Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2023, 32694 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2023, 32694 | beleidsregel |
Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 6 Wet RO
Van: college van procureurs-generaal
Aan: hoofden van de OM-onderdelen
Registratienummer: 2023R010
Datum inwerkingtreding: 01-01-2024
Publicatie in Stcrt:
Vervallen: richtlijn dierenmishandeling en dierenverwaarlozing (2021R005)
Relevante beleidsregels OM: aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen (2019A003)
Wetsbepalingen: Artikelen 2.1, 2.2, 2.10, 2.4, en 8.11 lid 1 Wet Dieren, artikel 425 Sr
Bijlage(n): –
Deze richtlijn heeft betrekking op het mishandelen van dieren, het doden van dieren en op dierenverwaarlozing door particulieren.
Daarnaast voorziet deze richtlijn in een uitgangspunt voor het overtreden van het zelfstandig houdverbod.
Ook is er een tabel voor bijtincidenten en een uitgangspunt voor het houden van niet geregistreerde honden.
Deze richtlijn kent een eigen recidiveregeling.
De feiten mishandeling en doden van dieren, en verwaarlozing zijn onderverdeeld naar de meest voorkomende gedragingen en gevolgen. De strafbare feiten doden van een dier (2.10 Wet Dieren) en vernieling van een dier (350 lid 2) zijn niet afzonderlijk opgenomen in een tabel, omdat de gedragingen die eronder kunnen vallen zowel op grond van (verschillende kwalificaties in) de Wet Dieren als op grond van het Wetboek van Strafrecht strafbaar kunnen zijn. De ernst van het feit is bepalend voor de strafmaat en niet de kwalificatie.
Dierenmishandeling, dierendoding en verwaarlozing leiden nagenoeg altijd tot zeer grote maatschappelijke verontwaardiging. Het uitgangspunt van deze richtlijn is de intrinsieke waarde van het dier zoals vastgelegd in artikel 1.3 van de Wet Dieren. Dit staat los van de gebruikswaarde die de mens aan een dier toekent. Onder erkenning van de intrinsieke waarde wordt verstaan erkenning van de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. De Wet dieren houdt ten volle rekening met de gevolgen voor de intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.
Geweld tegen dieren kan een risicofactor zijn voor ander delictgedrag. Het is daarom van belang goed onderzoek naar de persoon van de verdachte te doen en daartoe het instrument van justitiële voorwaarden gericht in te zetten. Een reclasseringsadvies verdient aanbeveling. Daarbij kan ook worden gedacht aan het aanvragen van een NIFP-advies. Voor een passende afdoening kan vervolgens worden gedagvaard of een OMSB opgelegd worden.
Indien sprake is van strafverzwarende omstandigheden bij een first offender dient in de eerste plaats naar de strafbaarstelling van de naastgelegen categorie te worden gekeken.
Bij eenmaal recidive en strafverzwaring is maatwerk geboden. Dagvaarden is dan het devies.
Houdverboden – van toepassing bij alle strafbare feiten waar dieren bij betrokken zijn
Het houdverbod kan op verschillende manieren worden opgelegd wanneer verdachte niet in staat moet worden geacht om op een verantwoorde wijze met dieren om te gaan. |
De gedragsaanwijzing strekt ertoe het gedrag van de verdachte, in afwachting van de strafrechtelijke afdoening door de rechter, te beïnvloeden. Op deze wijze is direct ingrijpen mogelijk in de periode die gelegen is tussen het moment van het begaan van het strafbare feit en de berechting van de verdachte. Ook kan de ongewenste situatie direct worden beëindigd en wordt het risico op recidive tot een minimum beperkt. |
Het houdverbod als zelfstandige maatregel (en als bijzondere voorwaarde) strekt ertoe voor langere tijd te voorkomen dat een verdachte dieren houdt. In de uitspraak van de rechter waarbij het houdverbod wordt opgelegd, ligt het oordeel besloten dat de verdachte niet in staat moet worden geacht om op een verantwoorde manier met dieren om te gaan. De zelfstandige maatregel heeft tot doel om ongewenst gedrag direct te beëindigen en in de toekomst te voorkomen. |
Zelfstandig houdverbod – Artikel 8.11a Wet Dieren, ook wel genoemd het ‘zelfstandig houdverbod’, maakt het mogelijk dat een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd bij een rechterlijke uitspraak. – In artikel 8.11a Wet Dieren gaat het (uitsluitend) om strafbare feiten waar dieren bij betrokken zijn. Voor toepassing van dit artikel moet sprake zijn van enig strafbaar feit. Het is dus niet vereist dat dit feit strafbaar is gesteld in de Wet dieren.1 – De maatregel kan een houdverbod en/of gebiedsverbod inhouden. – Het houdverbod kan inhouden dat verdachte wordt bevolen geen of minder dieren, dan wel bepaalde diersoorten niet, te houden. – De maatregel kan voor de duur van het leven of een periode van max dertig jaren worden opgelegd. – De rechter kan bij zijn uitspraak bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een strafbaar feit zal begaan dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt. – De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd. – Het overtreden van dit houdverbod is strafbaar gesteld als misdrijf in 8.11 lid 1 Wet Dieren. – Het OM vordert in de regel een zelfstandig houdverbod. |
Houdverbod als bijzondere voorwaarde – Het opleggen van een houdverbod als bijzondere voorwaarde blijft mogelijk, maar hierbij geldt de reguliere maximale proeftijd van drie jaar (artikel 14b, tweede lid, Sr). – De dadelijke uitvoerbaarheid van een houdverbod als bijzondere voorwaarde is niet mogelijk. |
Gedragsaanwijzing ex 509hh Sv – De gedragsaanwijzing strekt ertoe het gedrag van de verdachte, in afwachting van de strafrechtelijke afdoening door de rechter, te beïnvloeden. Er moet dan een voornemen zijn om de verdachte te dagvaarden2. Op deze wijze is direct ingrijpen mogelijk in de periode die gelegen is tussen het moment van het begaan van het strafbare feit en de berechting van de verdachte. Ook kan de ongewenste situatie direct worden beëindigd en wordt het risico op recidive tot een minimum beperkt. – Het is mogelijk om op basis van art. 509hh lid 1 onderdeel d Sv een gedragsaanwijzing op te leggen in geval van verdenking van een strafbaar feit in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar voor de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren oplevert. Volgens 509hh lid 2 onderdeel e Sv kan de gedragsaanwijzing inhouden dat een verdachte geen of minder dieren kan houden, dan wel bepaalde diersoorten niet kan houden. – Het overtreden van deze gedragsaanwijzing is als misdrijf strafbaar op grond van artikel 184 Sr. Voor de strafuitgangspunten wordt verwezen naar de richtlijn 184 Sr. |
Een houdverbod bij een OM strafbeschikking Een houdverbod kan eventueel ook bij een strafbeschikking worden opgelegd, als aanwijzing het gedrag betreffende ex 257e Sv. Deze aanwijzing kan worden opgelegd voor de maximale duur van één jaar. Verdachte moet wel worden gehoord door een (adj) OvJ en moet zich bereid verklaren zich aan het verbod te houden. Let wel: indien een houdverbod wordt overwogen, is het zelfstandig houdverbod o.b.v. de Wet Dieren voorliggend. De strafbeschikking – indien passend en aangewezen – kan in tweede instantie als optie voor een houdverbod gelden. |
Toezicht op de naleving van een houdverbod en/of reclasseringstoezicht Bij het toezicht op de naleving van een houdverbod (als zelfstandige maatregel, bijzondere voorwaarde of gedragsaanwijzing) en/of reclasseringstoezicht spelen de politie, de reclassering, de LID en het NVWA een belangrijke rol. Een of meerdere van hen kunnen als toezichthouder(s) worden aangewezen. |
N.B.: Het OM verzoekt de rechtbank om een door het OM aangewezen instantie (politie, LID en/of NVWA) aan te wijzen die toezicht houdt op de naleving van het houdverbod, waarbij het OM tevens de rechtbank verzoekt een medewerkingsplicht te koppelen aan het houdverbod en dit vast te leggen in het vonnis. Bij een houdverbod als onderdeel van een OMSB draagt het OM zorg voor een juiste en volledige vastlegging van de toezichthouder in GPS. |
Kamerstukken II, 2020–2021, 35 892, nr. 3, pagina’s 9: ‘Met de voorgestelde vrijheidsbeperkende maatregel in de Wet dieren wordt het voor de rechter mogelijk om in geval van dierenmishandeling, dierenverwaarlozing, het aanhitsen of het niet onschadelijk houden van een gevaarlijk dier alsmede in geval van ontucht met dieren en dierenpornografie, een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen die is toegesneden op het voorkomen van nieuw dierenleed en de beveiliging van de maatschappij. [..] Dit betekent overigens niet dat de maatregel alleen kan worden toegepast bij overtreding van de Wet dieren. Voor toepassing van het voorgestelde artikel 8.11a Wet dieren moet sprake zijn van enig strafbaar feit. Niet vereist is dat dit feit strafbaar is gesteld in de Wet dieren. [..] In artikel 8.11a Wet dieren gaat het uitsluitend om strafbare feiten waarbij dieren betrokken zijn. In die zin kan het artikel worden beschouwd als een lex specialis ten opzichte van artikel 38v Sr. De inhoud van de maatregel is hierop ook toegesneden: de maatregel kan alleen bestaan uit een houdverbod of een gebiedsverbod. Voor het opleggen van een contactverbod, zoals in artikel 38v Sr is geregeld, bestaat in dit geval geen aanleiding.’
Zie ook de aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzinen en maatregelen.
Artikel 2.1* en 2.10 Wet Dieren en 350 lid 2 Sr
Dierenmishandeling en dierendoding
*Dit verbod beperkt zich niet tot lichamelijke mishandeling. Uit de nota van toelichting volgt dat psychische mishandeling ook valt onder de delictsomschrijving ‘onnodig benadelen van de gezondheid en het welzijn van het dier’.1
# In artikel 2.1 lid 1 van de Wet Dieren is het verbod neergelegd om zonder redelijk doel pijn of letsel te veroorzaken of om de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Dit verbod is een open norm die voorziet in een algemene strafbaarstelling van dierenmishandeling.2 Naast deze algemene strafbaarstelling wijst artikel 2.1 lid 2, 3 en 5 Wet Dieren en 1.3 van het Besluit houders van dieren een aantal gedragingen aan die als dierenmishandeling in de zin van artikel 2.1 lid 1 Wet Dieren zijn aan te merken.3
In deze gevallen hoeft géén schending van het dierenwelzijn aangetoond te worden, i.e. pijn, letsel of een benadeling van de gezondheid of het welzijn. Het aantonen van de gedraging op zichzelf is voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Deze gedragingen kunnen geen redelijk doel dienen.4
In deze richtlijn zijn de meest voorkomende gedragingen opgenomen.
Voor toelichting op de * en #: zie hiervoor.
First offender |
1x recidive |
||
---|---|---|---|
Slaan of #schoppen |
Geen of licht letsel |
TS 20–40 uur + GS 1 wk vw |
TS 40–80 uur of GS 2 wkn |
Zwaar letsel: blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen/ invaliditeit/hulpbehoevendheid |
TS 100 uur + GS 2 wkn vw |
GS 2–6 mnd |
|
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit: Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos en moet worden ingeslapen |
TS 150 uur + GS 2 mnd vw |
GS 6–9 mnd |
|
Steken met een mes of vergelijkbaar voorwerp |
Zwaar letsel: blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen/ invaliditeit/hulpbehoevendheid |
GS 3–6 mnd |
GS 5–8 mnd |
Verdrinken Verwurgen Pletten van een dier |
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit: Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos en moet worden ingeslapen |
GS 6–9 mnd |
GS 8–11 mnd |
Schieten op een dier met een vuurwapen of een ander voorwerp (bijv. kruisboog) |
Zwaar letsel: blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen/ invaliditeit/hulpbehoevendheid |
GS 5–8 mnd |
GS 7–10 mnd |
# Onderwerpen van een dier aan een explosieve, bijtende of brandende stof (bijv. vuurwerk) (N.B. het wapenbezit en de stoffen apart ten laste leggen!) |
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit: Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos en moet worden ingeslapen |
GS 8–11 mnd |
GS 10–13 mnd |
# Zich ontdoen van een dier 2.1 lid 1 Wet Dieren jo 1.3 sub a Besluit houders van dieren |
TS 50 uur |
TS 90 uur + GS 2 wkn vw |
|
Strafverzwarend onder andere: Het betreft meerdere dieren en/of sprake was van lijden over een langdurige periode – Het gebruik van een slagwapen, zwaar voorwerp en/of stroomstootwapen/-band – Naar uiterlijke verschijningsvorm lijkt sprake te zijn van sadistisch gedrag/handelen. Hieronder wordt verstaan het pijnigen of vernederen van dieren voor (al dan niet seksueel) plezier of genoegen. De intensiteit en/of wreedheid waarmee een dier (fysiek of psychisch) pijn en/of letsel werd aangedaan kan bepalend zijn, maar ook minder verregaande gedragingen kunnen sadistisch zijn. Voorbeelden kunnen zijn het villen van een levend dier, het breken of (uit)steken van lichaamsdelen, excessieve stroomtoediening, maar ook het eenzaam opsluiten van een dier, een of meermalen knijpen, slaan of anderszins pijnigen of vernederen van dieren. Hier is maatwerk geboden. – De mishandeling en/of het doden van het dier is bedoeld/wordt ingezet om binnen een huiselijk geweldcontext een persoon te intimideren. – Het dier wordt mishandeld en/of gedood in tegenwoordigheid van een kind. – Bij het zich ontdoen van een dier wordt een ongeoorloofd risico genomen dat een dier van alles kan overkomen. Strafverzwarend is als het gedumpte dier kwetsbaar is (bijv. jonge of zieke dieren) en/of wanneer een dier achtergelaten wordt op een wijze (bijv. in een tas, prullenbak of vastgebonden aan een boom of hekwerk) of op een plaats (bijv. een afgelegen gebied) waar de kans naar verwachting klein is dat het dier snel gevonden kan worden. – Meermalen recidive (maatwerk). |
Artikel 2.2 lid 8 Wet dieren
Onthouden nodige zorg (verwaarlozing)
first offender |
1x recidive |
||
---|---|---|---|
Slechte (fysieke) verzorging |
Dier kan herstellen |
TS 20–40 uur + GS 1 wk vw |
TS 40 uur of GS 2 wkn |
Onvoldoende voedsel en water (van passende kwaliteit) |
|||
Onthouden medische zorg |
Zwaar letsel: Blijvende en/of ernstige lichamelijke gevolgen / invaliditeit / hulpbehoevendheid |
TS 100 uur + GS 2 wkn vw |
GS 2–6 mnd |
Slechte leefomstandigheden en huisvesting (bijv. verblijf in krappe ruimte met beperkte bewegingsvrijheid en/of zonder voldoende daglicht) (o.a. met inachtneming van de artikelen 1.6 t/m 1.8 Besluit houders van dieren) |
Het dier overlijdt ten gevolge van het feit: Dier is overleden / dier komt te overlijden na inbeslagneming / dier lijdt uitzichtloos en moet worden ingeslapen |
TS 150 uur + GS 2 mnd vw |
GS 6–9 mnd |
Strafverzwarend onder andere: – Het betreft meerdere dieren en/of sprake was van lijden over een langdurige periode – Naar uiterlijke verschijningsvorm lijkt sprake te zijn van sadistisch gedrag/handelen. Hieronder wordt verstaan het pijnigen of vernederen van dieren voor (al dan niet seksueel) plezier of genoegen. De intensiteit en/of wreedheid waarmee een dier (fysiek of psychisch) pijn en/of letsel werd aangedaan kan bepalend zijn, maar ook minder verregaande gedragingen kunnen sadistisch zijn. Voorbeelden kunnen zijn het villen van een levend dier, het breken of (uit)steken van lichaamsdelen, excessieve stroomtoediening, maar ook het eenzaam opsluiten van een dier, een of meermalen knijpen, slaan of anderszins pijnigen of vernederen van dieren. Hier is maatwerk geboden. – De verwaarlozing van het dier is bedoeld/wordt ingezet om binnen een huiselijk geweldcontext een persoon te intimideren. – Een eerdere controle(s) door een handhavende instantie, waarbij men niet tot (voldoende) verandering is gekomen aanzien van het dier ondanks eerdere waarschuwingen. – Meermalen recidive (maatwerk). |
Artikel 425 Wetboek van Strafrecht
Het onvoldoende terughouden en/of onschadelijk houden van een dier
first offender |
1x recidive |
||
---|---|---|---|
Hond bijt dier |
Geen of licht letsel |
TS 30 uur |
TS 70 uur + HTS 3 wkn |
Zwaarder/zwaar letsel |
TS 70–100 uur + HTS 3–4 wkn |
Maatwerk |
|
Dood ten gevolge |
TS 150 uur + HTS 2 mnd |
Maatwerk |
|
Hond bijt mens |
Geen of licht letsel |
TS 70 uur + HTS 3 wkn |
Maatwerk |
Zwaarder/zwaar letsel |
TS 100–150 uur + HTS 1–2 mnd |
Maatwerk |
|
Strafverzwarend onder andere: – Aanhitsen van een dier (306a Sr). Dit is een misdrijf waarbij een gevangenisstraf moet worden geëist in plaats van hechtenis. – Het bijtincident is veroorzaakt door meer dieren en/of een roedel. – Eerdere waarschuwingen en/of oplegging muilkorf- of aanlijngebod. – Eerdere bijtincidenten (ook veroorzaakt door andere dieren van verdachte). – Wijze waarop en omstandigheden waaronder het bijtincident plaatsgevonden heeft. Dit kan ook – zijn het gedrag van de verdachte voor of na afloop (bijv. hond niet aangelijnd terwijl dat verplicht is; verdachte is van te voren aangesproken, maar heeft niet gereageerd of is weggelopen zonder zijn gegevens achter te laten). – Meermalen recidive (maatwerk). |
Artikel 8.11a Wet Dieren
Overtreding houdverbod (misdrijf ex 8.11 lid 1 Wet Dieren)
First offender |
1x recidive |
|
---|---|---|
Overtreding houdverbod met enkel dier |
GS 1 week |
GS 2–4 wkn |
Overtreding houdverbod met meerdere dieren |
GS 2 wkn |
GS 3–5 wkn |
N.B Zie voor overtreding houdverbod als gedragsaanwijzing ex. 509hh Sv de richtlijn 184 Sr.
Artikel 2.4 Wet Dieren juncto artikel 1 onder 2 WED (misdrijf 2 jaar, 4e categorie, overtreding, 6 mnd, 4e categorie)
Het niet voldoen aan de bepalingen uit het Besluit Identificatie en Registratie van Dieren, in verband met de registratie van honden |
first offender |
---|---|
Dit kan een particulier zijn die een hond heeft gekocht, of een hobbyfokker die een aantal honden heeft en meer dan wel minder bedrijfsmatig bezig is. |
GB € 300 per dier (met maximum van 1500) |
Besluit van 5 juni 2014, houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren), Staatsblad 2014, 210, pagina 92.
Besluit van 5 juni 2014, houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren), Staatsblad 2014, 210, pagina 58 tot en met 60.
Besluit van 5 juni 2014, houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren), Staatsblad 2014, 210, pagina 58 tot en met 60.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-32694.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.