bij de Minister voor VRO.

Met ingang van 1 januari 2014 is bij het Ministerie van BZK een toezichteenheid opgericht (zie het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT). Deze Eenheid toezicht WNT geeft informatie over de WNT en is op het beleidsterrein van BZK overwegend verantwoordelijk voor het WNT-toezicht. De Eenheid toezicht WNT is primair werkzaam op het terrein waarvoor de Minister van BZK verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de WNT, doch deze eenheid kan ook door andere ministers op grond van artikel 5.1 van de WNT worden aangewezen voor het toezicht op hun deelterrein.1 Dit is voor de overige instellingen die thans vallen onder de Minister voor VRO reeds geregeld in het Besluit Aanwijzing toezichthouders WNT overige instellingen WenR.

Gezien het geringe aantal rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen die op het terrein van VRO te maken hebben met de WNT, en die niet vallen onder het toezicht op de naleving door de Autoriteit Wonen, is een goede uitvoering en naleving van de WNT, alsmede deugdelijk toezicht op de naleving van de WNT, erbij gebaat om gebruik te maken van de expertise die bij de Eenheid toezicht WNT beschikbaar is.

De Minister van BZK heeft er mee ingestemd dat de ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT tevens belast zijn met het toezicht op de naleving van de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen op het beleidsterrein van VRO, waar het de overige instellingen betreft. Hiertoe is een samenwerkingsovereenkomst gesloten die ter inzage ligt bij de directie Wonen van het Ministerie van BZK. Naast het toezicht op de overige instellingen die vallen onder de Minister voor VRO, voert de Eenheid toezicht WNT ook het toezicht in de zin van de artikelen 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uit op het terrein van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie, Economische Zaken en Klimaat, Financiën, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Infrastructuur en Waterstaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid.

Het onderhavige besluit treedt in de plaats van het Besluit Aanwijzing toezichthouders WNT overige instellingen WenR, dat met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit is vervallen. De reden voor dit nieuwe Besluit is dat bij de Eenheid toezicht WNT sinds 6 juni 2019 niet meer de programmamanager, maar het Hoofd TEA de uitvoeringsbevoegdheid heeft. Om die reden werkt dit besluit terug tot die datum. Daarnaast is bij de bewoording van dit Besluit aangesloten bij de Aanwijzingsbesluiten van de andere ministeries die de bevoegdheid tot toezicht op naleving hebben overgedragen aan de Eenheid Toezicht WNT.

2. Bevoegdheden

De aangewezen toezichthoudende ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT zijn bevoegd om op eigen initiatief of naar aanleiding van een melding onderzoek te doen naar de naleving van de WNT. De toezichthouder kan onderzoek doen door op eigen titel stukken van de betrokken instelling en topfunctionaris op te vragen en in te zien. De toezichthouder komt hierbij de bevoegdheden toe van titel 5.2 van de Awb. Voorts is het Hoofd TEA, die leidinggeeft aan de Eenheid toezicht WNT, bevoegd om namens de Minister voor VRO informatie te vorderen van de Belastingdienst, pensioeninstanties en verzekeraars (artikel 5.3 WNT). Omdat dit een feitelijke handeling betreft, is voormeld Hoofd daarvoor machtiging (en geen mandaat) verleend.

Bij geconstateerde overtredingen zal de Eenheid toezicht WNT een dossier opstellen waarin onder meer de bewijsvoering van de geconstateerde overtredingen zal zijn opgenomen. Vervolgens zal de Minister voor VRO handhavend kunnen optreden, zo nodig door het opleggen van een last onder dwangsom (artikel 5.4 WNT), het opeisen van betalingen boven de norm (artikel 5.5 WNT) en het op kosten van de instelling publiceren van ten onrechte niet openbaar gemaakte gegevens (artikel 5.6 WNT).

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge


X Noot
1

Zie de toelichting op het besluit van 20 juni 2014 (Stcrt. 2014, 17835) en de wijziging daarvan van per 1 januari 2019 (Stcrt. 2016, 1678).

Naar boven