Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2023, 5527 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatscourant 2023, 5527 | ander besluit van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet, de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onderdeel f, 4, eerste lid, en 5, aanhef en onderdelen a en c tot en met g, van de Kaderwet subsidies I en M, en artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;
BESLUIT:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);
regionale vervoersconcessie, genoemd in bijlage 1;
vergunninghoudend vervoersbedrijf aan wie een concessie is verleend, genoemd in bijlage 1;
tot verlening van een concessie bevoegd gezag, bedoeld in artikel 20, tweede, derde en vierde lid van de Wet personenvervoer 2000, en genoemd in bijlage 1;
een schriftelijke verklaring van een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent, bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, inhoudende een oordeel over de juistheid van de kosten, de volledigheid van de opbrengsten en financiële rechtmatigheid daarvan in de aanvraag tot subsidievaststelling;
voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de halteplaatsen waartussen en de tijdstippen waarop openbaar vervoer wordt verricht, zo nodig onder de vermelding of de halteplaatsen of de tijdstippen door de reiziger kunnen worden beïnvloed;
Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
concessieverlener;
werkelijke kosten als bedoeld in bijlage 2, die zijn gemaakt bij de uitvoering van een concessie in het jaar 2019, of een later jaar met de meest actuele begroting in het geval dat de ingangsdatum van het concessiecontract later is dan 1 januari 2019, zoals gerapporteerd in de BVOV-monitor van juni 2022, en op het prijspeil van 2023 gebracht door middel van een index conform bijlage 3;
referentieopbrengsten als bedoeld in bijlage 2, die zijn gegenereerd bij de uitvoering van een concessie in het jaar 2019, of een later jaar met de meest actuele begroting in het geval dat de ingangsdatum van het concessiecontract later is dan 1 januari 2019, zoals gerapporteerd in de BVOV-monitor van juni 2022, en op het prijspeil van 2023 gebracht door middel van een index conform bijlage 3, waarbij wordt uitgegaan van 82% van de directe reizigersopbrengsten in het jaar 2019 op het prijspeil van 2023 gebracht door middel van een index conform bijlage 3;
onderneming die regionaal openbaar vervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;
vergoeding aan een concessiehouder en, indien van toepassing, een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener, voor een concessie in het regionaal openbaar vervoer in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023;
in de concessie overeengekomen tegemoetkoming aan exploitatiekosten van de concessiehouders door de concessieverlener voor uitvoering van de dienstregeling niet zijnde een prestatieafhankelijke bijdrage of aanvullende subsidies;
kosten voor de uitvoering van een concessie in de subsidiabele periode, bedoeld in bijlage 2;
opbrengsten bij uitvoering van de concessie in de subsidiabele periode, bedoeld in bijlage 2;
periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023;
winstmarge van een concessie waarbij het resultaat vóór belastingen van de resultatenrekening wordt gedeeld door de opbrengsten uit die resultaatformule. Bij bepalen van de kosten en opbrengsten, worden de kosten en opbrengsten gezuiverd voor posten die betrekking hebben op voorgaande of opvolgende jaren zodat opbrengsten en kosten aan de juiste periode, te weten het kalenderjaar, worden toegerekend.
Op deze regeling zijn de artikelen 6, eerste lid, 10, eerste tot en met derde lid en vierde lid, onderdelen a, c, f en g, 11, 12, aanhef en onderdelen c tot en met e en g tot en met k, 14, eerste, tweede en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen b tot en met c en e tot en met g, 18, 21, 23, tweede, derde en vijfde lid, en 24, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing.
De Minister verleent op aanvraag een eenmalige specifieke uitkering per concessie aan de ontvanger, om hem in staat te stellen een transitievergoeding voor de subsidiabele periode uit te keren.
1. De specifieke uitkering wordt berekend door de kosten te verminderen met de opbrengsten, waarbij de uitkering niet hoger wordt vastgesteld dan het in het tweede lid vermelde maximale bedrag.
2. Het maximale bedrag van deze specifieke uitkering bedraagt twee derde van het bedrag dat als volgt wordt berekend: 93% van de referentiekosten van een concessie, minus de referentieopbrengsten van een concessie.
3. Indien voor een concessie in het jaar 2019 een zuivere winstmarge van 2% of minder is gerealiseerd, wordt bij de berekening bedoeld in het tweede lid uitgegaan van 95% in plaats van 93% van de referentiekosten. Indien een concessie op of later dan 1 januari 2019 in werking is getreden, is de zuivere winstmarge van de meest actuele begroting waaraan de referentiekosten en -opbrengsten zijn ontleend, de toetssteen.
4. Indien een concessie in werking is getreden na 1 januari 2019, worden bij de berekening in het tweede lid, in plaats van de referentiekosten en referentieopbrengsten, de kosten en opbrengsten van de meest actuele begroting van die concessie gebruikt. Indien noodzakelijk worden deze kosten en opbrengsten geïndexeerd naar het prijspeil van het jaar 2023. In de meest actuele begroting wordt geen rekening gehouden met de gevolgen van COVID-19 of het bestaan van deze specifieke uitkering.
5. Indien bij de concessie waarvoor een aanvraag wordt ingediend over de subsidiabele periode een positief resultaat is behaald, wordt het meerdere boven nul in mindering gebracht op de specifieke uitkering.
1. Voor de specifieke uitkering op grond van deze regeling is in totaal een bedrag beschikbaar van € 104 miljoen.
2. Indien het totaal beschikbare bedrag ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, wordt het meerdere boven € 104 miljoen, naar rato in mindering gebracht op het maximale bedrag per concessie, berekend conform artikel 4, tweede en derde lid.
1. Een aanvraag van een specifieke uitkering wordt elektronisch, per concessie en uiterlijk op 1 april 2023 ingediend. Deze termijn kan door de minister op verzoek worden verlengd tot een daarbij vastgestelde datum indien de uiterste datum voor indiening niet mogelijk blijkt.
2. In de aanvraag worden in aanvulling op het bepaalde in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M in ieder geval vermeld:
a. de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;
b. de verwachte kosten en de verwachte opbrengsten van een concessie;
c. de referentiekosten en de referentieopbrengsten, dan wel de meest actuele begroting, bedoeld in artikel 4, derde lid;
d. of een verhoging van de specifieke uitkering wordt aangevraagd, als bedoeld in artikel 4, derde lid.
3. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een verklaring van de ontvanger dat de concessiehouder een aanvraag heeft ingediend voor een transitievergoeding en een kopie van de door die concessiehouder ingediende aanvraag, dan wel ingeval een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener aanvrager en ontvanger is, een kopie van die aanvraag aangevuld met een door de concessiehouder ondertekende opgave van de kosten, bedoeld in bijlage 2 en, indien aanwezig, bijlage 3;
b. een verklaring van de ontvanger dat hij aan de transitievergoeding of aan te passen concessie ten minste de voorwaarden zal verbinden, bedoeld in artikel 7, vijfde lid; en
c. een plan per concessie, opgesteld door de aanvrager. Het plan bevat een toelichting op hoe de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling in 2024 gedekt worden door de opbrengsten.
1. De ontvanger besteedt de specifieke uitkering uitsluitend aan het doel, bedoeld in artikel 3.
2. Indien de ontvanger een aanvraag indient voor een opbrengstverantwoordelijke concessie, handhaaft de ontvanger gedurende de subsidiabele periode de vaste exploitatiebijdrage ten minste op het niveau van 2022, dan wel op het niveau waarbij geen sprake is van invloed van de COVID-19-pandemie dan wel de transitie, op het prijspeil van 2023 gebracht door middel van een index conform bijlage 3. De vaste exploitatievergoeding wordt dus niet gecorrigeerd voor aangepaste productie om reden van de pandemie dan wel de transitie.
3. Indien de ontvanger een aanvraag indient voor een concessie met een kostencontract, keert de ontvanger in de subsidiabele periode de netto exploitatiebijdrage uit over het jaar 2019, dan wel, indien de concessie na 1 januari 2019 in werking is getreden, over het eerste jaar van de looptijd van de concessie, op het prijspeil van 2023. De netto exploitatiebijdrage is niet gecorrigeerd voor invloed van de COVID-19-pandemie, dan wel de transitie.
4. De ontvanger wijzigt, voor zover noodzakelijk, de vervoersconcessie om de uitkering van de transitievergoeding mogelijk te maken.
5. De ontvanger verstrekt een transitievergoeding onder ten minste de volgende voorwaarden:
a. de concessiehouder voert in de subsidiabele periode een dienstregeling uit zoals overeengekomen met de ontvanger. Uitgangspunt van de dienstregeling is dat deze voldoende, veilig en betrouwbaar openbaar vervoer biedt en dat de kosten en opbrengsten in balans zijn. Deze voorwaarde is niet van toepassing indien er als gevolg van een pandemie beperkende maatregelen worden ingevoerd voor het gebruik van het openbaar vervoer die een vermindering van het reizigersaantal tot gevolg hebben;
b. de concessiehouder overlegt ten behoeve van de verantwoording een definitieve opgave van de inkomsten, andere ontvangsten en kosten die in aanmerking komen voor de transitievergoeding met een controleverklaring, en indien een verhoging van de specifieke uitkering wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 4, derde lid, een verklaring dat in 2019, dan wel in de meest actuele begroting, een winstmarge is gerealiseerd van 2% of minder;
c. bij de beoordeling van een verzoek aan de Informatiehuishouding OV-Informatie door of namens de Minister, zal de concessiehouder niet toetsen op bedrijfsvertrouwelijkheid;
d. het bepaalde in het zesde tot en met het tiende lid.
6. Er wordt geen transitievergoeding verstrekt indien in of naar aanleiding van het jaar 2023:
a. bonussen worden verstrekt aan raad van bestuur en directie binnen een Nederlandse entiteit die belast is met de uitvoering van de concessies voor het openbaar vervoer in Nederland en deel uitmaakt van de groep waar het vervoerbedrijf deel van uitmaakt als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. een uitkering van dividend wordt verstrekt aan de aandeelhouders in het vervoersbedrijf van de concessiehouder of de groep waar het vervoersbedrijf deel van uitmaakt als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze bepaling heeft geen betrekking op uitkeringen van:
i. een buitenlandse dochtermaatschappij aan een moedermaatschappij; of
ii. een moedermaatschappij aan een aandeelhouder, indien daarbij geen middelen van de Nederlandse entiteit zijn betrokken;
c. een ontslagvergoeding wordt verstrekt aan de raad van bestuur binnen een Nederlandse entiteit die belast is met de uitvoering van concessies voor het openbaar vervoer in Nederland die de norm overschrijdt van maximaal één jaarsalaris en een opzegtermijn van maximaal zes maanden.
7. In de periode van de ingangsdatum van deze regeling tot en met 31 december 2023 kopen de concessiehouder, zijn raad van bestuur, bestuur en directie binnen een Nederlandse entiteit die belast is met de uitvoering van de concessies voor het openbaar vervoer in Nederland geen aandelen in het vervoersbedrijf of de groep waar het vervoersbedrijf deel van uitmaakt, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
8. Het vervoersbedrijf of de groep waar het vervoersbedrijf deel van uitmaakt, als bedoeld in artikel 24b Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, neemt de transitievergoeding op in het fiscale resultaat over het jaar 2023.
9. Het vervoersbedrijf of de groep waar het vervoersbedrijf deel van uitmaakt, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:
a. was vóór 31 december 2022 geen onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; en
b. is geen onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
10. De ontvanger en de concessiehouder verlenen medewerking aan een door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de specifieke uitkering, de vaststelling van de rechtmatigheid daarvan, tot tien jaar na de datum van vaststelling van de specifieke uitkering, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden.
1. Gelijktijdig met het besluit tot verlening van de specifieke uitkering verleent de Minister aan de ontvanger een voorschot van 80% van de specifieke uitkering.
2. Een beschikking tot subsidieverstrekking wordt gegeven binnen dertien weken gerekend vanaf 1 april 2023. Het voorschot wordt binnen zes weken na afgeven van de beschikking uitgekeerd.
3. Door middel van een aanvullende aanvraag kan de ontvanger met ingang van 1 januari 2024, zodra een nagenoeg definitieve opgave van de kosten en opbrengsten gedurende de subsidiabele periode beschikbaar is, verzoeken om een aanvullend voorschot tot 95% van de met de verstrekte gegevens berekende voorgenomen vast te stellen specifieke uitkering. Het aanvullend voorschot is gemaximeerd op de hoogte van de toegekende specifieke uitkering.
4. Bij een aanvullende aanvraag is artikel 5, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
De ontvanger legt verantwoording af over de besteding van een specifieke uitkering conform artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet uiterlijk 15 juli 2025.
1. De Minister stelt een specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2025 overeenkomstig de beschikking tot verlening vast.
2. De specifieke uitkering kan op een lager bedrag worden vastgesteld indien:
a. de specifieke niet of niet volledig overeenkomstig het doel van deze regeling is besteed;
b. niet of niet volledig is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7; of
c. niet of niet volledig is voldaan aan de verplichting tot verantwoording, bedoeld in artikel 9.
3. De vaststelling vindt plaats op basis van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
De Minister publiceert voor 31 december 2025 een verslag over de doelmatigheid, de doeltreffendheid en andere effecten van de specifieke uitkering in de praktijk.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij, met uitzondering van artikel 7, terug tot en met 1 januari 2023.
2. Deze regeling vervalt met ingang 1 januari 2024 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn verleend.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
In onderstaande tabel zijn alleen de concessiecontracten opgenomen die aan de orde zijn in 2023. Deze contracten zijn ingegaan voor of op 1 januari 2023, of starten in 2023.
|
Concessie |
Overheid, concessieverlener |
Vervoersbedrijf1 |
|
|---|---|---|---|
|
1 |
Achterhoek-Rivierenland |
Provincie Gelderland |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
2 |
Amstelland-Meerlanden |
Vervoerregio Amsterdam |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
3 |
Arnhem – Nijmegen2 |
Provincie Gelderland |
Hermes Openbaar Vervoer B.V. |
|
4 |
Bus Rotterdam |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
RET N.V. |
|
5 |
Busvervoer Almere |
Gemeente Almere |
Keolis Nederland bv |
|
6 |
Drechtsteden, Molenlanden en Gorinchem |
Provincie Zuid-Holland |
Qbuzz B.V. |
|
7 |
Fast Ferry Vlissingen–Breskens |
Provincie Zeeland |
Westerschelde Ferry B.V. |
|
8 |
Fryslan (overbruggingsconcessie NZWF + Zowad 11-12-2022 / 14-12-2024) |
Provincie Fryslân |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
9 |
Gooi- en Vechtstreek 2021 – 2030 (per 11 -7-2021) |
Provincie Noord-Holland |
Transdev Nederland Mobility Services NV. |
|
10 |
Groningen Drenthe |
OV-bureau Groningen en Drenthe |
Qbuzz B.V. |
|
11 |
Haaglanden Stad |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
HTM Personenvervoer NV |
|
12 |
Haaglanden Streek |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
EBS Public Transportation BV |
|
13 |
Haarlem-IJmond |
Provincie Noord-Holland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
14 |
Hoeksche Waard–Goeree-Overflakkee |
Provincie Zuid-Holland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
15 |
IJssel-Vecht (nieuwe concessie per december 2022), Overijssel |
Provincie Overijssel |
EBS Public Transportation BV |
|
16 |
IJssel-Vecht (nieuwe concessie per december 2022), Veluwe |
Provincie Gelderland |
EBS Public Transportation BV |
|
17 |
IJssel-Vecht (nieuwe concessie per 10 december 2023), Flevoland |
Provincie Flevoland |
EBS Public Transportation BV |
|
18 |
IJsselmond (tot en met 9-12-2023) |
Provincie Flevoland |
OV Regio Ijsselmond N.V. |
|
19 |
IJsselmond (tot en met 9-12-2023) |
Provincie Overijssel |
OV Regio Ijsselmond N.V. |
|
20 |
Limburg |
Provincies Limburg en Gelderland |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
21 |
Netz Westliches Münsterland (specifiek het Nederlandse deel van de treindiensten RB51 Enschede–Dortmund en RB64 Enschede–Münster) |
Provincie Overijssel en gemeente Enschede |
DB Regio AG, Regio NRW |
|
22 |
Noord-Holland Noord |
Provincie Noord-Holland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
23 |
Regionaal spoorvervoer Fryslân |
Provincie Fryslân |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
24 |
Regionaal Spoorvervoer Groningen |
Provincie Groningen |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
25 |
Noordzeekanaalponten |
Gemeente Amsterdam |
GVB Veren B.V. |
|
26 |
Oost-Brabant |
Provincie Noord-Brabant |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
27 |
Parkshuttle Rivium |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
28 |
Provincie Utrecht |
Provincie Utrecht |
Keolis Nederland bv |
|
29 |
Rail Haaglanden |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
HTM Personenvervoer NV |
|
30 |
Rail Rotterdam |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
RET N.V. |
|
31 |
Regio Utrecht |
Provincie Utrecht |
Qbuzz B.V. |
|
32 |
Stadsvervoer Amsterdam |
Vervoerregio Amsterdam |
GVB Exploitatie BV |
|
33 |
Lelystad (tot en met 9-12-2023) |
Provincie Flevoland |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
34 |
Teutoburger Wald–Netz (specifiek het Nederlandse deel van de treindienst RB61 Hengelo-Bielefeld) |
Provincie Overijssel |
Keolis Deutschland |
|
35 |
Treindienst Ede–Wageningen Amersfoort |
Provincie Gelderland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
36 |
Treindienst Gouda–Alphen aan den Rijn |
Provincie Zuid-Holland |
NS Reizigers BV |
|
37 |
Twents (inclusief ZHO) |
Provincie Overijssel |
Keolis Nederland bv |
|
38 |
Vechtdallijnen |
Provincies Overijssel en Drenthe |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
39 |
Veluwe Zuid (noodconcessie per 11-12-2022) |
Provincie Gelderland |
Hermes Openbaar Vervoer B.V. |
|
40 |
Voorne–Putten en Rozenburg |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
EBS Public Transportation BV |
|
41 |
Personenvervoer over Water Rotterdam – Drechtsteden |
Provincie Zuid-Holland |
Blue Amigo Waterborne Public Transport Netherlands B.V. |
|
42 |
Waterland |
Vervoerregio Amsterdam |
EBS Public Transportation BV |
|
43 |
West-Brabant |
Provincie Noord-Brabant |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
44 |
Zaanstreek |
Vervoerregio Amsterdam |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
45 |
Zaanstreek-Waterland (nieuwe concessie per december 2023) |
Vervoerregio Amsterdam |
EBS Public Transportation BV |
|
46 |
Zeeland |
Provincie Zeeland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
47 |
Zuid-Holland Noord |
Provincie Zuid-Holland |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
48 |
Zuidoost-Brabant |
Provincie Noord-Brabant |
Hermes Openbaar Vervoer B.V. |
|
49 |
Zwolle–Enschede |
Provincie Overijssel |
Keolis Nederland bv |
|
50 |
Zwolle–-Kampen |
Provincie Overijssel |
Keolis Nederland bv |
|
Kosten |
Onderdeel van berekening specifieke uitkering |
|
|---|---|---|
|
Personeelskosten |
√ |
Betreft de personeelskosten van direct personeel. Dat is personeel dat direct betrokken is bij het primair proces, dus ook controle. Daarnaast mag aan een concessie een deel indirecte personeelskosten (‘overhead’) worden toegevoegd conform de richtlijn opgenomen in hoofdstuk 3 van de Technische notitie (die aan het einde van dit document is toegevoegd). Oftewel de kosten voor de eigen organisatie van een vervoerbedrijf. Zoals onder meer de directie, medewerkers van Marketing, HRM, vervoerontwikkeling, Verkeersleiding en van het service/klantencentrum, maar ook om bijvoorbeeld de ondernemingsraad. Het aandeel indirecte personeelskosten wordt bij de verantwoording in de toelichting bij de kosten expliciet gemaakt. Tot de personeelskosten behoren salariskosten, sociale lasten, pensioenlasten, kosten inhuur derden en overige personeelskosten. Een contractueel overeengekomen ontslagvergoeding binnen de in artikel 7, zesde lid, onder c, beschreven norm, mag niet worden opgenomen in de kosten die een rol spelen bij de berekening van de transitievergoeding. |
|
Operationele kosten |
√ |
Het aandeel indirecte kosten zoals van gecentraliseerde, facilitaire afdelingen: hoofd- of regionale kantoren, ICT, HR, marketing, onderzoek & ontwikkeling, etc. Wordt in de toelichting bij de verantwoording expliciet gemaakt. Tot de operationele kosten behoren onderhouds-, energie- en leasekosten, huur van gebouwen en terreinen, kosten IT, telecom en porti, verzekeringen, marketing- en bankkosten en overige operationele kosten (waaronder, maar niet uitsluitend, uitbesteed werk/inhuur derden). |
|
Afschrijving |
√ |
Afschrijvingen zoals in beleid voorafgaand aan de coronacrisis, 15 maart 2020 is bepaald. Wanneer in de subsidiabele periode afboekingen (impairment) plaatsvinden als gevolg van Covid-19 (bijvoorbeeld op een verlieslatend contract) of als gevolg van de uitvoering van het plan ‘op weg naar het nieuwe normaal’ in 2024 terwijl die impairment niet wordt vergoed onder de transitievergoeding openbaar vervoer dan worden de afschrijvingen meegeteld zoals deze geweest zouden zijn in geval de afwaardering niet plaatsgevonden zou hebben. |
|
Financieringskosten |
√ |
Waaronder financieringslast leasecontracten en rentekosten |
De referentiekosten en -opbrengsten betreffen de werkelijke kosten en opbrengsten in het referentiejaar zoals gerapporteerd in de BVOV-monitor van juni 2022, op het prijspeil van 2023 gebracht met een index genoemd in bijlage 3.
|
Reguliere subsidies concessieverlener conform concessie (uitgezonderd prestatieafhankelijke bijdragen) |
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener. |
|
Aanvullende subsidies en opbrengsten. |
|
|
OCW-contract studentenkaart |
|
|
82% van de directe opbrengsten van reizigers |
|
|
Andere opbrengsten |
Andere opbrengsten, waaronder: • andere subsidies, waaronder: ○ een vergoeding (voor gederfde reizigersopbrengsten en eventuele extra exploitatiekosten) voor tariefacties als ‘gratis ov voor kinderen’. ○ subsidies in het kader van naleven van beleid ter voorkoming van verspreiding coronavirus • rentebaten. |
|
Reguliere subsidies concessieverlener conform concessie (uitgezonderd prestatieafhankelijke bijdragen) |
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener. |
|
Aanvullende subsidies en opbrengsten. |
|
|
OCW-contract studentenkaart |
|
|
Directe opbrengsten van reizigers |
|
|
Andere opbrengsten |
Andere opbrengsten, waaronder: • andere subsidies, waaronder: ○ een vergoeding (voor gederfde reizigersopbrengsten en eventuele extra exploitatiekosten) voor tariefacties als ‘gratis ov voor kinderen’. • rentebaten. |
|
Opbrengsten die geen onderdeel zijn van de verwachte opbrengsten bij toekenning (artikel 4, eerste lid) en van de werkelijke opbrengsten bij vaststelling (artikel 4, eerste lid), maar die wel onderdeel zijn van de werkelijke opbrengsten in het kader van de resultaatstoets (artikel 4, vijfde lid) |
• Prestatieafhankelijke bijdrage. • Een eenmalige aanvullende bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen |
Toegepaste index om de kosten en opbrengsten vanaf het jaar 2019 van het oorspronkelijke prijspeil op het prijspeil van het jaar 2023 te brengen.
• 16,49% bij oorspronkelijk prijspeil 2019;
• 13,22% bij oorspronkelijke prijspeil 2020;
• 11,72% bij oorspronkelijke prijspeil 2021;
• 3,50% bij oorspronkelijk prijspeil 2022.
In deze ministeriële regeling worden regels gesteld voor een specifieke uitkering die decentrale overheden, in hun rol als concessieverlener in het regionaal openbaar vervoer, in staat stelt een zogenoemde transitievergoeding uit te keren. Deze vergoeding draagt bij aan een noodzakelijke transitie binnen de OV-sector naar het ‘nieuwe normaal’, waarin de vraag naar openbaar vervoer en de manier van reizen verschillen ten opzichte van de periode vóór de COVID-19-pandemie. Daarnaast biedt de regeling een raamwerk voor het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de transitievergoeding.
In verband met de COVID-19-pandemie is op 20 oktober 2020 een specifieke uitkering vastgesteld ten behoeve van de beschikbaarheidsvergoeding 2020.2 De vergoeding stelde openbaar vervoerbedrijven in staat om een volwaardige dienstregeling te blijven rijden, terwijl de reizigersaantallen en inkomsten voor deze bedrijven beperkt waren. Vanwege (de onzekerheid over) het voortduren van de pandemie is vervolgens op 25 mei 2021 een specifieke uitkering vastgesteld ten behoeve van de beschikbaarheidsvergoeding voor het jaar 20213 en op 24 juni 2022 voor een beschikbaarheidsvergoeding voor het jaar 20224.
Gezien de onzekerheid in de sector over de reizigersaantallen in 2023 en de veranderde reizigersvraag hebben de gezamenlijke overheden in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) besloten een gezamenlijk vangnet transitievergoeding voor 2023 in te stellen. Als onderdeel van het gezamenlijke vangnet heeft het kabinet besloten een transitievergoeding voor 2023 beschikbaar te stellen van maximaal € 150 miljoen (inclusief de concessie voor het HoofdRailNet (HRN)). Het gezamenlijke transitievangnet voor 2023 maakt voldoende, betrouwbaar en veilig ov mogelijk en stelt vervoerders in staat de transitie te maken naar het ‘nieuwe normaal’ na corona. Deze regeling geeft uitvoering aan de transitievergoeding voor de regionale OV-concessies.
De aanvraag voor een transitievergoeding moet uiterlijk op 1 april 2023 worden ingediend, vergezeld met een plan per concessie, opgesteld door de aanvrager. De uiterlijke datum van 1 april 2023 kan op verzoek worden verlengd, indien deze niet haalbaar blijkt. Het plan bevat een toelichting op hoe de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling in 2024 gedekt worden door de opbrengsten.
De transitievergoeding OV 2023 geldt voor – onder meer – het regionaal openbaar vervoer door middel van trams, bussen en metro en de bussen en treinen van de regionale vervoerders. De vergoeding is bestemd voor al het regionaal openbaar vervoer onder een concessie. Openbaar vervoervoerbedrijven verrichten vervoer onder gebieds- of lijnconcessies en lijnovereenkomsten.
De transitievergoeding OV 2023 vult de werkelijke opbrengsten in 2023 aan tot maximaal de werkelijke kosten voor het verzorgen van het openbaar vervoer in een concessie in 2023. Voor iedere concessie is een maximale transitievergoeding OV 2023 bepaald: Deze bedraagt 2/3 van het bedrag dat nodig is om referentieopbrengsten (volgens de definitie in deze regeling specifieke uitkering) aan te vullen tot 93% of 95% van de referentiekosten (evenzeer volgens de definitie in deze regeling specifieke uitkering).
De transitievergoeding OV 2023 kan maximaal met twee procentpunt worden verhoogd tot 95%, indien over een concessie een zuivere winstmarge van 2% of minder is behaald over het jaar 2019. Of indien de concessie in werking is getreden na 1 januari 2019, de zuivere winstmarge van de meest actuele begroting van de concessie die niet is beïnvloed door COVID-19 of het bestaan van de transitievergoeding, 2% of minder is. Bij de bepaling van de zuivere winstmarge worden de richtlijnen gehanteerd zoals opgenomen in de technische notitie die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
Indien blijkt dat over een concessie waarvoor een aanvraag wordt ingediend over de subsidiabele periode inclusief de specifieke uitkering een positief resultaat is behaald, wordt het meerdere boven nul in mindering gebracht op de specifieke uitkering, met dien verstande dat de ontvanger nooit meer terug moet betalen dan de ontvangen specifieke uitkering. Op die manier wordt de transitievergoeding gecorrigeerd voor een eventuele winst van de concessie.
De transitievergoeding OV 2023 kan, indien van toepassing, ook worden verstrekt aan opbrengstverantwoordelijke concessieverleners. Het staat concessiehouders en concessieverleners wel vrij om over het jaar 2023 afspraken te maken over de opbrengstverantwoordelijkheid.
Deze regeling bepaalt onder welke voorwaarden het Rijk financiële middelen in de vorm van specifieke uitkeringen kan verstrekken om decentrale overheden in staat te stellen een transitievergoeding aan concessiehouders te verstrekken.
Een specifieke uitkering is een uitkering van de rijksoverheid aan een gemeente, provincie of een bij gemeenschappelijke regeling opgericht samenwerkingsverband, die wordt verstrekt voor specifieke beleidsdoelen en ten behoeve van een bepaald algemeen belang.5 Provincies, gemeenten en vervoersregio’s krijgen hun middelen normaal gesproken via de algemene uitkering uit het Provinciefonds of het Gemeentefonds respectievelijk de Brede doeluitkering verkeer en vervoer (BDU). In uitzonderlijke situaties als deze is het echter zinvol om voor een specifiek doel de middelen apart te verstrekken via een specifieke uitkering.
Er is voor een specifieke uitkering gekozen omdat deze de Minister de bevoegdheid geeft voorwaarden te stellen aan het ontvangen van de uitkering. Een decentralisatie-uitkering biedt deze mogelijkheid niet.
Op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000) zijn regionale overheden verantwoordelijk voor de concessieverlening voor regionaal openbaar vervoer per bus, trein, tram en metro. Daarbij treden provincies, gemeenten, de twee vervoerregio’s Vervoerregio Amsterdam (VRA) en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en OV-bureau Groningen Drenthe op als concessieverlener. De vervoersbedrijven worden als concessiehouder aangemerkt. Een overzicht van de decentrale concessieverleners en concessiehouders staat in bijlage 1.
De decentrale overheden hebben als concessieverlener voor het regionaal openbaar vervoer een belangrijke rol bij de implementatie van het beleid om de dienstregeling op peil te houden. De Minister vraagt de decentrale concessieverleners om hierover afspraken te maken met de regionale vervoerders. Om dit mede te bekostigen wordt aan concessieverleners een specifieke uitkering verleend, waarmee zij de concessiehouders een transitievergoeding verstrekken. De transitievergoeding dient als compensatie van de kosten die zijn gemoeid met uitvoeren van de dienstregeling zodat ook in 2023 de reiziger een voldoende, veilig en betrouwbaar OV geboden kan worden. De transitievergoeding draagt bij aan een noodzakelijke transitie binnen de OV-sector naar het ‘nieuwe normaal’, waarin de vraag naar OV en de manier van reizen verschillen ten opzichte van de periode vóór corona, uiterlijk in 2024.
In de afspraken moet onder meer worden opgenomen de verplichting dat de concessiehouder een plan opstelt over hoe de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling in 2024 gedekt worden door de opbrengsten. Dit plan is vormvrij, in de Technische Notitie die als bijlage bij deze toelichting is gevoegd staan een aantal elementen die in het plan aan de orde kunnen komen. Daarnaast moet een aantal voorwaarden opgenomen worden ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik.
Op grond van deze regeling worden specifieke uitkeringen verstrekt aan decentrale overheden voor het betalen van een transitievergoeding aan concessiehouders van regionaal openbaar vervoer. In afwijking van artikel 4.21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is in artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M bepaald dat titel 4.2 van de Awb van toepassing is op financiële middelen die worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.
Omdat op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt is naast de Kaderwet subsidies I en M en de Awb ook de Financiële-verhoudingswet van toepassing, waaronder de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M kunnen artikelen van dat besluit bij ministeriële regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Van die mogelijkheid is in artikel 2 van deze regeling gebruik gemaakt.
De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. In het kader van de transitievergoeding over het jaar 2023 hebben decentrale concessieverleners noodmaatregelen getroffen in de zin van artikel 5, vijfde lid, van de PSO-verordening6, of de concessie aangepast conform de Aanbestedingswet. Op basis van artikel 5, vijfde lid, van de PSO-verordening kunnen concessieverleners noodmaatregelen treffen indien de dienstregeling uitvalt of dreigt uit te vallen. Deze noodmaatregelen kunnen bestaan uit een onderhandse gunning, een formeel akkoord tot verlenging van een concessie, of het opleggen van bepaalde openbaredienstverplichtingen. Een dergelijke noodmaatregel kan voor maximaal twee jaar worden genomen.
De meeste decentrale concessieverleners hebben de noodmaatregelen in de zin van de PSO-verordening (mede) als basis gebruikt voor de uitkering van de beschikbaarheidsvergoeding voor de jaren 2020, 2021 en 2022. Een compensatie aan een openbaar vervoerbedrijf die voldoet aan de PSO-verordening, is géén staatssteunmaatregel en behoeft om die reden niet ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de Europese Commissie.
In beginsel kunnen noodmaatregel in de zin van de PSO-verordening slechts voor een periode van maximaal twee jaar worden genomen. Het is voor concessieverleners echter mogelijk om na afloop de maximale duur opnieuw noodmaatregelen te nemen, indien de concessieverlener kan aantonen dat zonder maatregelen opnieuw de dienstregeling uitvalt of dreigt uit te vallen. Om te voorkomen dat artikel 5, vijfde lid, van de PSO-verordening oneigenlijk wordt gebruikt, dienen concessieverleners wel aan te tonen dat zij geen andere mogelijkheid hebben om een (dreigende) uitval van de dienstregeling te voorkomen dan het nemen van noodmaatregelen
In artikel 7, vierde lid, van deze regeling is opgenomen dat, voor zover dat noodzakelijk is, concessieverleners de vervoersconcessie aanpassen om de uitkering van de transitievergoeding voor het gehele jaar 2023 mogelijk te maken. Indien bij een concessie waarvoor een transitievergoeding wordt aangevraagd gebruikt is gemaakt van een noodmaatregel in de zin van artikel 5, vijfde lid, van de PSO-verordening, en deze gedurende het jaar 2023 verloopt, dient de concessieverlener de noodmaatregel te verlengen tot 1 januari 2024. De verlengde noodmaatregel kan dan gelden als de rechtsbasis waarop de transitievergoeding in 2023 kan worden uitgekeerd.
Voor de transitievergoeding 2023 is op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een bedrag van maximaal € 150 miljoen geraamd. Daarvan is maximaal € 104 miljoen beschikbaar voor regionale overheden verantwoordelijk voor de concessieverlening voor regionaal openbaar vervoer.
In deze regeling is in artikel 5 een subsidieplafond opgenomen van € 104 miljoen. Indien het totaal beschikbare bedrag ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, wordt het meerdere boven € 104 miljoen, naar rato in mindering gebracht op het maximale bedrag aan transitievergoeding per concessie.
De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening van de decentrale overheden en de SiSa-systematiek. Dit leidt tot de laagste uitvoeringslasten voor decentrale overheden en rijksoverheid.
Internetconsultatie kon op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie achterwege blijven. De regeling brengt geen ingrijpende verandering teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Om vergelijkbare redenen – de regeling heeft naar zijn aard geen aanmerkelijke gevolgen voor de regeldruk – is toetsing door het Adviescollege toetsing regeldruk achterwege gelaten.
De uitvoering van deze ministeriële regeling geschiedt door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en heeft tevens uitvoeringsaspecten voor decentrale concessieverleners. De betreffende decentrale concessieverleners dienen het onder meer mogelijk te maken dat een concessiehouder een aanvraag kan indienen voor een transitievergoeding. Die aanvraag zal gelden als de basis voor een aanvraag van de betreffende concessieverlener voor deze specifieke uitkering.
Als bijlage bij deze regeling is de Technische notitie Transitievergoeding OV 2023 opgenomen. Deze notitie werkt de methode uit met behulp waarvan de transitievergoeding 2023 bepaald zal worden en bevat daartoe afspraken tussen concessieverleners en concessiehouders, een beschrijving van hetgeen nodig is voor de aanvraag, de wijze van berekening en een processchets van aanvraag tot definitieve verrekening. Deze notitie kan worden gebruikt ter vergemakkelijking van de uitvoering van deze regeling.
Mocht na plaatsing van de regeling en haar bijlagen in de Staatscourant nog behoefte blijken aan nadere toelichting en verduidelijking van de uitwerking van de regeling zoals opgenomen in de Technische notitie Transitievergoeding OV 2023, dan zullen de antwoorden op deze verzoeken in de vorm van Vragen en antwoorden (Q&A) naar aanleiding van de regeling Transitievergoeding OV 2023 gepubliceerd worden op DOVA.NU.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de specifieke doelgroep gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op uitkeringen die krachtens deze regeling zijn verstrekt.
De Minister stelt via een specifieke uitkering een bepaald bedrag beschikbaar voor decentrale vervoersconcessieverleners, opdat deze de regionale vervoersconcessiehouders een transitievergoeding kunnen toekennen. In het geval van een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener kan de transitievergoeding ook worden verstrekt ten behoeve van de concessieverlener. De transitievergoeding vult de vergoeding aan die de decentrale vervoersconcessieverleners regulier verstrekken aan de vervoersconcessiehouders voor uitvoering van de concessieovereenkomst.
De definitie van transitievergoeding maakt duidelijk dat de vergoeding bedoeld is als (gedeeltelijke) compensatie van gemaakte ongedekte kosten omdat het openbaar vervoer geacht wordt te blijven rijden omdat het als vitale sector is aangemerkt (uitvoeringsvergoeding). Kort gezegd is dat het aanbieden van vervoer.
De definitie van dienstregeling komt overeen met die van artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000). De definities van concessiehouder en vervoersbedrijf zijn geïnspireerd op de definities uit de Wp 2000 en toegespitst op het regionaal vervoer.
Op deze regeling zijn bepaalde artikelen uit het Kaderbesluit I en M van overeenkomstige toepassing. Dit wordt nader uiteengezet in de toelichting op de specifieke artikelen.
Uit artikel 3 volgt dat per concessie een specifieke uitkering wordt verleend. Met de specifieke uitkering voorziet de ontvanger in het kader van de uitvoering van zijn taak als concessieverlener voor het regionaal personenvervoer, in een transitievergoeding aan de concessiehouder.
De kosten die voor de transitievergoeding in aanmerking komen, zijn gedefinieerd in artikel 1 en nader uitgewerkt in bijlage 2. Belastingen, waaronder de vennootschapsbelasting en eventuele voorheffing dividendbelasting, worden niet meegenomen in de grondslag voor de berekening van de transitievergoeding.
Wat onder opbrengsten wordt verstaan, is eveneens gedefinieerd in artikel 1 en uitgewerkt in bijlage 2.
Er mag geen sprake zijn van cumulatie met rijksregelingen.
De transitievergoeding vult de opbrengsten in 2023 aan tot maximaal de kosten in 2023. Daarbij geldt dat de transitievergoeding nooit hoger wordt dan een vooraf bepaald maximaal bedrag per concessie (artikel 4, tweede lid). Zoals de definitie van referentiekosten en -opbrengsten in artikel 1 aangeeft, is dat maximum bepaald met gegevens voor de BVOV-monitor zoals door concessiehouders aangeleverd in juni 2022.
Deze werkwijze borgt het subsidieplafond van € 104 miljoen voor alle regionale openbaarvervoerconcessies samen.
Voor een aantal concessies ontbraken referentiekosten en/of -opbrengsten in de monitorgegevens van juni 2022. De referentiegegevens voor die gegevens behoren dan zo spoedig mogelijk in het kader van de monitor aangevuld te worden. Mocht deze aanvulling ertoe leiden dat het totaal aan aanvragen hoger is dan € 104 miljoen, dan wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op het maximale bedrag per concessie. Artikel 5, tweede lid, beschrijft dat mechanisme.
Referentiekosten – en opbrengsten worden onderschreven door een accountantsverklaring bij vaststelling.
Een eventuele prestatieafhankelijke bijdrage of een eventuele aanvullende eenmalige bijdrage van een regionale concessieverlener (zie tabel ‘Opbrengsten ter uitvoering van de concessie in de subsidiabele periode’) zijn geen onderdeel van de verwachte opbrengsten bij toekenning of aanvankelijk, van de werkelijke opbrengsten bij vaststelling. Maar een prestatieafhankelijke bijdrage of een aanvullende eenmalige bijdrage van de regionale concessieverlener worden wel meegeteld in de werkelijke opbrengsten ten tijde van de resultaatstoets. Een transitievergoeding kan niet bijdragen aan een positief resultaat voor een concessie in de subsidiabele periode (vijfde lid).
Om de correcte berekening van de hoogte van de specifieke uitkering te ondersteunen, is als bijlage bij de technische notitie een spreadsheet beschikbaar (zie paragraaf 4.4 van de technische notitie). Deze spreadsheet is beschikbaar op DOVA.NU.
De aanvrager kan voor een concessie voor de berekening van de maximale transitievergoeding ov 2023 verzoeken om een verhoging van maximaal 2%-punt bovenop genoemde 93% (artikel 4, derde lid). Toekenning geschiedt alleen als de vervoerder over het jaar 2019 in de betreffende concessie een zuivere winstmarge van 2% of minder heeft gehaald. Indien de concessie in werking is getreden op of na 1 januari 2019, wordt de zuivere winstmarge berekend op basis van de meest actuele begroting. Ook voor deze concessies geldt dat alleen wordt overgegaan tot een verhoging van de maximale transitievergoeding, indien de zuivere winstmarge 2% of minder is. Bij de bepaling van de zuivere winstmarge worden de richtlijnen gehanteerd zoals opgenomen in de technische notitie die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
Uit het vijfde lid volgt onder meer dat prestatieafhankelijke bijdrages overeengekomen in de vervoersconcessie niet worden meegenomen in de berekening van de transitievergoeding. Indien voor een prestatie een malus is opgelegd, wordt deze – om de prikkels van de prestatie te behouden – geen onderdeel van de kostengrondslag in de berekening voor de transitievergoeding 2022. Evenzeer wordt dan om reden van balans, een eventuele bonus niet meegenomen in de opbrengsten op basis waarvan de transitievergoeding 2023 berekend wordt.
De aanvraag moet voor 1 april 2023 worden ingediend (artikel 6, eerste lid). De uiterste datum kan wel op aanvraag worden verlengd, indien deze datum niet mogelijk blijkt.
Gelet op artikel 2 van deze regeling is op de aanvraag artikel 10, eerste tot en met vierde lid, Kaderbesluit I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent onder meer het volgende. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe door de staatssecretaris beschikbaar gesteld middel, bijvoorbeeld een formulier op een website. De aanvraag gaat vergezeld van de bescheiden die in dit middel staan vermeld, de bescheiden die in artikel 5, tweede lid, staan vermeld en van de volgende informatie:
• een overzicht van de activiteiten waarvoor de uitkering wordt aangevraagd;
• een toelichting op de kosten, genoemd in het tweede lid, onderdelen b tot en met e, van deze regeling;
• of er voorschotten worden gewenst;
• het bankrekeningnummer waarop het bedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat.
Daarnaast gaat de aanvraag vergezeld met een verklaring van de ontvanger dat de concessiehouder een aanvraag heeft ingediend voor de transitievergoeding en een verklaring van de ontvanger dat hij aan de transitievergoeding ten minste de voorwaarden zal verbinden, bedoeld in artikel 7, vijfde lid. Ook dient de aanvraag vergezeld te gaan van een plan per concessie, opgesteld door de aanvrager. Het plan bevat een toelichting op hoe de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling in 2024 gedekt worden door de opbrengsten.
Gelet op artikel 2 van deze regeling, zijn de artikelen 11, 12 aanhef en onderdelen c tot en met e en g tot en met k, en 18 van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat afwijzend wordt beslist op een aanvraag om de uitkering als:
• de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens deze regeling gestelde regels;
• op economische, technische of andere gronden onaannemelijk wordt geacht dat de dienstregeling naar een volwaardige dienstregeling is of kan worden opgeschaald;
• de kosten die in aanmerking komen voor de toekenning niet aannemelijk of redelijk zijn;
• tegen de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, zesde lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; of
• er naar het oordeel van de Minister onaanvaardbaar risico bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit een onevenredige inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid.
Tot slot doet de ontvanger van de uitkering onverwijld mededeling aan de Minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, dan wel niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
In artikel 7 zijn voorwaarden opgenomen voor de verstrekking van de transitievergoeding. In het eerste lid van artikel 7 is de voorwaarde opgenomen dat de ontvanger de specifieke uitkering uitsluitend besteedt aan de financiering van de transitievergoeding die de ontvanger als concessieverlener voor het regionaal openbaar vervoer aan de concessiehouder verstrekt en tot financiering van de in redelijkheid gemaakte kosten van de concessieverlener die de uitvoering van de transitievergoeding met zich meebrengt.
In het tweede en derde lid zijn voorwaarden opgenomen over de vaste exploitatiebijdragen aan concessiehouders. Voor concessies met een opbrengstverantwoordelijke concessiehouder geldt het tweede lid, voor concessies met een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener het derde lid.
In geval van een aanvraag door een opbrengstverantwoordelijke concessiehouder handhaven de regionale concessieverleners hun exploitatiebijdrage voor 2023 tenminste op het niveau van 2022 dan wel op het aantoonbaar voor de coronacrisis geplande of afgesproken niveau voor 2023. En in het geval van kostencontracten met een ingangsdatum eerder dan 1 januari 2019 geldt dat de concessieverlener als exploitatiebijdrage over 2023 maximaal de netto subsidie 2019 (op prijspeil 2023) uitkeert. Voor kostencontracten die op of later dan 1 januari 2019 in werking zijn getreden, moet dat maximaal de netto exploitatiesubsidie van het eerste concessiejaar zijn (op prijspeil 2023).
Het vierde lid expliciteert dat concessieverleners, indien noodzakelijk, de vervoersconcessie wijzigen, door gebruik te maken van artikel 5, vijfde lid, van de PSO-verordening. Indien de noodmaatregelen die eerder zijn genomen in de loop van het jaar 2023 vervallen, dienen de noodmaatregelen te worden verlengd tot 1 januari 2024. Om de noodmaatregelen te kunnen verlengen, moeten concessieverleners aantonen dat zij geen andere mogelijkheid hebben om de (dreigende) uitval van de dienstregeling te voorkomen dan het nemen van noodmaatregelen.
In het vijfde tot en met tiende lid staan voorwaarden ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van de transitievergoeding. Net als in eerdere jaren geldt dat de concessieverlener en concessiehouder een dienstregeling overeenkomen met inachtneming van de kabinetsrichtlijnen voor het openbaar vervoer. In de regeling is geëxpliciteerd dat er een voldoende, veilig en betrouwbaar OV geboden moet worden.
In het zesde lid zijn voorwaarden gesteld aan de uitkering van bonussen, dividend en ontslagvergoedingen door concessiehouders. Het uitkeren van bonussen aan raad van bestuur of directie is niet toegestaan. De bonusvoorwaarde is iets anders verwoord dan in de regeling Spuk bvov 2021. Het begrip bestuur is weg. Het gaat hier om een verduidelijking en niet om een inhoudelijke wijziging.
Uitkeringen van dividend aan aandeelhouders zijn niet toegestaan, tenzij het een uitkering betreft aan een buitenlandse dochtermaatschappij aan een moedermaatschappij of van een moedermaatschappij aan een aandeelhouder, indien daarbij geen middelen van de Nederlandse entiteit zijn betrokken.
Art. 7, zesde lid, onderdeel c maakt duidelijk dat een ontslagvergoeding aan een lid van de raad van bestuur is gemaximeerd volgens de omschreven norm. Een ontslagvergoeding mag niet worden opgenomen in de kosten die een rol spelen bij de berekening van de transitievergoeding.
De ingangsdatum, genoemd in het zevende lid, is gekozen in verband met het feit dat rechtszekerheid vereist dat een verbod niet met terugwerkende kracht wordt opgelegd. De datum van 31 december 2023 is de einddatum van deze regeling.
In artikel 6, tiende lid, is bepaald dat de ontvangers en de concessiehouder medewerking verlenen aan een door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie, de vaststelling van de rechtmatigheid daarvan, tot tien jaar na de datum van vaststelling van de subsidie, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden. Dit impliceert een bewaarplicht van de relevante stukken van tien jaar.
Gelet op artikel 2 van deze regeling zijn de artikelen 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met c en e tot en met g, en 21 van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat de ontvanger van de uitkering dient te voldoen aan de verplichtingen die door de Minister aan de uitkering zijn verbonden. Tevens moet hij op in een deze regeling aangegeven wijze aantonen dat hij op verzoek van de Minister alle gevraagde medewerking verleent aan een op grond van een ministeriële regeling ingesteld evaluatieonderzoek, die de Minister redelijkerwijs nodig heeft voor de uitvoering van dat evaluatieonderzoek. De ontvanger verleent daarnaast medewerking aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van de uitkering van de transitievergoeding, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Ten slotte levert de ontvanger op verzoek van Minister nadere informatie aan ten behoeve van verantwoording aan de Europese Commissie, op basis van de artikelen 106, tweede en derde lid, 107 en 108 VWEU, dan wel een van de Europese steunkaders. Tot slot kan de Minister bij de uitkeringsbeschikking nadere verplichtingen opleggen.
Artikel 8 gaat over voorschotverlening. Indien na de aanvraag tot uitkering de beschikking tot uitkeringstoekenning wordt gegeven, wordt een voorschot van 80% verstrekt.
Daarnaast kan met ingang van 1 januari 2024 een geactualiseerde aanvraag worden ingediend op basis van een betrouwbare benadering van de kosten en -opbrengsten gedurende de subsidiabele periode. In dat geval kan een aanvullend voorschot worden verleend tot 95% van de met de verstrekte gegevens berekende voorgenomen vast te stellen specifieke uitkering, met een maximum van de toegekende specifieke uitkering. Bij de aanvullende aanvraag dienen de gegevens te worden verstrekt, bedoeld in artikel 6.
De ontvanger legt verantwoording af over de besteding van een specifieke uitkering als bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, en indien van toepassing, in samenhang met artikel 34a of 58a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In artikel 17a van genoemde wet staat een aantal verantwoordingssituaties genoemd. De belangrijkste is dat gedeputeerde staten en de besturen (dagelijks en algemeen) van de vervoerregio’s en het OV-bureau Groningen Drenthe de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 16 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar zenden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van een jaarrekening, een jaarverslag, een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen. In verband met het afronden van de controles door de vervoerders geldt ten aanzien van deze regeling een termijn uiterlijk 2 jaar volgend op het begrotingsjaar.
Bij artikel 9 dient nog te worden opgemerkt dat er geen verantwoordingsplicht is voor een concessie, indien het bij aanvraag toegekende bedrag volledig is terugbetaald door de ontvanger. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als bij vaststelling is gebleken dat de ontvanger geen recht heeft op een specifieke uitkering.
De vaststelling geschiedt uiterlijk 31 december 2025 (artikel 10, eerste lid).
De vaststelling van de uitkering kan lager zijn dan de verlening van de uitkering. Artikel 10, tweede lid, onderdeel a, kan op verschillende situaties betrekking hebben. Een voorbeeld daarvan is dat er minder is uitgegeven aan de transitievergoeding dan op basis van (deel geschatte) getallen was begroot. Een ander voorbeeld is dat de specifieke uitkering niet alleen aan transitievergoeding is besteed of aan de door de concessieverlener in redelijkheid gemaakte uitvoeringskosten daarvan, maar ook aan andere zaken, waar de transitievergoeding niet voor is bedoeld.
Als gevolg van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet vindt de vaststelling van de specifieke uitkering plaats volgens het principe van Single Information Single Audit (SiSa).
De Minister publiceert voor 31 december 2025 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de uitkering in de praktijk. Omdat bij een regeling specifieke uitkeringen die mede is gebaseerd op de Kaderwet Subsidies I en M de subsidietitel van de Awb van toepassing is, is ook de evaluatieverplichting uit artikel 4.24 Awb van toepassing: 'Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.' In deze regeling wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift een afwijkende termijn op te nemen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wijkt de regeling af van de systematiek van de vaste verandermomenten. De Aanwijzing voor de Regelgeving 4.17 biedt echter een uitzonderingsmogelijkheid indien de specifieke doelgroep van de regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding. Van die uitzonderingsgrond wordt in deze regeling gebruik gemaakt.
De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2023, omdat de specifieke uitkering ziet op het gehele jaar 2023. Omdat artikel 7 van deze regeling een aantal verplichtende voorwaarden bevat, treedt dit artikel in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, zonder terugwerkende kracht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Status: F1.1
Datum: 24-01-2023
In deze notitie wordt de methode uitgewerkt waarmee de transitievergoeding openbaar vervoer voor 2023 (TVOV 2023) wordt bepaald. De notitie bevat daartoe een beschrijving van hetgeen nodig is voor de aanvraag, de wijze van berekening en een processchets van aanvraag tot definitieve verrekening.
Hoofdstuk 2 bevat een nadere uitwerking van de transitievergoeding.
Hoofdstuk 3 licht de grondslagen voor berekening van de TVOV 2023 verder toe terwijl hoofdstuk 4 de berekening van de TVOV 2023 uitwerkt en illustreert. Deze valt uiteen in de berekening van de maximale TVOV per concessie, de berekening bij aanvraag en bij vaststelling.
De voorwaarden voor de TVOV 2023 worden in hoofdstuk 5 beschreven en uitgewerkt. Hoofdstuk 6 bevat een processchets van aanvraag tot eindafrekening. In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de in het kader van de TVOV te verstrekken monitorings- en verantwoordingsinformatie.
Gezien de onzekerheid in de sector over de reizigersaantallen in 2023 en de veranderde reizigersvraag, hebben de gezamenlijke overheden in het NOVB besloten een gezamenlijk transitievangnet voor 2023 in te stellen7. We noemen de bijdrage van IenW aan het vangnet de regeling transitievergoeding ov in 2023 (TVOV 2023) en deze wordt in deze notitie uitgewerkt. Met de regeling en hun eigen bijdragen kunnen de verantwoordelijke overheden ook in 2023 de reiziger een voldoende, veilig en betrouwbaar OV bieden en kan de OV-sector de noodzakelijke transitie maken naar het ‘nieuwe normaal’ na de coronacrisis, uiterlijk in 2024.
De regeling TVOV is beschikbaar voor al het openbaar vervoer binnen de landsgrenzen onder een concessie in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023. Deze periode wordt in deze notitie aangeduid als de subsidiabele periode.
Een concessieverlener kan na samenspraak met een concessiehouder TVOV 2023 aanvragen bij IenW. De TVOV 2023 wordt aangevraagd en bepaald per concessie. De TVOV 2023 vult de werkelijke opbrengsten in 2023 aan tot maximaal de werkelijke kosten voor het verzorgen van het openbaar vervoer in een concessie in 2023. Voor iedere concessie is een maximale TVOV 2023 bepaald: Deze bedraagt 2/3 van het bedrag dat nodig is om de geïndexeerde referentieopbrengsten bij 82% herstel van de directe geïndexeerde referentiereizigersopbrengsten, aan te vullen tot 93% of 95% van de geïndexeerde referentiekosten. De referentiekosten en -opbrengsten zijn afgeleid uit de resultatenrekening van de vervoerder in het ‘oude normaal’. Veelal is 2019 het referentiejaar. In geval van een concessie met een ingangsdatum later dan 1-1-2019 kan dat een later jaar zijn.
Het veronderstelde herstelpercentage van 82% is ontleend aan de verwachting voor 2023 van de regionale vervoerders voor het herstel van de reizigersopbrengsten.
De kosten en opbrengsten uit het referentiejaar worden op prijspeil 2023 gebracht door middel van de TVOV-index8.
Het Ministerie van IenW reserveert in haar rol als subsidieverstrekker maximaal € 150 miljoen voor de TVOV 2023.
De transitievergoeding is op basis van nacalculatie en kan dus definitief worden bepaald zodra de werkelijke subsidiabele kosten en subsidiabele opbrengsten van een concessie over de subsidiabele periode van 2023 bekend zijn.
Vanzelfsprekend is er tussen partijen aandacht voor het omgaan met vertrouwelijke bedrijfsgegevens van concessiehouders en gevoeligheden op het terrein van mededinging.
De transitievergoeding OV 2023 past binnen het EU-recht. De grondslag wordt gevormd door aangepaste concessies binnen de ruimte die de PSO-verordening daarvoor biedt. De aangepaste concessies lopen tijdens de subsidiabele periode. Gedurende die periode is geen staatssteun aan de orde en dus ook geen staatssteunmelding nodig.
De uitkering loopt via het op grond van de Wet personenvervoer tot concessieverlening aangewezen bevoegd gezag. De rijksoverheid is concessieverlener voor het hoofdrailnet en de Waddenveren en verstrekt een incidentele subsidie aan betrokken vervoerders. Decentrale overheden (DO’s) zijn opdrachtgever van de overige openbaarvervoerconcessies. De vergoeding voor de decentrale concessies loopt van IenW naar de begrotingen van de opdrachtgevers van het regionale openbaar vervoer namelijk de vervoerregio Amsterdam, de metropoolregio Rotterdam-Den Haag, de twaalf provincies en het OV-bureau Groningen Drenthe. In de relatie tussen Rijk en DO komt een regeling SPUK (SPecifieke UitKering).
Kosten en opbrengsten van activiteiten waarbij sprake is van bekostiging door de overheid, de concessieverlener of een derde partij, blijven buiten de grondslag voor berekening. Zie paragrafen 2.2 en 3.2 voor nadere toelichting.
Een aanvraag voor de TVOV 2023 dient uiterlijk 1 april 2023 ingediend te worden, inclusief een plan waarin wordt toegelicht hoe de concessie vanaf 2024 de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling laat aansluiten op de verwachte opbrengsten.
De regeling laat een zogeheten nulaanvraag toe. Een dergelijke aanvraag komt van pas als sprake is van een dusdanig hoge verwachting directe reizigersopbrengst, dat er geen TVOV toegekend zal worden als de verwachting uitkomt. Tegelijkertijd kan er onzekerheid zijn over de uiteindelijke reizigersopbrengsten en wil een concessie het recht op TVOV niet verliezen. Als bij verantwoording blijkt dat de reizigersopbrengsten in 2023 lager zijn dan voor 1 april verwacht, kan bij vaststelling toch een bedrag TVOV 2023 vastgesteld worden.
In geval van een aanvraag door een opbrengstverantwoordelijke concessiehouder handhaven de decentrale overheden hun exploitatiebijdrage in 2023 tenminste op het niveau van 2022 dan wel op het aantoonbaar voor de coronacrisis geplande of afgesproken niveau voor 20239.
De TVOV 2023 kan zowel door een concessiehouder (via de concessieverlener) als de concessieverlener worden aangevraagd. Die laatste situatie kan zich voordoen bij kostencontracten omdat het niet de bedoeling is dat een opbrengstverantwoordelijke overheid geconfronteerd wordt met een eventueel tekort door tegenvallende reizigersopbrengsten10. De concessiehouder is gehouden mee te werken aan die aanvraag middels het verstrekken van de noodzakelijke gegevens. Zowel een concessiehouder (al dan niet opbrengstverantwoordelijk) als een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener kunnen dus ontvangende partij zijn in het kader van de TVOV 2023. Mocht een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener willen aanvragen voor een concessie dan initieert de concessieverlener hierover overleg met de concessiehouder. Indien het voordeel van het aanvragen van de TVOV (in financiële zin qua omvang) niet opweegt tegen het nadeel dat de vervoerder ondervindt als gevolg van verlies van rendement, wordt in beginsel geen aanvraag gedaan maar worden aanvullende afspraken gemaakt voor de desbetreffende concessie.
In het geval van kostencontracten met een ingangsdatum eerder dan 1-1-2019 geldt dat de concessieverlener als exploitatiebijdrage over de subsidiabele periode maximaal de netto subsidie 2019 (op prijspeil 2023) over die periode uitkeert. Voor kostencontracten die later dan 1-1-2019 zijn gestart, moet dat maximaal de netto exploitatiesubsidie uit betreffende periode van het eerste contractjaar (op prijspeil 2023) zijn. Kostencontracten worden verder toegelicht in paragraaf 2.3. In paragraaf 3.2 wordt uitgewerkt wat onder netto subsidie verstaan wordt.
Een concessie die gebruik maakt van de TVOV zal in 2023 geen winst maken.
Het voorschotpercentage bij toekenning bedraagt 80%. In de eerste maanden van 2024 is een goede benadering van de werkelijke kosten en (reizigers)opbrengsten in subsidiabele periode beschikbaar. Met die gegevens kan een update van de aanvraag ingediend worden. Op basis van die update volgt een aanvullend voorschot tot 95% van het aangepaste bedrag TVOV 2023 tot een maximum van de resterende 20% uit de toekenningsbeschikking.
De openbaarvervoerbedrijven (concessiehouders) verantwoorden aan de concessieverleners en de concessieverleners op basis van deze verantwoordingen richting het Rijk.
Oneigenlijk gebruik of eventueel misbruik moet en zal voorkomen worden.
Hoofdstuk 3 licht de grondslagen voor berekening van de TVOV 2023 verder toe terwijl hoofdstuk 4 de berekening van de TVOV 2023 uitwerkt en illustreert.

In bijlage Overzicht openbaar vervoerconcessies zijn de actuele openbaar vervoerconcessies opgenomen waarbij aangegeven is welke autoriteit concessieverlener is en welk openbaar vervoerbedrijf de vervoerder in die concessie is (concessiehouder). Een overheid verleent één of meer concessies, een vervoerder verzorgt één of meer concessies bij eventueel meerdere concessieverleners.
De samenstelling van kosten en opbrengsten verschilt tussen landelijke en regionale concessies.
Waar decentrale concessiehouders een concessie gegund krijgen met als gevolg een exploitatiebijdrage als onderdeel van hun opbrengsten, maakt NS kosten want zij betaalt een concessiefee om op het HoofdRailNet (HRN) te mogen rijden. De concessiefee (inclusief HSL-heffing) voor het HRN is onderdeel van de kostenopgave.
Daarnaast betaalt iedere spoorvervoerder – zowel voor HRN als regionale concessie – een gebruiksvergoeding aan ProRail voor gebruik van het spoor. Deze is ook onderdeel van de kostenopgave.
De stedelijke vervoerbedrijven GVB, RET en HTM verzorgen in opdracht van respectievelijk de Vervoerregio Amsterdam (VRA) en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) het openbaar vervoer in de drie genoemde steden. De concessies kennen bijzonderheden die relevant zijn bij de bepaling van de TVOV. Deze worden in de volgende paragrafen uitgewerkt.
In voorkomende gevallen draagt de concessieverlener, andere overheid of derde partij alle risico voor onderdelen van de resultatenrekening van een concessie. Als sprake is van 100% bekostiging blijven betreffende kosten en opbrengsten buiten beschouwing bij het bepalen van de transitievergoeding. De concessieverlener of derde partij oormerkt deze bijdragen. Er is steeds sprake van een afgebakende administratie waarin alle kosten en opbrengsten betreffende het onderwerp van volledige bekostiging zijn ondergebracht. Per saldo is er evenwicht tussen de kosten en opbrengsten die aan de berekening van de TVOV zijn onttrokken. Een concessiehouder wordt er aantoonbaar niet beter of slechter van.
Sommige concessieverleners dragen kapitaallasten van (een deel van) materieel en vloot, (delen van) het beheer en onderhoud daarvan en/of de werkelijke kosten van de infrastructuur. Er kan ook sprake zijn van volledige bekostiging van sociale veiligheid. Bovendien kan het over nieuwe kosten gaan, kosten voor uitvoering van de concessie die nog geen onderdeel vormden van de referentiekosten en waarvoor een tegemoetkoming bestaat in de vorm van een overheidssubsidie (bijvoorbeeld MDIEU). Zie verder paragraaf 3.2.
De reizigersopbrengsten kunnen bij metro en tram in de railconcessies van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag veel hoger zijn dan de exploitatiekosten. In de financiële paragraaf van de concessie staan afspraken over een marktconforme marge (op basis van normkosten exclusief volledige bekostiging en normopbrengsten). Jaarlijks wordt voorcalculatorisch een omvang aan reizigersopbrengsten overeengekomen. Gevolg is afromen van een teveel aan reizigersopbrengsten in de vorm van een ‘negatieve subsidie’ die de concessieverlener aanwendt voor de bekostiging van de infrastructuur en railvoertuigen. Deze ‘negatieve subsidie’ wordt betrokken bij berekening van de TVOV. Hij staat ieder jaar opnieuw aan de opbrengstenkant van de winst- en verliesrekening van desbetreffende concessies.
Naast aspecten van de railconcessies in de drie grote steden zijn andere voorbeelden van volledige bekostiging aan de orde bij de Fast Ferry Vlissingen–Breskens en in de concessie Limburg.
1. Bij de Fast Ferry Vlissingen–Breskens is op onderdelen sprake van 100% bekostiging door de concessieverlener provincie Zeeland. Schepen, aanlandingsvoorzieningen en terminals zijn eigendom van de provincie en worden verhuurd aan Westerschelde Ferry (concessiehouder). Westerschelde Ferry ontvangt echter een huurvergoeding die gelijk is aan het huurbedrag. Deze huurkosten en -opbrengsten moeten buiten beschouwing blijven bij het bepalen van de transitievangnetvergoeding voor deze concessie.
2. In de concessie Limburg bekostigt de provincie Limburg (concessieverlener) de meerkosten van de exploitatie van dieseltreinstellen op de Maaslijn volledig zolang er sprake is van uitstel van elektrificatie. Het concessiecontract geeft aan dat de Maaslijn per december 2020 geëlektrificeerd zou zijn. De verrekening van meer- en minderkosten gaan op basis van budgetneutraliteit. Voor de TVOV kent de resultatenrekening van de concessiehouder een kostenniveau alsof sprake is van een geëlektrificeerde Maaslijn. De vergoeding van de provincie voor de meerkosten kan dan buiten de berekeningsgrondslag voor de TVOV gehouden worden.
Het OV-bureau Groningen Drenthe11 en de provincies Overijssel en Flevoland12 zijn anders dan bij de andere regionale concessies als concessieverlener verantwoordelijk voor de omvang van de opbrengsten uit reizigersvervoer. In 2022 voegt de provincie Gelderland zich bij dit gezelschap voor de duur van de noodconcessies Treindienst Ede–Wageningen Amersfoort, Veluwe Zuid en Arnhem–Nijmegen. Deze concessieverleners hebben een zogeheten kostencontract met hun concessiehouders gesloten. In het verdienmodel van de concessiehouder spelen die opbrengsten geen rol13.
Het staat concessieverlener en concessiehouder vrij om afspraken te maken over het overdragen van de opbrengstverantwoordelijkheid aan de concessiehouder.
In geval van een kostencontract start het overleg over de omvang van het aanbod (de dienstregeling) op initiatief van de concessieverlener. Een opbrengstverantwoordelijke concessieverlener zal moeten kunnen aanvragen om te voorkomen dat de concessie verlieslatend wordt door tegenvallende reizigersopbrengsten. Er is dan medewerking nodig van de concessiehouder omdat alleen deze de werkelijke kosten kent.
In deze paragraaf worden de kosten- en opbrengstcategorieën toegelicht die bij de aanvraag en verantwoording van de TVOV 2023 opgevoerd moeten worden.
In de Bijlage 1 bij deze notitie is een format voor de aanvraag van de TVOV 2023 opgenomen. Dan gaat het om zowel de kosten en opbrengsten uit het referentiejaar als om de verwachte kosten en verwachte opbrengsten in 2023. Onderdeel van de verwachte opbrengsten in 2023 zijn de directe reizigersopbrengsten.
Bij de verantwoording zijn de werkelijke kosten en werkelijke opbrengsten uit de subsidiabele periode aan de orde. Als onderdeel daarvan worden onder meer de werkelijke reizigersopbrengsten in 2023 gespecificeerd zodat de feitelijke mate van herstel kan worden afgeleid. Bijlage 1 toont tevens een format voor de verantwoording van de transitievergoeding 2023.
Voor de berekening van de TVOV 2023 mogen alleen kosten en opbrengsten opgevoerd worden die, gedurende de referentieperiode respectievelijk de subsidiabele periode in 2023, voortvloeien uit het verzorgen van het openbaar vervoer in een Nederlandse concessie. Zoals eerder aangegeven geldt daarbij dat kosten en opbrengsten waarbij sprake is van volledige bekostiging, buiten beschouwing moeten blijven.
De uitvoering van internationale verbindingen (bijvoorbeeld Thalys, Eurostar, ICE) valt voor het deel binnen de Nederlandse landsgrenzen onder de concessie hoofdrailnet. De kosten hiervan vallen onder de transitievergoeding voor het HRN. Ze nemen geen financiële uitzonderingspositie in, in vergelijking met nationale sprinters en IC’s.
Behoudens voor activiteiten binnen een Nederlandse concessie (bijvoorbeeld treinen in Limburg en Groningen) kunnen bedragen gerelateerd aan activiteiten in het buitenland geen onderdeel zijn van de aanvraag voor de TVOV 2023. Concessies die vanuit Duitsland zijn gegund waarbij er in Nederland gereden wordt – dat is bijvoorbeeld het geval bij de treinverbinding Glanerbrug – Enschede – worden geacht door Duitsland te worden ondersteund. Bij een aantal internationale regionale treindiensten in Overijssel is dat voor het Nederlandse deel (t/m landsgrens) niet het geval. Deze treindiensten zijn opgenomen in de bijlage Overzicht openbaar vervoer concessies waarvoor een transitievangnet kan worden aangevraagd.
De grens wordt gevormd door de kosten en opbrengsten die onderdeel zijn van de commerciële resultatenrekening (onderdeel van de jaarrekening) van een concessie. Die bedragen zijn exclusief btw. Ten behoeve van de TVOV wordt de resultatenrekening gezuiverd voor posten en correcties die betrekking hebben op voorgaande of opvolgende periodes.
In geval een concessie geen zelfstandige organisatorische entiteit is met een eigen (publiek beschikbare) jaarrekening dan worden de gevraagde posten van de resultatenrekening (ook wel winst- en verliesrekening genoemd) geconstrueerd zoals hieronder opgesomd. De beschrijving van de werkwijze is identiek aan de uitwerking van de BVOV 2020, 2021 en 2022 op dit punt.
De opsomming is tevens de richtlijn voor de wijze waarop kosten en opbrengsten aan de subsidiabele periode toegerekend behoren te worden.
• de optelsom van eventueel meerdere concessies past in de jaarrekening van het hogere organieke niveau van het Nederlandse openbaar vervoerbedrijf, ook m.b.t. indirecte kosten die aan een concessie worden toebedeeld. Mocht een concessiehouder voor een bepaalde concessie geen aanvraag doen dan mag die concessie niet buiten beschouwing blijven in bedoelde optelsom of bij toedeling van indirecte kosten;
• indirecte kosten van een hogere organieke eenheid worden aan concessies toebedeeld met behulp van een sleutel zoals die ook in eerdere jaren gebruikt is. Mochten deze sleutels ontbreken dan moeten indirecte kosten worden toebedeeld naar rato van directe kosten van een concessie.
• Zoveel als mogelijk aangesloten wordt op de werkwijze en standaards inzake de financiële administratie en verantwoording van een bedrijf c.q. concessie, waarbij ook rekening wordt gehouden met de afspraken die zijn gemaakt met de concessieverleners over de allocatie/doorbelasting van kosten en opbrengsten.
• Bij de toerekening van kosten en opbrengsten aan concessies en periodes wordt een consistente gedragslijn gevolgd.
Het uitgangspunt is dat de categorieën kosten en opbrengsten die meegenomen worden in de berekening van de TVOV 2023 gelijksoortig zijn. Als bepaalde kostensoorten meegenomen worden, geldt dat evenzeer voor corresponderende opbrengsten (bijvoorbeeld rentekosten en -baten). Omgekeerd geldt evenzeer dat de kosten meegenomen worden uit de opbrengstensoorten die in de berekening op de kosten in mindering gebracht worden.
Het karakter en de definitie van de kostensoorten die een rol spelen bij de berekening van de TVOV 2023 is niet anders dan bij de recente regelingen BVOV.
De TVOV 2023 vraagt niet om specificatie van specifieke Covid-19-kosten, zoals voor schoonmaak en beschermingsmiddelen. Mocht deze kostenpost nog bestaan dan is deze onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering van concessiehouders.
Het gaat om de personeels-, operationele en financieringskosten aangevuld met de afschrijvingen (voertuigen, overige vaste activa en immateriële activa) uit de commerciële resultatenrekening van een concessie. In onderstaande tabel zijn de kostenposten die meegenomen mogen worden in de kosten van een √ voorzien. Merk op dat in het aanvraagformulier (zie bijlage Format aanvraag TVOV 2023) alleen de optelsom van personeels-, operationele kosten, afschrijvingen en financieringskosten is opgenomen.
|
Kostenposten resultatenrekening concessie |
Onderdeel opgave voor TVOV 2023 |
|
|---|---|---|
|
Personeelskosten |
√ |
Betreft de personeelskosten van direct personeel. Dat is personeel dat direct betrokken is bij het primair proces, dus ook controle. Daarnaast mag aan een concessie een deel indirecte personeelskosten (‘overhead’) worden toegevoegd conform de eerder beschreven richtlijn (p. 7). Oftewel de kosten voor de eigen organisatie van een vervoerbedrijf. Zoals onder meer de directie, medewerkers van Marketing, HRM, vervoerontwikkeling, Verkeersleiding en van het service/klantencentrum, maar ook om bijvoorbeeld de ondernemingsraad. Het aandeel indirecte personeelskosten wordt bij de verantwoording in de toelichting bij de kosten expliciet gemaakt. Tot de personeelskosten behoren salariskosten, sociale lasten, pensioenlasten, kosten inhuur derden en overige personeelskosten. |
|
Operationele kosten |
√ |
Het aandeel indirecte kosten zoals van gecentraliseerde, facilitaire afdelingen: hoofd- en/of regionale kantoren, ICT, HR, marketing, onderzoek & ontwikkeling, etc. Wordt in de toelichting bij de verantwoording expliciet gemaakt. Tot de operationele kosten behoren onderhouds-, energie- en leasekosten, huur van gebouwen en terreinen, kosten IT, telecom en porti, verzekeringen, marketing- en bankkosten en overige operationele kosten (waaronder, maar niet uitsluitend, uitbesteed werk/inhuur derden). |
|
Afschrijving |
√ |
Afschrijvingen zoals in beleid voorafgaand aan de coronacrisis, 15 maart 2020 is bepaald. Wanneer in subsidiabele periode afboekingen (impairment) plaatsvinden a.g.v. Covid-19 (bijvoorbeeld op een verlieslatend contract) of a.g.v. uitvoering van het plan op weg naar het nieuwe normaal in 2024 terwijl die impairment niet wordt vergoed onder de TVOV dan worden de afschrijvingen meegeteld zoals deze geweest zouden zijn in geval de afwaardering niet plaatsgevonden zou hebben. |
|
Financieringskosten |
√ |
Waaronder financieringslast leasecontracten en rentekosten |
Ontslagvergoedingen anders dan voortvloeiend uit reguliere bedrijfsvoering mogen geen onderdeel zijn van de personeelskosten. Bedoeld wordt dat ontslagvergoedingen niet mogen worden meegenomen in de kostengrondslag van de TVOV als die ontslagvergoedingen gerelateerd zijn aan een reorganisatie die het gevolg is van de aanpassingen op weg naar het ‘nieuwe normaal’ in 2024 (post-corona).
Ook worden bepaalde rentekosten niet meegenomen. De TVOV biedt geen vergoeding voor het aantrekken van extra vreemd vermogen boven een consistent meerjarig patroon. Onder meer omdat het Rijk andere voorzieningen (vooral uitstel belastingen) heeft getroffen voor op orde houden van liquiditeiten nu er sprake is van minder opbrengsten.
(winst)Belastingen (vennootschapsbelasting en eventuele voorheffing dividendbelasting)zijn niet opgenomen in bovenstaande tabel. Deze worden niet meegenomen in de grondslag voor de berekening van de TVOV.
Het besluit over de TVOV 2023 brengt met zich mee dat er over de subsidiabele periode op de commerciële winst- en verliesrekening geen sprake zal zijn van winst in een concessie waarvoor TVOV 2023 (anders dan nihil) wordt vastgesteld.
Omzetbelasting speelt geen rol op de resultatenrekening van een concessie, voorheffing inkomstenbelasting en loonheffingen zijn onderdeel van de personeelskosten terwijl accijnzen, milieu- en energiebelastingen opgenomen zijn in de operationele kosten.
De concessiefee die NS betaalt om op het HoofdRailNet (HRN) te mogen rijden, is onderdeel van de operationele kosten van het HRN.
De gebruiksvergoeding die iedere spoorvervoerder aan ProRail betaalt voor gebruik van het spoor is eveneens onderdeel van de operationele kosten van een (spoor- of multimodale) concessie.
In geval van 100% (risicodragende) bekostiging door de concessieverlener of andere partijen blijven betreffende kostenposten (en de budgetneutrale vergoeding daarvoor) buiten beschouwing voor de TVOV.
Voorbeelden zijn (in aanvulling op paragraaf 2.2)
• de kosten voor sociale veiligheid in diverse concessies.
• de kosten voor projectmatig werk voor indienststellingskosten nieuwe lijnen, lijnen implementatie van systeemsprongen binnen de staande organisatie of kosten voor tijdelijke omleidingen.
Concessiehouders hebben verschillende keuzes gemaakt met betrekking tot de financiering van voertuigen en treinen. In geval van leasecontracten mogen ook de financieringskosten (rente als onderdeel van de lease) meegenomen worden zijnde onderdeel van de kosten voor normale uitvoering van het concessiecontract. In geval van materieel (en andere activa) dat in eigendom is, geldt dat een eventuele forfaitaire14 rentelast of -bate op het geïnvesteerd vermogen niet meegeteld mag worden. Rente op vreemd vermogen mag wel meegeteld worden. Ook als dat vreemd vermogen is aangetrokken voor financiering van voertuigen en treinen. Het uitgangspunt is immers dat alleen kosten op de WV-rekening van een concessie meegenomen worden in de berekening van de concessievergoeding.
Kosten – zoals kosten voor een externe accountant – die gemaakt worden voor uitvoering van de regeling voor het aanvragen en verantwoorden van de transitievergoeding ov 2023, mogen geen onderdeel zijn van de opgave.
Alle hieronder toegelichte opbrengstcategorieën behoren te worden opgegeven bij aanvraag en verantwoording. Welke, wanneer een rol spelen bij de bepaling van de TVOV wordt gedetailleerd uitgelegd in hoofdstuk 4. Daarbij speciale aandacht voor de categorieën 1.b en 4.d.
1. De reguliere subsidies van de concessieverlener.
a. Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener;
b. Prestatieafhankelijke bijdrage door concessieverlener;
c. Aanvullende subsidies en opbrengsten.
2. Opbrengsten uit het contract met het Ministerie van OCW over het studentenreisproduct.
3. Directe opbrengsten van reizigers.
4. Andere opbrengsten of subsidies zoals
a. een vergoeding (voor gederfde reizigersopbrengsten en eventuele extra exploitatiekosten) voor tariefacties zoals ‘gratis ov voor kinderen’;
b. subsidies in het kader van naleven beleid voorkomen verspreiding coronavirus;
c. rentebaten (immers financieringskosten zijn onderdeel van de kostengrondslag).
d. een eventuele eenmalige aanvullende bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal in 2024 te bewerkstelligen.
Onder de reguliere subsidies van de concessieverlener verstaan we de contractueel overeengekomen tegemoetkoming aan exploitatiekosten van de decentrale concessiehouders. ‘Regulier’ omdat ze niet beïnvloed zijn door de coronacrisis (behoudens de toezegging de exploitatiemiddelen op het oude niveau te handhaven), het bestaan van de TVOV (de transitie in 2023) en omdat ze passen in een consistent, meerjarig patroon.
a. De regionale concessiehouders krijgen een vaste exploitatiebijdrage van de concessieverlener. In geval van een aanvraag TVOV 2023 door een opbrengstverantwoordelijke concessiehouder blijft deze vergoeding tenminste op het niveau van 2022 dan wel op het aantoonbaar voor de coronacrisis geplande of afgesproken niveau voor 2023 en wordt niet gecorrigeerd voor werkelijke productie. In het geval van kostencontracten geldt dat de concessieverlener over de subsidiabele periode 2023, afhankelijk van de ingangsdatum van het concessiecontract, de naar 2023 geïndexeerde netto exploitatiebijdrage 2019, 2020, 2021 of 2022 uitkeert.
b. Over de prestatieafhankelijke vergoeding – lees: toepassing bonus/malus regeling – over de subsidiabele periode, maken concessieverleners en concessiehouders afspraken. De leidraad daarbij is dat prikkels voor optimaal presteren in de subsidiabele periode van 2023 niet weggenomen worden maar dat er geen malus wordt opgelegd in geval er sprake is van door Covid-19 of de gewenste transitie beïnvloede prestaties. Als er een malus opgelegd is, mag deze – om bedoelde prikkels te behouden – geen onderdeel zijn van de grondslag in de berekening voor de TVOV. Evenzeer hoeft dan om reden van balans, een eventuele bonus niet meegenomen te worden in de opbrengsten op basis waarvan de TVOV berekend wordt.
c. Eventuele aanvullende subsidies en opbrengsten.
Wat bedoeld wordt met ‘netto subsidie’ in het geval van kostencontracten beschrijft de volgende tabel met een getallenvoorbeeld. Voor de grondslag van de berekening maakt de tabel onderscheid tussen de startdatums van de concessies. Het gaat immers om het bepalen van de exploitatiesubsidie in het referentiejaar.
|
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener |
Opbrengst OCW contract studentenkaart |
Directe opbrengsten van reizigers |
Netto subsidie |
|
|---|---|---|---|---|
|
startdatum voor 2020 |
100 |
25 |
25 |
(100-25-25) * LBI |
|
Vastgestelde kostprijs conform concessiecontract |
Werkelijke opbrengsten uit contract OCW over de studentenkaart 2019 |
Werkelijke realisatie directe reizigersopbrengsten 2019 |
Netto subsidie 2019. In dit getallen voorbeeld 50. |
|
|
Volgende jaren |
Op netto subsidie 2019 wordt de LBI van opeenvolgende jaren toegepast totdat prijspeil van de subsidiabele periode is bereikt. Stel LBI 2020 is 2% dan is netto exploitatiesubsidie in 2020 51. |
|||
|
Startdatum na 2020 |
104 |
26 |
26 |
(104-26-26) * LBI |
|
Overeengekomen dan wel begrootte kosten concessiecontract in eerste jaar. Niveau ’oude normaal’ dus niet gecorrigeerd voor effecten pandemie en/of uitvoering plan over de transitie in 2023. Op prijspeil van dat jaar. In dit voorbeeld 102. |
Geraamde opbrengsten uit contract OCW over de studentenkaart in eerste jaar. Niveau ’oude normaal’ dus niet gecorrigeerd voor effecten pandemie en/of uitvoering plan over de transitie in 2023. Op prijspeil van dat jaar. |
Geraamde directe reizigersopbrengsten in eerste jaar. Niveau ’oude normaal’ dus niet gecorrigeerd voor effecten pandemie en/of uitvoering plan over de transitie in 2023. Op prijspeil van dat jaar. |
Netto subsidie eerste contractjaar. In dit voorbeeld 52. |
|
|
Volgende jaren |
Op netto subsidie eerste contractjaar wordt de LBI van opeenvolgende jaren toegepast totdat prijspeil van de subsidiabele periode is bereikt. Stel LBI eerstvolgende contractjaar is 5% dan is netto exploitatiesubsidie in dat jaar 54,6. |
|||
De wijze van berekening van de netto subsidie impliceert niet dat de opbrengstverantwoordelijkheid de facto overgedragen wordt aan de concessiehouder.
Normaliter wordt bij kostencontracten het verschil tussen de ingeschatte opbrengsten en gerealiseerde opbrengsten in de subsidievaststelling (een jaar later) verrekend. Die verrekening op basis van nacalculatie voor de werkelijk gerealiseerde opbrengsten heeft – in geval van een aanvraag BVOV of TVOV – over 2020, 2021 en 2022 niet plaatsgevonden en zal over 2023 ook niet plaatsvinden.
De concessieverlener stelt de definitieve subsidies in jaar n+1 vast. Zodra de definitieve indexatie over 2023 bekend is.
Bij de railconcessies in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag kan sprake zijn van een negatieve exploitatiesubsidie. Deze wordt ieder jaar opnieuw op de feitelijke reizigersopbrengsten gecorrigeerd. Stel de werkelijke reizigersopbrengsten zijn 100 en de negatieve subsidie bedraagt 25 dan resteert 75. Zie ook paragraaf 2.2).
Overheidssubsidies (waaronder bekostiging door veelal concessieverleners) voor projecten of activiteiten mogen buiten beschouwing blijven mits ook eenzelfde hoeveelheid kosten die vervoerders voor die activiteiten maken, evenzeer buiten beeld van de TVOV 2023 blijven. Zoals toegelicht in paragraaf 3.1. De subsidie die niet in mindering gebracht wordt, betreft daardoor steeds een tegemoetkoming aan kosten die ook niet door de BVOV vergoed worden. Het gaat om volledige bekostiging van onderdelen van de referentiekosten zoals genoemd in de voorbeelden van paragraaf 3.1 of om een tegemoetkoming voor nieuwe kosten. Voorbeelden daarvan zijn:
• MDIEU: voor meerkosten gemaakt voor het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken betreffende duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden;
• De regeling versnelling verduurzaming ov die zich richt op de meerkosten voor het exploiteren van ZE-voertuigen (in plaats van diesel en gas als brandstof);
• De Tijdelijke uitvoeringsregeling stimuleringsmaatregelen Transitieprogramma OV en corona richt zich op de meerkosten als gevolg van Invoering Nieuwe Betaalwijzen, Transformatie arbeidsmarkt, Versnellingsmaatregelen, lokaal maatwerkvervoer en ketenmobiliteit.
Er kan maar één subsidie voor één en dezelfde kostenpost buiten beschouwing blijven in de berekening van de TVOV.
Indien een overheidssubsidie niet in mindering gebracht wordt op de TVOV, stelt dat eisen aan de administratie voor de verantwoording. Zowel de (meer)kosten waar de subsidie voor bedoeld is als de subsidie zelf, blijven buiten de referentie- en feitelijke kosten en opbrengsten bij aanvraag en/of verantwoording van de TVOV. Bedoelde (meer)kosten en subsidie zijn gelijk in omvang.
Er is een transparante en inzichtelijke administratie beschikbaar van betreffende (meer)kosten en subsidie. Deze administratie is onderwerp van het controleprotocol dat de accountant van de concessiehouder uitvoert. Naar verwachting moet deze administratie reeds beschikbaar zijn omdat immers ook de subsidie verantwoord moet worden.
Het Ministerie van OCW betaalt op grond van een privaatrechtelijk contract met de vervoersbedrijven een jaarlijkse vergoeding (punt 2), die hoofdzakelijk wordt bepaald op basis van het aantal geactiveerde studentenreisproducten (waarvoor een garantievolume van 90% geldt). Het reisgedrag van studenten wordt driejaarlijks gemeten en speelt vervolgens ook een rol bij de vaststelling van de vergoeding.
Er vindt in 2023 geen bijstelling plaats op basis van veranderd reisgedrag. De eerstvolgende bijstelling van de vergoeding op basis van het reisgedrag van studenten vindt plaats per 1 januari 202415, op basis van het reisgedrag van studenten over de periode 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023.
Door afgenomen gebruik van het openbaar vervoer als gevolg van gevoerd beleid zullen de directe opbrengsten van reizigers in de subsidiabele periode minder zijn dan tijdens het ‘oude normaal’ (3). Deze daling wordt opgevangen door de TVOV 2023.
Een concessie kan nog andere opbrengsten (bedoeld onder punt 4) genieten. We denken aan onder meer verkoop van reclamegelegenheid op of in voertuigen, haltes, stations of een tegemoetkoming voor gratis ov voor kinderen.
Indien een concessie andere opbrengsten of subsidies in 2023 ontvangt of zal ontvangen, dan dienen die opgegeven te worden. Mogelijk is sprake van een eenmalig aanvullende bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen. Deze eenmalig aanvullende bijdrage speelt alleen een rol bij de rendementstoets (zie hoofdstuk 4).
Zoals aan de kostenkant het geval is, blijven belastingen buiten beschouwing. De omgang met eventueel verrekening van het verlies in 2023 met de vennootschapsbelastingen van eerdere of toekomstige jaren is niet van belang voor de grondslag voor berekening van de TVOV.
Het referentiejaar 2019 diende bij de BVOV 2020 om te controleren of voor de kosten en opbrengsten sprake is van een consistent meerjarig patroon dan wel van afwijkingen die passen binnen de criteria van de regeling. Hogere kosten of lagere opbrengsten moesten daartoe toegelicht worden. Om vast te stellen dat de BVOV geen aanleiding is geweest voor anders dan een normale, gebruikelijke financieel-administratieve handelwijze met betrekking tot de commerciële resultatenrekening.
Bij het bepalen van de maximale TVOV 2023 zullen voor de meeste concessies de geïndexeerde referentiekosten en -opbrengsten 2019 gebruikt worden. Als de feitelijke kosten en opbrengsten van een concessie in 2019 reeds onderwerp zijn geweest van verantwoording en controle voor een eerdere BVOV dan hoeft die controle niet nogmaals plaats te vinden. Behoudens eventuele latere correcties/aanvullingen op de kosten en opbrengsten van 2019 en correcte toepassing van de TVOV-index (paragraaf 4.5).
Bij verantwoording van de aanvraag TVOV 2023 spelen de werkelijke kosten en opbrengsten in de subsidiabele periode van 2023 een rol. Van die kosten en opbrengsten zal moeten kunnen worden vastgesteld dat ze passen in een consistent meerjarig patroon. In de wetenschap dat er meerdere jaren verstreken zijn sinds 2019 en dat daarmee de redenen voor afwijkingen toenemen. Toegelichte afwijkingen zijn acceptabel als ze voldoen aan de volgende criteria:
• Voorafgaand aan het maken van afwijkende kosten16 is overeenstemming over het beleid dat tot afwijkende kosten heeft geleid – want noodzakelijk voor een goed productaanbod en goede bedrijfsvoering – in het NOVB dan wel tussen concessieverlener en concessiehouder.
• In geval er geen tijd of gelegenheid was vooraf overeenstemming te bewerkstelligen, moeten de bovengenoemde afwijkende kosten naar inzichten van zowel concessieverlener als concessiehouder, bijdragen aan een goed productaanbod of goede bedrijfsvoering en voortvloeien uit de uitvoering van de concessie.
• Ook projectkosten17 maken onderdeel uit van de ‘kosten concessiehouder’. Dat past voor zover de projectkosten een verloop kennen zoals voorafgaand aan 15 maart 2020 voorzien was. Zo zijn eventuele hogere projectkosten in 2022 (om reden van toegenomen zwartrijden tijdens de coronacrisis) voor versnelde ontwikkeling en versnelde invoering van het nieuwe ov-betalen, betalen met de bankpas in het bijzonder, niet acceptabel.
• Afwijkingen die volgen uit reguliere wet- en regelgeving. Een voorbeeld is de zware beroepen-regeling. Die leidt in 2021 tot relevante voorzieningen.
De TVOV 2023 vult de werkelijke opbrengsten in 2023 aan tot maximaal de werkelijke kosten voor het uitvoeren van het concessiecontract in 2023. Waarbij iedere concessie een maximale TVOV 2023 kent. Hoe deze berekend is, staat toegelicht in paragraaf 4.1
Paragraaf 4.2 licht toe hoe de aanvraag verwerkt wordt, in 4.3 wordt de weg naar de vaststelling behandeld.
De grondslag voor de maximale transitievergoeding 2023 is het kosten- en opbrengstenniveau van een concessie in 2019, zoals gerapporteerd in de BVOV-monitor van juni 2022 of een later jaar als de ingangsdatum van het concessiecontract later dan 1-1-2019 is. We noemen dat de referentiekosten en -opbrengsten van het oude normaal.
In geval van een recent concessiecontract dat later dan 1 januari 2019 is ingegaan en er is sprake van significante veranderingen vergeleken met het voorgaande concessiecontract, kunnen de kosten en opbrengsten op de meest actuele begroting (2020, 2021, 2022 of 2023) dienen als referentie. Voorwaarde is een versie van de begroting die niet is beïnvloed door de coronacrisis en het bestaan van de TVOV18. In geval het contract al liep op 1-1-2023 en er voor een eerder jaar BVOV is aangevraagd, geldt dat voor de TVOV 2023 dezelfde referentiebegroting gehanteerd moet worden als voor de meest recente aanvraag BVOV.
De regeling TVOV 2023 kent een budgetplafond van € 150 miljoen. De verdeelsleutel wordt gevormd door een maximum bedrag per concessie dat vooraf is bepaald op basis van de gegevens uit de Monitor BVOV die in juni 2022 door de concessiehouders beschikbaar zijn gesteld. Indien op dat moment voor een concessie geen of onvoldoende gegevens beschikbaar waren, is vooralsnog een maximale TVOV 2023 van nihil vastgesteld.
Aanvragen voor TVOV van concessies waarvan de maximale TVOV nu op nihil staat, kunnen er in theorie toe leiden dat de optelsom van de TVOV 2023 voor alle concessies samen leidt tot een bedrag hoger dan € 150 miljoen. Overschrijding van het plafond is niet mogelijk. Daarom wordt in dat geval het meerdere boven € 150 miljoen ten tijde van de vaststellingsbeschikking naar rato in mindering gebracht op ieder concessiemaximum.
De kans op plafondoverschrijding is zeer klein:
• De verwachting is dat niet alle concessies waarvoor een maximale TVOV berekend is, uiteindelijk om vaststelling van dat maximum zullen verzoeken.
• Er zijn maar weinig concessies waarvan in juni 2022 geen of onvoldoende gegevens beschikbaar waren.
• Het is onwaarschijnlijk dat concessies die op een eerder moment niet afhankelijk waren van BVOV, dat in 2023 wel van de TVOV zullen zijn.
• Onder de nieuwste contracten bevinden zich noodconcessies met condities die een aanvraag voor TVOV minder waarschijnlijk maken;
De maximale TVOV 2023 bedraagt 2/3 van het bedrag dat nodig is om de geïndexeerde referentieopbrengsten bij 82% herstel van de directe geïndexeerde referentiereizigersopbrengsten, aan te vullen tot 93% of 95% van de geïndexeerde referentiekosten. De referentiekosten en -opbrengsten zijn afgeleid uit de resultatenrekening van de vervoerder in het jaar 201919 (ook wel aangeduid als het ‘oude normaal’).
Het veronderstelde herstelpercentage van 82% is ontleend aan de verwachting voor 2023 van de regionale vervoerders voor het herstel van de reizigersopbrengsten.
De kosten en opbrengsten uit het referentiejaar worden op prijspeil 2023 gebracht door middel van de TVOV-index20.
|
Maximale TVOV 2023 per concessie |
||
|---|---|---|
|
+ |
93% of eventueel 95% van geïndexeerde kosten concessie referentiejaar |
Of in geval van een concessiecontract met een aanvangsmoment voor 1-1-2019: – de werkelijke kosten gemaakt tijdens uitvoering van het concessiecontract in 2019. Op prijspeil 2023 gebracht door TVOV-index 2023. Of eventueel in geval van een concessiecontract met een aanvangsmoment later dan 1-1-2019: – de kosten van een zo actueel mogelijke begroting voor uitvoering van het concessiecontract in 2020, 2021, 2022 of 2023 waarbij invloeden van de coronacrisis en het bestaan van de TVOV niet meegenomen zijn. Als nodig op prijspeil 2023 gebracht. |
|
– |
Geïndexeerde opbrengsten concessie referentiejaar bij 82% herstel van de directe reizigersopbrengsten |
Reguliere subsidies concessieverlener (uitgezonderd prestatieafhankelijke bijdragen) |
|
OCW contract studentenkaart |
||
|
82% van de directe opbrengsten van reizigers |
||
|
Andere opbrengsten |
||
|
Stap 1 naar maximale TVOV 2023 |
93% of 95% * geïndexeerde referentiekosten -/- geïndexeerde referentieopbrengsten |
|
|
Maximale TVOV 2023 |
2/3 * uitkomst stap 1. |
|
Voor de toekenningsbeschikking wordt de TVOV berekend op basis van de verwachte kosten en opbrengsten in 2023. De TVOV draagt niet bij aan mogelijk positief rendement.
De berekening van de TVOV 2023 verloopt stapsgewijs. Onderstaande tabel toont deze stappen bij verwerking van de aanvraag op weg naar de toekenningsbeschikking.
a. De eerste stap a bepaalt het verschil tussen de verwachte kosten in 2023 en de verwachte opbrengsten in 2023. Daarbij blijven twee opbrengstcategorieën buiten beschouwing
a. Prestatieafhankelijke bijdragen van de concessieverleners.
b. Een eventuele eenmalige bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen.
b. De tweede stap b topt de uitkomst van stap a indien nodig af tot de maximale TVOV.
c. In geval de tot nu berekende TVOV gegeven andere verwachte opbrengsten en verwachte kosten tot positief rendement leidt, wordt dit mogelijke positieve rendement in mindering gebracht.
Bij toekenning wordt een voorschot van 80% betaald.
|
Aanvraag TVOV 2023 per concessie |
||
|---|---|---|
|
+ |
Stap a. Bepaal het verschil tussen de verwachte kosten en verwachte opbrengsten in 2023 |
Verwachte kosten voor uitvoering van het concessiecontract in 2023 minus de verwachte opbrengsten ten tijde van de aanvraag. Buiten beschouwing blijven: – Eventuele prestatieafhankelijke bijdrage. – Eventuele eenmalig extra bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen. |
|
Stap b naar toe te kennen TVOV 2023 |
Als uitkomst stap a > maximale TVOV 2023 (zie paragraaf 4.1) dan wordt maximale TVOV 2023 toegekend. Anders de uitkomst van stap a. |
|
|
Stap c1a naar toe te kennen TVOV 2023 |
Integrale verwachte opbrengsten (waaronder uitkomst stap b) 2023 -/- verwachte kosten concessie 2023. Hierbij worden derhalve de volgende verwachte bedragen wel meegenomen: – Eventuele prestatieafhankelijke bijdrage. – Eventuele eenmalig extra bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen. |
|
|
Stap c2 naar toe te kennen TVOV 2023 |
Als uitkomst stap c1 > nihil dan wordt de uitkomst van stap c1 in mindering gebracht op de uitkomst van stap b. Anders uitkomst stap b. |
|
|
= |
Voorschot TVOV 2023 |
80% * TVOV 2023. |
Op basis van de toekenningsbeschikking wordt 80% bevoorschot. Zodra een betrouwbare benadering van de definitieve kosten en opbrengsten uit de subsidiabele periode beschikbaar is (januari 2024 of later) kan een aangepaste aanvraag ingediend worden. Dan volgt een aanvullend voorschot tot 95% van de TVOV 2023 volgens de aangepaste aanvraag. Tot een maximum van de resterende 20% TVOV 2023 uit de toekenningsbeschikking.
|
Verantwoording TVOV 2023 per concessie |
||
|---|---|---|
|
+ |
100% van de werkelijke kosten voor uitvoering van het concessiecontract in 2023. |
|
|
– |
Een groot deel van de werkelijke opbrengsten |
De reguliere subsidies van de concessieverlener over 2023. Uitgezonderd prestatieafhankelijke bijdragen. |
|
Werkelijke opbrengsten uit OCW contract studentenkaart in 2023. |
||
|
Werkelijke directe opbrengsten van reizigers in 2023. |
||
|
Andere opbrengsten uit 2023. Een eenmalige aanvullende bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen, mag in deze stap buiten beschouwing gelaten worden. |
||
|
Stap y naar vast te stellen TVOV 2023 |
Als uitkomst stap x > maximale TVOV 2023 dan wordt maximale TVOV 2023 de input voor stap z. Anders uitkomst stap x (verschil tussen 100% van de werkelijke kosten en een groot deel van de werkelijke opbrengsten) |
|
|
Stap z naar TVOV 2023 |
Werkelijke opbrengsten (waaronder uitkomst stap 2) 2023 -/- werkelijke kosten concessie 2023. Hierbij worden derhalve de volgende bedragen wel meegenomen: – Eventuele prestatieafhankelijke bijdrage. – Eventuele eenmalig extra bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen. |
|
|
= |
TVOV 2023 |
Als uitkomst stap z > nihil dan wordt de uitkomst van stap z in mindering gebracht op uitkomst stap y. Anders uitkomst stap y. |
Bij vaststelling wordt de TVOV berekend op basis van de werkelijke kosten en opbrengsten in 2023. De TVOV wordt nooit hoger dan het vooraf bepaalde maximum.
Voorafgaand aan vaststelling vindt een rendementstoets plaats. De TVOV vult de werkelijke opbrengsten 202321 aan tot maximaal het werkelijke kostenniveau (break-even). Als de werkelijke opbrengsten inclusief TVOV de kosten overtreffen, wordt het surplus (positief rendement) in mindering gebracht op de TVOV.
De TVOV 2023 zal nooit kleiner dan nihil worden.
Onderstaande tabel toont de stappen bij verwerking van de verantwoordingsinformatie op weg naar de vaststelling.
x. Bereken het verschil tussen de werkelijke kosten en werkelijke opbrengsten in 2023. Daarbij blijven twee opbrengstcategorieën buiten beschouwing
a. Prestatieafhankelijke bijdragen van de concessieverleners.
b. Een eventuele eenmalige bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen.
y. De tweede stap y topt de uitkomst van stap 1 indien nodig af tot de maximale TVOV.
z. De derde stap z is een toets of de TVOV die resteert na de toets van stap y, niet bijdraagt aan positief rendement. De uitkomst van stap y wordt opgeteld bij de werkelijke, integrale opbrengsten uit 2023. Als die som hoger is dan de werkelijk gemaakte kosten in 2023 wordt de uitkomst van stap y afgetopt zodat maximaal sprake zal zijn van break-even op de resultatenrekening 2023. Als de eerder genoemde eventuele eenmalige bijdrage van de concessieverlener niet hoger is dan nodig om in een concessie break-even te bereiken, zal geen sprake zijn van afromen van rendement.
De vastgestelde subsidie wordt verrekend met eerder (een) verleend(e) voorschot(ten).
De TVOV zal, zolang een concessie in 2023 rode cijfers schrijft, bijdragen om dat verlies te beperken. De TVOV draagt niet bij aan positief rendement.
Bij deze technische notitie is een spreadsheet (Excel-template_tvov_2023_bij_TNF1122.xlsx) beschikbaar met behulp waarvan een concessiehouder voor iedere concessie de maximale TVOV 2023, de mogelijke omvang van de toekenningsbeschikking en vaststellingsbeschikking kan bepalen.
Iedere concessiehouder kan de uitkomst afstemmen met IenW en zodoende valideren tegen de vooraf bepaalde maximale TVOV per concessie (zie paragraaf 4.1). Eenmaal gevalideerd, kan de maximale TVOV 2023 voor een bepaalde concessie ook gedeeld worden met betrokken concessieverlener.
De TVOV-index 2023 bedraagt 116,49%. Dat is de BVOV-index 2022 (zie technische notitie BVOV 2022, paragraaf 4.2) vermeerderd met 3,5% voor de stap van 2022 naar 2023. Met dit of samenstellende percentage(s) worden referentiekosten op prijspeil 2023 gebracht. De TVOV-index 2023 wordt niet meer gecorrigeerd voor updates van de samenstellende onderdelen.
Voor de maximale TVOV 2023 kan 2%-punt extra vergoeding aangevraagd worden voor die concessies waarvoor kan worden aangetoond dat over heel 2019 een winstmarge van 2% of minder gerealiseerd is. Dit criterium is niet anders dan bij de BVOV 2020, BVOV 2021 of BVOV 2022. Concessies die in 2020 in aanmerking kwamen voor 2% extra kostendekking, komen daarvoor ook in aanmerking bij de TVOV 2023.
De zuivere winstmarge 2019 van een concessie wordt berekend door het resultaat voor belastingen (EBT) van de resultatenrekening 2019 te delen door de opbrengsten uit die resultaatformule. In de berekening is het resultaat voor belastingen (EBT) bepaald door de kosten (exclusief belastingen) af te trekken van de opbrengsten. Bij bepalen van de kosten en opbrengsten zijn de richtlijnen gebruikt uit deze technische notitie waarbij de kosten en opbrengsten gezuiverd zijn voor posten die betrekking hebben op voorgaande of opvolgende jaren zodat opbrengsten en kosten aan de juiste periode (kalenderjaar) worden toegerekend.
In geval er sprake is van een nieuwe concessie of een nieuw concessiecontract dan is er geen realisatie 2019 of vormt deze geen bruikbaar referentiepunt. In die gevallen kunnen de kosten en opbrengsten van de meest actuele begroting (2020, 2021, 2022 of 2023) als referentiepunt functioneren. Belangrijk daarbij is dat de begroting past bij de uitvoering van een concessiecontract voor het oude normaal en dus niet is aangepast onder invloed van de coronacrisis of het plan op weg naar het nieuwe normaal in 2024.
In deze paragraaf zijn voorwaarden opgenomen waaraan door betrokken partijen voldaan moet worden.
|
Afspraak |
Consequentie bij niet nakomen |
|---|---|
|
Een aanvraag voor de TVOV 2023 kan tot 1 april 2023 ingediend worden. |
Als concessieverlener na deze datum een aanvraag doet, kan deze niet gehonoreerd worden. |
|
Aanvragers voor de TVOV dienen voor 1 april een plan aan te leveren met daarin een beschrijving van de wijze waarop kosten en opbrengsten in de concessie vanaf 2024 minimaal in evenwicht zullen zijn. Aan dit plan worden verschillende inhoudelijke- en proceseisen gesteld. Zie paragraaf 5.3. |
Als de aanvragende concessieverlener dit plan niet conform vorm- en procesvereisten beschikbaar is bij de aanvraag dan kan het Rijk de aanvraag naast zich neerleggen. |
|
De partijen die een beroep doen op de vergoeding zullen volledig meewerken aan het gevraagde inzicht in de kosten en in de opbrengsten die wel binnenkomen. |
Als de vervoerder of concessieverlener hier niet aan meewerkt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd door dan wel de concessieverlener of het Rijk. |
|
Openbaar vervoerbedrijven werken mee om op verzoek van de overheid actuele informatie over de ontwikkeling van reisbewegingen uit de informatiehuishouding (op basis van ov-chipkaartdata) beschikbaar te stellen. Zie paragraaf 5.2. |
|
|
De openbaarvervoerbedrijven rijden in de subsidiabele periode van 2023 een dienstregeling zoals overeengekomen met de concessieverlener1. De dienstregeling heeft als uitgangspunt dat deze de reiziger voldoende, veilig en betrouwbaar OV biedt. De concrete invulling is de verantwoordelijkheid van de concessieverlener. Doel is kosten en opbrengsten in balans te laten zijn en op die manier aan te passen aan het ‘nieuwe normaal’ richting 2024. Uitzondering geldt wanneer er in de subsidiabele periode in het coronabeleid sprake is van beperkende maatregelen voor het gebruik van het ov die leiden tot minder reizigers. In dat geval starten er gesprekken over een passende coronaregeling. Bij verantwoording dient een verklaring ‘voldoende, veilig en betrouwbaar OV’ opgeleverd te worden door de concessieverlener. Deze verklaring moet voldoen aan vorm- en procesvereisten. |
In geval van ontbrekende of ontoereikende verantwoording door de concessieverlener, kan de TVOV op een lager bedrag worden vastgesteld. |
|
Concessieverleners die TVOV 2023 aanvragen continueren de reguliere exploitatiesubsidies op het niveau van het oude normaal. Het gaat om de contractueel overeengekomen tegemoetkoming aan exploitatiekosten die niet beïnvloed zijn door de coronacrisis (behoudens de toezegging de exploitatiemiddelen op het oude niveau te handhaven) |
De TVOV kan op een lager niveau worden vastgesteld. |
|
Vervoerders (zie bijlage Overzicht openbaar vervoer concessies): • keren in de subsidiabele periode van 2023 dan wel naar aanleiding van de resultaten van de subsidiabele periode van 2023 voor TVOV-ontvangende concessies geen dividend uit; • keren in de subsidiabele periode van 2023 dan wel naar aanleiding van de resultaten van de subsidiabele periode van 2023 geen bonussen uit aan hun Raad van Bestuur en directie (Raad van Bestuur en directie binnen een Nederlandse entiteit die belast is met de uitvoering van de Nederlandse ov-concessies én deel uitmaakt van de groep waar het vervoerbedrijf deel van uitmaakt als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek); • verstrekken als in de subsidiabele periode 2023 aan de orde, een ontslagvergoeding voor leden van de Raad van Bestuur van maximaal één jaarsalaris met een opzegtermijn van maximaal zes maanden. En voeren in een voorkomend geval, de eventueel contractueel overeengekomen ontslagvergoedingen binnen omschreven norm niet op in de kosten die een rol spelen bij de berekening van de TVOV 2023; • kopen in de subsidiabele periode 2023 geen eigen aandelen. |
Als vervoerder zich niet aan deze voorwaarde houdt, kan de TVOV op een lager bedrag worden vastgesteld. |
|
Het openbaar vervoerbedrijf of de groep waar het vervoerbedrijf deel van uitmaakt, neemt de transitievergoeding op in de fiscale winst over het jaar 2023. |
Als de vervoerder deze voorwaarde niet onderschrijft en opvolgt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd door de concessieverlener. |
Uitval van aanbod dat zich ook in normale omstandigheden zonder Covid-19 voordoet (bijvoorbeeld a.g.v. infra- en materieelstoringen, werkzaamheden of een incident) wordt niet gezien als een afwijking van de afgesproken dienstregeling. Van een situatie die de concessiehouder niet aangerekend kan worden, is ook sprake bij een tekort aan personeel gerelateerd aan Covid-19. T.a.v. overige situaties waarin afgeweken is of wordt van de afgesproken dienstregeling, treden concessieverlener en concessiehouder met elkaar in overleg teneinde vast te stellen of de specifieke situatie de concessiehouder in deze context aangerekend kan worden of niet.
De voorwaarden voor de TVOV 2023 reiken tot de Nederlandse ov-concessies en niet daarbuiten. Bij concessies die gebruik hebben gemaakt van de TVOV mogen geen TVOV gelden onttrokken worden ten gunste van moedermaatschappijen en aandeelhouders door middel van dividend, bonus of inkopen van eigen aandelen. In de periode waarin een transitievergoeding aan de orde is, moet door de regeling beschikbaar gestelde gelden aan het Nederlandse openbaar vervoer worden besteed.
De voorwaarde over dividend heeft geen betrekking op uitkeringen van
• buitenlandse dochters aan een moedermaatschappij;
• een moedermaatschappij aan een aandeelhouder zolang daar geen Nederlands geld bij betrokken is.
Voor besluitvorming over de transitie van het OV naar het ‘nieuwe normaal’ na corona hebben Rijk en decentrale overheden behoefte aan actuele informatie over de ontwikkeling van reisbewegingen. Op dit moment is nog geen sprake van een aanbodgerichte informatievoorziening uit de Informatiehuishouding OV-informatie (evaluatie 2020). Vervoerders en overheden spreken daarom af samen op korte termijn een aanbodgerichte informatievoorziening over het gebruik van het OV op te zetten, waarbij de geleverde gegevens openbaar kunnen worden gemaakt.
Informatieverstrekking uit de Informatiehuishouding wordt momenteel getoetst aan een aantal voorwaarden:
1. De doelstelling van de Informatiehuishouding: het optimaliseren van het openbaar vervoer of de dienstverlening aan de reiziger of de ondersteuning van het openbaar vervoerbeleid, zodat daarmee de dienstverlening voor de reiziger wordt verbeterd.
2. De privacywetgeving: het informatieverzoek wordt getoetst aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
3. De mededingingswetgeving: mogen de gevraagde gegevens samengesteld worden en met wie mogen deze dan vervolgens worden gedeeld?
4. De bedrijfsvertrouwelijkheid: bevatten de gevraagde onderzoeksbestanden bedrijfsvertrouwelijke informatie?
5. Het juiste gebruik: zijn de gegevens wel (alleen) geschikt voor het gevraagde informatieverzoek?
Om het opzetten van een aanbodgerichte informatievoorziening te bevorderen zal tijdens de looptijd van de transitievergoeding bij verzoeken aan de informatiehuishouding door of namens IenW, geen toets plaatsvinden op bedrijfsvertrouwelijkheid. Dit geldt in algemene zin voor alle vervoerders, onafhankelijk of voor een bepaalde concessie een beroep op de transitievergoeding wordt gedaan.
Een aanvraag TVOV dient te worden vergezeld door een plan, opgesteld door de aanvrager. Het plan bevat een toelichting op hoe de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling in 2024 gedekt worden door de opbrengsten.23
Het bedoelde plan is vormvrij. Het Rijk toetst op de aanwezigheid van het plan en neemt kennis van de inhoud. De volgende elementen kunnen aan de orde komen.
• Een prognose voor de reizigersontwikkeling in 2024, vanuit gaande dat er geen nieuwe contactbeperkende maatregelen vanwege corona worden geïmplementeerd gedurende deze periode.
• Inzicht in het voorgenomen voorzieningenniveau in 2024.
• Inzicht in de wijze waarop de kosten voor het uitvoeren van de dienstregeling in 2024 gedekt worden door de opbrengsten.
• Maatregelen en acties waarmee het OV aantrekkelijker wordt gemaakt en de manieren waarop reizigers versneld teruggewonnen worden.

In het proces van aanvraag tot eindafrekening heeft het Rijk een dubbele rol. Naast concessieverlener (HRN en Waddenveren) is het Rijk ook stelselverantwoordelijk en heeft een coördinerende rol.
De coördinatie voorziet in een monitor (zie verder) maar ook in een uitkering aan decentrale overheden zodat zij – op hun beurt in de rol van concessieverlener – de TVOV 2023 kunnen uitkeren aan hun concessiehouders. Om reden van uniformiteit in werkwijze draagt de coördinerende rol ook zorg voor ondersteuning van de concessieverleners bij het voorbereiden en verwerken van de aanvragen tot en met het opstellen van de uiteindelijke beschikking.
In de rol van concessieverlener gedraagt het Rijk zich zoals een decentrale overheid naar hun concessiehouders. De coördinerende rol van het Rijk bestaat naar alle concessieverleners.
Voor de regionale concessies is sprake van tweetrapssteun, de verstrekking van de TVOV 2023 voor een bepaalde concessie verloopt gelaagd, via een regeling Spuk van het Rijk naar de decentrale overheden waarna de aanvraag en verantwoording TVOV 2023 voor een regionale concessie vervolgens speelt tussen vervoerder van die concessie (concessiehouder) en de decentrale overheid die de concessie verleend heeft.
De te verstrekken transitievergoeding aan de concessiehouder is vrij van btw.
De bijlage Overzicht openbaar vervoer concessies biedt een overzicht van concessies waarvoor een TVOV 2023 kan worden aangevraagd. Anders dan bovenstaand schema aangeeft, leert die bijlage dat er in een aantal gevallen sprake is van meerdere decentrale overheden die gezamenlijk een concessie verlenen. Het is gebruikelijk dat er bij gezamenlijke concessies gewerkt wordt met een penvoerder. De penvoerder is de overheid die namens de andere overheden inzake de transitievergoeding en specifieke uitkering aanspreekpunt is voor concessiehouder en Rijk.
Een concessiehouder verplicht zich bij aanvraag om verantwoordings- en monitoringsinformatie te verstrekken. Ten behoeve van de verantwoording van concessiehouder aan concessieverlener (of eventueel van een concessie in transparante samenwerking tussen concessiehouder en concessieverlener) wordt een controleprotocol opgesteld. Een externe accountant moet zorg dragen voor de benodigde verklaringen (zoals opgenomen in het controleprotocol). Een decentrale overheid verantwoordt zich daarna naar het Rijk conform de SiSa-methodiek.
In haar coördinerende rol zorgt het Rijk samen met decentrale overheden en vervoerders voor een zoveel als mogelijk uniform controleprotocol dat de benodigde informatie oplevert voor de verantwoording van de concessieverleners aan het Rijk. Het controleprotocol sluit zoveel als mogelijk aan bij bestaande controleprocedures bij de concessiehouder dan wel in de relatie tussen concessieverlener en concessiehouder. Het Rijk verzorgt een aanspreekpunt dat gedurende het verantwoordingsproces beschikbaar is voor concessiehouders, de accountants en concessieverleners voor vragen ter verduidelijking van de regeling. De vragen en antwoorden (Q&A) zullen beschikbaar komen voor alle betrokkenen.
Mocht bij de verantwoording blijken dat – anders dan bij aanvraag verondersteld – sprake is van een positief resultaat voor een concessie in de subsidiabele periode dan zal dat weliswaar leiden tot verrekening met het volledige voorschot maar kan dit niet leiden tot een ‘negatieve vergoeding’ waarbij een concessie(houder) meer moet terugbetalen dan het voorschot.
In de volgtijdelijke processtappen in de tabel op de volgende pagina is bewust gekozen dat de concessieverleners zich eerst verantwoorden aan het Rijk over de voorgenomen eindafrekening van de definitieve TVOV 2023, het Rijk vervolgens besluit over de rechtmatigheid daarvan voordat de concessieverlener definitief beschikt naar haar concessiehouders.
De monitoringsinformatie kan direct van concessiehouder naar het Rijk en de concessieverlener. Het Rijk verwerkt deze en verschaft inzicht over het actuele beeld per concessie aan de bijbehorende concessieverlener.
De processtappen van eerste aanvraag tot uiteindelijke vaststelling van de TVOV 2023 lezen in onderstaande tabel van boven naar beneden.
De eerste processtap van de tabel start na publicatie van de regeling specifieke uitkering in de Staatscourant en een uitnodiging van concessieverlener aan de concessiehouder om een aanvraag in te dienen.
|
in relatie tussen |
Rijk en concessieverlener |
Concessieverlener en concessiehouder |
Toelichting |
|
|---|---|---|---|---|
|
Processtap |
Mogelijke planning |
|||
|
Aanvraag concessiehouder/-verlener |
Na publicatie in Staatscourant. |
Door iedere concessiehouder, een aanvraag per concessie. Zodanig tijdig dat de concessieverlener voor de uiterlijke datum kan aanvragen bij het Rijk. |
Aanvraag beschikking TVOV 2023. Op basis van voor 2023 verwachte kosten en opbrengsten aangevuld met kosten en opbrengsten uit het referentiejaar. |
|
|
Toets aanvraag |
Door concessieverlener |
Iteratief proces tot alle aanvragen voor de concessies van de concessieverlener volledig en correct ontvangen zijn. |
||
|
Aanvragen uitkering concessieverlener aan rijk |
Zie regeling Spuk dan wel uitnodiging tot aanvragen. Aanvragen is mogelijk vanaf 1 januari 2023. |
Concessieverlener verzoekt rijk beschikking uitkering voor haar concessies. |
Concessieverlener heeft nog gedurende twee weken de tijd om aan te vullen |
|
|
Verzorgen beschikking rijk aan concessieverlener |
Zie regeling Spuk dan wel uitnodiging tot aanvragen |
Rijk keert uit aan concessieverlener. |
80% van aangevraagde specifieke uitkering. Voldoende voor liquiditeit concessies en toereikende marge voor latere verrekening waarbij het risico op moeten terugbetalen klein is. |
|
|
Verzorgen beschikking concessieverlener aan concessiehouder |
Zo spoedig mogelijk |
Door concessieverlener. Concessiehouder ontvangt voorschot van maximaal 80% van aangevraagde transitievergoeding. |
In overleg met de concessiehouder kan het voorschot in tranches verstrekt worden zolang de som van de tranches 80% van het bedrag van de toekenningsbeschikking niet overschrijdt. |
|
|
[Optioneel] Update aanvraag concessiehouder |
Vanaf januari 2024 |
Door concessiehouders die op basis van actuele raming onderbouwing aandragen voor aanpassen beschikking. |
95% van de geactualiseerde aangevraagde TVOV (tot een maximum van de toekenningsbeschikking). Ten behoeve van liquiditeit. Op basis van meest recente verwachting van kosten en opbrengsten in 2023. |
|
|
[als aan de orde] processtappen tot en met update beschikking concessieverlener aan concessiehouder |
||||
|
Verantwoording concessiehouder/-verlener |
Praktijk leert dat concessiehouders uiterlijk 1 september 2024 definitieve opbrengsten van voorafgaand jaar rapporteren aan concessieverleners. |
Benodigde verantwoordingsinformatie per concessie. |
Zodra voor het grootste deel definitieve cijfers 2023 beschikbaar zijn ontleend aan resultatenrekening concessie over de subsidiabele periode als onderdeel van een vastgestelde jaarrekening 2023. Op onderdelen kan nog sprake zijn van de op het moment van verantwoorden beschikbare best mogelijke inschatting. Het uitvoeren van het controleprotocol maakt onderdeel uit van het verantwoordingsproces. |
|
|
Toets verantwoording |
Door concessieverlener |
Iteratief proces tot verantwoording van iedere concessie van concessieverlener op orde is. |
||
|
Verantwoording concessieverlener aan Rijk |
Voor 16 juli 2025. Een concessieverlener sluit boeken (voor SiSa) op 1 februari van enig jaar. 16 juli 2024 is niet voor alle concessies haalbaar. Bijvoorbeeld omdat opbrengsten van concessiehouders pas later beschikbaar komen. |
Concessieverleners bieden het Rijk verantwoordingsinformatie (SiSa) aan. |
Rijk beoordeelt voorgenomen vaststellingsbeschikking voor alle concessiehouders van een concessieverlener voordat concessieverlener de concessiehouder informeert. |
|
|
Vaststellingsbeschikking rijk aan concessieverlener |
Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 31 december 2025 |
Het Rijk stelt definitieve uitkering aan concessieverlener vast. Rijk keert uit aan concessieverleners. |
100%, verrekening met eerder verstrekte voorschotten. |
|
|
Vaststellingsbeschikking concessieverlener aan concessiehouder |
Zo spoedig mogelijk |
Concessieverlener stelt definitieve beschikbaarheidsvergoeding vast voor haar concessie(houder)s. |
Eindafrekening, 100%, verrekening met eerder verstrekte voorschotten. |
De monitor BVOV 2020-2022 en TVOV 2023 biedt IenW kengetallen voor de volgende doelstellingen
• Budgetramingen BVOV 2020, 2021, 2022 en TVOV 2023;
• Ondersteuning bij ontwikkeling beleidsvoornemens;
• Informeren Kamer (op globaal niveau, rekening houdend met afspraken over geheimhouding) maar wel over al het OV in Nederland.
De kengetallen verschaffen inzicht in gemaakte keuzes binnen het ov en hoe de sector reageert op veranderende omstandigheden.
Het gaat om gegevens per concessie, per maand, over de periode januari 2019 tot en met december 2023.

De concessiehouders leveren de gevraagde monitoringsinformatie rechtstreeks aan het Rijk. Alle aangeleverde informatie zal vertrouwelijk worden behandeld. Het Rijk verzorgt geheimhoudingsverklaringen.
Vooralsnog bieden alle bedrijven realisatiecijfers aan en daarmee dus alleen cijfers betreffende het verleden. IenW vraagt daarnaast prognoses van de ov-bedrijven voor het lopende jaar en voor de integrale periode waarover het ov een beroep op een steunmaatregel van het Rijk wil doen.
De cijfers worden iedere maand geactualiseerd. Mogelijk stelt de eerder gemelde realisatie zich bij, in ieder geval zijn dan gegevens van een nieuwe maand beschikbaar.
De beschouwingsperiode van de monitor loopt van 1-1-2019 tot en met 31-12-2023. In die periode is sprake van concessiewisselingen. Dan start een nieuw contract met mogelijk een nieuwe concessiehouder en een ander ov aanbod. Het is de bedoeling dat ook de realisatie van het oude contract door de toenmalige concessiehouder beschikbaar wordt gesteld.
In geval van kostencontracten worden de gegevens over de opbrengsten in samenspraak met de concessieverlener beschikbaar gesteld onder de noemers ‘directe reizigersopbrengsten’ en ‘OCW contract studentenkaart’ en niet als onderdeel van de concessievergoeding (bijdragen concessieverlener) opgenomen.
Er is een spreadsheet Template BVOV & TVOV monitoring ontwikkeld waarin de gevraagde gegevens zijn opgenomen. Deze template dient gebruikt te worden bij maandelijkse aanlevering. Er is sprake van financiële en niet-financiële kengetallen.
De financiële kengetallen zijn dezelfde posten kosten en opbrengsten zoals in (het format voor) de aanvraag TVOV zijn opgenomen. Bij multimodale concessies gaat het steeds om de optelsom van de kosten en opbrengsten. Als mogelijk (d.w.z. onder andere niet te bewerkelijk) is splitsing van kosten en opbrengsten binnen een concessies naar de diverse modaliteiten welkom. Dat maakt het mogelijk kosten en opbrengsten te relateren aan de verschillende productiegrootheden die voor de verschillende modaliteiten gebruikt worden.
De monitor vraagt om cijfers per maand. Daarbij moeten de kosten en opbrengsten toebedeeld worden aan de periode waarop ze betrekking hebben. Het is niet de bedoeling dat kasstromen – momenten waarop bepaalde opbrengsten ontvangen of kosten gemaakt worden – zichtbaar worden.
Onder de noemer niet-financiële kengetallen worden de volgende gegevens gevraagd:
– Aantal instappers (ook wel reizigersaantallen genoemd).
– Kengetal omvang productie (het aanbodgestuurde ov).
De diverse bedrijven gebruiken voor hun verschillende modaliteiten (trein, bus, tram, metro, veerdienst) verschillende grootheden om de omvang van de aanbodgestuurde productie aan te geven. Voor een schets van de ontwikkeling in de omvang van de productie per combinatie van concessie en modaliteit is diversiteit in deze grootheid geen bezwaar. Omdat het Rijk echter ook ontwikkelingen op aggregatieniveaus wil kunnen volgen, is in overleg met de ov-bedrijven een keuze gemaakt welk ‘standaard’ kengetal (of eventueel welke kengetallen) voor de respectievelijke modaliteiten gebruikt zullen worden:
– Bus: dienstregelingsuren (dru’s);
– Rail (trein, tram, metro): treinkilometers (trkms) ook wel dienstregelingskilometers (drkms) genoemd. Bij deze productiegrootheid speelt de capaciteit (bakken, stellen, zitplaatsen) geen rol.
Het gaat om geplande dru’s/trkms/drkms op basis van meest recente inzichten d.w.z. niet op basis van originele vervoersplannen en niet om de werkelijk gerealiseerde productie.
Een extra productiegrootheid voor railvervoer die ook inzicht biedt in de vervoercapaciteit (bak-, stel- en/of zitplaatskilometers) is welkom.
In geval van multimodale concessies wordt de productiegrootheid per modaliteit gevraagd. Een concessie met bus en regionale trein levert het aantal dru’s per maand voor de bus en tenminste het aantal drkms/trkms.
Voor eventueel vraaggestuurd ov (belbus, flexbus,...) is een apart kengetal opgenomen. Natuurlijk hoeft dat alleen ingevuld te worden bij concessies waar vraaggestuurd ov onderdeel is van de kostenopgave voor de BVOV of TVOV. Anders dan de ‘aanbodgestuurde productie’ gaat het hier om het aantal gerealiseerde ritten. Het vraaggestuurde aanbod betreft in alle gevallen bussen. DRU’s worden niet bepaald voor deze vorm van ov.
Een concessiehouder legt voorafgaand aan de vaststellingsbeschikking op basis van definitieve en vastgestelde cijfers verantwoording af aan een concessieverlener. Die verantwoording maakt duidelijk dat tegemoet gekomen is aan de voorwaarden en criteria die gelden voor toekenning van de TVOV 2023.
De opbrengstgegevens kunnen door de concessieverlener worden toegevoegd (kostencontract).
In het kader van de verantwoording is een controle nodig door de externe accountant van de financiële verantwoording van een concessie aan de hand van een controleprotocol.
Een concessieverlener legt verantwoording af aan het Rijk, in geval van een decentrale overheid geldt de reguliere SiSa-methodiek. In de relatie tussen Rijk en decentrale overheid bestaat een regeling Spuk die onder meer beschrijft hoe verantwoording plaats dient te vinden.
Het Rijk ziet in haar coördinerende rol toe op de juiste besteding van de middelen door de concessieverleners (opnieuw het Rijk en de decentrale overheden) middels de SiSa-methodiek.
Het Rijk is in haar coördinerende rol enkel verantwoordelijk voor de uitkering aan concessieverleners en de verantwoording die de concessieverleners daartoe dienen te verstrekken. De uitkering betreft een voorschot en de verrekening daarvan zodra de definitieve TVOV 2023 is vastgesteld (waaronder een mogelijke terugbetalingsplicht).
De concessieverleners zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van zowel de aanvraag als de verantwoordingsstukken en het verzorgen van de daaruit voortvloeiende beschikkingen over een transitievergoeding.
Bij de aanvraag is nog geen sprake van verantwoordingsinformatie. Bij de toekenningsbeschikking worden de verwachte kosten en baten beoordeeld op aannemelijkheid. Om reden van beperken van complexiteit in de uitvoering en daaruit voortvloeiende doorlooptijd wordt een beschikking mede op vertrouwen gebaseerd. De aanvraag van een concessiehouder dient gepaard te gaan met een verklaring dat de voorwaarden en consequenties bij niet nakomen daarvan onderschrijft. Zie verder de bijlage Format aanvraag TVOV 2023.
De verantwoording voorafgaand aan de vaststellingsbeschikking zal aansluiten bij de systematiek van de jaarrekening van vervoerders en concessieverleners met een separate, aanvullende verklaring voor de TVOV 2023. De eigen externe accountant krijgt daartoe een lijstje met specifieke punten voor controle afgeleid van voorwaarden en toekenningscriteria. De volgende opsomming bevat punten die onderdeel worden van het controleprotocol voor de verantwoording van aanvraag voor de transitievergoeding 2023:
• Kosten die voor de aanvraag TVOV 2023 zijn gebruikt (de referentiekosten), betreffen het werkelijke kostenniveau van een concessie in 2019. Dat geldt evenzeer voor de referentieopbrengsten;
• In geval van een nieuw concessiecontract dat later dan 1 januari 2019 is ingegaan, kunnen de kosten op de meest actuele begroting (2020, 2021, 2022 of 2023) de referentiekosten vormen. Er zijn geen kosten uit een andere periode naar genoemde periodes gehaald. De begroting is niet beïnvloed door de effecten van of het beleid als gevolg van de coronacrisis of veranderde post-corona reispatronen (waaronder de BVOV of TVOV);
• In geval van een nieuw concessiecontract dat later dan 1 januari 2019 is ingegaan, kunnen de opbrengsten op de meest actuele begroting (2020, 2021, 2022 of 2023) de referentieopbrengsten vormen. Er zijn geen opbrengsten uit genoemde periode naar een andere periode gebracht. De begroting is niet beïnvloed door de effecten van of het beleid als gevolg van de coronacrisis of veranderde post-corona reispatronen (waaronder de BVOV of TVOV);
• Een concessie die ook eerder BVOV aangevraagd heeft terwijl er sinds dat moment geen sprake is van een nieuw concessiecontract, maakt – weliswaar op prijspeil 2023 gebracht – voor de TVOV 2023 gebruik van dezelfde referentiekosten als bij eerdere aanvragen onder hetzelfde concessiecontract;
• Kosten en opbrengsten die voor de verantwoording TVOV 2023 zijn gebruikt, hebben alleen betrekking op de subsidiabele periode. Waarbij de opbrengsten volledig in die periode genomen zijn en dus niet naar een moment buiten de subsidiabele periode verschoven terwijl de kosten daadwerkelijk in de subsidiabele periode 2023 gemaakt zijn en er geen kosten uit een andere periode naar de subsidiabele periode gehaald zijn;
• De kosten en opbrengsten uit de jaarrekening zijn gezuiverd voor posten en correcties die betrekking hebben op voorgaande of opvolgende periodes zodat opbrengsten en kosten aan de juiste periode worden toegerekend;
• Vastgesteld is dat de TVOV 2023 geen aanleiding is geweest voor anders dan een normale, gebruikelijke financieel-administratieve handelwijze met betrekking tot de commerciële resultatenrekening. Dus dat er geen wijzigingen in grondslagen zijn doorgevoerd om voordeel of nadeel te behalen uit de TVOV 2023. Is dat wel het geval dan dienen deze voor- en nadelen te worden gecorrigeerd in de verantwoording van de TVOV 2023;
• De concessieverlener verzorgt een verklaring dat de concessiehouder gedurende de subsidiabele periode een dienstregeling heeft uitgevoerd zoals overeengekomen en conform de voorwaarden van de regeling TVOV 2023 zoals in deze notitie beschreven;
• De kosten op de winst- en verliesrekening van 2019 (januari tot en met december) en de subsidiabele periode in 2023 zijn een correcte weergave van de werkelijk gemaakte kosten voor uitvoering van de concessie in die periode;
• Een vervoerder heeft over en in de subsidiabele periode 2023 over concessies die gebruik hebben gemaakt van de TVOV geen dividend uitgekeerd en over en in die periode geen bonussen voor Raad van Bestuur en directie24 en in de subsidiabele periode 2023 geen eigen aandelen ingekocht. Waarbij onder ‘in de subsidiabele periode 2023’ moet worden begrepen dat eventuele kosten voortvloeiend uit beleid, afspraken en toezeggingen uit eerdere jaren niet aan de kosten zijn toegevoegd die onderdeel zijn van de aanvraag voor de transitievergoeding;
• Een vervoerder heeft in de subsidiabele periode 2023 geen ontslagvergoeding aan RvB verstrekt die de norm overschrijdt van maximaal één jaarsalaris en een opzegtermijn van maximaal zes maanden;
• Een vervoerder heeft in de kosten voor de TVOV 2023 geen ontslagvergoedingen voor RvB-leden opgenomen;
• In de kosten concessiehouder van de subsidiabele periode 2023 zijn geen ontslagvergoedingen voor personeel opgenomen die gerelateerd zijn aan een reorganisatie die het gevolg is van de coronacrisis of de veranderde reispatronen post-corona;
• Het openbaar vervoerbedrijf of de groep waar het vervoerbedrijf deel van uitmaakt, neemt de transitievergoeding 2023 op in de fiscale winst over het jaar 2023;
• De kosten en opbrengsten van een concessie zijn indien nodig vanwege een resultatenrekening op een hoger niveau in het bedrijf van de concessiehouder, zoals in deze notitie beschreven afgeleid van dat hogere niveau;
• Er zijn geen kosten en corresponderende opbrengsten opgenomen van onderdelen, activiteiten of projecten die 100% risicodragend bekostigd zijn;
• Er zijn geen corresponderende meerkosten opgenomen in geval een verkregen overheidssubsidie niet in mindering is gebracht op de TVOV;
• In geval 95% kostendekking voor een concessie gevraagd is, heeft die concessie in 2019 een winstmarge gekend van 2% of minder (berekend zoals beschreven in paragraaf 4.3). In geval van een andere referentiebegroting bij een nieuwe concessie of nieuw concessiecontract (met een ingangsdatum na 1 januari 2019) kende die begroting (2020, 2021, 2022 of 2023) een winstmarge van 2% of minder;
• Er zijn geen intercompany transacties die afwijken van een consistente gedragslijn van voorgaande jaren;
• Er is geen sprake van kosten en/of opbrengsten die normaal gesproken ten laste van reeds in het verleden gevormde voorzieningen komen. Dotaties zijn mogelijk. Ook voor voorzieningen geldt dat sprake moet zijn van een consistente lijn in tijd;
• Er geen sprake is van kosten als gevolg van Covid-19- of aan de uitvoering van het plan (over de transitie in 2023) gerelateerde impairment afboekingen (zie toelichting in de tabel op pagina 8, bij Afschrijving).
Het eerste format toont de gegevens die bij aanvraag van de TVOV 2023 verstrekt moeten worden. Behalve op een aanvraagformulier kunnen deze gegevens in een spreadsheet ingevuld worden met behulp waarvan de TVOV 2023 berekend wordt (zie paragraaf 4.4). De aanvraag betreft het verzoek om een toekenningsbeschikking. De verantwoording op weg naar de vaststellingsbeschikking zal om andere informatie vragen. Bij de aanvraag zijn naast de geïndexeerde referentiekosten en -opbrengsten, de verwachte kosten en opbrengsten in 2023 aan de orde. Bij de verantwoording zijn de werkelijke kosten en opbrengsten van 2023 nodig. Vandaar dat een tweede format is opgenomen met een aanzet ten behoeve van de verantwoording en definitieve afrekening TVOV 2023.
De geïndexeerde referentiekosten en -opbrengsten zijn bij aanvraag bekend. Afhankelijk van het moment van aanvraag betreffen de voor 2023 verwachte kosten en opbrengsten een aantal maanden realisatie en een aantal maanden prognose.
|
Per concessie |
||
|---|---|---|
|
Referentiekosten en -opbrengsten |
||
|
Index |
Toegepaste index om kosten referentieperiode op het oorspronkelijke prijspeil, op prijspeil 2023 te brengen |
• 16,49% bij oorspronkelijk prijspeil 2019. • 13,22% bij oorspronkelijke prijspeil 2020. • 11,72% bij oorspronkelijke prijspeil 2021. • 3,50% bij oorspronkelijk prijspeil 2022. |
|
Referentiekosten concessiehouder |
Niet geïndexeerde kosten in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer in de concessie in de referentieperiode |
Voor zover betrekking hebbend op maanden van de subsidiabele periode, 12 maanden dus. |
|
Geïndexeerde referentiekosten |
||
|
Referentie opbrengsten concessie |
Niet geïndexeerde reguliere subsidies concessieverlener conform contract in referentiejaar |
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener |
|
Prestatieafhankelijke bijdragen concessieverlener |
||
|
Aanvullende subsidies en opbrengsten |
||
|
OCW contract studentenkaart in referentiejaar (niet geïndexeerd) |
||
|
Directe opbrengsten van reizigers in referentiejaar (niet geïndexeerd) |
||
|
Andere opbrengsten in referentiejaar (niet geïndexeerd) |
Andere opbrengsten. Rentebaten of bijvoorbeeld subsidies in het kader van naleven beleid voorkomen verspreiding coronavirus dat Covid-19 veroorzaakt. Uitgezonderd subsidies die niet in mindering gebracht hoeven te worden op de TVOV. |
|
|
Totaal geïndexeerde referentieopbrengsten |
||
|
In 2023 verwachte kosten en opbrengsten |
||
|
Verwachte kosten concessiehouder |
Kosten in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer in de concessie in 2023 |
Vanzelfsprekend op prijspeil 2023. |
|
Verwachte opbrengsten concessie |
Verwachte reguliere subsidies concessieverlener conform contract in 2023 |
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener |
|
Prestatieafhankelijke bijdragen concessieverlener |
||
|
Aanvullende subsidies en opbrengsten |
||
|
OCW contract studentenkaart in 2023 |
||
|
Directe opbrengsten van reizigers in 2023 |
||
|
Andere opbrengsten in 2023 |
Rentebaten of bijvoorbeeld subsidies in het kader van naleven beleid voorkomen verspreiding coronavirus dat Covid-19 veroorzaakt. Uitgezonderd subsidies die niet in mindering gebracht hoeven te worden op de TVOV. |
|
|
Een eventuele extra bijdrage van de concessieverlener in 2023 om reden van de transitie. Deze opbrengstcategorie is geen onderdeel van de opgave van referentieopbrengsten omdat het immers per definitie een eenmalig aan 2023 gekoppelde bedrag gaat. |
||
|
Totaal verwachte opbrengsten in 2023 |
||
|
Totaal toe te kennen TVOV |
Zie paragraaf 4.2 en begeleidend spreadsheet (4.4) |
Bij een aanvraag verklaart de aanvrager:
• bekend te zijn met en zich te zullen houden aan de voorwaarden, verplichtingen zoals genoemd in de geldende wet- en regelgeving;
• alle gevraagde gegevens naar waarheid en beste weten te hebben verstrekt;
• zich te verplichten tot latere verantwoording van deze aanvraag conform hetgeen de regeling Spuk en deze notitie beschrijven;
• de voorwaarden in regeling Spuk en deze notitie (hoofdstuk 5) alsmede de consequenties voor niet nakomen te onderschrijven;
• dat de aanvraag wordt ingediend door de rechtmatige concessieverlener en concessiehouder gegeven de subsidiabele periode;
Zodra na afloop van de subsidiabele periode een goede benadering van de uiteindelijk werkelijke kosten en opbrengsten beschikbaar is, zal er een mogelijkheid zijn voor een update van de aanvraag. Op basis van die update volgt een aanvullend voorschot tot 95% van het aangepaste bedrag TVOV 2023 tot een maximum van de resterende 20% uit de toekenningsbeschikking.
Onderstaand tweede format toont de gegevens die bij verantwoording van de TVOV 2023 verstrekt moeten worden. Omdat de vast te stellen TVOV op basis van alleen de bij verantwoording verstrekte gegevens moet kunnen worden bepaald, worden opnieuw de referentiekosten en -opbrengsten gevraagd. Deze zullen identiek zijn aan die gegevens ten tijde van de aanvraag.
In plaats van een verwachting over de kosten en opbrengsten in 2023 worden bij verantwoording de door de accountant gecontroleerde werkelijke kosten en opbrengsten uit 2023 gevraagd.
|
Per concessie |
||
|---|---|---|
|
Referentiekosten en -opbrengsten |
||
|
Index |
Toegepaste index om kosten referentieperiode op het oorspronkelijke prijspeil, op prijspeil 2023 te brengen |
• 16,49% bij oorspronkelijk prijspeil 2019. • 13,22% bij oorspronkelijke prijspeil 2020. • 11,72% bij oorspronkelijke prijspeil 2021. • 3,50% bij oorspronkelijk prijspeil 2022. |
|
Referentiekosten concessiehouder |
Niet geïndexeerde kosten in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer in de concessie in de referentieperiode |
Voor zover betrekking hebbend op maanden van de subsidiabele periode, 12 maanden dus. |
|
Geïndexeerde referentiekosten |
||
|
Referentie opbrengsten concessie |
Niet geïndexeerde reguliere subsidies concessieverlener conform contract in referentiejaar |
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener |
|
Prestatieafhankelijke bijdragen concessieverlener |
||
|
Aanvullende subsidies en opbrengsten |
||
|
OCW contract studentenkaart in referentiejaar (niet geïndexeerd) |
||
|
Directe opbrengsten van reizigers in referentiejaar (niet geïndexeerd) |
||
|
Andere opbrengsten in referentiejaar (niet geïndexeerd) |
Andere opbrengsten. Rentebaten of bijvoorbeeld subsidies in het kader van naleven beleid voorkomen verspreiding coronavirus dat Covid-19 veroorzaakt. Uitgezonderd subsidies die niet in mindering gebracht hoeven te worden op de TVOV. |
|
|
Totaal geïndexeerde referentieopbrengsten |
||
|
Werkelijke kosten en opbrengsten in 2023 |
||
|
Werkelijke kosten concessiehouder |
Kosten in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer in de concessie in 2023 |
Vanzelfsprekend op prijspeil 2023. |
|
Werkelijke opbrengsten concessie |
Reguliere subsidies concessieverlener conform contract in 2023 |
Vaste exploitatiebijdrage door concessieverlener |
|
Prestatieafhankelijke bijdragen concessieverlener |
||
|
Aanvullende subsidies en opbrengsten |
||
|
OCW contract studentenkaart in 2023 |
||
|
Directe opbrengsten van reizigers in 2023 |
||
|
Andere opbrengsten in 2023 |
Rentebaten of bijvoorbeeld subsidies in het kader van naleven beleid voorkomen verspreiding coronavirus dat Covid-19 veroorzaakt. Uitgezonderd subsidies die niet in mindering gebracht hoeven te worden op de TVOV. |
|
|
Een eventuele extra bijdrage van de concessieverlener in 2023 om reden van de transitie. Deze opbrengstcategorie is geen onderdeel van de opgave van referentieopbrengsten omdat het immers per definitie een eenmalig aan 2023 gekoppelde bedrag gaat. |
||
|
Totaal opbrengsten in 2023 |
||
|
Totaal vast te stellen TVOV |
Zie paragraaf 4.2 en begeleidend spreadsheet (4.4) |
|
De wijze van berekenen van de vast te stellen TVOV 2023 is toegelicht in paragraaf 4.3.
In onderstaande tabel zijn alleen de concessiecontracten opgenomen die aan de orde zijn in 2023. Deze contracten zijn ingegaan voor of op 1-1-2023. Of starten in 2023.
|
Concessie |
Overheid, concessieverlener |
Vervoerder1 |
|
|---|---|---|---|
|
1 |
Achterhoek-Rivierenland |
Provincie Gelderland |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
2 |
Amstelland-Meerlanden |
Vervoerregio Amsterdam |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
3 |
Arnhem – Nijmegen2 |
Provincie Gelderland |
Hermes Openbaar Vervoer B.V. |
|
4 |
Bus Rotterdam |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
RET N.V. |
|
5 |
Busvervoer Almere |
Gemeente Almere |
Keolis Nederland bv |
|
6 |
Drechtsteden, Molenlanden en Gorinchem |
Provincie Zuid-Holland |
Qbuzz B.V. |
|
7 |
Fast Ferry Vlissingen–Breskens |
Provincie Zeeland |
Westerschelde Ferry B.V. |
|
8 |
Fryslan (overbruggingsconcessie NZWF + Zowad 11-12-2022 / 14-12-2024) |
Provincie Fryslân |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
9 |
Gooi- en Vechtstreek 2021 – 2030 (per 11 -7-2021) |
Provincie Noord-Holland |
Transdev Nederland Mobility Services NV. |
|
10 |
Groningen Drenthe |
OV-bureau Groningen en Drenthe |
Qbuzz B.V. |
|
11 |
Haaglanden Stad |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
HTM Personenvervoer NV |
|
12 |
Haaglanden Streek |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
EBS Public Transportation BV |
|
13 |
Haarlem-IJmond |
Provincie Noord-Holland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
14 |
Hoeksche Waard–Goeree–Overflakkee |
Provincie Zuid-Holland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
15 |
Hoofdrailnet |
Ministerie van IenW |
NV Nederlandse Spoorwegen |
|
16 |
IJssel-Vecht (nieuwe concessie per december 2022), Overijssel |
Provincie Overijssel |
EBS Public Transportation BV |
|
17 |
IJssel-Vecht (nieuwe concessie per december 2022), Veluwe |
Provincie Gelderland |
EBS Public Transportation BV |
|
18 |
IJssel-Vecht (nieuwe concessie per 10 december 2023), Flevoland |
Provincie Flevoland |
EBS Public Transportation BV |
|
19 |
IJsselmond (tot en met 9-12-2023) |
Provincie Flevoland |
OV Regio Ijsselmond N.V. |
|
20 |
IJsselmond (tot en met 9-12-2023) |
Provincie Overijssel |
OV Regio Ijsselmond N.V. |
|
21 |
Limburg |
Provincies Limburg en Gelderland |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
22 |
Netz Westliches Münsterland (specifiek het Nederlandse deel van de treindiensten RB51 Enschede–Dortmund en RB64 Enschede–Münster) |
Provincie Overijssel en gemeente Enschede |
DB Regio AG, Regio NRW |
|
23 |
Noord-Holland Noord |
Provincie Noord-Holland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
24 |
Regionaal spoorvervoer Fryslân |
Provincie Fryslân |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
25 |
Regionaal Spoorvervoer Groningen |
Provincie Groningen |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
26 |
Noordzeekanaalponten |
Gemeente Amsterdam |
GVB Veren B.V. |
|
27 |
Oost-Brabant |
Provincie Noord-Brabant |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
28 |
Parkshuttle Rivium |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
29 |
Provincie Utrecht |
Provincie Utrecht |
Keolis Nederland bv |
|
30 |
Rail Haaglanden |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
HTM Personenvervoer NV |
|
31 |
Rail Rotterdam |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
RET N.V. |
|
32 |
Regio Utrecht |
Provincie Utrecht |
Qbuzz B.V. |
|
33 |
Stadsvervoer Amsterdam |
Vervoerregio Amsterdam |
GVB Exploitatie BV |
|
34 |
Lelystad (tot en met 9-12-2023) |
Provincie Flevoland |
Arriva Personenvervoer Nederland BV |
|
35 |
Teutoburger Wald–Netz (specifiek het Nederlandse deel van de treindienst RB61 Hengelo–Bielefeld) |
Provincie Overijssel |
Keolis Deutschland |
|
36 |
Treindienst Ede–Wageningen Amersfoort |
Provincie Gelderland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
37 |
Treindienst Gouda-Alphen aan den Rijn |
Provincie Zuid-Holland |
NS Reizigers BV |
|
38 |
Twents (inclusief ZHO) |
Provincie Overijssel |
Keolis Nederland bv |
|
39 |
Vechtdallijnen |
Provincies Overijssel en Drenthe |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
40 |
Veluwe Zuid (noodconcessie per 11-12-2022) |
Provincie Gelderland |
Hermes Openbaar Vervoer B.V. |
|
41 |
Voorne–Putten en Rozenburg |
Metropoolregio Rotterdam Den Haag |
EBS Public Transportation BV |
|
42 |
Waddenveren |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat |
Rederij Doeksen/TSM (Friese Waddenveren West) en Rederij Wagenborg (Friese Waddenveren Oost) |
|
43 |
Personenvervoer over Water Rotterdam – Drechtsteden |
Provincie Zuid-Holland |
Blue Amigo Waterborne Public Transport Netherlands B.V. |
|
44 |
Waterland |
Vervoerregio Amsterdam |
EBS Public Transportation BV |
|
45 |
West-Brabant |
Provincie Noord-Brabant |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
46 |
Zaanstreek |
Vervoerregio Amsterdam |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
47 |
Zaanstreek-Waterland (nieuwe concessie per december 2023) |
Vervoerregio Amsterdam |
EBS Public Transportation BV |
|
48 |
Zeeland |
Provincie Zeeland |
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. |
|
49 |
Zuid-Holland Noord |
Provincie Zuid-Holland |
Arriva Personenvervoer Nederland B.V. |
|
50 |
Zuidoost-Brabant |
Provincie Noord-Brabant |
Hermes Openbaar Vervoer B.V. |
|
51 |
Zwolle–Enschede |
Provincie Overijssel |
Keolis Nederland bv |
|
52 |
Zwolle–Kampen |
Provincie Overijssel |
Keolis Nederland bv |
2019. In geval van een concessie die later dan 1 januari 2019 is gestart, dienen de opbrengsten op de meest actuele begroting (2020, 2021, 2022 of 2023) als referentie. Voorwaarde is een versie van de begroting die niet is beïnvloed door de coronacrisis en het bestaan van de transitievergoeding.
Regeling specifieke uitkering transitievergoeding regionale OV-concessies 2020 (Stcrt. 2020, 54994).
Regeling specifieke uitkering transitievergoeding regionale OV-concessies 2021 (Stcrt. 2021, 25629).
Regeling specifieke uitkering transitievergoeding regionale OV-concessies 2022 (Stcrt. 2022, 16950).
Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad.
In de rekensom zijn kosten en opbrengsten op prijspeil 2023 gebracht door toepassing van de TVOV-index 2023. Dit is de BVOV-index 2022 vermeerderd met een veronderstelde prijsontwikkeling voor 2023 van 3,5%. In geval de begroting 2023 de referentie vormt, is indexering niet nodig.
Het gaat dus om een voor 2023 voorziene exploitatiebijdrage die niet beïnvloed is door de coronacrisis of het bestaan van de TVOV.
Voor zover de directe reizigersopbrengsten niet minder zullen zijn dan de veronderstelde 82%.
IJsselmond (een gezamenlijke concessie vanuit Overijssel en Flevoland waarbij overheden het opbrengstenrisico dragen) en van de provincie Overijssel: ZwenZwoka en Vechtdallijnen. In de concessie Twente (waaronder treindienst ZHO) en in de concessie IJssel-Vecht (2021–2022, met onder ander Midden Overijssel als voorloper) is de concessiehouder opbrengstverantwoordelijk.
De concessiehouder ontvangt weliswaar de reizigersopbrengsten maar de concessieverlener verrekent deze met de exploitatiebijdrage.
Hier wordt gedoeld op een niet bestaande, boekhoudkundige rente. Ook al is deze onderdeel van de (commerciële) resultatenrekening van een concessie, deze mag niet meegenomen worden in de grondslag voor de TVOV. De forfaitaire rente betreft geen feitelijk aan/van derde partijen betaalde of ontvangen rente zoals aan de orde is voor bijvoorbeeld aangetrokken vreemd vermogen of als onderdeel van leasecontracten.
Gezien de zeer uitzonderlijke situatie als gevolg van de coronapandemie is besloten dit per 1 januari 2024 te laten plaatsvinden, in plaats van per 1 januari 2023.
Zie de voorbeelden in paragraaf 3.3 van de Technische notitie Beschikbaarheidsvergoeding 2020.
Een project is een unieke opgave, begrensd in tijd en middelen en afgesloten met een projectresultaat.
Voor specifieke situaties is denkbaar dat overleg en nadere toelichting nodig is. Voor eventueel maatwerk is volledige transparantie dan een vereiste.
Of een ander referentiejaar in geval van een concessie met een ingangsdatum later dan 1-1-2019.
In de rekensom zijn kosten en opbrengsten op prijspeil 2023 gebracht door toepassing van de TVOV-index 2023. Dit is de BVOV-index 2022 vermeerderd met een veronderstelde prijsontwikkeling voor 2023 van 3,5%. In geval de begroting 2023 de referentie vormt, is indexering niet nodig.
Inclusief prestatieafhankelijke bijdragen en een eventuele eenmalige aanvullende bijdrage van de concessieverlener om in 2023 een voldoende, veilig en betrouwbaar OV te borgen en de transitie naar het nieuwe normaal te bewerkstelligen.
De naam van het spreadsheet heeft op de laatste posities van de naam het versienummer van de technische notitie waarvan het een bijlage is. In dit geval F11. De spreadsheet is beschikbaar op https://dova.nu/document/transitievergoeding-ov-2023-tvov23.
Uitzondering is de eventuele uitzonderlijke situatie en een COVID-scenario met een ernstige doorbraakvariant met ingrijpende sluiting van substantiële delen van de economie tot gevolg. In dat geval wordt de mogelijkheid voor steun opnieuw gewogen.
Raad van Bestuur en directie binnen een Nederlandse entiteit die belast is met de uitvoering van de Nederlandse ov-concessies én deel uitmaakt van de groep waar het vervoerbedrijf deel van uitmaakt als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-5527.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.