Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 23 februari 2023, nr. WJZ/22508019, houdende tijdelijke regels betreffende subsidie voor energie-intensieve mkb-ondernemingen ter tegemoetkoming van gestegen energieprijzen (Regeling tegemoetkoming energiekosten)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Handelende in overeenstemming met de mededeling van de Europese Commissie van 9 november 2022 betreffende het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 426/01);

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aansluiting:

aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Gaswet;

centraal aansluitingenregister:

centraal aansluitingenregister als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas;

algemene de-minimisverordening:

verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

algemene groepsvrijstellingsverordening:

verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Belastingdienst:

Belastingdienst als bedoeld in 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

de-minimisverordening voor de landbouwsector:

verordening (EU) nr. 1408/2013 van de commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352);

de-minimisverordening voor de visserijsector:

verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190);

EAN-code:

uniek identificatienummer conform de Europese Artikel Nummering die gebruikt wordt als unieke aanduiding van een aansluiting op een elektriciteits- of gasnet;

energie-intensiteit:

energie-intensiteit als bedoeld in artikel 4;

groep:

twee of meer in Nederland gevestigde mkb-ondernemingen die met elkaar verbonden zijn doordat zij een van de banden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening, met elkaar onderhouden;

grote onderneming:

onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel 24, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

handelsregister:

handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

landbouwvrijstellingsverordening:

verordening (EU) nr. 702/2014 van de commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

leverancier:

leverancier als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 1, eerste lid, onderdeel ah, van de Gaswet;

mkb-onderneming:

in Nederland gevestigde kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening die in het handelsregister is ingeschreven;

Minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

netbeheerder:

netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet;

omzet:

omzet als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Als omzet wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de mkb-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting overeenkomstig de Wet op de omzetbelasting 1968, waaronder begrepen bedragen waarover geen aangifte wordt gedaan maar die afgeleid kunnen worden uit de financiële administratie van de mkb-onderneming dan wel uit andere relevante bewijsstukken;

referentieprijs 2022:

door het CBS gepubliceerde gemiddelden van de variabele leveringstarieven voor consumenten voor gas en elektriciteit over het laatste kwartaal van 2022, inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie en exclusief omzetbelasting;

referentieprijs 2023:

door het CBS gepubliceerde gemiddelden van de variabele leveringstarieven voor consumenten voor gas en elektriciteit over 2023, inclusief energiebelasting en exclusief omzetbelasting;

standaardjaarafname:

op 1 januari 2023 voor een aansluiting in het centraal aansluitingenregister opgenomen waarde van de standaardjaarafname, bedoeld in artikel 1.1, van de Begrippencode elektriciteit;

standaardjaarinvoeding:

op 1 januari 2023 voor een aansluiting in het centraal aansluitingenregister opgenomen waarde van de standaardjaarinvoeding, bedoeld in artikel 1.1, van de Begrippencode elektriciteit;

standaardjaarverbruik:

op 1 januari 2023 voor een aansluiting in het centraal aansluitingenregister opgenomen waarde van het standaardjaarverbruik, bedoeld in artikel 1.1, van de Begrippencode Gas;

Tijdelijk crisiskader:

mededeling van de Europese Commissie van 9 november 2022 betreffende het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU 2022, C 426/01).

Artikel 2. Subsidieverstrekking

  • 1. De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig subsidie aan een mkb-onderneming of een groep, die een energie-intensiteit heeft van ten minste 7 procent, als tegemoetkoming in de energiekosten vanwege de sterk gestegen leveringsprijzen voor elektriciteit en gas door de oorlog in Oekraïne.

  • 2. Indien er sprake is van een groep:

    • a. worden de subsidie en de subsidievaststelling voor alle verbonden mkb-ondernemingen door één van de in de groep verbonden mkb-ondernemingen aangevraagd die ook per verbonden mkb-onderneming de gegevens aanlevert, bedoeld in de artikel 10 en 12, tweede lid;

    • b. is de mkb-onderneming die de aanvraag indient de subsidieontvanger;

    • c. wordt de energie-intensiteit, bedoeld in het eerste lid, per groep berekend en niet per verbonden mkb-onderneming;

    • d. geldt de datum waarop de subsidie wordt verleend, als datum voor het bepalen of er sprake is van een groep en voor het vaststellen van de mkb-ondernemingen die in de groep verbonden zijn.

  • 3. De datum waarop de subsidie wordt verleend, geldt als datum voor het bepalen of er sprake is van een mkb-onderneming.

  • 4. De subsidie wordt niet eerder verleend dan nadat de Europese Commissie goedkeuring heeft gegeven voor deze regeling in een procedure als bedoeld in artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 3. Prijzen

  • 1. Onverminderd het derde lid bedraagt de leveringsprijs, die een mkb-onderneming zelf dient te dragen, voor elektriciteit € 0,35 per kWh en voor gas € 1,19 per m3.

  • 2. De referentieprijs 2022 bedraagt voor elektriciteit € 0,59 per kWh en voor gas € 2,41 per m3.

  • 3. De referentieprijs 2023 voor elektriciteit en gas bedraagt, voor zover het in deze regeling gebruikt wordt, nooit meer dan € 0,95 per kWh geleverde elektriciteit respectievelijk € 3,19 per m3 geleverd gas.

  • 4. Voor de berekening van het voorschot, bedoeld in artikel 11, wordt voor elektriciteit een prijs gehanteerd van € 0,60 per kWh en voor gas € 2,00 per m3.

  • 5. De prijzen, bedoeld in het eerste en vierde lid, alsmede de maximum prijzen, bedoeld in het derde lid, zijn inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie en exclusief omzetbelasting.

Artikel 4. Energie-intensiteit

  • 1. De energie-intensiteit van een mkb-onderneming wordt verkregen door de som van de leveringskosten voor elektriciteit en gas, bedoeld in het tweede en derde lid, te delen door de behaalde jaaromzet in 2022.

  • 2. De leveringskosten voor elektriciteit worden verkregen door het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding te vermenigvuldigen met de referentieprijs 2022 voor elektriciteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 3. De leveringskosten voor gas worden verkregen door het vermenigvuldigen van het standaardjaarverbruik met de referentieprijs 2022 voor gas, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 4. Indien er bij een mkb-onderneming sprake is van gebroken boekjaarkwartalen dan wordt, indien de mkb-onderneming aangifte omzetbelasting doet in kwartalen die afwijken van de kalenderkwartalen, voor het berekenen van de energie-intensiteit gebruik gemaakt van de omzet over de vier kwartalen die voor het grootste deel in 2022 vallen.

  • 5. Indien er sprake is van een groep wordt niet als omzet beschouwd de omzet tussen de ondernemingen die deel uitmaken van die groep.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

Een aanvraag voor een subsidie wordt in de periode van 21 maart 2023 09.00 uur tot en met 2 oktober 2023 17.00 uur ingediend met gebruikmaking van een door de Minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 6. Hoogte subsidie en steunintensiteit

De subsidie voor een mkb-onderneming of een groep bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten met een maximum van € 160.000.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de levering van elektriciteit of gas, die voortkomen uit een zakelijke energieleveringsovereenkomst met een leverancier, en voor zover deze bestaan uit:

    • a. het verschil van de referentieprijs 2023 voor elektriciteit en de leveringsprijs voor elektriciteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vermenigvuldigd met het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding; of

    • b. het verschil van de referentieprijs 2023 voor gas en de leveringsprijs voor gas, bedoeld in artikel 3, eerste lid, vermenigvuldigd met het standaardjaarverbruik.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, komen de in dat lid bedoelde kosten voor subsidie in aanmerking voor zover die gaan over de periode vanaf 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. De kosten, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, worden vermenigvuldigd met .

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing, indien het gaat om een kortere periode dan de periode, bedoeld in dat lid. In dergelijke gevallen worden de subsidiabele kosten pro-rato berekend.

  • 4. Ontvangen compensatie op grond van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023 of een ontvangen tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022 wordt in mindering gebracht op de subsidie.

  • 5. In aanvulling op het vierde lid, geschiedt het in mindering brengen van de ontvangen compensatie op grond van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023 door het aftrekken van 1.200 m3 gas van het standaardjaarverbruik per aansluiting en 2.900 kWh elektriciteit van de standaardjaarafname per aansluiting.

  • 6. Indien een mkb-onderneming gedurende de looptijd van deze regeling failliet gaat, of de bedrijfsvoering staakt, dan wordt de subsidie naar rato berekend.

  • 7. Indien een mkb-onderneming een vast contract heeft met een leverancier met een ingangsdatum die voor 1 november 2022 ligt en een einddatum na 31 december 2023, waarin leveringstarieven zijn opgenomen die lager zijn dan de tarieven, bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan tellen de kosten, bedoeld in het eerste lid, die op grond van dit contract worden gemaakt niet mee als subsidiabele kosten.

  • 8. Indien een groep een aanvraag voor subsidie indient waarin ook een mkb-onderneming is opgenomen die al subsidie op grond van deze regeling heeft ontvangen, dan worden het standaardjaarverbruik, de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding van deze mkb-onderneming niet meegenomen in de berekening van de subsidie voor de groep.

Artikel 8. Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag, voor zover:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • b. de mkb-onderneming actief is in de visserij- en aquacultuursector, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de visserijsector, voor zover het gaat om een aanvraag voor subsidie voor de categorieën opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met k, van deze verordening;

  • c. de totale door de mkb-onderneming, of de groep, ontvangen steun die wordt gerechtvaardigd door paragraaf 2.1 van het Tijdelijk crisiskader, na toepassing van deze regeling, en waarbij uit wordt gegaan van brutobedragen, meer bedraagt dan:

    • 1°. € 2.000.000;

    • 2°. € 300.000, indien de mkb-onderneming mede actief is in de visserij- en aquacultuursector, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de-minimisverordening voor de visserijsector;

    • 3°. € 250.000, indien de indien de mkb-onderneming mede actief is in de primaire productie van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector;

  • d. subsidie wordt aangevraagd voor een mkb-onderneming die na 31 december 2022 als nieuwe startende onderneming in het handelsregister is ingeschreven;

  • e. subsidie wordt aangevraagd door een groep die kwalificeert als een grote onderneming als bedoeld in artikel 1. De datum waarop de subsidie wordt verleend, geldt als datum voor het bepalen of er sprake is van een grote onderneming;

  • f. in de subsidieaanvraag niet alle in een groep verbonden mkb-ondernemingen worden vermeld;

  • g. er sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en de subsidieaanvrager op 2 oktober 2023:

    • 1°. geen onderbouwde actuele gegevens met betrekking tot het verbruik, afname of invoeding kan overleggen die betrekking hebben op de drie meest recente volledige kalendermaanden;

    • 2°. over 2022 of 2023 geen drie aaneengesloten maanden omzetgegevens kan overleggen vanaf het moment dat er voor het eerst een bedrag op de aangifte staat; of

    • 3°. in geval de mkb-onderneming niet btw-plichtig is: over 2022 of 2023 geen omzetgegevens kan overleggen over minimaal de eerste drie maanden na start van de bedrijfsvoering van de mkb-onderneming.

Artikel 9. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de ontvanger voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen.

  • 2. De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt tot tien jaar na de datum van de beschikking tot de subsidievaststelling bewaard.

  • 3. De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

  • 4. De mkb-onderneming of de groep, die actief is in de verwerking of de afzet van landbouwproducten, bedoeld in artikel 2, onderdelen 6 en 7, van de landbouwvrijstellingsverordening, geeft de subsidie niet geheel of gedeeltelijk door aan primaire producenten van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector.

  • 5. De mkb-onderneming of de groep, die actief is als onderneming in de visserij- en aquacultuursector, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de visserijsector of in de primaire productie van landbouwproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de de-minimisverordening voor de landbouwsector, hanteert een voor die activiteiten gescheiden boekhouding.

Artikel 10. Informatieverplichtingen

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. gegevens over de mkb-onderneming, waaronder het nummer waarmee de mkb-onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres, het rekeningnummer van een bankrekening bij een Nederlandse bank of bij een Europese bank, bedoeld in artikel 1:1, van de Wet op het financieel toezicht;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de mkb-onderneming, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. aanvullende gegevens indien het een aanvraag betreft van een groep: een opgave van alle in de groep verbonden mkb-ondernemingen, het rekeningnummer van een bankrekening van de subsidieaanvrager bij een Nederlandse bank of bij een Europese bank, bedoeld in artikel 1:1, van de Wet op het financieel toezicht, waarop de subsidie kan worden bijgeschreven, alsmede gegevens over de contactpersoon bij de groep, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • d. EAN-code van de elektriciteits- of gasmeter van de mkb-onderneming, inclusief het adres en stukken waaruit blijkt dat de betreffende EAN-codes bij de betreffende mkb-onderneming behoren;

    • e. een verklaring van de mkb-onderneming, per EAN-code waarvoor energie wordt geleverd, dat hij geen vast contract heeft met een leverancier met een ingangsdatum die voor 1 november 2022 ligt en een einddatum na 31 december 2023, waarin leveringstarieven zijn opgenomen die lager zijn dan de tarieven, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • f. een verklaring van de mkb-onderneming, per EAN-code waarvoor energie wordt geleverd, dat de energie wordt geleverd op basis van een zakelijke energieleveringsovereenkomst tussen de betreffende mkb-onderneming en een leverancier;

    • g. een verklaring dat de mkb-onderneming of groep kwalificeert als mkb-onderneming.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de omzet over de vier kwartalen van het kalenderjaar 2022, blijkend uit:

    • a. indien de mkb-onderneming omzetbelasting heeft afgedragen over de omzet in het kalenderjaar 2022 en daarvan aangifte per maand of kalenderkwartaal heeft gedaan: kopieën van de aangiftes voor die maanden of kwartalen, indien die aangiftes enkel betrekking hebben op de mkb-onderneming of de groep en die voldoen aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Indien de mkb-onderneming aangifte doet in kwartalen die afwijken van de kalenderkwartalen: kopieën van de aangiftes over de vier kwartalen die voor het grootste deel in 2022 vallen;

    • b. indien de mkb-onderneming niet beschikt over de in onderdeel a bedoelde kopieën: een afschrift uit de boekhouding van de mkb-onderneming of de groep, een kopie van de baten lasten rekening of een ander bewijsstuk waaruit duidelijk het bedrag blijkt waarover zij in het kalenderjaar 2022 omzetbelasting heeft betaald;

    • c. indien de mkb-onderneming omzetbelasting verschuldigd was over de omzet in het kalenderjaar 2022 en daarvan aangifte doet per kalenderjaar: een kopie van de aangiftes voor het kalenderjaar 2022, indien die aangiftes enkel betrekking hebben op de mkb-onderneming of de groep en voldoet aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968;

    • d. indien de mkb-onderneming over zijn gehele omzet, of een deel daarvan, geen omzetbelasting verschuldigd is: een kopie van de jaarrekening of het jaarverslag van het kalenderjaar 2022, aangiften inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting of een ander bewijsstuk uit de boekhouding waaruit de omzet blijkt van het kalenderjaar 2022.

Artikel 11. Voorschot

  • 1. Na verlening van de subsidie wordt binnen twee weken een eenmalig voorschot verstrekt van 50 procent van de in het tweede lid berekende voorschotkosten.

  • 2. De voorschotkosten bestaan uit 50 procent van:

    • a. het product van het tarief voor elektriciteit, bedoeld in artikel 3, vierde lid, en het verschil van de standaardjaarafname en de standaardjaarinvoeding. Deze uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met , tenzij het gaat om een kortere periode dan de periode, bedoeld in artikel 7, tweede lid; of

    • b. het product van het tarief voor gas, bedoeld in artikel 3, vierde lid, en het standaardjaarverbruik. Deze uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met , tenzij het gaat om een kortere periode dan de periode, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 3. Het voorschot bedraagt nooit meer dan het maximumbedrag, bedoeld in artikel 6.

Artikel 12. Subsidievaststelling

  • 1. De subsidieaanvrager vraagt uiterlijk op 31 mei 2024 17.00 uur de vaststelling van de subsidie aan met gebruikmaking van een door de Minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. Bij de aanvraag van de vaststelling wordt in ieder geval meegezonden:

    • a. indien van toepassing: een verklaring waarin wordt aangegeven wanneer de mkb-onderneming failliet is gegaan of de bedrijfsvoering heeft gestaakt;

    • b. indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt: een nader vast te stellen product van een accountant of accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volgens een door de Minister ter beschikking gesteld model of een door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar document, waarin ten minste het volgende is opgenomen:

      • 1°. een opgave van de behaalde omzet in 2022 van de mkb-onderneming of verbonden mkb-ondernemingen;

      • 2°. een verklaring, per EAN-code waarvoor energie wordt geleverd, dat de mkb-onderneming of verbonden mkb-ondernemingen, in de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 geen vast contract had met een leverancier waarin leveringstarieven waren opgenomen die lager waren dan de tarieven, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

      • 3°. de steun die op grond van paragraaf 2.1 van het Tijdelijk crisiskader reeds is verstrekt aan de mkb-onderneming of verbonden mkb-ondernemingen als sprake is van een groep.

  • 3. De Minister stelt de subsidie vast binnen zestien weken na de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De Minister vordert na vaststelling van de subsidie geen bedrag terug indien dit bedrag kleiner is dan € 500.

Artikel 13. Afwijking in bijzondere gevallen

  • 1. In bijzondere gevallen kan de Minister actuele gegevens gebruiken in plaats van de standaardjaarafname, het standaardjaarverbruik, de standaardjaarinvoeding of de omzet van 2022, als de onverkorte toepassing van deze laatstgenoemde gegevens, gelet op het doel en de strekking van deze regeling, leidt tot onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan de Minister extra informatie opvragen bij de subsidieaanvrager wanneer dit noodzakelijk is om te kunnen bepalen of er een recht bestaat op subsidie of het bepalen van de subsidiehoogte.

Artikel 14. Gegevensverstrekking

  • 1. De Minister verstrekt aan de Belastingdienst gegevens over mkb-ondernemingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met het oog op het verkrijgen van de voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijke vaststellings- en controlegegevens met betrekking tot de omzet van deze mkb-ondernemingen.

  • 2. De Belastingdienst verstrekt de voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijke gegevens, bedoeld in het eerste lid, aan de Minister.

  • 3. De leverancier verstrekt aan de Minister een overzicht van EAN-codes die in de administratie van de leverancier gekoppeld zijn aan een registratienummer waarmee een mkb-onderneming in het handelsregister is ingeschreven.

  • 4. De Minister verstrekt aan de netbeheerder de door de subsidieaanvrager per mkb-onderneming en per aansluiting opgegeven EAN-codes met het oog op het verkrijgen van de voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijke gegevens met betrekking tot:

    • a. het standaardjaarverbruik, de standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding van de mkb-onderneming;

    • b. adres, inclusief postcode, huisnummer en toevoeging, waarop de aansluitingen van de mkb-onderneming zijn geregistreerd in het centraal aansluitingenregister;

    • c. type aansluiting;

    • d. per aansluiting de EAN-code van de leverancier; en

    • e. indien beschikbaar: de naam van de mkb-onderneming die voor de aansluiting in het centraal aansluitingenregister is geregistreerd.

  • 5. De netbeheerder maakt de voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijke gegevens, bedoeld in het vierde lid, bekend aan de Minister.

Artikel 15. Staatssteun

  • 1. De Minister maakt binnen twaalf maanden na de datum van verlening van de subsidie de gegevens bekend, bedoeld in paragraaf 3, onderdeel 76, van het Tijdelijk crisiskader.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijven ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2022.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming energiekosten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 23 februari 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De Russische militaire agressie tegen Oekraïne heeft geresulteerd in een verstoring van de toeleveringsketens voor bepaalde producten die de Europese Unie (hierna: EU) uit Oekraïne en Rusland invoert. De energiemarkt is sterk getroffen door stijgingen van de elektriciteits- en gasprijzen in de EU. De waarschijnlijkheid van een Russische militaire agressie tegen Oekraïne had ook in de weken vóór de fysieke agressie al effecten op de energiemarkt. Hoge energieprijzen hebben een impact op diverse economische sectoren die al zwaar van de COVID-19-pandemie te lijden hebben gehad.

Het kabinet heeft in een brief van 20 september 20221 aangegeven dat de mogelijkheden worden onderzocht voor een specifieke subsidieregeling voor het energie-intensieve mkb. In een brief van 4 oktober 20222 is nader uiteengezet dat naast huishoudens ook energie-intensieve mkb-ondernemingen hard geraakt worden door de historische ontwikkelingen op de energiemarkten.

Uit de gesprekken die het kabinet heeft gevoerd, blijkt duidelijk dat de hogere energiekosten leiden tot zorgen over de toekomst van met name het energie-intensieve mkb. Waar mogelijk passen ondernemers hun bedrijfsvoering aan, bijvoorbeeld door minder energie te verbruiken en/of de prijzen te verhogen. Tegelijkertijd is het voor sommige bedrijven niet haalbaar om op zeer korte termijn de benodigde stappen te zetten.

Hoe bedrijven geraakt worden door deze veranderende omstandigheden verschilt sterk tussen sectoren, maar ook tussen bedrijven. Sommigen hebben nog vaste contracten en kunnen zich makkelijker aanpassen, sommigen hebben buffers, of lijden niet of nauwelijks onder de situatie. Deze verschillen maken dat op macroniveau de economie er voorlopig nog goed voor lijkt te staan, maar daarentegen worden ook veel bedrijven zichtbaar die het zwaar hebben.

Bedrijven kunnen, in tegenstelling tot huishoudens, hogere kosten doorberekenen in de prijzen. Dit is echter niet voor alle bedrijven het geval. Immers veel mkb-ondernemingen hebben niet de mogelijkheid de prijzen door te berekenen, bijvoorbeeld omdat zij vaste contracten hebben met hun afnemers. Gebleken is dat de hogere energieprijzen ook nestelen in andere prijzen en dat ondernemers waar dit kan deze al (ten dele) doorberekenen.

In dat kader heeft het kabinet aangekondigd een gerichte compensatieregeling te ontwerpen voor het energie-intensieve mkb, de zogenoemde Regeling Tegemoetkoming Energiekosten (hierna: TEK). Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de motie van de leden Hermans (VVD) en Heerma (CDA), die het kabinet verzoekt om snel met een op het energie-intensieve mkb toegespitste toereikende compensatieregeling voor de energielasten te komen.3 Het kabinet kiest voor een tijdelijke regeling gericht op het energie-intensieve mkb. Voor hen zijn de stijgingen van de energieprijzen te extreem en abrupt om op korte termijn te verwerken. De effectiviteit van de TEK zal gedurende de looptijd gemonitord worden. Een rapportage hiervan zal aan de Tweede Kamer worden gezonden.

2. Regeling Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

Voor een deel van de mkb-ondernemingen maken de energiekosten een relatief groot deel uit van de totale kosten. Deze groep wordt aangeduid aan als energie-intensieve mkb-ondernemingen. Bij deze bedrijven zijn er soms onvoldoende middelen om de kosten zelf tijdelijk op te vangen, direct door te berekenen aan klanten of nu direct investeringen te doen om energie te besparen. Dit komt voor een deel ook doordat een gedeelte nog kampt met verminderde buffers als gevolg van de coronatijd. Vergelijkbaar met huishoudens blijkt dat mkb-ondernemingen voor een tijd nog konden teren op bestaande contracten met energieleveranciers, maar nu steeds meer nieuwe contracten moet afsluiten met hogere kosten tot gevolg. Met de TEK neemt de overheid een deel van de gestegen energiekosten van de energie-intensieve mkb-ondernemingen tijdelijk over zodat zij de ruimte krijgen om zich aan te passen aan een toekomst waarin hogere energieprijzen een realiteit zijn.4

Het kabinet kiest voor een regeling die uitvoeringstechnisch kan en welke een zo kort mogelijke implementatietijd kent.5 Dit heeft een aantal consequenties. Zo maakt de regeling gebruik van referentieprijzen om de energie-intensiteit (referentieprijs 2022) en de hoogte van de subsidie te berekenen (referentieprijs 2023) en wordt geabstraheerd van de werkelijke prijzen die subsidieaanvragers betalen voor elektriciteit en gas. Hiermee wordt voorkomen dat van iedere subsidieaanvrager deze prijzen moeten worden doorgegeven en beoordeeld. Dit zou tot een aanzienlijke complexiteit en uitvoeringslast leiden, gezien het aantal verwachte aanvragen en het feit dat mkb-ondernemers meerdere en verschillende overeenkomsten kunnen hebben per vestiging voor de levering van elektriciteit en gas en/of gedurende de periode dat de regeling openstaat. Dit zou daarnaast tot gevolg hebben dat er veel handmatige beoordeling noodzakelijk is en er veel informatie moet worden aangeleverd door subsidieaanvragers.

De regeling gaat daarbij uit van consumentenprijzen. Voor die prijzen is een rapportage door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) beschikbaar. Door gebruik te maken van deze gegevens wordt het risico verkleind dat mkb-ondernemers feitelijk een hogere prijs betalen, omdat de consumentenprijs voor elektriciteit en gas in de regel hoger ligt, dan de prijs die mkb-ondernemers betalen op grond van hun hogere afname volume.

Op basis van de referentieprijs 2022 wordt de energie-intensiteit berekend om te beoordelen of de subsidieaanvrager aanspraak maakt op de regeling. De referentieprijs 2022 bestaat daarbij uit de gemiddelde consumentenprijs, inclusief energiebelasting, opslag duurzame energie (hierna: ODE) en exclusief omzetbelasting voor de maanden oktober, november en december van 2022, zoals gepubliceerd door het CBS.6 Op gelijke wijze wordt de referentieprijs voor 2023 bepaald met als verschil dat de ODE per 2023 in de energiebelasting is opgenomen. Het kabinet wil met de TEK het energie-intensieve mkb ondersteunen om de plotselinge hoge schok van gestegen prijzen voor gas en elektriciteit op te kunnen vangen op de zeer korte termijn.

Voor energie-intensieve mkb-ondernemers zal het niet altijd mogelijk zijn op de zeer korte termijn om via de prijs van hun producten de snel gestegen energiekosten door te berekenen. Om die reden wordt via de TEK een tegemoetkoming gegeven voor de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. De TEK dient nadrukkelijk als een tijdelijke tegemoetkoming tot eind 2023 en biedt gerichte steun aan mkb-ondernemingen én zorgt dat het blijft lonen om te verduurzamen. Het Centraal Planbureau heeft eerder geconcludeerd dat te lang aanhoudende steun economische dynamiek een halt toeroept en het verdienvermogen van Nederland schaadt. Met het oog op de toekomst is het verstandig dat bedrijven zoveel als mogelijk hun productie en dienstverlening verduurzamen.

De grens van de energie-intensiteit ligt op 7 procent om aanspraak te kunnen maken op de TEK. Deze grens van 7 procent is nader toegelicht in de Kamerbrief van 9 november 2022.7 Met de gekozen drempel voor energie-intensiteit wordt het grootste deel van het energie-intensieve mkb bereikt, gegeven het beschikbare budget voor de regeling. Omwille van doelmatigheid wordt subsidie gegeven voor 50 procent van de subsidiabele kosten met een maximum subsidiebedrag van € 160.000 per mkb-onderneming of groep. De maximale vergoeding van € 160.000 per groep van mkb-ondernemingen is gekozen, omdat bedrijven die samen een groep vormen vanuit het EU recht als één onderneming worden gezien en hierdoor als groep recht hebben op één uitkering. Hierdoor ontvangt een groep maximaal het bedrag van € 160.000. Bovendien geldt dat de schaalvergroting van de groep ervoor zorgt dat bedrijven energie en andere producten collectief kunnen inkopen, waardoor zij op basis van de schaal daar hun voordeel aan hebben en zij ook de klappen van hogere prijzen beter kunnen opvangen dan een kleinere mkb-onderneming.

Voor het berekenen van de energie-intensiteit wordt gebruik gemaakt van de omzet die is gerealiseerd in 2022, tenzij er sprake is van een gebroken boekjaar. In dat geval wordt gebruikt gemaakt van de laatste vier kwartalen waarover aangifte omzetbelasting is ingediend. Dit is als uitgangspunt genomen, omdat dit de meest recente bekende omzet is en bij de aanvraag van de subsidie bekend moet zijn of aan deze voorwaarde van de energie-intensiteit wordt voldaan.

Een ander gevolg van de vormgeving van de TEK als een regeling die uitvoeringstechnisch kan en welke een zo kort mogelijke implementatietijd kent, is dat de regeling niet uitgaat van de werkelijke afname van elektriciteit en het werkelijk verbruik van gas, maar in plaats daarvan uitgaat van de standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding (SJA/SJI) voor elektriciteit en het standaardjaarverbruik voor gas (SJV). Hiermee wordt voorkomen dat van alle subsidieaanvragers de werkelijke verbruikte eenheden moeten worden doorgegeven, beoordeeld en gecontroleerd. Dit is mogelijk, omdat de SJA/SJI en SJV een goede voorspelling geven op basis van historisch verbruik en verwacht verbruik over het daadwerkelijke verbruik van een specifieke meter. Het gaat hier dus om een vereenvoudiging ten behoeve van de TEK, zonder dat het in grote mate afwijkt van de werkelijke situatie. In gevallen waar deze afwijking toch substantieel is, bijvoorbeeld door een verhuizing naar een andere bedrijfslocatie waar geen energie-intensieve activiteit plaatsvond, kan artikel 13 van de TEK uitkomst bieden; zie ook de artikelsgewijze toelichting van genoemd artikel.

Met het in aanmerking nemen van de SJI ontvangt de subsidie-aanvrager geen subsidie over de elektriciteit die is terug geleverd aan het openbare net door bijvoorbeeld zonnepanelen. Hiermee wordt voorkomen dat ook subsidie wordt ontvangen over niet door de mkb-onderneming afgenomen elektriciteit.

Door gebruik te maken van de SJA, SJI en SJV wordt verduurzaming gestimuleerd. Immers, wanneer de mkb-onderneming haar werkelijke verbruik van gas of de afname van elektriciteit vermindert, of de invoeding van elektriciteit verhoogt, kan een voordeel behaald worden omdat de genoemde schattingen niet bijgesteld worden. De mkb-onderneming krijgt hetzelfde subsidiebedrag terwijl de werkelijke kosten dalen. Hetzelfde geldt voor de maximale energieprijs die vergoed wordt. Zijn de prijzen hoger dan de maximale prijs die vergoed wordt, dan betaalt de mkb-onderneming ook het bedrag per m3 of kWh dat de maximumprijs te boven gaat. In dat geval loont het om de energieafname te verminderen.

3. Doelgroep

De subsidie is bedoeld voor mkb-ondernemingen die voor 1 januari 2023 in het handelsregister waren ingeschreven. Om in aanmerking te komen voor de TEK moet een mkb-onderneming, of een groep als hiervan sprake is (zie hierover tevens de toelichting bij artikel 1), aan de volgende eisen voldoen. De mkb-onderneming:

  • a. voldoet aan de Europese mkb-definitie8;

  • b. is in Nederland gevestigd en staat ingeschreven bij het handelsregister; en

  • c. is een energie-intensief bedrijf waarbij minimaal 7 procent van de omzet bestaat uit energiekosten.

Indien er sprake is van mkb-ondernemingen die verbonden zijn in een groep, dan kan een van de rechtspersonen in de groep de subsidie aanvragen; zie hierover tevens de toelichting bij de artikelen 1 en 2, tweede lid, van deze regeling. Alleen in Nederland gevestigde mkb-ondernemingen kunnen subsidie op grond van de TEK ontvangen.

Nieuwe startende mkb-ondernemingen die na 31 december 2022 in het handelsregister zijn ingeschreven, zijn uitgezonderd van de TEK. Deze mkb-ondernemingen zijn vanaf hun aanvang bekend geweest met de hoge prijzen voor elektriciteit en gas. Voor deze ondernemingen geldt niet dat zij overvallen zijn door de sterk stijgende prijzen maar juist gestart zijn ondanks de hoge prijzen. Om die reden is een tegemoetkoming voor de hoge prijzen aan deze groep dan ook minder noodzakelijk en gerechtvaardigd. Dit geldt niet voor mkb-ondernemingen waarvan de materiële onderneming wordt voortgezet in 2023 en die na 31 december 2022 hun rechtspersoonlijkheid hebben gewijzigd. Als voorbeeld kan de omzetting van een eenmanszaak naar een besloten vennootschap worden gegeven (zie ook de toelichting bij artikel 8, onderdeel d, van de TEK).

4. Geraamd budget

Het geraamde budget voor deze openstelling is € 1.4 miljard.9 Onderhavige regeling bevat geen subsidieplafond, waartoe de Minister van Financiën overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies heeft ingestemd.

5. Uitvoering

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) voert de TEK uit. De TEK is met terugwerkende kracht van toepassing over het hele jaar 2023 en de laatste twee maanden van 2022. De informatie over de TEK kan de nodige vragen oproepen bij het mkb. Voor eerstelijnsinformatie en persoonlijk advies kunnen zij terecht bij het Energieloket (kvk.nl) van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK). Naast het geven van praktisch advies over bedrijfsvoering, verwijst KvK gericht door naar de subsidies en regelingen bij uitvoerder RVO.

Het uitvoeringsproces is, vanwege de grote aantallen aanvragen, deels geautomatiseerd. Zo kunnen subsidieaanvragers snel geholpen worden. Onder andere producten van een accountant of accountant-administratieconsulent, of gegevens uit het handelsregister, uit het centraal aansluitingenregister van de netbeheerders, van de energieleveranciers en van de Belastingdienst kunnen worden gebruikt om RVO te ondersteunen in het controleren van de aanvragen (zie tevens de toelichting op artikel 14 in de artikelsgewijze toelichting). Daarnaast kunnen gerichte controles plaatsvinden met het oog op risico’s van misbruik. In de subsidiebeschikking kunnen hiertoe nadere verplichtingen worden opgenomen op grond van afdeling 4.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Subsidieontvangers zijn verplicht aan deze controles mee te werken, ook als deze na de subsidievaststelling plaatsvinden (onder andere artikel 8 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies).

Tegen besluiten die RVO op grond van de TEK neemt, is het maken van bezwaar mogelijk. Op grond van artikel 4 van bijlage 2 van de Awb geldt dat een beroep tegen een besluit (van RVO) genomen op grond van de TEK in eerste aanleg wordt ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb).

RVO heeft een risicoanalyse en een uitvoeringstoets opgesteld en heeft hierin aangegeven dat de TEK uitvoerbaar is.

6. Staatssteun

De subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen en bevat staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Om die reden is deze steunmaatregel conform artikel 108, derde lid, van het VWEU ter voorafgaande goedkeuring bij de Europese Commissie aangemeld. De Europese Commissie heeft de onderhavige subsidieregeling op het moment van de publicatie van deze regeling nog niet goedgekeurd. Daarom is in artikel 2, vierde lid, opgenomen dat de subsidie niet eerder wordt verleend dan nadat de Europese Commissie goedkeuring heeft gegeven voor de TEK in een procedure als bedoeld in artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; zie hierover ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2, vierde lid.

7. Gegevensverwerking

Voor de uitvoering van deze regeling zijn gegevens benodigd van de subsidieaanvrager, de Belastingdienst, netbeheerders en energieleveranciers (zie hierover ook de toelichting bij artikel 14). Het uitgangspunt is dat de aanvrager zelf verantwoordelijk is voor de informatie die hij verstrekt bij zijn aanvraag.

De gegevensverwerkingen door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: Minister) – en RVO in mandaat – vindt plaats op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG): de vervulling van een taak van algemeen belang. De taak van algemeen belang is gelegen in de bevoegdheid subsidie te kunnen verstrekken en de verantwoordelijkheid voor het doelmatig besteden van financiële middelen. Bij dit laatste hoort ook dat controles plaatsvinden om misbruik te voorkomen. De gegevensverwerkingen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de identiteit van de aanvrager, de communicatie met de aanvrager in het kader van deze subsidie, de beoordeling van de aanvraag voor het verstrekken van de subsidie, de vaststelling van de subsidie, en andere subsidie gerelateerde zaken vindt in eerste instantie plaats op grond van de vereisten die in de TEK zijn opgenomen en aanvullend op grond van de Awb en de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

De gegevensuitwisseling met de Belastingdienst (omzetgegevens) is gerelateerd aan de hierboven beschreven taak van algemeen belang. De gegevens van de Belastingdienst zijn noodzakelijk en dienen ter controle van de door de aanvrager opgegeven omzetgegevens. De verstrekking door de Belastingdienst beperkt zich tot gegevens met betrekking tot subsidieaanvragers die zich melden bij RVO in het kader van de TEK.

Daarnaast worden de omzetgegevens gebruikt om de energie-intensiteit van een mkb-onderneming te kunnen berekenen. De omzetgegevens worden ook alleen voor dit doel gebruikt. Het betreft de bij de Belastingdienst bekende gegevens over de omzet van de subsidieaanvragers, waarbij naast het bedrag van de omzet bijvoorbeeld ook kan gaan om de vraag of de aanvrager vrijgesteld is van het afdragen van omzetbelasting. De Belastingdienst beschikt over deze gegevens vanwege de heffing en inning van omzetbelasting. Er worden niet meer gegevens opgevraagd dan noodzakelijk en, waar mogelijk, wordt aangesloten bij reeds verkregen omzetgegevens. In het kader van de uitvoering van (onder andere) de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 heeft RVO namelijk al omzetgegevens van de Belastingdienst ontvangen en waar mogelijk gebruikt RVO deze gegevens zodat gegevens niet nogmaals bij de Belastingdienst hoeven worden opgevraagd. Hiermee valt deze verwerking binnen de grenzen van de principes doelbinding en proportionaliteit. Omdat de gegevens niet op een andere wijze te verkrijgen zijn door RVO, valt de verwerking tevens binnen de grenzen van subsidiariteit.

Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) rust er op de ambtenaren van de Belastingdienst een geheimhoudingsplicht die kan worden doorbroken door een wettelijk voorschrift. Daarnaast moet er een rechtsgrond zijn op grond waarvan de Belastingdienst persoonsgegevens mag verstrekken. Artikel 14, eerste en tweede lid, van de TEK, samen met de grondslag voor de TEK, te weten artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, vormen het wettelijk voorschrift waarmee de geheimhoudingsplicht wordt doorbroken, en zijn tevens het wettelijk voorschrift dat de grondslag biedt voor de gegevensverwerking, zoals vereist in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG. De verwerkingen van netbeheerders en leveranciers vinden plaats op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG.

Voor netbeheerders geldt op grond van artikel 79 van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 37 van de Gaswet een geheimhoudingsplicht voor gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt. Voor netbeheerders geldt dat artikel 14, vierde en vijfde lid, van de TEK het wettelijk voorschrift is dat deze geheimhoudingsplicht doorbreekt en dat tevens de grondslag vormt voor de gegevensverwerking (het wettelijk voorschrift, bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG). Van de netbeheerders worden gegevens verkregen met betrekking tot onder andere de SJA, SJI en SJV. Deze zijn benodigd voor het berekenen van de subsidie en het voorschot. De verstrekking door de netbeheerders beperkt zich tot gegevens met betrekking tot de minimaal benodigde gegevens van de subsidieaanvragers die zich melden bij RVO in het kader van de TEK en er worden niet meer gegevens opgevraagd dan noodzakelijk. Hiermee valt deze verwerking binnen de grenzen van de principes doelbinding en proportionaliteit. Deze gegevens kunnen ook niet op andere wijze worden verkregen omdat de netbeheerder de enige partij is die over deze gegevens beschikt. Daarmee valt de gegevensverwerking door de netbeheerders ook binnen de grenzen van de subsidiariteit.

Voor de leveranciers wordt de grondslag voor de gegevensverwerking gegeven door het wettelijk voorschrift dat in artikel 14, derde lid, van de TEK is opgenomen. Dit artikellid schrijft voor dat leveranciers aan de Minister een overzicht van EAN-codes leveren die in de administratie van de leverancier gekoppeld zijn aan een registratienummer waarmee een mkb-onderneming in het handelsregister is ingeschreven. Deze gegevens zijn nodig om te achterhalen of de aanvrager een zakelijke overeenkomst heeft. Alleen de energieleverancier weet of de overeenkomst met zijn afnemer een zakelijke overeenkomst is. Daarom kunnen deze gegevens alleen bij de leveranciers opgevraagd worden.

De bestanden die door de leveranciers worden aangeleverd, bevatten alle EAN-codes waaraan zij energie leveren en waaraan een KvK-nummer gekoppeld is. Hieronder bevinden zich ook EAN-codes van klanten die geen subsidie op grond van de regeling zullen gaan aanvragen. Dit is niet in overeenstemming met de eis van dataminimalisatie. Gezien de termijn waarbinnen de regeling moet worden vastgesteld en (voorschotten van) subsidies moeten gaan worden uitbetaald, is dit noodzakelijk omdat geen werkbaar alternatief voorhanden is. Alternatief zou namelijk zijn dat RVO bij elke aanvraag bij alle (ruim 60) leveranciers moet nagaan of de EAN-code in hun klantenbestand voorkomt en welk KvK-nummer er geregistreerd is om dan vervolgens de benodigde gegevens bij de netbeheerder op te vragen. Dit proces vereist handmatige verwerking door RVO – hetgeen zeer tijdrovend is – en kan pas aanvangen na een aanvraag van een mkb-onderneming. Dit laatste kan pas weer na inwerkingtreding van deze regeling.

Daarnaast betekent dit dat RVO niet al voor de inwerkingtreding van de TEK kan starten met het inrichten, testen en finaliseren van de IT-systemen benodigd voor de aanvraag van een subsidie. Hierdoor moet de subsidieaanvrager veel langer wachten tot hij de subsidie verkrijgt en die tijd is er helaas niet.

Een andere mogelijkheid is dat RVO een datakoppeling maakt met de energieleveranciers waardoor de gegevensuitwisseling automatisch kan verlopen. Dit betekent echter dat IT-koppelingen moeten worden opgezet met meer dan 60 energieleveranciers. Het opzetten van deze koppelingen is zeer tijdrovend en is besproken met de leveranciers. Zij gaven aan dat dit alternatief technisch mogelijk is maar het opzetten ervan zeer tijdrovend. Het opzetten van de koppelingen zou maanden kosten waardoor de gewenste openstellingsdatum van de TEK (maart 2023) met maanden vertraagd wordt. De leveranciers gaven hierbij ook uitdrukkelijk aan dat zij al veel middelen moeten inzetten voor de uitvoering van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023 waardoor weinig tot geen middelen meer beschikbaar zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de TEK; dit alternatief is voor hen dan ook niet haalbaar.

Door een bestand met alle EAN-codes met gekoppelde KvK-nummers bij de leveranciers op te vragen, kan RVO alvast de benodigde ICT-aanpassingen doen (onder andere het samenvoegen van alle leveranciersbestanden en dit bestand doorzoekbaar maken) en kan subsidieverlening veel sneller plaatsvinden. Daarnaast kost deze oplossing de energieleveranciers weinig inspanning. Om risico’s te mitigeren, worden de bestanden van de leveranciers via een beveiligde verbinding naar RVO verzonden, zal het bestand alleen doorzoekbaar zijn (en niet algemeen in te zien) op EAN-code of KvK-nummer en hebben slechts een beperkt aantal medewerkers van RVO toegang tot dit bestand. Daarenboven zullen de EAN codes van mkb-ondernemingen die geen aanvraag hebben gedaan, direct na het sluiten van de aanvraagtermijn worden verwijderd. Voorgaande maakt dat het gebruik van dit bestand noodzakelijk is voor de uitvoering van de TEK en proportioneel is. Een minder vergaand middel is – omdat subsidies snel moeten worden uitgekeerd en leveranciers geen middelen beschikbaar hebben om te helpen bij de uitvoering – helaas niet beschikbaar.

De gegevens van de Belastingdienst, de energieleveranciers en de netbeheerders zijn noodzakelijk om de TEK te kunnen uitvoeren en kunnen alleen bij deze partijen opgevraagd worden. Bij de leveranciers worden gegevens van meer mkb-ondernemingen opgevraagd dan uiteindelijk voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit is echter noodzakelijk om de regeling op korte termijn te kunnen openstellen. Het belang van de gegevensbescherming van mkb-ondernemingen die geen aanvraag doen is ondergeschikt aan het belang van de energie-intensieve bedrijven die financieel afhankelijk zijn van een subsidie op grond van de onderhavige regeling. Bij de overige gegevensverstrekkers worden niet meer gegevens opgevraagd dan noodzakelijk.

Op grond van de Archiefwet 1995 en de selectielijst10 moeten gegevens vijf jaar bewaard worden in de RVO-administratie, alvorens deze naar het Nationaal Archief gaan. Daarnaast dienen de lidstaten, op grond van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne van de Europese Commissie (die als grondslag dient voor de regeling), ervoor te zorgen dat gedetailleerde dossiers worden bijgehouden over de toekenning van steun op grond van deze mededeling. Deze dossiers moeten alle gegevens bevatten die nodig zijn om te kunnen nagaan of aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan. De gegevens moeten tien jaar worden bewaard en op verzoek aan de Commissie worden meegedeeld. De door de leveranciers geleverde gegevens met betrekking tot mkb-ondernemingen die geen aanvraag hebben gedaan, worden na afloop van de aanvraagperiode (2 oktober 2023) verwijderd.

Voor de TEK is een Privacy impact assessment uitgevoerd.

8. Advisering

De TEK is voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak, de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing regeldruk (zie hiervoor paragraaf 9).

Raad voor de Rechtspraak

De Raad voor de rechtspraak (hierna: Raad) is bij brief van 19 januari 2023 verzocht om advies uit te brengen over de effecten van de TEK op de lasten voor de rechtspleging. Bij brief van 1 februari 2023 heeft de Raad een inschatting gemaakt van de lasten voor de rechtspleging en advies uitgebracht.

a. Rechtsbescherming subsidieaanvragers

De Raad merkt allereerst op dat in de toelichting niets wordt vermeld met betrekking tot de rechtsbescherming van subsidieaanvragers. Hiervoor is een passage toegevoegd aan paragraaf 5 van de toelichting.

b. Groep als subsidieaanvrager

In het advies merkt de Raad op dat een aantal bepalingen, die zien op de groep als subsidieaanvrager, aanleiding kunnen geven tot discussie en kunnen leiden tot procedures. Het gaat om artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdelen b tot en met d, en derde lid, artikel 8, onderdeel e en artikel 4, vijfde lid (inclusief de toelichting op deze artikelen).

Om het aantal subsidieaanvragen te stroomlijnen en de uitvoeringslasten van RVO te beperken, is ervoor gekozen om de subsidieaanvraag te laten doen door één van de in de groep verbonden mkb-ondernemingen, die vervolgens ook alle benodigde gegevens aanlevert met betrekking tot de verbonden mkb-ondernemingen, de subsidieontvanger is en zorgt voor de verdeling van de subsidie binnen de groep. Daarnaast is de beleidsmatige keuze gemaakt om, in geval van een groep, de energie-intensiteit te berekenen voor de groep (waarbij niet als omzet wordt beschouwd de omzet tussen de ondernemingen die deel uitmaken van die groep) en is er de beleidsmatige keuze gemaakt om ook voor de groep het subsidiemaximum te hanteren van € 160.000. Dit laatste hangt tevens samen met de schaalvoordelen die een groep normaal gesproken heeft. Voor het bepalen of er sprake is van een mkb-onderneming, wordt de datum gehanteerd van de subsidieverlening. Door het opnemen van deze datum geldt dat het voor aanvragers duidelijker is wanneer deze bepaling plaatsvindt. Bij het maken van de hiervoor genoemde keuzes is zowel rekening gehouden met de uitvoeringslasten van RVO als de ervaringen die met andere subsidieregelingen zijn opgedaan (o.a. de crisis subsidieregelingen die tijdens de Covid pandemie zijn vastgesteld).

c. Schattingen

De Raad geeft aan dat het gebruik van schattingen met betrekking tot de energieafname (SJA, SJI en SJV) en het gebruik van gemiddelde prijzen (de referentieprijzen 2022 en 2023), die ook worden gebruikt bij de berekening van de subsidiabele kosten, kunnen leiden tot discussie en beroepsprocedures.

Om de TEK zo snel mogelijk te kunnen uitvoeren en zodoende zo snel mogelijk mkb-ondernemingen of groepen te voorzien van subsidie (of een voorschot), is ervoor gekozen om gebruik te maken van schattingen van energiegebruik en van modelmatige prijzen. Als de TEK het werkelijk verbruik (dat pas eind 2023 bekend is) en het werkelijk door een mkb-onderneming betaalde tarief voor energie (dat per uur kan wijzigen) als uitgangspunt had genomen, dan hadden aanvragers veel langer op een subsidie moeten wachten. Door schattingen en modelprijzen te gebruiken, kan de regeling veel sneller uitgevoerd worden. Verder geldt dat de geschatte waarden van energieafname leidend zijn bij de subsidieberekeningen en slechts in bijzondere gevallen hiervan afgeweken wordt.

d. Startende ondernemingen

In de toelichting is opgenomen dat een energie-intensiteit tussen de 6,5 en de 7 niet naar boven afgerond wordt om tot 7 procent te kunnen komen. Daarnaast komen startende ondernemingen die na 31 december 2022 als nieuwe startende onderneming in het handelsregister zijn ingeschreven niet in aanmerking voor subsidie (tenzij het een inschrijving is die louter de omzetting van de rechtsvorm van de mkbonderneming betreft). Dat startende ondernemingen niet overvallen worden door de hoge prijzen, acht de Raad een wellicht te simpele voorstelling van zaken. Vorenstaande punten kunnen naar de mening van de Raad tot kan procedures leiden.

Het opnemen van de uitleg in de toelichting dat een energie-intensiteit tussen de 6,5 en 7 niet naar 7 procent wordt afgerond is bedoeld om discussie hierover te voorkomen. Het maakt de aanvrager duidelijk dat hij niet in aanmerking komt voor subsidie als het percentage energie-intensiteit lager is dan 7 procent. Voor nieuwe energie-intensieve mkb-ondernemingen geldt dat op het moment van het starten van de onderneming bekend is dat de energietarieven zeer hoog liggen. Deze bedrijven worden dan ook niet overrompeld door de hoge prijzen maar starten juist hun bedrijfsvoering met hoge prijzen. Voor deze bedrijven is de TEK regeling niet bedoeld. Daarnaast is wordt een grens gehanteerd die niet ver in het verleden ligt waardoor recent (voor 31 december 2022) gestarte mkb-ondernemingen vaak wel in aanmerking kunnen komen.

e. Afwijking in bijzondere gevallen

Tot slot geeft de Raad aan dat artikel 13 van de TEK een regeling bevat voor specifieke, bijzondere gevallen en dat het echt om bijzondere gevallen moet gaan. Afhankelijk van hoe de Minister hiermee in de praktijk omgaat, kan dit artikel zeker leiden tot procedures. Daar komt bij dat de regeling geen generieke hardheidsclausule bevat. Dat zal leiden tot zaken waarin een beroep op (de contra legem werking) van het evenredigheidsbeginsel wordt gedaan.

Artikel 13 van de TEK is bedoeld voor die gevallen waarbij het gebruik van de schattingen voor energiegebruik of het gebruik van de omzetgegevens over 2022 tot onredelijke uitkomsten leidt. Er is voor gekozen om geen generieke hardheidsclausule op te nemen, omdat dat juist leidt tot discussies en procedures. De bedoeling van dit artikel is dat de Minister in bijzondere gevallen maatwerk kan leveren.

Autoriteit Persoonsgegevens

De conceptregeling is op grond van artikel 36, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP). De AP heeft haar advies uitgebracht op 14 februari 2023. Dit advies beperkt zich overigens tot de verwerkingen van persoonsgegevens over geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen, in dit geval mkb-ondernemingen die te herleiden zijn tot een natuurlijke persoon. In haar advies gaat de AP in op drie onderwerpen: dataminimalisatie versus de snelheid van het handelen, privacy by design en bewaartermijnen.

a. Dataminimalisatie versus snelheid van handelen

De leveranciers leveren bestanden aan met alle EAN-codes waaraan zij energie leveren met vermelding van het KvK-nummer. In deze bestanden staan echter ook EAN-codes van klanten die geen subsidie op grond van de regeling zullen gaan aanvragen. Hiermee wordt niet voldaan de eis van dataminimalisatie. In de toelichting is aangegeven dat het noodzakelijk wordt geacht om toch te kiezen voor deze manier van levering van bestanden, gezien de termijn waarbinnen de regeling moet worden vastgesteld en (voorschotten van) subsidies moeten gaan worden uitbetaald. De AP wijst erop dat deze onderbouwing te summier is. De AP adviseert om de noodzaak van deze verwerking beter te motiveren, bijvoorbeeld door aan te geven hoelang het zou duren om een oplossing te bereiken die wel voldoet aan de eis van minimale gegevensverwerking. Daarnaast zou meer inzicht gegeven moeten worden in de verhouding tussen het aantal potentiële subsidie-aanvragers en het aantal klanten waarvan de EAN-codes/KvK-nummers aangeleverd zullen worden.

Aan het advies van de AP op dit punt is tegemoetgekomen. In paragraaf 7 is uitgebreid ingegaan op de door de AP gestelde vragen.

b. Privacy by design

De achtergrond van het leveranciersbestand met alle EAN-codes/KvK-nummers is gelegen in een onjuiste datadefinitie in het Centraal aansluitingenregister (hierna: CAR) van de netbeheerders, waardoor niet goed op onderneming kan worden gezocht. De AP adviseert, om problemen in de toekomst te voorkomen, in het CAR in plaats van de bedrijfsnaam het KvK-nummer op te nemen. De AP adviseert in dit verband de Informatiecode elektriciteit en gas dusdanig te wijzigen dat het CAR in bovengenoemde zin wordt aangepast.

Aan het advies van de AP op dit punt wordt tegemoet gekomen door dit advies door te geleiden naar brancheverenigingen van energieleveranciers en netbeheerders, alsmede naar de Autoriteit Consument en Markt. Deze partijen zijn betrokken bij wijzigingen van de Informatiecode elektriciteit en gas.

c. Bewaartermijnen

De AP merkt op dat noch in de regeling noch in de toelichting ingegaan wordt op de bewaartermijn van de verwerkte gegevens, en adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

Het advies van de AP is opgevolgd, de toelichting in paragraaf 7 is aangevuld.

9. Regeldruk

Berekening van regeldruk

Bij de vormgeving van deze subsidieregeling is de mate van regeldruk voor subsidieaanvragers nadrukkelijk in beeld geweest. Er is geen mkb-toets uitgevoerd met betrekking tot de TEK, omdat de TEK buiten de voorwaarden valt waaronder een mbk-toets noodzakelijk wordt geacht. Zo betreft de TEK een subsidieregeling met een begunstigende eenmalige compensatie met relatief lage regeldrukkosten. Voor aanvragers is het niet noodzakelijk om structureel bedrijfsprocessen anders te organiseren. Daarnaast dient de TEK op een zo kort mogelijke termijn in werking te treden. Het aanvraagproces is met een aantal mkb-ondernemers in aanwezigheid van RVO vooraf doorlopen om de duidelijkheid van de TEK zoveel mogelijk vooraf te toetsen en, waar mogelijk, te verbeteren. Daarnaast is met vertegenwoordigers van mkb-ondernemers in verschillende fases van de ontwikkeling van de regeling gesproken. Eind januari is een laatste conceptversie van de TEK met drie brancheorganisaties besproken.

Zoals ook nader toegelicht in paragraaf 2, wordt bij de TEK uitgegaan van een modelmatig bepaalde prijs en van verbruiksgegevens die worden verkregen van de netbeheerders op basis van standaardjaarafname en standaardjaarinvoeding (SJA/SJI) voor elektriciteit en het standaardjaarverbruik voor gas (SJV). Dit beperkt de regeldruk voor mkb-ondernemingen die subsidie op grond van de TEK willen aanvragen, omdat zij geen gegevens hoeven op te geven met betrekking tot de prijzen die zij voor elektriciteit en gas betalen of over verbruiksgegevens. Naar verwachting zijn de regeldrukkosten voor de netbeheerders beperkt en eenmalig, omdat er een digitale koppeling wordt gemaakt met het CAR. Met leveranciers (ongeveer 60) wordt informatie uitgewisseld over de koppeling van de EAN-code, waaraan zij op basis van een overeenkomst energie leveren en het registratienummer waarmee een mkb-onderneming in het handelsregister is ingeschreven (KvK-nummer). Deze informatie is noodzakelijk omdat in het CAR geen KvK-nummer vermeld staat. De leveranciers leveren deze gegevens eenmalig en digitaal aan in een voorgeschreven bestandsformaat. Naar verwachting zijn de regeldrukkosten voor de leveranciers ook beperkt en eenmalig. In totaal is rekening gehouden met een bedrag aan regeldruk van ongeveer € 90.000 voor beide groepen samen (€ 81.000 voor leveranciers en € 9.720 voor netbeheerders).

De regeldruk voor de subsidieaanvrager (ongeveer 62.000 in aantal) behelst het kennisnemen van de TEK, het invullen van de aanvraag en het eventueel verkrijgen van een product van de accountant of de accountant-administratie consulent, indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt. Bij de berekening van de regeldrukkosten is rekening gehouden met eenvoudige en meer complexe aanvragen. Berekend is dat gemiddeld afgerond twee uur en drie kwartier noodzakelijk is voor aanvragers. Meegenomen is dat in een aantal gevallen het opleveren van informatie achteraf noodzakelijk zal zijn, alsmede dat een zeer klein deel van de subsidieaanvragers een beroep op artikel 13 van de TEK kan doen (afwijking in bijzondere gevallen). Bij het berekenen van de regeldruk is ook rekening gehouden met het feit dat sommige aanvragen van groepen met meerdere meters (EAN-codes) complexer zullen zijn dan andere. De regeldruk die berekend is, geeft dus een gemiddeld beeld. Het gemiddelde uurtarief waarmee gerekend is, bedraagt € 54. Dit is het tarief voor hoogopgeleide medewerkers. De kosten van het genoemde product van de accountant of consulent lopen sterk uiteen. Uitgaande van een gemiddeld bedrag van € 800 en dat 20 procent van de aanvragers deze nodig heeft, bedragen de kosten hiervoor afgerond € 10 mln.

Daarnaast behelst de regeldruk ook de benodigde tijd voor het indienen van een bezwaarschrift. Ingeschat wordt dat er tussen de 3.000 en 3.500 bezwaarschriften ingediend gaan worden. Uitgaande van een gemiddelde tijd van een uur om een bezwaarschrift te schrijven en in te dienen en een uur om de benodigde stukken te verzamelen, komt het bedrag aan regeldrukkosten voor het indienen van een bezwaarschrift op € 351.000 (uitgaande van gemiddeld 3.250 bezwaarschriften).

Dit brengt de totale kosten voor regeldruk op een bedrag van afgerond € 19.3 mln. In totaal bedragen de regeldrukkosten 1,38 procent van het geraamde budgettaire beslag van € 1,4 mld. van deze subsidieregeling.

Adviescollege toetsing regeldruk

De conceptregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR). ATR heeft op 16 februari 2023 zijn advies uitgebracht. ATR plaatst de volgende kanttekeningen bij de conceptregeling.

a. Afwijking in bijzondere gevallen

ATR wijst erop dat een ondernemer pas na de aanvraag, bij de subsidieverleningsbeschikking, inzicht krijgt in de verbruiksgegevens die RVO gebruikt om de hoogte van de subsidie vast te stellen. Zij krijgen bij het indienen van de aanvraag weliswaar de mogelijkheid om zelf de verbruiksgegevens in te schatten, maar weten bij de aanvraag echter niet wat de verbruiksgegevens zijn die RVO gebruikt en hoe ver het echte verbruik afwijkt van het geschatte verbruik, om eventueel beroep te doen op de afwijking in bijzondere gevallen op grond van artikel 13 van de TEK. ATR adviseert daarom nader toe te lichten hoe ondernemers bij de aanvraag in kunnen schatten of het echte verbruik sterk afwijkt van het geschatte verbruik.

De in artikel 13 opgenomen mogelijkheid voor de Minister om in bijzondere gevallen af te wijken van de SJA, SJI en SJV is alleen bedoeld voor bijzondere gevallen en niet voor mkb-ondernemingen waarbij het werkelijke verbruik afwijkt van de SJA, SJI en SJV (zie hierover ook de toelichting bij artikel 13). Een afwijking tussen daadwerkelijk energiegebruik en SJA, SJI en SJV wordt nadrukkelijk beschouwd als inherent aan het gekozen systeem van de regeling en wordt daarom niet als een bijzonder geval gezien. Bij de aanvraag kunnen mkb-ondernemingen wel aangeven dat zij vermoeden een bijzonder geval te zijn. Als die keuze wordt gemaakt dan worden voor die mkb-onderneming de SJA, SJI en SJV inzichtelijk gemaakt. Omdat deze gegevens moeten worden opgevraagd uit het CAR kan het enige dagen duren voordat deze gegevens kunnen worden getoond.

b. Geen meetbare norm voor afwijking gebruik

ATR merkt op dat de TEK geen meetbare norm (bijvoorbeeld als percentage of een absolute waarde) bevat voor de ‘afwijking’ van het verbruik. Ondernemers kunnen dus, zelfs als zij zicht hebben op de verbruiksgegevens die RVO gebruikt, niet inschatten of zij gebruik kunnen maken van de afwijkingsmogelijkheid. ATR adviseert een meetbare norm op te nemen, waarmee mkb-ondernemingen kunnen bepalen of zij in aanmerking komen voor de afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 13 van de TEK dat de afwijkingsmogelijkheid biedt om uit te gaan van andere verbruiksgegevens dan SJA, SJI en SJV, is bedoeld voor uitzonderingssituaties, bijvoorbeeld voor mkb-ondernemingen die op een locatie starten waar voor hun bedrijfsvoering geen representatieve verbruiksgegevens beschikbaar zijn. Niet bedoeld is om mkb-ondernemingen met een kleine afwijking in hun daadwerkelijke verbruiksgegevens ten opzichte van SJA, SJI en SJV de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid. Gezien de vele situaties die zich in de praktijk voor kunnen doen, is niet gekozen voor een meetbare norm om daarmee niet te beperkend te zijn en niet teveel open te staan voor een beroep op de afwijkingsmogelijkheid. Een afwijking tussen daadwerkelijk verbruik en SJA, SJI en SJV wordt nadrukkelijk beschouwd als inherent aan het gekozen systeem van de regeling en wordt daarom niet als een uitzonderingssituatie gezien.

c. Betrekken doelgroep

ATR constateert dat er afgezien is van een mkb-toets. Er is vervolgens wel ervoor gekozen om het aanvraagproces met een aantal ondernemers door te lopen om de duidelijkheid van de regeling vooraf te toetsen en, waar mogelijk, te verbeteren. De doelgroep is uiteindelijk dus wel betrokken bij de totstandkoming van het voorstel. ATR adviseert de nader toe te lichten wat de uitkomsten van de gesprekken met de ondernemers zijn en wat met de zorgpunten is gedaan die ondernemers hebben geuit.

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft samen met RVO, VNO-NCW en MKB-Nederland een aantal bijeenkomsten georganiseerd waar de branches zijn geïnformeerd over de werking van de TEK en het aanvraagproces. Hierover waren de branches overwegend positief. Wel werd onder andere aangegeven dat met name de grotere energie-intensieve bedrijven gebaat zouden zijn bij ruimere parameters van de regeling.

d. Faillissement

ATR merkt op dat ondernemers gedurende de looptijd van de subsidieregeling failliet kunnen gaan. De hoogte van de subsidie wordt in een dergelijk geval naar rato berekend. ATR adviseert nader toe te lichten wat er gebeurt als een ondernemer gedurende de looptijd failliet gaat en het ontvangen voorschot hoger is dan de subsidie waar de ondernemer (naar rato) recht op heeft.

De toelichting is op dit punt aangevuld. Een ondernemer die tijdens de looptijd van de TEK failliet gaat, zal een terugvordering ontvangen van RVO, indien het voorschot groter is dan de eigenlijke subsidie. Is het terug te vorderen bedrag lager dan € 500, dan zal het bedrag worden kwijtgescholden. Bij grotere bedragen zal terugvordering plaatsvinden.

e. Opschortende voorwaarde

Het voorstel vermeldt dat sprake is van staatssteun, maar dat de goedkeuring van de Europese Commissie nog niet binnen is. Omdat is gekozen om de regeling in werking te laten treden onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring, ontstaat een risico voor bedrijven die voorschotten hebben ontvangen. Zij moeten de reeds ontvangen voorschotten namelijk terugbetalen wanneer de Europese Commissie geen goedkeuring verleent. Dit leidt tot nieuwe verplichtingen en daarmee regeldruk. ATR adviseert daarom de regeling pas te publiceren als goedkeuring van de Europese Commissie is ontvangen voor staatssteun.

De regeling zal eerder worden gepubliceerd, echter de subsidieverlening zal pas plaatsvinden na goedkeuring van de Europese Commissie. Hierdoor hoeven bij afwijzing door de Europese Commissie geen ontvangen bedragen teruggevorderd te worden van de mkb-ondernemingen. De reden voor publicatie voorafgaand aan de goedkeuring is gelegen in het feit dat daarmee de noodzakelijke juridische grondslagen voor gegevensuitwisseling in de TEK worden verankerd.

f. Gevolgen regeldruk

ATR geeft aan dat de regeldrukberekening nog twee tekortkomingen vertoont. Zo is de regeldruk die het gevolg is van de gerichte controles, niet in beeld gebracht. Verder is gerekend met het verkeerde aantal energieleveranciers. ATR merkt verder op dat de gevolgen van het scenario waarin de staatssteun ongeoorloofd blijkt, niet in beeld zijn gebracht. ATR adviseert de regeldrukparagraaf op bovenstaande punten aan te passen, conform Rijksbrede methodiek.

De regeldrukparagraaf in de toelichting is op de genoemde punten aangepast.

10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2022. Met de inwerkintreding en het moment van publicatie van deze regeling wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat een snelle inwerkingtreding van de subsidieregeling aanmerkelijke nadelen voor de doelgroep voorkomt. De regeling wordt opengesteld per 21 maart 2023 09.00 uur en aanvragen kunnen tot en met 2 oktober 2023 17.00 uur worden ingediend.

II. ARTIKELEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een mkb-onderneming gedefinieerd als een in Nederland gevestigde kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV) die in het handelsregister is ingeschreven. Het gaat dan om een onderneming waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt.

Voor het berekenen van het aantal werkzame personen wordt aangesloten bij de berekening die wordt gehanteerd in bijlage 1 van de AGVV. Zo wordt het aantal werkzame personen berekent op basis van arbeidsjareneenheden (AJE’s). Een persoon die het hele jaar voltijd in dienst is geweest, telt als één AJE. Personen die in deeltijd werkzaam zijn of personen die niet het volledige jaar in dienst zijn, tellen naar rato mee als fractie van een AJE.

Daarnaast is een definitie opgenomen voor ‘groep’. Om te bepalen of er sprake is van een groep, wordt gekeken naar de onderneming als geheel, dus inclusief eventuele verbonden mkb-ondernemingen. Op grond van de definitie uit de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening voor de visserijsector en de de-minimisverordening voor de landbouwsector is sprake van één onderneming indien twee of meer ondernemingen binnen dezelfde lidstaat ten minste één van onderstaande volgende banden met elkaar onderhouden:

  • a. één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;

  • b. één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;

  • c. één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;

  • d. één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.

Mkb-ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van onder a tot en met d bedoelde banden onderhouden, worden als een groep beschouwd. In het Europees recht wordt iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij gefinancierd wordt, als onderneming beschouwd.

Belangrijk is dat wanneer er sprake is van een groep de gegevens van de aanvragende mkb-onderneming en eventuele verbonden ondernemingen en partnerondernemingen bij elkaar moeten worden opgeteld en de onderlinge omzet moet worden geëlimineerd. Vanwege de wens om te komen tot een snelle uitvoering, het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik en het beperken van administratieve lasten is er voor gekozen dat wanneer er sprake is van een groep van ondernemingen één mkb-onderneming namens de mkb-ondernemingen in die groep een subsidieaanvraag indient en subsidie ontvangt. In geval van een groep is er dus sprake van één subsidieaanvrager en subsidieontvanger, namelijk de onderneming die de aanvraag namens de groep indient (artikel 2, tweede lid, onderdelen a en b). Deze subsidieontvanger zal voor alle mkb-ondernemingen de gegevens aanleveren (artikel twee, tweede lid, onderdeel a) en zal vervolgens de ontvangen subsidie ten goede moeten laten komen aan de verbonden mkb-ondernemingen die recht hebben op subsidie, met inachtneming van de maximale staatssteunbedragen (die voor de verschillende sectoren gelden). De groep kan zelf bepalen welke van de verbonden mkb-ondernemingen de aanvraag doet. Het subsidiemaximum van € 160.000 geldt ook voor de groep als geheel en niet per verbonden mkb-onderneming (artikel 6).

Alhoewel Nederlandse ondernemingen wel via een buitenlandse verbonden onderneming met elkaar in één groep kunnen zijn verbonden geldt dat alleen subsidie wordt verstrekt aan mkb-ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd. Ook moet de groep (als geheel) voldoen aan de criteria van mkb-onderneming. Kwalificeert een groep als een grote onderneming dan kan geen subsidie worden aangevraagd (artikel 8, onderdeel e).

Voor het berekenen van de energie-intensiteit en de subsidiabele kosten worden gemiddelde prijzen gebruikt. Daarom zijn definities opgenomen voor ‘referentieprijs 2022’ en ‘referentieprijs 2023’. De referentieprijs 2022 is de gemiddelde prijs voor consumenten voor de levering van elektriciteit en gas die berekend wordt op basis van prijsgegevens van het CBS. Voor de referentieprijs 2022 geldt dat het gaat om de gemiddelde variabele tarieven, inclusief energiebelasting, de opslag van duurzame energie en exclusief omzetbelasting. De prijs wordt, op basis van de CBS cijfers, voor het laatste kwartaal van 2022 berekend. De referentieprijs 2023 wordt ook berekend op basis van CBS cijfers en is de gemiddelde variabele leveringsprijs voor consumenten voor elektriciteit en gas over het jaar 2023. De referentieprijs 2023 is inclusief energiebelasting en exclusief omzetbelasting. De opslag van duurzame energie wordt in 2023 opgenomen in de energiebelasting. Zoals eerder aangegeven geldt dat voor de referentieprijs (2022 en 2023) wordt aangesloten bij de gegevens en de berekeningen van het CBS. Indien het CBS besluit om in 2023 de rekenmethode te wijzigen voor de gemiddelde variabele leveringstarieven (referentieprijs 2023) dan zal bij deze rekenmethode worden aangesloten. Uitgangspunt hierbij is dat de referentieprijzen 2022 en 2023 op gelijke wijze worden berekend. In het geval de rekenmethode van het CBS voor de referentieprijs van 2023 sterk afwijkt van de rekenmethode voor de referentieprijs van 2022 dan wordt de totstandkoming van de referentieprijs 2023 op transparante wijze inzichtelijk gemaakt en wordt (indien van toepassing) gemotiveerd waarom de nieuwe rekenmethode wordt gebruikt.

De standaardjaarafname (SJA; afname elektriciteit in kWh), de standaardjaarinvoeding (SJI; aantal kWh elektriciteit dat op het elektriciteitsnet wordt ingevoed) en het standaardjaarverbruik (SJV; verbruik gas in m3) zijn schattingen van de netbeheerder voor een aansluiting voor het volgende jaar. Deze schattingen worden mede gebaseerd op historische afname van energie.

De schattingen worden door RVO bij de netbeheerders opgevraagd nadat de mkb-onderneming een subsidieaanvraag heeft ingediend. Dit betekent dat de subsidieaanvrager op het moment van aanvragen nog niet weet wat de waarden zijn van de SJA, SJI en SJV van zijn aansluitingen. Deze waarden worden vermeld in de subsidieverleningsbeschikking waarin de wijze wordt weergegeven waarop het subsidiebedrag wordt bepaald.

Bij de berekening van de energie-intensiteit wordt gebruikt gemaakt van de behaalde jaaromzet in 2022 (artikel 4, eerste lid) of, indien er sprake is van gebroken boekjaarkwartalen, de omzet over de laatste vier kwartalen waarover aangifte omzetbelasting is ingediend. Indien de mkb-onderneming aangifte doet in kwartalen die afwijken van de kalenderkwartalen dan wordt de energie-intensiteit berekend met de omzet over de vier kwartalen die voor het grootste deel in 2022 vallen (artikel 4, vierde lid).

De omzet van alle verbonden ondernemingen, zowel de winstgevende als de verlieslatende ondernemingen, dient opgeteld te worden voor de berekening van de relevante omzet. De omzet, die behaald wordt met onderlinge prestaties (leveringen of diensten) binnen de in Nederland gevestigde verbonden ondernemingen van de groep, wordt buiten beschouwing gelaten voor de relevante omzet. Door omzet, die behaald wordt deze onderlinge prestaties binnen de groep van verbonden ondernemingen, buiten beschouwing te laten, wordt bereikt dat de omzet in aanmerking wordt genomen die de groep tezamen genomen in Nederland behaalt. Door eliminaties van onderlinge prestaties binnen de groep wordt tevens gewaarborgd dat ondernemingen die onderdeel uitmaken van een fiscale eenheid als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: fiscale eenheid) en ondernemingen die geen onderdeel uitmaken van een fiscale eenheid gelijk worden behandeld.

Als sprake is van een fiscale eenheid, kan de aangifte van de fiscale eenheid als startpunt gebruikt worden voor het bepalen van de omzet. In deze aangifte wordt immers de omzet behaald met interne transacties binnen de fiscale eenheid buiten beschouwing gelaten.

Vanaf het moment dat verbondenheid ontstaat ten aanzien van een onderneming, wordt de omzet van deze onderneming betrokken bij het bepalen van de omzet van de groep. Verder wordt dit principe op dezelfde wijze toegepast als geen sprake meer is van verbondenheid van een of meerdere ondernemingen binnen de groep. De datum van subsidieverlening geldt als datum waarop bekeken wordt of er sprake is van een groep (artikel 2, tweede lid, onderdeel d).

De omzet is de omzet ingevolge artikel 8 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Voor de bepaling van de omzet geldt het bedrag ten aanzien waarvan de mkb-onderneming btw-aangifte doet, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Tevens telt voor de bepaling van de omzet de omzet mee die niet in de btw-aangifte gerapporteerd dient te worden, zoals diensten die worden verricht aan ondernemers die buiten de EU zijn gevestigd en vrijgestelde prestaties.

Een en ander betekent dat ondernemingen hun btw-aangifte als uitgangspunt kunnen nemen voor het aanvragen van de subsidie. Echter is er vanwege de complexiteit van het bedrijfsleven een aantal situaties denkbaar waarin de btw-aangifte niet afdoende is om tot de relevante omzet te komen.

Indien een onderneming (gedeeltelijk of volledig) omzet behaalt met van btw vrijgestelde prestaties of met andere prestaties (zoals bijvoorbeeld omzet ter zake van diensten aan buitenlandse afnemers), die niet in de btw-aangifte gerapporteerd wordt, geeft de btw-aangifte een onvolledig beeld weer van de relevante omzet. Daarom moet er een correctie worden toegepast door het optellen van de niet-gerapporteerde omzet bij het in de btw-aangifte vermelde omzetbedrag. Daarnaast moeten, behalve de btw-aangifte, ook andere documenten ontleend aan de financiële administratie van de onderneming worden aangeleverd waaruit de volledige omzetcijfers blijken.

Als de onderneming uit meer entiteiten bestaat dan die al dan niet deel uitmaken van de fiscale eenheid, is de omzet zoals die blijkt uit de btw-aangifte van de btw-fiscale eenheid eveneens niet in alle gevallen afdoende om de relevante omzet te bepalen. Hetzelfde geldt voor mkb-ondernemingen die niet btw-plichtig zijn. In dergelijke gevallen wordt de omzet op basis van andere stukken bepaald (zie ook artikel 10, tweede lid).

Artikel 2. Subsidieverstrekking

Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die een energie-intensiteit heeft van ten minste zeven procent als tegemoetkoming in de energiekosten vanwege de sterk gestegen leveringsprijzen voor elektriciteit en gas door de oorlog in Oekraïne. De energie-intensiteit moet ten minste 7 procent zijn; een energie-intensiteit tussen de 6,5 en de 7 wordt dan ook niet naar boven afgerond om tot 7 procent te kunnen komen. Indien er sprake is van een groep, dan wordt de subsidie voor alle verbonden mkb-ondernemingen door één van de in de groep verbonden ondernemingen aangevraagd en is die aanvragende mkb-onderneming ook de ontvanger van de subsidie. Zie hierover tevens de toelichting voor de definitie van groep bij artikel 1. Indien er toch meerdere aanvragen worden ingediend namens de groep (bijvoorbeeld door miscommunicatie in de groep) dan wordt alleen de aanvraag die het eerst is binnengekomen in behandeling genomen. De datum waarop de subsidie wordt verleend geldt als datum voor het bepalen of er sprake is van een groep of een mkb-onderneming (tweede lid, onderdeel d, en derde lid).

De subsidieregeling omvat staatssteun en is daarom overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Daarbij is verzocht om een goedkeuring onder paragraaf 2.1 (Beperkte steunbedragen) van het Tijdelijk crisiskader. Omdat de goedkeuring van de steunmaatregel door de Europese Commissie bij de vaststelling van de regeling nog niet is verleend, is in het vierde lid opgenomen dat de subsidie alleen wordt verleend nadat de Europese Commissie goedkeuring heeft gegeven aan de TEK. Zie hierover tevens paragraaf 6 van de toelichting.

De subsidie die door de Minister wordt verstrekt is ter compensatie van de gestegen energieprijzen en komt derhalve expliciet ten goede aan de mkb-onderneming of de groep zelf.

Artikel 3. Prijzen

In het eerste lid zijn de prijzen opgenomen die een mkb-onderneming gedurende de looptijd van deze regeling zelf dient te dragen. Liggen de prijzen lager dan de in het eerste lid gelegen prijzen dan krijgt de mkb-ondernemer geen subsidie omdat hij dan een prijs betaalt die onder de prijzen ligt die recht geven op subsidie. Als de prijzen van de leveranciers boven deze prijzen liggen zal een subsidie kunnen worden verkregen op grond van deze regeling. Hieraan zit wel een maximum: de referentieprijs 2023, voor zover gebruikt in deze regeling, bedraagt namelijk nooit meer dan € 0,95 per kWh geleverde elektriciteit respectievelijk € 3,19 per m3 geleverd gas (derde lid) waardoor de maximum vergoeding voor gas en elektriciteit nooit boven de € 2,00 per m3 gas (€ 3,19 – € 1,19) of € 0,60 per kWh (€ 0,95 – € 0,35) kan komen. Zijn de prijzen hoger dan genoemde maxima, bedoeld in het derde lid, dan betaalt de mkb-onderneming, naast de prijzen genoemd in het eerste lid, ook het bedrag per m3 of kWh dat de maximumprijs te boven gaat.

In dit artikel zijn ook de prijzen opgenomen die worden gebruikt bij de berekening van de energie-intensiteit. Omdat bij het berekenen van de energie-intensiteit de referentieprijs 2023 nog niet bekend is wordt de energie-intensiteit berekend op basis van de referentieprijs 2022 (tweede lid). De berekening van de energie-intensiteit is opgenomen in artikel 4. Voor de berekening van de subsidiabele kosten en het voorschot zijn in het derde en vierde lid de prijzen opgenomen. De prijzen genoemd in het eerste en vierde lid, alsmede de maximale prijzen die in het derde lid zijn opgenomen, zijn inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie en exclusief omzetbelasting (vijfde lid). Voor de referentieprijzen 2022 en 2023 zijn de componenten al vermeld in de definities opgenomen in artikel 1.

Artikel 4. Energie-intensiteit

In dit artikel wordt de berekening weergegeven van de energie-intensiteit. De energie-intensiteit wordt verkregen door de som van de leveringskosten voor elektriciteit en gas, bedoeld in het tweede en derde lid, te delen door de behaalde jaaromzet in 2022. Alleen als een mkb-onderneming een energie-intensiteit heeft van zeven procent of hoger komt zij in aanmerking voor een subsidie op grond van de TEK. In het vierde lid is een voorziening opgenomen voor mkb-ondernemingen waarbij sprake is van gebroken boekjaarkwartalen. In deze gevallen wordt bij de berekening van de energie-intensiteit niet de behaalde jaaromzet in 2022 gebruikt maar de omzet over de laatste vier kwartalen waarover aangifte omzetbelasting is ingediend, of de omzet over de vier kwartalen die voor het grootste deel in 2022 vallen indien de mkb-onderneming aangifte doet in kwartalen die afwijken van de kalenderkwartalen. In geval van een groep wordt niet als omzet beschouwd de omzet tussen de ondernemingen die deel uitmaken van die groep (vijfde lid).

Artikel 5. Subsidieaanvraag

Dit artikel regelt tot wanneer een subsidie kan worden aangevraagd. Omdat paragraaf 2.1 van het Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (hierna: Tijdelijk crisiskader) vereist dat steun uiterlijk 31 december 2023 wordt toegekend kan subsidie worden aangevraagd tot en met 2 oktober 2023 17.00 uur. Dit geeft RVO de benodigde tijd om de subsidies tijdig te verlenen.

Artikel 6. Hoogte subsidie en steunintensiteit

De subsidie bedraagt vijftig procent van de subsidiabele kosten met een maximum van € 160.000. Als er sprake is van een groep dan geldt dit maximum voor de groep (als geheel).

De regeling leidt niet tot heffing van omzetbelasting over de subsidie. De subsidie is immers een tegemoetkoming voor kwalificerende mkb-ondernemingen voor de hoge kosten van elektriciteit en gas. De subsidie behelst niet een vergoeding voor een tegenprestatie aan het Rijk of een andere identificeerbare derde, noch staat de subsidie in rechtstreeks verband met de prijs die de kwalificerende mkb-onderneming betaalt voor de geleverde hoeveelheid gas en elektriciteit.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

De berekening van de subsidiabele kosten wordt in dit artikel weergegeven. Alleen de energiekosten die worden gemaakt op grond van een zakelijke energieleveringsovereenkomst komen in aanmerking als subsidiabele kosten; kosten die privé gemaakt worden niet. Omdat subsidie kan worden verkregen voor de periode vanaf 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 maar de berekening van de kosten wordt gedaan over het jaar 2023 (met de SJA, SJI en SJA per 1 januari 2023 en met de referentieprijs van 2023) worden de subsidiabele kosten op grond van het tweede lid vermenigvuldigd met . Dit geldt uiteraard alleen als de subsidie ook wordt verleend over deze periode van 14 maanden; geldt een kortere periode dan worden de kosten pro-rato per maand (in het voordeel van de aanvrager) berekend (derde lid). Staakt de mkb-onderneming bijvoorbeeld per half mei de bedrijfsvoering, dan eindigt de subsidieperiode op 1 juni 2023. De compensatie die is verkregen op grond van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023, of de tegemoetkoming die is verkregen op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022, wordt afgetrokken (vierde lid). Het aftrekken van compensatie die is verkregen op grond van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023 wordt gedaan door het aftrekken van 1.200 m3 gas van het standaardjaarverbruik per aansluiting en 2.900 kWh van de standaardjaarafname per aansluiting. Dit zijn de maximale waarden die gebruikt worden bij het Prijsplafond en omdat het in deze regeling gaat om energie-intensieve mkb-ondernemers zullen de maximale waarden kunnen worden afgetrokken.

Indien een mkb-onderneming gedurende de looptijd van deze regeling failliet gaat, of tussentijds de bedrijfsvoering staakt, dan wordt de subsidie naar rato berekend (zesde lid).

Omdat de subsidie wordt berekend op grond van schattingen van gasverbruik en afname van elektriciteit, alsmede op grond van de referentieprijzen 2023, kan het voorkomen dat mkb-ondernemingen subsidie krijgen die het niet nodig hebben. Dit geldt voor een mkb-onderneming met een vast contract met een ingangsdatum die voor 1 november 2022 ligt en een einddatum na 31 december 2023, waarin leveringstarieven zijn opgenomen die lager zijn dan de tarieven, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Daarom is in het zevende lid opgenomen dat energiekosten die op grond van dergelijke contracten worden gemaakt niet meetellen als subsidiabele kosten.

In het achtste lid wordt aangegeven dat wanneer een groep een aanvraag voor subsidie indient waarin ook een mkb-onderneming is opgenomen die al subsidie op grond van deze regeling heeft ontvangen, dat dan het SJV, de SJA en de SJI van deze mkb-onderneming niet meegenomen worden in de berekening van de subsidie voor de groep. Dit om te voorkomen dat teveel subsidie wordt uitgekeerd aan de groep.

Artikel 8. Afwijzingsgronden

In het eerste lid, onderdelen b en c, zijn de afwijzingsgronden opgenomen die verband houden met de eisen die de Europese Commissie stelt aan subsidieverlening op grond van paragraaf 2.1 van het Tijdelijk crisiskader. In onderdeel b zijn activiteiten opgenomen waarvoor geen subsidie kan worden verkregen. In onderdeel c zijn de maximale bedragen opgenomen die aan een mkb-onderneming of een groep mogen worden verstrekt. Alhoewel het maximale bedrag dat op grond van deze regeling kan worden verkregen door een mkb-ondernemer of een groep onder de in dit onderdeel opgenomen bedragen ligt kan het voorkomen dat ook andere overheden staatssteun op grond van paragraaf 2.1 verstrekken. De gezamenlijke verstrekkingen mogen niet boven de in dit onderdeel genoemde bedragen liggen. In onderdeel d is een afwijzingsgrond opgenomen voor startende mkb-ondernemingen. Een subsidie op grond van deze regeling is niet bedoeld voor ondernemers die een energie-intensieve onderneming opstarten in een periode waarvan bekend is dat de energieprijzen zodanig hoog zijn dat compensatie noodzakelijk is. Daarom wordt een subsidieaanvraag van nieuwe startende ondernemingen die na 31 december 2022 in het handelsregister ingeschreven zijn afgewezen. Voorgaande geldt niet als het gaat om een inschrijving in dit register die louter de omzetting van de rechtsvorm van de mkb-onderneming tot doel heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als een eenmanszaak wordt omgezet in een besloten vennootschap en deze vennootschap de werkzaamheden op dezelfde wijze voortzet met dezelfde zeggenschap. Een dergelijke inschrijving betreft dan niet een inschrijving met als doel een nieuwe onderneming te starten maar slechts een juridische omzetting van de ene ondernemingsvorm in de andere. Hetzelfde geldt voor een overname waarbij de mkb-onderneming op dezelfde voet wordt voorgezet. Ook in dergelijke gevallen betreft het niet een inschrijving met als doel een nieuwe onderneming te starten.

Op grond van artikel 4:35, tweede lid, onderdeel b, van de Awb wordt een subsidieaanvraag ook afgewezen als de subsidie wordt aangevraagd voor een mkb-onderneming die reeds voor de subsidieaanvraag failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend.

Wanneer er sprake is van een groep, geldt dat ook de groep (als geheel) moet kwalificeren als een mkb-onderneming. Daarom is in onderdeel e opgenomen dat wanneer een groep kwalificeert als een grote onderneming, de subsidieaanvraag wordt afgewezen. De datum waarop de subsidie wordt verleend, geldt als datum voor het bepalen of er sprake is van een grote onderneming (tevens onderdeel e).

In bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, kan het onredelijk uitpakken als bij de subsidieverlening uitgegaan wordt van de SJA, SJI of SJV, of de omzetgegevens over 2022. In dergelijke gevallen kan de Minister gebruik maken van actuele gegevens. Hier zijn wel praktische beperkingen aan verbonden omdat RVO ten minste de verbruiks-, afname- of invoedingsgegevens, of omzetgegevens, nodig heeft van de drie meest recente kalendermaanden. Deze gegevens kunnen dan door RVO geëxtrapoleerd worden naar een kalenderjaar. Vanwege voorgaande is in onderdeel g opgenomen dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen indien er sprake is van een bijzonder geval en de subsidieaanvrager geen onderbouwde actuele gegevens met betrekking tot verbruik, afname, invoeding of omzet kan overleggen die betrekking hebben op de drie meest recente volledige kalendermaanden (zie hierover ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 13).

Artikel 9. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In de eerste twee leden van dit artikel zijn de verplichtingen met betrekking tot de administratie van de mkb-onderneming opgenomen. In het derde lid is een verplichting opgenomen om mee te werken aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs kan worden verlangd. De verplichtingen in het vierde en vijfde lid zijn opgenomen omdat dit eisen betreft die de Europese Commissie aan een subsidie op grond van paragraaf 2.1 van het Tijdelijk crisiskader stelt.

Artikel 10. Informatieverplichtingen

In dit artikel worden de gegevens vermeld die een aanvrager van een subsidie bij een aanvraag dient mee te sturen. Als er sprake is van een groep, dan worden de in dit artikel opgenomen gegevens, per aangesloten mkb-onderneming, ingestuurd door de mkb-onderneming die de subsidie aanvraag doet namens de groep (zie ook artikel 2, tweede lid, onderdeel a). Hierbij dient te worden opgemerkt dat wanneer het een vraag van een groep betreft, alleen het bankrekeningnummer van de mkb-onderneming hoeft te worden vermeld die de aanvraag indient namens de groep. Afgezien van de gegevens die moeten worden meegestuurd die betrekking hebben op de mkb-onderneming zelf, zoals de adresgegevens, KvK-nummer, contactpersoon etc. (eerste lid, onderdelen a tot en met c) gaat het ook om de EAN-codes van de betreffende aansluitingen op het gas- of elektriciteitsnet inclusief het adres waar de aansluiting zich bevindt (eerste lid, onderdeel d). Omdat alleen energiekosten die op grond van een zakelijke overeenkomst (geregistreerd op een eigen meter dan wel EAN code) worden gemaakt voor subsidie in aanmerking komen dient de mkb-onderneming hierover een verklaring mee te sturen (eerste lid, onderdeel f). Op grond van het tweede lid worden de omzetgegevens van de mkb-onderneming opgevraagd. Deze gegevens zijn nodig om de energie-intensiteit te berekenen (zie ook artikel 4) en worden bij de Belastingdienst gecontroleerd op juistheid. In sommige gevallen kan het voorkomen dat gegevens bij de Belastingdienst nog niet geheel up to date zijn en kunnen de door de aanvrager verstrekte gegevens als uitgangspunt worden genomen voor de berekeningen. Het is dan ook vanwege deze redenen dat de aanvrager zijn omzetgegevens moet indienen en dat niet alleen volstaan kan worden met het opvragen van de omzetgegevens bij de Belastingdienst. Sommige mkb-ondernemingen zijn niet btw-plichtig en in dergelijke gevallen zal de omzet op andere wijze bepaald moeten worden. In dergelijke gevallen worden aanvullende stukken bij de mkb-onderneming opgevraagd zoals een kopie van de jaarrekening, jaarverslag, aangifte inkomstenbelasting etc. (tweede lid, onderdeel d).

Artikel 11. Voorschot

Om de aanvragende mkb-onderneming snel van een gedeelte van de subsidie te voorzien wordt in dit artikel aangegeven hoe het voorschotbedrag berekend wordt. Omdat bij het vaststellen van het voorschot de referentieprijzen 2023 voor gas en elektriciteit nog niet bekend zijn worden in de berekening van het voorschot de prijzen gebruikt die maximaal vergoed worden. Dit betreft voor gas € 2,00 per m3 (€ 3,19 – € 1,19) en voor elektriciteit € 0,60 per kWh (€ 0,95 – € 0,35). Om te voorkomen dat bij de subsidievaststelling bij teveel mkb-ondernemingen bedragen, moeten worden teruggevorderd wordt een voorschot gegeven van vijftig procent van de in het tweede lid genoemde voorschotkosten. Het voorschotbedrag kan nooit hoger zijn dan € 160.000 (derde lid).

Artikel 12. Subsidievaststelling

Bij de subsidievaststelling wordt het bedrag waarop de subsidieontvanger recht heeft definitief vastgesteld. De vaststelling van de subsidie kan uiterlijk 31 mei 2024 17.00 uur worden aangevraagd door de mkb-onderneming. Op dat moment is de referentieprijs 2023 bekend (verwacht medio februari 2024) en zal het werkelijke bedrag dat door de subsidieaanvrager kan worden verkregen kunnen worden berekend. Deze uiterste datum geeft de mkb-onderneming ook voldoende tijd om een eventueel benodigd accountantsproduct te verkrijgen. Bij de subsidievaststelling zal ook worden bekeken of de subsidieontvanger compensatie heeft verkregen op grond van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023 of een tegemoetkoming heeft verkregen voor energieprijzen op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022. De compensatie en de tegemoetkoming worden op de subsidie in mindering gebracht (zie artikel 7, vierde lid, en de toelichting op dit artikel in de artikelsgewijze toelichting).

De aanvraag wordt, indien er sprake is van een groep, ingediend door de mkb-onderneming die ook de subsidieaanvraag heeft gedaan. Deze mkb-onderneming ontvangt de subsidie en zal er zorg voor moeten dragen dat de subsidie mede ten goede komt aan de verbonden mkb-ondernemingen. Bij de aanvraag moeten bepaalde gegevens worden meegezonden die in het tweede lid worden vermeld. Als het gaat om een subsidiebedrag boven € 125.000 dan dient de aanvrager tevens een product van een accountant of accountant-administratieconsulent mee te zenden (tweede lid, onderdeel b). Dit product moet niet alleen een opgave bevatten van de behaalde omzet in 2022, maar moet tevens een door de accountant gecontroleerde verklaring bevatten dat de mkb-onderneming of verbonden mkb-ondernemingen, in de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023 geen vast contract had met een leverancier waarin leveringstarieven waren opgenomen die lager waren dan de tarieven, bedoeld in artikel 3, eerste lid, alsmede een door de accountant gecontroleerde verklaring van de hoeveelheid steun die op grond van paragraaf 2.1 van het Tijdelijk crisiskader reeds is verstrekt aan de mkb-onderneming of verbonden mkb-ondernemingen als sprake is van een groep. De subsidie wordt binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag voor een vaststelling vastgesteld.

Het invorderen van kleine geldbedragen kost veel tijd en er zijn relatief veel kosten mee gemoeid. Daarom is in het vierde lid opgenomen dat van invordering wordt afgezien, wanneer na vaststelling blijkt dat er een bedrag moet worden teruggevorderd van de mkb-onderneming van € 500 of lager. Voorgaande geldt niet als een subsidie wordt ingetrokken; in dergelijke gevallen wordt het bedrag teruggevorderd ook als dit bedrag lager is dan € 500. Over terug te vorderen bedragen wordt geen boeterente gerekend.

Artikel 13. Afwijking in bijzondere gevallen

De onderhavige regeling maakt gebruik van ingeschatte waarden voor verbruik van gas (SJV) en afname (SJA) en invoeding (SJI) van elektriciteit, alsmede van de omzet van de mkb-onderneming van 2022. Deze systematiek verlaagt de administratieve lasten voor ondernemers en maakt het mogelijk om grote aantallen ondernemers snel duidelijkheid te kunnen geven. Naar verwachting zijn deze ingeschatte waarden een goede indicator van het verbruik van de mkb-onderneming. Het gebruik van een schatting van de SJA, SJI en SJV vooraf brengt met zich mee dat het werkelijk gerealiseerde verbruik in 2023 van een mkb-onderneming meer of minder kan zijn. Deze afwijkingen worden aanvaardbaar geacht. De mogelijkheid opgenomen in dit artikel om in bijzondere gevallen te kunnen afwijken is hier niet voor bedoeld. Dat is anders bij bijzondere situaties waar de geschatte waarden niet representatief zijn, bijvoorbeeld omdat een onderneming nog niet of pas recent is gestart. In dat geval kan het zijn dat er te weinig gegevens zijn om een toereikende schatting te maken. Afhankelijk van de situatie kan dat in een aantal voorziene gevallen tot onbillijkheden leiden. Voor de hierna genoemde gevallen is de in dit artikel opgenomen mogelijkheid om af te kunnen wijken bedoeld.

Allereerst is de mogelijkheid om in bijzondere gevallen te kunnen afwijken bedoeld voor mkb-ondernemingen die starten of wiens activiteiten fundamenteel wijzigen. Hierbij kan gedacht worden aan mkb-ondernemingen die recent zijn gestart met activiteiten op een locatie waar eerder een branchevreemde activiteit plaatsvond of mkb-ondernemingen die recent zijn gestart met activiteiten op een locatie waar voor het eerst een aansluiting voor de afname van elektriciteit of gas is geïnstalleerd. Het gaat daarbij uitdrukkelijk alleen maar om situaties waarin de wijziging zodanig ingrijpend is dat het naar verwachting van wezenlijke invloed is op het recht op subsidie of op de hoogte van het subsidiebedrag, én geldt dat het niet rekening houden met deze fundamentele wijziging zou leiden tot een onevenredigheid van overwegende aard in het individuele geval. In deze situaties krijgt de mkb-onderneming bij het indienen van de aanvraag de mogelijkheid om zelf een jaarverbruik, jaarafname of jaarinvoeding in te schatten, anders dan de SJA, SJI en SJV. Als onderbouwing vraagt RVO om werkelijke verbruiksgegevens over de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan de aanvraag. Indien de ondernemer hier niet over beschikt, vraagt RVO om de beschikbare verbruiksgegevens. Van belang is dat deze minimaal de drie meest recente volledige kalendermaanden moeten betreffen. Het is niet mogelijk om op basis van minder gegevens te beoordelen of er recht bestaat op subsidie, en zo ja, op welk bedrag. Nu de subsidie bedoeld is voor mkb-ondernemingen die voor 1 januari 2023 zijn ingeschreven en zij uiterlijk 2 oktober 2023 hun aanvraag kunnen indienen, sluit dit naar verwachting goed aan bij de doelgroep. Kan een mkb-onderneming op 2 oktober 2023 nog geen drie aaneengesloten volledige maanden verbruik of afname tonen, dan wordt de aanvraag afgewezen (zie ook artikel 8, onderdeel g). In dat geval zijn er te weinig gegevens om subsidie te kunnen verlenen. Dit is niet onredelijk in het licht van het doel van de TEK. Immers, de TEK richt zich vooral op bestaande energie-intensieve mkb-ondernemingen die onverwachts worden geconfronteerd met sterk verhoogde energieprijzen met een tegemoetkoming vanaf 1 november 2022. Bij het opgeven van verbruiks- of afnamewaarden korter dan een jaar extrapoleert RVO de verbruikswaarden naar een volledig kalenderjaar. In deze situaties stelt RVO de subsidie niet vast op basis van de SJA, SJI en SJV op peildatum 1 januari 2023. Dat is immers onvoldoende representatief. RVO kan in deze gevallen de subsidie vaststellen op basis van de SJA, SJI en SJV op peildatum 1 januari 2024. Dit sluit aan bij de systematiek van de regeling en is gebaseerd op objectieve gegevens.

Daarnaast is de mogelijkheid om af te wijken bedoeld voor bijzondere situaties waarbij ondernemers niet over heel 2022 omzetgegevens kunnen overleggen. Dat geldt voor ondernemers die gedurende 2022 of 2023 de bedrijfsvoering zijn gestart. Deze ondernemers overleggen bij aanvraag alle beschikbare aangiften over 2022 en 2023, zolang er voor minimaal drie aaneengesloten maanden aangifte is gedaan. Die periode start vanaf het moment dat er voor het eerst een bedrag op de aangifte staat. Nul-aangiften tellen niet mee. Voor ondernemers die niet btw-plichtig zijn geldt dat RVO omzetgegevens opvraagt over minimaal de eerste drie maanden na start van de bedrijfsvoering. Als er omzetgegevens over een langere periode beschikbaar zijn, dienen de omzetgegevens over die hele periode te worden overlegd. Ondernemers die hier niet over beschikken, kunnen pas subsidie aanvragen nadat zij minimaal drie aaneengesloten maanden aan omzetgegevens kunnen overleggen. Kan een ondernemer op 2 oktober 2023 nog geen drie aaneengesloten maanden omzetgegevens tonen, dan wordt de aanvraag afgewezen. Bij het opgeven van omzetgegevens korter dan een jaar extrapoleert RVO de omzetgegevens naar een volledig kalenderjaar.

Vanwege hetgeen hiervoor is weergegeven is in het eerste lid opgenomen dat de Minister andere (actuele) gegevens kan gebruiken dan de SJV, SJA, SJI of de omzet van 2022 als de onverkorte toepassing van deze laatstgenoemde gegevens, gelet op het doel en de strekking van deze regeling, leidt tot onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen. Omdat voorzienbaar is dat in dergelijke gevallen additionele gegevens noodzakelijk zijn om te beoordelen of er recht op subsidie bestaat en wat de hoogte van de subsidie moet worden is in het tweede lid opgenomen dat de Minister additionele informatie (bijvoorbeeld de laatst ontvangen jaarrekening) kan opvragen. Op deze manier kan de Minister in bijzondere gevallen beter maatwerk leveren.

Bij voorgaande moet uitdrukkelijk worden opgemerkt dat het echt om bijzondere gevallen moet gaan. Het gaat expliciet niet om situaties waarbij een subsidieaanvrager bijvoorbeeld aangeeft dat zijn werkelijke of actuele meterstanden (enigszins) afwijken van de SJV, SJA en SJI. Deze afwijkingen zijn immers inherent aan het gebruik van schattingen en deze schattingen worden ook uitdrukkelijk gebruikt om deze subsidieregeling snel te kunnen uitvoeren en zo de subsidieaanvrager snel van een subsidie te kunnen voorzien.

Artikel 14. Gegevensverstrekking

Dit artikel bevat de grondslagen die noodzakelijk zijn voor de benodigde gegevensuitwisselingen in het kader van de TEK. Het eerste en tweede lid regelen de gegevensuitwisseling tussen de Minister en de Belastingdienst. De Minister verstrekt op grond van het eerste lid de noodzakelijke vaststellings- en controlegegevens met betrekking tot de omzet van deze mkb-ondernemingen. Met deze gegevens kan de Belastingdienst vervolgens de benodigde omzetgegevens van de betrokken mkb-ondernemingen aan de Minister verstrekken (tweede lid).

Voor de goede orde dient te worden opgemerkt dat artikel 14 van de regeling los moet worden gezien van de mogelijkheid die de Belastingdienst heeft om op grond van artikel 55 van de Awr gegevens en inlichtingen te vragen aan bestuursorganen, waaronder de Minister van Economische Zaken en Klimaat, ter uitvoering van die wet.

Op grond van het derde lid kunnen de energieleveranciers de bestanden aanleveren met EAN-codes en bijbehorende KvK-nummers. Deze gegevens kan de Minister vervolgens op grond van het vierde lid gebruiken om bij de netbeheerder de gegevens op te vragen, bedoeld in dat lid in onderdelen a tot en met e. De netbeheerder kan deze gegevens vervolgens aan de Minister verstrekken op grond van het vijfde lid.

Voor een uitgebreide toelichting met betrekking tot de gegevensverwerkingen wordt verwezen naar paragraaf 7 van deze toelichting.

Artikelen 15. Staatssteun

De subsidieregeling omvat staatssteun en is daarom overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Daarbij is verzocht om een goedkeuring onder paragraaf 2.1 (Beperkte steunbedragen) van het Tijdelijk crisiskader.

De Europese Commissie heeft de gevraagde goedkeuring ten tijde van de vaststelling van onderhavige regeling nog niet verleend. De Nederlandse regering heeft wel voldoende vertrouwen gekregen dat de goedkeuring zal worden verleend op basis van de inhoud van deze regeling. In de regeling is ten behoeve van goedkeuring van de Europese Commissie een aantal voorzieningen opgenomen die waarborgen dat aan de eisen van paragraaf 2.1 wordt voldaan evenals aan de transparantie-eisen, zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het Tijdelijk crisiskader (opgenomen in het tweede lid). Omdat de goedkeuring van de steunmaatregel door de Europese Commissie bij de vaststelling van de regeling nog niet is verleend, is in artikel 2, vierde lid, van deze regeling opgenomen dat de verlening niet eerder plaatsvindt dan nadat de Europese Commissie goedkeuring heeft gegeven voor deze regeling in een procedure als bedoeld in artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot deze regeling.

Voor zover blijkt dat een mkb-onderneming in strijd met de EU-staatssteunkaders voordeel heeft genoten krachtens deze regeling, zal de Minister op grond van de Wet terugvordering staatssteun het voordeel rechtstreeks bij de mkb-onderneming terugvorderen overeenkomstig de geldende EU-kaders.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 5.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 77.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 17.

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 32 637, nr. 528.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 138.

X Noot
7

Kamerstukken II 2022/23, 32 637, nr. 527.

X Noot
8

Volgens de EU-definitie heeft een mkb-onderneming minder dan 250 werknemers en bedraagt de jaaromzet minder dan € 50 miljoen of het balanstotaal minder dan € 43 miljoen euro. De onderneming is zelfstandig en de voornoemde criteria zijn van toepassing op de totale onderneming inclusief partnerondernemingen en verbonden ondernemingen.

X Noot
9

Kamerstukken II 2022/23, 32 637, nr. 528.

Naar boven