Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2023, 33221 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2023, 33221 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 9, derde lid en 12a, vierde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 10, tweede lid, 13, vierde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de artikelen 4, vierde lid, en 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2.1.1, derde lid, 2.1.6, derde lid, 2.2.6, vijfde lid, 2.4.1, tweede lid, 3.1.1, vijfde lid, 3.1.6, derde lid, 3.1.7, tweede lid, 3.2.6, vijfde lid, 3.4.1, derde lid, 3.4.3, tweede lid, 4.1.1, derde lid, 4.1.6, derde lid, 4.2.6, vierde lid, en 4.4.1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES;
Besluit:
In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C tot en met E van tabel 1 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom G opgenomen bedragen vervangen door de in kolom H opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2024.
|
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
nr. |
Wet/besluit |
artikel |
lid |
onderdeel |
Aard vergoeding |
Bedragen per 1-1-2023 |
Bedragen per 1-1-2024 |
|
1 |
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer |
9 |
1 |
Vergoeding Kamerlidmaatschap verbonden kosten |
€ 2.975,14 |
€ 3.406,54 |
|
|
2 |
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer |
12a |
3 |
Kilometerprijs dienstauto |
€ 0,69 |
€ 0,76 |
|
|
3 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
10 |
1 |
Vz. ao, ouderdom en overlijden |
€ 4.320,61 |
€ 4.607,09 |
|
|
4 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
13 |
3 |
Kilometerprijs dienstauto |
€ 0,69 |
€ 0,76 |
|
|
5 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
16 |
1 |
Vergoeding Kamerlidmaatschap verbonden kosten |
€ 2.833,25 |
€ 3.244,07 |
|
|
6 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
Vergoeding verblijfskosten |
€ 488,73 |
€ 505,15 |
|
|
7 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
Vergoeding verblijfskosten |
€ 4.866,18 |
€ 5.029,68 |
|
|
8 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
Vergoeding verblijfskosten |
€ 9.734,29 |
€ 10.061,36 |
|
|
9 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
Vergoeding verblijfskosten |
€ 15.818,47 |
€ 16.349,97 |
|
|
10 |
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
4 |
3 |
Kilometerprijs dienstauto |
€ 0,69 |
€ 0,76 |
|
|
11 |
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
6 |
2 |
a |
Vergoeding kosten voorzieningen eigen rekening |
€ 395,82 |
€ 453,21 |
|
12 |
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
6 |
2 |
b |
Vergoeding kosten voorzieningen eigen rekening |
€ 329,40 |
€ 377,16 |
|
13 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.1 |
1 |
Vergoeding voor de werkzaamheden |
€ 1.329,38 |
€ 1.996,90 |
|
|
14 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.6 |
1 |
Onkosten-vergoeding statenlid |
€ 188,22 |
€ 215,51 |
|
|
15 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
1 |
a |
Ambtstoelage commissaris |
€ 702,72 |
€ 804,61 |
|
16 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
1 |
b |
Vergoeding overige ambtskosten commissaris |
€ 537,30 |
€ 615,21 |
|
17 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
2 |
Vergoeding ambt verbonden kosten gedeputeerde |
€ 393,58 |
€ 450,65 |
|
|
18 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
2 |
a |
Ambtstoelage gedeputeerde bij waarneming |
€ 702,72 |
€ 804,61 |
|
19 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
2 |
b |
Vergoeding overige ambtskosten gedeputeerde bij waarneming |
€ 537,30 |
€ 615,21 |
|
20 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid provincie |
€ 128,22 |
€ 135,14 |
|
|
21 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 1-4 |
€ 1.096,49 |
€ 1.155,70 |
|
|
22 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 5 |
€ 1.426,11 |
€ 1.503,12 |
|
|
23 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 6 |
€ 1.668,76 |
€ 1.758,87 |
|
|
24 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 7 |
€ 1.894,59 |
€ 1.996,90 |
|
|
25 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 8 |
€ 2.207,13 |
€ 2.326,32 |
|
|
26 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden raadslid inwonersklasse 9 |
€ 2.687,09 |
€ 2.832,19 |
|
|
27 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.6 |
1 |
Onkosten-vergoeding raadslid |
€ 188,22 |
€ 215,51 |
|
|
28 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.6 |
1 |
Ambtstoelage burgemeester |
€ 427,80 |
€ 489,83 |
|
|
29 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.6 |
2 |
Vergoeding ambt verbonden kosten wethouder |
€ 393,58 |
€ 450,65 |
|
|
30 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.6 |
2 |
Ambtstoelage wethouder bij waarneming |
€ 427,80 |
€ 489,83 |
|
|
31 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid gemeente |
€ 68,82 |
€ 72,54 |
|
|
32 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid gemeente |
€ 76,09 |
€ 80,20 |
|
|
33 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid gemeente |
€ 91,28 |
€ 96,21 |
|
|
34 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid gemeente |
€ 112,31 |
€ 118,37 |
|
|
35 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid gemeente |
€ 143,45 |
€ 151,20 |
|
|
36 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid gemeente |
€ 181,85 |
€ 191,67 |
|
|
37 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.1 |
1 |
Vergoeding werkzaamheden lid AB |
€ 545,38 |
€ 758,82 |
|
|
38 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.6 |
1 |
Onkosten-vergoeding lid AB |
€ 188,22 |
€ 215,51 |
|
|
39 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.6 |
1 |
Ambtstoelage voorzitter waterschap |
€ 427,80 |
€ 489,83 |
|
|
40 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.6 |
2 |
Vergoeding ambt verbonden kosten lid DB |
€ 393,58 |
€ 450,65 |
|
|
41 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.6 |
2 |
Ambtstoelage lid DB bij waarneming |
€ 427,80 |
€ 489,83 |
|
|
42 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.4.1 |
1 |
Vergoeding vergadering commissielid waterschap |
€ 128,22 |
€ 135,14 |
|
|
43 |
Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen |
7 |
2 |
Kilometerprijs dienstauto |
€ 0,69 |
€ 0,76 |
|
|
44 |
Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
a |
Vergoeding kosten eigen rekening |
€ 791,62 |
€ 906,40 |
|
45 |
Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
b |
Vergoeding kosten eigen rekening |
€ 791,62 |
€ 906,40 |
|
46 |
Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
c |
Vergoeding kosten eigen rekening |
€ 395,82 |
€ 453,21 |
|
47 |
Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
d |
Vergoeding kosten eigen rekening |
€ 329,40 |
€ 377,16 |
|
48 |
Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES |
2 |
2 |
Vergoeding ambtskosten |
€ 419,83 |
€ 480,71 |
In artikel 3.1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers vervalt ‘binnen de gemeente’.
1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2023, treedt artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt artikel I terug tot en met 1 januari 2024.
2. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 juli 2021.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Artikel I van de onderhavige regeling behelst het indexeren van bedragen ten behoeve van diverse bij wet en besluit geregelde onkostenvergoedingen en vergoedingen voor de werkzaamheden van en toelagen voor politieke ambtsdragers die jaarlijks met ingang van 1 januari worden aangepast.
Voor de indexering van de bedragen van onkostenvergoedingen voor decentrale politieke ambtsdragers wordt op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) gebruik gemaakt van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde consumentenprijsindexcijfer (CPI), geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor de indexering van de onkostenvergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger op grond van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES. De indexering van de vergoedingen voor de werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers vindt op grond van het Rechtspositiebesluit dpa plaats aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen (per maand), eveneens geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de aanpassing van de bedragen per 1 januari 2024 wordt dus gekeken naar de indexcijfers van september 2022 in vergelijking met de indexcijfers van september 2021.
Op grond van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en Wet vergoedingen leden Eerste Kamer geschiedt ook de indexering van de vergoeding van de aan het Kamerlidmaatschap verbonden kosten (de ambtstoelage) per 1 januari van elk jaar aan de hand van de door het CBS vastgestelde CPI voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Ook hiervoor wordt dus voor het jaar 2024 gekeken naar het indexcijfer van september 2022 in vergelijking met het indexcijfer van september 2021.
Daarnaast moet ingevolge de genoemde wetten de kilometerprijs van dienstauto’s jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2024 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van 2022 in vergelijking met de indexcijfers van 2021. Ten slotte zijn er vergoedingen aan Kamerleden voor verblijfskosten die aan de hand van een rekenregel moeten worden gewijzigd in verband met de wijziging van de vergoedingen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen van ambtenaren die werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Ook in het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en het Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen staan geldbedragen die jaarlijks per 1 januari moeten worden geïndexeerd. De indexering van de ambtstoelage van Ministers, staatssecretarissen, de Vice-President van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, en de substituut-ombudsmannen gebeurt per 1 januari van elk jaar aan de hand van het vastgestelde consumentenprijsindexcijfer (CPI) geldend voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor 2024 betekent dit dat de indexatie van de desbetreffende bedragen dus geschiedt aan de hand van indexcijfers die door het CBS zijn vastgesteld voor de maand september van 2022 in vergelijking met de maand september van 2021.
Voor deze ambtsdragers geldt verder dat de bedragen voor de kilometervergoeding jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2024 betekent dit dus dat ook wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2022 in vergelijking met de indexcijfers van september 2021.
Ten aanzien van een aantal bedragen in diverse wetten en besluiten is bepaald dat deze aangepast moeten worden als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van BZK in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) een wijziging van het loon is overeengekomen. De vakbonden en de werkgever van de sector Rijk hebben op 11 juli 2022 een akkoord bereikt over de CAO Rijk 2022-2024. De afspraken in dat akkoord zijn verwerkt in een nieuwe cao die geldt vanaf 1 april 2022 tot en met 30 juni 2024. Op grond van die cao is met ingang van 1 juli 2022 een salarisverhoging afgesproken van eerst 2,5% plus daarna een vast bedrag van € 75,–. Met ingang van 1 april 2023 geldt een salarisverhoging van 3% en met ingang van 1 januari 2024 een salarisverhoging van 1,5%. De bedragen die als gevolg hiervan moeten worden aangepast, zijn reeds door middel van een aparte ministeriële regeling gewijzigd.1 Zij zijn om deze reden niet nogmaals meegenomen in onderhavige ministeriële regeling.
De Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers is bij regeling van 27 december 2022 (Stcrt. 2023, 511) aangepast aan het wettelijk vervallen van de beperking dat gemeenteraads- en commissieleden enkel aanspraak maken op vergoeding van reiskosten voor dienstreizen binnen het grondgebied van de eigen gemeente. Per abuis is daarbij in het vierde lid van artikel 3.1 voor incidentele vervoersvoorzieningen voor raads- of commissieleden met een functionele beperking de beperking tot reizen binnen de gemeente niet weggenomen. Artikel II corrigeert deze omissie.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Artikel I, dat een aantal bedragen indexeert, treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat sommige bedragen voor 2024 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed in staat om deze op korte termijn door te voeren.
Indien deze regeling niet tijdig, dat wil zeggen na 31 december 2023, bekend wordt gemaakt voorziet de tweede volzin van de het eerste lid van de inwerkingtredingsbepaling (artikel III) erin dat artikel I alsnog met ingang van de eerste dag na haar bekendmaking in werking treedt en terugwerkt tot en met de dag van haar aanvankelijk beoogde inwerkingtreding, namelijk 1 januari 2024. De terugwerkende kracht is in dit geval niet bezwaarlijk, aangezien de wijzigingen in artikel I een begunstigende werking voor de betrokkenen hebben.
De wijziging van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers in artikel II werkt, overeenkomstig artikel II, vierde lid, van de regeling van 27 december 2022 (Stcrt. 2023, 511), terug tot en met 10 juli 2021.
De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de CPI, geldend voor de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar. De CPI voor september 2022 is vastgesteld op 126,89. Voor september 2021 is het indexcijfer vastgesteld op 110,79. Procentueel is dat een verhoging van 14,5%. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2024 worden verhoogd met 14,5%.
Het betreft de volgende vergoedingen:
|
Aard vergoeding |
Bepaling |
Artikel I |
|---|---|---|
|
De vergoeding voor leden van de Tweede en Eerste Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt |
artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
Nr. 1 en 5 |
|
De vergoeding voor de Vice-President van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt |
artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
Nr. 11 en 12 |
|
De onkostenvergoeding voor statenleden |
artikel 2.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 14 |
|
De ambtstoelage en overige ambtskosten voor de commissaris van de Koning en de gedeputeerde die de commissaris waarneemt |
artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 15, 16, 18 en 19 |
|
De onkostenvergoeding voor gedeputeerden |
artikel 2.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 17 |
|
De onkostenvergoeding voor raadsleden |
artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 27 |
|
De ambtstoelage voor burgemeesters |
artikel 3.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 28 |
|
De onkostenvergoeding voor wethouders |
artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 29 |
|
De ambtstoelage voor wethouders die een burgemeester waarnemen |
artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 30 |
|
De onkostenvergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap |
artikel 4.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 38 |
|
De ambtstoelage voor een voorzitter van een waterschap |
artikel 4.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 39 |
|
De onkostenvergoeding voor een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap |
artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 40 |
|
De ambtstoelage voor een lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter van een waterschap waarneemt |
artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa |
Nr. 41 |
|
De vergoeding voor Ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt |
artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen |
Nr. 44 tot en met 47 |
|
De vergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger BES voor de aan zijn ambt verbonden kosten |
artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES |
Nr. 48 |
Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 13, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit Ministers en staatssecretarissen. Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Zoals toegelicht in paragraaf 1.1 wordt het bedrag per 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof, zoals door het CBS gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van het normbedrag is als volgt berekend:
Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof 2022 is 128,4. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s 2021 inclusief brandstof was 115,5. Het verschil is dus 128,4 – 115,5 = 12,9. In een percentage uitgedrukt is de stijging 11,1%. Het normbedrag voor 2023 was (niet afgerond) € 0,68773759; vermeerderd met 11,1% wordt (niet afgerond) 0,76407681. Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2024 dus € 0,76.
Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Met ingang van 1 januari 2024 bedraagt deze vergoeding € 4.607,09 (was € 4.320,61) (artikel I, nummer 3).
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ontvangen leden van de Eerste Kamer ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte op grond van het tweede lid afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste Kamer. Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer worden de bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de voor ambtenaren van het Ministerie van BZK geldende vergoeding van reis- en verblijfskosten van dienstreizen.
De toepassing van genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2024 (artikel I, nummers 6 tot en met 9):
0 km: € 505,15 (was € 488,73) per jaar
10 km: € 5.029,68 (was € 4.866,18) per jaar
75 km: € 10.061,36 (was € 9.734,29) per jaar
150 km en meer: € 16.349,97 (was € 15.818,47) per jaar
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer ontvangen leden van de Tweede Kamer ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer. In artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is beschreven hoe de betreffende bedragen tot stand komen. Deze bedragen worden niet met deze ministeriële regeling aangepast, maar voor de volledigheid wel vermeld in deze toelichting.
De toepassing van de in dit lid genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2024:
0 km: € 10.087,00 (was 9.626,80) per jaar
10 km: € 17.092,00 was € 16.562,20) per jaar
75 km: € 24.111,10 (was € 23.673,55) per jaar
150 km: € 32.690,00 (was € 32.365,20) per jaar
Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden toegekend aan statenleden en raadsleden wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen (per maand). Voor de indexatie van 2024 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2022 in vergelijking met de indexcijfers van september 2021. Voor de indexering voor het jaar 2024 betekent dit het volgende. Het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor september 2022 is vastgesteld op 127,0. Voor september 2021 is dit indexcijfer vastgesteld op 120,5. Procentueel is dat een verhoging van 5,4%. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2024 worden verhoogd met 5,4%. Dit betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor statenleden en raadsleden voor het jaar 2024 worden verhoogd met 5,4%. Dit geldt ook voor de vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het dagelijks bestuur en voor commissieleden van provincies, gemeenten en waterschappen voor de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen.
Voor de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van provinciale staten en de vergoeding voor de werkzaamheden voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap geldt daarbij dat deze bedragen, als gevolg van een wijziging in het Rechtspositiebesluit dpa, met ingang van 29 maart 2023 tussentijds zijn verhoogd. De procentuele verhoging van 5,4% geldt voor de bedragen zoals die met ingang van 29 maart 2023 gelden.
Concreet betekent dit dat het bedrag, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, wordt gewijzigd in € 1.996,90 (was € 1.894,59 per 29 maart 2023) (artikel I, nummer 13).
Voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt het bedrag, genoemd in artikel 4.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, gewijzigd in € 758,82 (was € 719,94 per 29 maart 2023) (artikel I, nummer 37).
De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden is bepaald in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa. Ook deze bedragen, die niet tussentijds zijn verhoogd in 2023, worden verhoogd met 5,4%. Concreet betekent dit dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden per maand per 1 januari 2024 als volgt luiden (artikel I, nummers 21 tot en met 26):
|
Klasse |
Inwonertal |
Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2023 |
Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2024 |
|---|---|---|---|
|
1 |
Tot en met 8.000 |
€ 1.096,49 |
€ 1.155,70 |
|
2 |
8.001-14.000 |
€ 1.096,49 |
€ 1.155,70 |
|
3 |
14.001-24.000 |
€ 1.096,49 |
€ 1.155,70 |
|
4 |
24.001-40.000 |
€ 1.096,49 |
€ 1.155,70 |
|
5 |
40.001-60.000 |
€ 1.426,11 |
€ 1.503,12 |
|
6 |
60.001-100.000 |
€ 1.668,76 |
€ 1.758,87 |
|
7 |
100.001-150.000 |
€ 1.894,59 |
€ 1.996,90 |
|
8 |
150.001-375.000 |
€ 2.207,13 |
€ 2.326,32 |
|
9 |
vanaf 375.001 |
€ 2.687,09 |
€ 2.832,19 |
De vergoeding per vergadering voor provinciale commissieleden wordt, rekening houdend met de procentuele verhoging van 5,4% per 1 januari 2024 vastgesteld op € 135,14 (was € 128,22) per vergadering (artikel 2.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 20).
De vergoeding per vergadering voor gemeentelijke commissieleden bedraagt per 1 januari 2024 (artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 31 tot en met 36):
|
Klasse |
Inwonertal |
Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2023 |
Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2024 |
|---|---|---|---|
|
1 |
Tot en met 10.000 |
€ 68,82 |
€ 72,54 |
|
2 |
10.001-20.000 |
€ 76,09 |
€ 80,20 |
|
3 |
20.001-50.000 |
€ 91,28 |
€ 96,21 |
|
4 |
50.001-100.000 |
€ 112,31 |
€ 118,37 |
|
5 |
100.001-250.000 |
€ 143,45 |
€ 151,20 |
|
6 |
vanaf 250.001 |
€ 181,85 |
€ 191,67 |
In artikel 4.4.1, van het Rechtspositiebesluit dpa is bepaald dat een commissielid van een waterschap een vergoeding ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie. Deze vergoeding wordt per 1 januari 2024 vastgesteld op € 135,14 (was € 128,22) per vergadering (artikel I, nummer 42). Dit bedrag komt dus overeen met de vergoeding aan provinciale commissieleden.
Voor de vergoeding aan gemeenteraads- en commissieleden van reiskosten voor dienstreizen binnen het grondgebied van de gemeente zijn op grond artikel 95, vierde lid, in samenhang gelezen met het tweede lid, onderscheidenlijk artikel 96, derde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, onder b, van de Gemeentewet, uniforme regels gesteld in de artikelen 3.1.7 en 3.4.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Voor dienstreizen buiten de gemeente konden tot 10 juli 2021 (zijnde de inwerkingtreding van artikel VII van de Aanpassingswet Appa 2021) geen uniforme regels worden gesteld, omdat in artikel 97 van de Gemeentewet was bepaald dat vergoeding van dergelijke kosten alleen plaatsvindt op basis van een verordening van de gemeenteraad en de Gemeentewet verder geen grondslag bood voor het stellen van (uniforme) regels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Bij de Aanpassingswet Appa 2021 is de beperking in artikel 96, eerste lid, dat het moet gaan om dienstreizen binnen de gemeente, alsmede artikel 97 vervallen. In aansluiting hierop is ook de beperking in de artikelen 3.1.7 en 3.4.3 van het Rechtspositiebesluit, dat het moet gaan om dienstreizen binnen de gemeente, met terugwerkende kracht tot en met 10 juli 2021 vervallen. Bij regeling van 27 december 2022 (Stcrt. 2023, 511) is ook artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers aan deze wijziging aangepast. Per abuis is daarbij in artikel 3.1, vierde lid, voor incidentele vervoersvoorzieningen voor raads- of commissieleden met een functionele beperking de beperking tot reizen binnen de gemeente niet weggenomen. De correctie in artikel II van de onderhavige regeling maakt dat de aanspraak op vergoeding ook bestaat voor reizen buiten de gemeente.
De inwerkingtreding van de regeling is toegelicht in paragraaf 1.5 van deze toelichting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 september 2022, nr. 2022-0000455249, tot wijziging van enige wetten en besluiten in verband met de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor het personeel in de sector Rijk 2022-2024.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-33221.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.