Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 december 2023, nr. WJZ/41350256, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij en de Uitvoeringsregeling visserij in verband met de vaststelling van de diverse vangstrechten voor 2024, 2025 en 2026

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • Verordening (EU) 2024/PM van de Raad van PM tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden van toepassing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee voor 2024 (PbEU 2024, L PM);

  • Verordening (EU) 2024/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2024, 2025 en 2026 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 met betrekking tot diepzeebestanden (PbEU 2024, L PM);

  • Verordening (EU) 2023/2638 van de Raad van 20 november 2023 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2024 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2023, L 2638);

  • Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PbEU 2023, L 28);

  • de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en de artikelen 17 en 18 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De omschrijving van het begrip ‘Europees quotum’ wordt als volgt gewijzigd:

1°. ‘‘overig’, ‘andere’ of ‘andere lidstaten’’ wordt vervangen door ‘’overig’, ‘andere’, ‘andere lidstaten’ of ‘Unie’’.

2°. na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden,’ wordt ingevoegd ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024,’.

3°. ‘, in bijlage II, V, VII of in bijlage VIII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ wordt vervangen door ‘of in bijlage I, III, IV, V, VI of VII bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.

b. In de omschrijving van het begrip ‘Nederlands quotum’ wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden’ ingevoegd ‘of in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ komt te luiden:

Verordening (EU) 2024/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2024, 2025 en 2026 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 met betrekking tot diepzeebestanden (PbEU 2024, L PM);.

b. Na het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’ en de bijbehorende omschrijving wordt een begrip met bijbehorende omschrijving ingevoegd, luidende:

  • verordening vangstmogelijkheden 2023: Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PbEU 2023, L 28);.

c. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Oostzee’ komt te luiden:

Verordening (EU) 2023/2638 van de Raad van 20 november 2023 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2024 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2023, L 2638);.

d. De omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’ komt te luiden:

Verordening (EU) 2024/PM van de Raad van PM tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden van toepassing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee voor 2024 (PbEU 2024, L PM).

B

In artikel 8, zesde lid, wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden,’ ingevoegd ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024,’.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden,’ ingevoegd ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024,’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden’ ingevoegd ‘of in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024’.

b. In onderdeel d wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden,’ ingevoegd ‘in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024,’.

D

In de artikelen 11, onderdeel e, 12, eerste lid, aanhef, en tweede lid, 29, vierde lid, en 79, eerste lid, wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden’ ingevoegd ‘of in bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024,’.

E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste lid, 13, tweede lid, 15, 16, tweede lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde lid, 19, eerste lid, 20, eerste en tweede lid, 24, eerste tot en met vierde lid, 27, eerste tot en met zesde lid, 28, eerste en derde lid, 30, tweede en vierde lid, 33, eerste tot en met vijfde lid, 35, eerste en derde lid, 36, eerste en tweede lid, 38, eerste, tweede en derde lid, 39, 40, 41, tweede lid, 42, eerste en tweede lid, 45, 48 en 55, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden en met de artikelen 18, eerste lid, aanhef en onderdelen o en p, en 55, eerste lid, aanhef en onderdelen j en k, van de verordening vangstmogelijkheden 2023.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 13, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 13, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden 2023’.

b. In de aanhef wordt ‘artikel 13, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden 2023’ vervangen door ‘artikel 13, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

c. In onderdeel a wordt ’29 februari’ vervangen door ‘28 februari’.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 16, eerste lid, 18, eerste, derde en vierde lid, 22, eerste lid, 25, eerste tot en met zevende lid, 28, tweede lid, 30, eerste en derde lid, 32, eerste en tweede lid, 34, eerste lid, 41, eerste lid, 42, vierde lid, 43, 44, 46, 47 en 54 van de verordening vangstmogelijkheden.

4. In het vierde lid wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef, en onderdelen c en d’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c en d, van de verordening vangstmogelijkheden’ en wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdelen c onderscheidenlijk d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c onderscheidenlijk d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

5. Het vijfde lid vervalt.

F

In artikel 15, eerste lid, wordt ‘artikel 4, onderdeel s, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 4, onderdeel u, van de verordening vangstmogelijkheden’.

G

In artikel 16 wordt ‘en artikel 10, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee’ vervangen door ‘, artikel 8 en artikel 11, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee’.

H

In artikel 17 wordt ‘6, tweede lid’ vervangen door ‘6, tweede en derde lid’.

I

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘verordening vangstmogelijkheden’ wordt vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden 2023’.

2. ‘verordening vangstmogelijkheden 2023’ wordt vervangen door ‘verordening vangstmogelijkheden’.

J

Artikel 46c wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede zin van het tweede lid wordt ‘tachtig procent’ vervangen door ‘veertig procent’.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

K

Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, derde lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, derde lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, derde alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’.

L

In artikel 98, derde lid, wordt ‘artikel 11, derde lid, aanhef en onderdelen c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’.

M

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening, de artikelen 10, vijfde lid, 11, tweede lid, 12, eerste lid, 13, zesde lid, en 18, tweede en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden, de artikelen 5, vierde lid, 6, vijfde lid, en 17, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee, de artikelen 9 en 10, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, artikel 29, vierde lid, van verordening 2017/2107 en de artikelen 7, 10, 11 en 12 van verordening 2019/1241.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, vijfde lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden’ en wordt ‘artikel 11, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel b wordt ‘artikel 11, vijfde lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden’ en wordt ‘artikel 11, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, aanhef, van de verordening vangstmogelijkheden’.

c. In onderdeel c wordt ‘artikel 12, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

d. Onder verlettering van onderdeel d tot e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. meer dan het in artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal witte koolvis voorhanden te hebben, gevangen in of vanaf de kust van een van de ICES-sectoren, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden;.

3. In het derde lid wordt ‘artikelen 11, vijfde lid, onderdeel b, of 12, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikelen 10, vijfde lid, onderdeel b, of 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ en wordt na ‘zeebaars’ ingevoegd ‘of overeenkomstig artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden gevangen witte koolvis’.

4. In het vierde lid wordt na ‘zeebaars’ ingevoegd ‘, witte koolvis’.

N

De bijlagen 8 respectievelijk 9 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A respectievelijk B.

O

Bijlage 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en de tabel wordt ‘2021’ telkens vervangen door ‘2024’.

2. In de tabel wordt ‘3.250’ telkens vervangen door ‘3.750’.

ARTIKEL II

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5c, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling visserij wordt ‘artikel 11, derde lid, eerste alinea, of vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 10, derde lid, eerste alinea, of vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

B

In artikel 42, eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden’ ingevoegd ‘, bijlage I bij de verordening vangstmogelijkheden 2023, voor zover van toepassing voor 2024,’.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, met uitzondering van artikel I, onderdelen E, onder 2, onder b en c, en I, onder 2.

  • 2. Artikel I, onderdeel I, onder 2, treedt in werking met ingang van 1 februari 2024.

  • 3. Artikel I, onderdeel E, onder 2, onder b en c, treedt in werking met ingang van 1 april 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 december 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE A, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL N, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 21 DECEMBER 2023, NR. WJZ/41350256, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ EN DE UITVOERINGSREGELING VISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DIVERSE VANGSTRECHTEN VOOR 2024, 2025 EN 2026

BIJLAGE 8, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, EERSTE LID, 21, EERSTE LID, EN 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2024

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie en internationale wateren van deelsectoren 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14

125,5600%

Grote Zilversmelt

ICES-deelgebieden 6 en 7, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-deelgebied 5

103,3801%

Haring

Wateren van het Verenigd Koninkrijk, van de Faeröer, van Noorwegen en de internationale wateren van de ICES gebieden 1 en 2

76,2219%

Wateren van de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen van ICES-deelgebied 4 ten noorden van 53° 30' NB

114,7699%

ICES-sectoren 4c en 7d

134,1793%

ICES-sectoren 6b en 6a-Noord, wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b

120,1888%

ICES-sectoren 6a-Zuid, 7b en 7c

121,6530%

ICES-sectoren 7a ten zuiden van 52°30’N.B., 7g, 7h, 7j en 7k

100,0000%

Horsmakreel

Wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sectoren 2a en 4a; ICES-deelgebied 6, ICES-sectoren 7a-c, 7e-k, 8a-b 8d -e; wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van de ICES-deelgebieden 12 en 14

0,0000%

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d

102,0132%

Kabeljauw

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

108,8173%

Makreel

ICES-deelgebieden 6 en 7, ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van ICES-sector 5b; internationale wateren van ICES-sector 2a en de ICES-deelgebieden 12 en 14

90,7830%

Schol

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

79,3220%

Tong

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

38,2578%

Wijting

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

214,6764%

BIJLAGE B, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL N, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 21 DECEMBER 2023, NR. WJZ/41350256, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ EN DE UITVOERINGSREGELING VISSERIJ IN VERBAND MET DE VASTSTELLING VAN DE DIVERSE VANGSTRECHTEN VOOR 2024, 2025 EN 2026

BIJLAGE 9, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 24 VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De hoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2024

Artikel

Vissoort

Gebiedsomschrijving

Hoeveelheid (per vaartuig)

Artikel 24, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

87 kilogram per maand

Wijting

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

160 kilogram per maand

Makreel

ICES-sector 3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-sector 2a, 3b, 3c; ICES-sector 3d en ICES-deelgebied 4; Noorse wateren van ICES-sectoren 2a en 4a

177 kilogram per maand

Artikel 24, eerste lid, onderdeel c

Kabeljauw

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a; het gedeelte van ICES-sector 3a dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

214 kilogram per jaar

Wijting

ICES-deelgebied 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a

220 kilogram per jaar

Makreel

ICES-sector 3a; wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van ICES-sector 2a, 3b, 3c; ICES-sector 3d en ICES-deelgebied 4; Noorse wateren van ICES-sectoren 2a en 4a

41 kilogram per jaar

Artikel 24, eerste lid, onderdeel d

Horsmakreel

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en wateren van de Unie van de ICES-sectoren 4b, 4c en 7d

165 kilogram per jaar

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In de Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) staan voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het gaat dan onder meer om de verordeningen met vangstmogelijkheden, alsmede de verordeningen waarin specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren zijn vastgelegd, de zogenoemde meerjarenplannen. In de verordeningen met vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Europese Unie voor vissersvaartuigen van de Europese Unie opgenomen, alsmede een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften.

Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling en de Uitvoeringsregeling visserij doorgevoerd die samenhangen met een drietal verordeningen tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden. Dit betreft de verordening vangstmogelijkheden1, verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee2 en verordening vangstmogelijkheden Oostzee3. De meeste vangstmogelijkheden betreffen het jaar 2024.

2. Verordeningen vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden die zijn opgenomen in de verordening vangstmogelijkheden zijn onderverdeeld in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen zijn maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (Total Allowable Catch, ook wel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden – veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de Europese Unie. Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist mag worden. De vangstmogelijkheden in de wateren van de Europese Unie en voor vaartuigen van de Europese Unie in andere wateren, worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld.

In de verordening vangstmogelijkheden is onder meer nieuwe regelgeving op het gebied van aal opgenomen. Dit betreft de mogelijkheid om onder voorwaarden voor enkel onderzoeksdoeleinden op aal te vissen in de gesloten periode voor aal en de verplichting van lidstaten en vissers om redelijke maatregelen te nemen om bijvangst van aal in deze periode te voorkomen. In 2023 was bijvangst van aal verboden. De gesloten periode die is gekozen is dezelfde als de periode die in 2023 gold omdat bij de vaststelling van die periode reeds zorgvuldig is gekeken naar onder andere het migratiepatroon van schieraal in ICES-deelgebied 4 en de criteria voor de bepaling van de gesloten periode niet significant zijn gewijzigd.

Voor westelijke horsmakreel die in de westelijke wateren wordt gevangen is in de verordening vangstmogelijkheden opnieuw een TAC vastgesteld die alleen bestemd is voor bijvangst. Dat betekent dat het percentage in bijlage 8 voor dit visbestand voor 2024 opnieuw op nul is gezet en er geen contingent wordt toegekend. Het beschikken over contingent maakt immers gerichte visserij mogelijk en dat past niet bij een quotum voor bijvangst. Aanlanding van westelijke horsmakreel kunnen plaatsvinden door middel van het aanlandcontingent. Hiermee kunnen vissers zonder contingent (onbedoelde) vangsten van gequoteerde soorten aanlanden en hoeven zij die niet, in strijd met de aanlandplicht, overboord te gooien. Aan het aanlandcontingent zijn kosten verbonden die zien op leges en een percentage van de gemiddelde marktwaarde van het bestand in het kwartaal van de aanlanding in het voorgaande jaar. Hierbij mag het totaal bedrag niet meer dan negentig procent van de marktwaarde bedragen.

In 2023 is voor aanlandcontingenten voor westelijke horsmakreel een uitzondering gemaakt ten aanzien van de kosten die normaal gelden omdat het quotum voor de westelijke horsmakreel op nul was gesteld zonder overgangsperiode. Voor de aanlandcontingenten voor dit bestand zijn de kosten lager. In 2024 bestaat deze situatie rond de vangst van dit bestand reeds een jaar, zodat deze situatie niet meer geheel nieuw is en een uitzondering minder voor de hand ligt. De uitzondering voor de kosten wordt daarom stapsgewijs afgebouwd. In 2024 zijn de kosten voor het aanlandcontingent voor westelijke horsmakreel nog niet direct gelijk aan de kosten van aanlandcontingenten voor andere bestanden. Dit betekent concreet dat voor de eerste 40 procent van de TAC voor bijvangst de kosten alleen bestaan uit leges. Vanaf 40 procent zijn dezelfde kosten verschuldigd als voor andere aanlandcontingenten, namelijk leges en 80 procent van de marktprijs. Voor de som van de legeskosten en het percentage van de marktprijs geldt een maximum van 90 procent van de marktprijs zodat deze gelijkgetrokken wordt met andere aanlandcontingenten. Als er voor 2025 opnieuw een bijvangstquotum wordt vastgesteld, zal voor de westelijke horsmakreel geen uitzondering meer worden gemaakt ten aanzien van de kosten van een aanlandcontingent.

3. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich mee.

4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling wordt eind december 2023 gepubliceerd en treedt grotendeels in werking op 1 januari 2024. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan wordt gepubliceerd. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter te rechtvaardigen, nu deze wijzigingsregeling strekt tot uitvoering van bindende EU-regelgeving. Daarbij speelt mee dat over deze EU-regelgeving deels ook pas in december 2023 een akkoord is bereikt.

Voor de onderdelen E en I geldt een afwijkende inwerkingtredingsdatum. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdelen A, B, C en D

Onderdeel A strekt ertoe om de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden, de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee en de verordening vangstmogelijkheden Oostzee in artikel 1 te actualiseren. Nu nog niet alle nieuwe verordeningen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd, bevatten de beschrijvingen van die verordeningen geen nummering en vindplaats.

Enkele bepalingen uit de verordening vangstmogelijkheden voor 20234 gelden ook in 2024. Om deze reden is in de Uitvoeringsregeling een onderscheid gemaakt tussen de verordening vangstmogelijkheden voor 2023 en 2024. Hierin voorzien de onderdelen A, B, C en D.

Onderdeel E

Dat het eerste en derde lid van artikel 13 opnieuw zijn vastgesteld is grotendeels het gevolg van vernummeringen in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. Artikel 12 van de verordening vangstmogelijkheden ziet op de gesloten periode voor aalvisserij. De wijzigingen in dit artikel zijn toegelicht in het algemene deel van de toelichting.

In artikel 13, tweede lid, wordt verwezen naar de verordening vangstmogelijkheden. De sluitingsperiode uit de verordening vangstmogelijkheden voor 2024 treedt pas op 1 april 2024 in werking. Daarom is in dit onderdeel in combinatie met artikel III, derde lid, opgenomen dat tot 1 april 2024 wordt verwezen naar de verordening vangstmogelijkheden voor 2023 en vanaf 1 april 2024 naar de verordening vangstmogelijkheden voor 2024.

De artikelen 17 en 18 van de verordening vangstmogelijkheden bevatten technische maatregelen. Met artikel 17 vergelijkbare maatregelen waren eerder geregeld in de artikelen 15, 16 en 17 van verordening 2021/92.5 Deze verordening bepaalde dat deze maatregelen zouden gelden tot de inwerkingtreding van een gedelegeerde verordening op grond van de verordening technische maatregelen.6 Deze gedelegeerde verordening is inmiddels tot stand gekomen en gold tot en met 31 december 2023.7 Om deze reden kon het vijfde lid van artikel 13, waarin verwezen wordt naar de artikelen 15, 16 en 17 van verordening 2021/92, komen te vervallen.

Met artikel 18 van de verordening vangstmogelijkheden vergelijkbare maatregelen waren tot en met 31 december 2023 opgenomen in een andere gedelegeerde handeling.8 De maatregelen uit de artikelen 17 en 18 zullen worden opgenomen in nieuwe gedelegeerde verordeningen die al wel door de Commissie zijn aangenomen, maar nog niet in werking zijn getreden. Om te voorkomen dat deze technische maatregelen in de tussenperiode niet zouden gelden en omdat deze maatregelen samenhangen met de vastgestelde quota, zijn ze in de verordening vangstmogelijkheden opgenomen.

Op grond van het nieuwe artikel 21, vierde lid, van de verordening vangstmogelijkheden is het voor de visserij in de Irminger Zee op roodbaars ook verboden om vaartuigen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel te ondersteunen. Daarnaast zijn de artikelen 32 en 33 uit de verordening vangstmogelijkheden voor 2023, waarin voorschriften waren opgenomen ten aanzien van haaien en roggen van het geslacht Mobula, geschrapt in de nieuwe verordening vangstmogelijkheden. In artikel 47 van de verordening vangstmogelijkheden voor 2024 zijn nieuwe bepalingen opgenomen over het vissen op Antarctische ijsheken in het SIOFA-overeenkomstgebied. Ten slotte zijn in artikel 48 nieuwe soorten toegevoegd aan de opsomming van soorten waar niet op gevist mag worden in dit gebied.

Onderdeel F

De wijziging in artikel 15 is het gevolg van verlettering in artikel 4 van de verordening vangstmogelijkheden ten opzichte van de verordening vangstmogelijkheden voor 2023.

Onderdeel G

In de verordening vangstmogelijkheden Oostzee zijn in artikel 5, tweede tot en derde lid, aanvullende bepalingen opgenomen over de toewijzing van vangstmogelijkheden. Het betreft voorschriften over voorzorgs- en analytische TAC’s. Daarnaast zijn in het nieuwe artikel 8 van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee genoemde deelgebieden gesloten ter bescherming van paaiende haaien.

Onderdeel H

In dit onderdeel is artikel 17 gewijzigd. Hierin zijn de verbodsbepalingen opgenomen die volgen uit de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee. In artikel 6 van die verordening zijn aanvullende voorschriften opgenomen over de goudmakreel. Deze voorschriften zijn nu ook van toepassing op de recreatieve visserij. Het artikel bevat niet alleen normen voor het aantal vaartuigen dat op goudmakreel mag vissen, maar ook over het aantal visaantrekkende voorzieningen en de maximale vangst. Daarnaast is in artikel 8 van de genoemde verordening over het coördinatiemechanisme de mogelijkheid voor lidstaten om extra visdagen toe te kennen uitgebreid. Als aan meerdere voorwaarden om hiervoor in aanmerking te komen is voldaan, kan dit leiden tot de toekenning van extra visdagen.

Onderdeel I

In artikel 20 wordt verwezen naar bijlage II bij de verordening vangstmogelijkheden voor 2023. Deze bijlage geldt tot en met 31 januari 2024. Vanaf 1 februari 2024 geldt bijlage II bij de verordening vangstmogelijkheden voor 2024. Daarom is in de wijziging van artikel 20 de tijdelijke werking geregeld van bijlage II bij de verordening vangstmogelijkheden voor 2023. Met ingang van 1 februari 2024 is voorzien in een verwijzing naar de verordening vangstmogelijkheden voor 2024.

Onderdeel J

In dit onderdeel is in artikel 46c, tweede lid, het percentage van de TAC voor bijvangst waarvoor enkel leges zijn verschuldigd aangepast van tachtig naar veertig procent. Dit is toegelicht in het algemene deel van de toelichting.

Daarnaast is het derde lid geschrapt. Zoals toegelicht in het algemene deel van de toelichting, zijn de kosten voor een aanlandcontingent voor westelijke horsmakreel vanaf veertig procent van de TAC voor bijvangst gelijk aan de kosten voor andere aanlandcontingenten. Voor dit deel van de TAC is daarom het eerste lid van toepassing.

Onderdelen K en L

De wijzigingen in de artikelen 84a en 98, derde lid, zijn het gevolg van vernummeringen in de verordening vangstmogelijkheden.

Onderdeel M

Artikel 120 bevat de verbodsbepalingen voor recreatievisserij op zee. Op grond van artikel 9 van de verordening vangstmogelijkheden Oostzee is de recreatievisserij op kabeljauw in genoemde deelgebieden niet meer toegestaan onder voorwaarden, maar verboden. Daarnaast zijn in artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden voorschriften opgenomen over de recreatieve vangst van witte koolvis. Het gaat om een sluitingsperiode en een maximale vangst per visser. Ook het verbod op recreatieve aalvisserij uit artikel 12, zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden is opgenomen.

In artikel 6 van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee zijn voorschriften over goudmakreel opgenomen die nu ook gelden voor recreatieve visserij. Het vijfde lid geldt enkel voor de recreatieve visserij. Andere wijzigingen van artikel 120 zijn het gevolg van vernummeringen.

Onderdeel N

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 bij de Uitvoeringsregeling is nationaal uitvoering gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten, met specifieke duiding van de wateren of gebieden waarvoor deze contingenten gelden. Hierin is net als afgelopen jaar opgenomen dat het contingent voor westelijke horsmakreel op 0% wordt gezet.

Onderdeel O

Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de zogenoemde GMO-verordening 9 en artikel 140c van de Uitvoeringsregeling vast te stellen drempelprijzen. De drempelprijzen ten aanzien van garnalen zijn gewijzigd (verhoogd) ten opzichte van 2023, van € 3,25 per kilogram naar € 3,75 per kilogram.

Conform artikel 31 van de GMO-verordening kan elke producentenorganisatie voor visserijproducten, vóór het begin van elk jaar, een drempelprijs voor toepassing van het in artikel 30 bedoelde opslagmechanisme voorstellen. Door de Coöperatieve Visserij Organisatie (CVO) is voorgesteld de drempelprijs van garnalen te verhogen naar € 3,75 per kilogram, zoals ook is opgenomen in het door de CVO opgestelde productie- en afzetprogramma 2024. De voorgestelde drempelprijs voldoet aan de criteria als bedoeld artikel 31, tweede en derde lid, van de GMO-verordening. De verhoging valt binnen de in het tweede lid genoemde maximale grens van 80% van het gewogen gemiddelde van de prijs over de voorgaande drie jaren.

De voornaamste reden voor de verhoging betreft het voorkomen dat de economische rentabiliteit van de garnalenvissers in het geding komt door problemen met de aanvoer. Wanneer de marktprijs van garnalen de drempelprijs raakt, kan de CVO de garnalen van de aangesloten garnalenvissers opkopen en opslaan (om ze vervolgens in een later stadium weer op de markt te brengen) en inspanningsbeperkende maatregelen nemen. Deze maatregelen dragen bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening als bedoeld in de artikelen 3 en 7 van de GMO-verordening.

Artikel II

In de Uitvoeringsregeling visserij is de verordening vangstmogelijkheden eveneens genoemd. De verwijzing in artikel 5c, tweede lid, is in onderdeel A aangepast zodat wordt verwezen naar het juiste artikel in de nieuwste verordening vangstmogelijkheden, ten aanzien van zeebaars. De verwijzing in artikel 42, eerste lid, onderdeel a, is ook geactualiseerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EU) 2024/PM van de Raad van PM tot vaststelling voor 2024, 2025 en 2026 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 met betrekking tot diepzeebestanden (PbEU 2024, L PM).

X Noot
2

Verordening (EU) 2024/PM van de Raad van PM tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden van toepassing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee voor 2024 (PbEU 2024, L PM).

X Noot
3

Verordening (EU) 2023/2638 van de Raad van 20 november 2023 tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee voor 2024 en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2023, L 2638).

X Noot
4

Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PbEU 2023, L 28).

X Noot
5

Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2021, L 31).

X Noot
6

Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 2013/1380, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PbEU 2019, L 198).

X Noot
7

Gedelegeerde verordening (EU) 2022/2588 van de Commissie van 20 oktober 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees parlement en de Raad wat betreft technische maatregelen voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland (PbEU 2022, L 338).

X Noot
8

Gedelegeerde verordening (EU) 2023/56 van de Commissie van 19 juli 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees parlement en de Raad wat betreft specifieke technische maatregelen voor rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de ICES-deelgebieden 6, 7 en 8 (PbEU 2023, L 5).

X Noot
9

Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354).

Naar boven