Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 6 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/343978, houdende regels voor toekenning van bijdragen voor sanering van verkeerslawaai (Regeling sanering verkeerslawaai 2024)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M, artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

afschermende maatregel:

geluidbeperkende maatregel bestaande uit een werk of bouwwerk die de overdracht van geluid door een weg of spoorweg naar een geluidgevoelig gebouw beperkt;

Bkl:

Besluit kwaliteit leefomgeving;

bijdrage:

specifieke uitkering of een subsidie op grond van deze regeling;

bronmaatregel:

geluidbeperkende maatregel die het geluid door een weg of spoorweg beperkt bij de bron;

budgetontvanger:

ontvanger die is aangewezen in bijlage 1;

budgetbijdrage:

bijdrage als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

Bureau Sanering Verkeerslawaai:

bureau, genoemd in het Mandaatbesluit Bureau Sanering Verkeerslawaai 2014, dat voor de minister deze regeling uitvoert;

geluid:

geluid zoals dat bepaald wordt in overeenstemming met artikel 3.24 van het Bkl;

gekoppelde sanering:

sanering die bij de uitvoering samenloopt met het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 3.28, 3.35 of 3.37, 5.78j, 5.78k of 5.78af van het Bkl, artikel 22.272 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet of artikel 21a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

geluidbeperkende maatregel:

maatregel die het geluid op een geluidgevoelig gebouw verlaagt;

geluidgevoelig gebouw:

gebouw of een gedeelte van een gebouw als bedoeld in artikel 3.21 van het Bkl;

geluidwerende maatregel:

maatregel aan een geluidgevoelig gebouw ter beperking van het geluid in dat gebouw;

gemeenteweg:

weg in beheer bij een gemeente;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

omgevingsdienst:

omgevingsdienst als bedoeld in artikel 18.21 van de Omgevingswet;

ontvanger:

gemeente, provincie, omgevingsdienst of waterschap;

pre-sanering:

sanering die een provincie kan uitvoeren op basis van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 1 november 2019 met kenmerk IENW/BSK-2019/217157;

project:

in tijd en financiële middelen begrensde activiteit gericht op het tot stand brengen van maatregelen als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

projectbijdrage:

bijdrage als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

provinciale weg:

weg in beheer bij een provincie;

saneringsgebouwen:

geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 15.2 van het Omgevingsbesluit, die zijn vermeld op de saneringslijst, dan wel gebouwen waarvoor de provincie conform de uitgangspunten van de pre-sanering inschat dat deze op de saneringslijst komen;

saneringslijst:

lijst als bedoeld in artikel 15.2, eerste lid, van het Omgevingsbesluit;

saneringsprogramma:

programma of deel van een programma als bedoeld in artikel 12.12, 12.13 en 12.13a van het Bkl, dan wel een besluit van Gedeputeerde Staten over de geluidbeperkende en geluidwerende maatregelen voor een specifieke projectlocatie in het kader van het actieplan omgevingslawaai, waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 12.13a, eerste en tweede lid, van het Bkl;

spoorweg:

lokale spoorweg als bedoeld in de Wet lokaal spoor;

toolbox vrijwillige geluidsanering:

methodiek om de overschrijding van de binnenwaarde te schatten (vastgesteld op 8 april 2021, vindplaats www.bureausaneringverkeerslawaai.nl);

verkeersmaatregelen:

maatregelen die tot doel hebben het geluid, veroorzaakt door het verkeer op de weg of spoorweg, te verminderen;

vrijwillig te saneren gebouwen:

geluidgevoelige gebouwen die worden opgenomen in een saneringsprogramma en voldoen aan artikel 12.11, tweede lid, van het Bkl;

waterschapsweg:

weg in beheer bij een waterschap;

weg:

gemeenteweg, waterschapsweg of provinciale weg.

Artikel 2 Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen 10, eerste lid, 14, vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onder a en b, 18 en 21 van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op een bijdrage.

HOOFDSTUK 2 VERSTREKKEN VAN EEN BIJDRAGE

Artikel 3 Doel en activiteiten

  • 1. De minister kan op aanvraag een bijdrage verstrekken voor de kosten van activiteiten met als doel de beperking van het geluid door een weg of spoorweg op of binnen saneringsgebouwen en vrijwillig te saneren gebouwen, ter uitvoering van de artikelen 12.12, 12.13 en 12.13a van het Bkl.

  • 2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. voorbereiding, begeleiding van en toezicht houden op de uitvoering van maatregelen;

    • b. uitvoering van verkeersmaatregelen;

    • c. uitvoering van bronmaatregelen aan de constructie van een weg of spoorweg;

    • d. uitvoering van afschermende maatregelen;

    • e. uitvoering van geluidwerende maatregelen;

    • f. uitvoering van maatregelen waardoor een saneringsgebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn.

Artikel 4 Budgetbijdrage

  • 1. De minister kan op aanvraag per tijdvak van maximaal 5 jaar een bijdrage verstrekken aan een budgetontvanger.

  • 2. Een budgetbijdrage heeft betrekking op activiteiten die voldoen aan artikel 3 en worden uitgevoerd in één of meer projecten.

  • 3. De maximaal te verlenen budgetbijdrage voor saneringsgebouwen wordt bepaald door het aantal saneringsgebouwen in de aanvraag te vermenigvuldigen met het normbedrag in bijlage 3 bij deze regeling.

  • 4. De maximaal te verlenen budgetbijdrage voor vrijwillig te saneren gebouwen wordt bepaald door het aantal van die gebouwen in de aanvraag te vermenigvuldigen met het normbedrag in bijlage 3 bij deze regeling en met een percentage volgens tabel 1, waarbij de overschrijding van de binnenwaarde wordt geschat met de methodiek uit de toolbox vrijwillige geluidsanering.

    Tabel 1

    Overschrijding binnenwaarde (dB)

    Percentage bijdrage door het Rijk

    0

    0%

    1-2

    30%

    3-6

    50%

    ≥7

    60%

       

    Ander criterium

     

    Het berekende gezamenlijke geluid op de gevel is > 70 dB

    60%

  • 5. De budgetbijdrage heeft een looptijd van maximaal 5 jaar.

  • 6. De looptijd van een budgetbijdrage voor het eerste tijdvak eindigt in 2025.

  • 7. De looptijd van een budgetbijdrage kan op aanvraag telkens met 5 jaar worden verlengd tot uiterlijk 2045.

  • 8. Een ontvanger die nog geen budgetontvanger is, en een groot aantal gebouwen op de saneringslijst heeft, kan de minister verzoeken om aangemerkt te worden als budgetontvanger. De minister beslist binnen acht weken op dit verzoek.

Artikel 5 Projectbijdrage

  • 1. De minister kan op aanvraag een bijdrage verstrekken aan een ontvanger die geen budgetontvanger is.

  • 2. Een projectbijdrage heeft betrekking op activiteiten die voldoen aan artikel 3 en zijn opgenomen in een project.

  • 3. De te verlenen projectbijdrage voor saneringsgebouwen wordt bepaald door het aantal saneringsgebouwen in de aanvraag te vermenigvuldigen met de bijdrage per gebouw volgens bijlage 3 bij deze regeling.

  • 4. De te verlenen projectbijdrage voor vrijwillig te saneren gebouwen wordt bepaald door het aantal van die gebouwen in de aanvraag te vermenigvuldigen met de projectbijdrage per gebouw volgens bijlage 3 bij deze regeling en met een percentage volgens de in artikel 4, vierde lid, genoemde tabel 1, waarbij de overschrijding van de binnenwaarde wordt geschat met de methodiek uit de toolbox vrijwillige geluidsanering.

  • 5. De looptijd van de projectbijdrage is de looptijd van het project, met een maximum van 5 jaar.

HOOFDSTUK 3 KOSTEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR EEN BIJDRAGE

Artikel 6 Algemeen

  • 1. De kosten die een ontvanger maakt vóór indiening van de aanvraag komen niet voor een bijdrage in aanmerking, met uitzondering van

    • a. de kosten bedoeld in artikel 7, aanhef en onder b en c;

    • b. de kosten die een provincie maakt voor pre-sanering tot aan de vaststelling van de saneringslijst.

  • 2. Er wordt geen bijdrage verstrekt voor btw, tenzij de ontvanger aantoonbaar de btw niet kan verrekenen of hiervoor geen compensatie kan krijgen op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 7 Voorbereiding, begeleiding en toezicht

Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor voorbereiding, begeleiding en toezicht zijn de kosten voor:

  • a. uren voor begeleiding van en toezicht op aannemers;

  • b. het uitvoeren en vastleggen in een rapport van het akoestisch onderzoek;

  • c. onderzoek naar en rapportage van de doelmatigheid van maatregelen;

  • d. het uitvoeren en vastleggen in een rapport van het bouwkundig onderzoek van de karakteristieke geluidwering van gebouwen en de maatregelen om de vereiste karakteristieke geluidwering te realiseren;

  • e. het voorbereiden en opstellen van een bestek voor maatregelen;

  • f. controlemeting van de geluidwering bij een steekproef van gebouwen.

Artikel 8 Maatregelen

  • 1. Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor maatregelen zijn de kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 3 voor zover:

    • a. die sober en doelmatig zijn; en

    • b. die nodig zijn om het geluid op de gevel te beperken tot de waarden in de artikelen 12.12, eerste lid, 12.13, eerste lid, en 12.13a, eerste lid, van het Bkl, of de geluidwering aan te brengen tot de waarde, genoemd in artikel 3.53, tweede lid, van het Bkl, of zoveel als mogelijk is, overeenkomstig artikel 3.53, derde lid.

  • 2. Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage voor maatregelen zijn de kosten voor maatregelen waarin op andere wijze is voorzien.

Artikel 9 Verkeersmaatregelen

  • 1. Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor verkeersmaatregelen zijn de kosten voor:

    • a. aanpassingen aan de weg die de snelheid remmen, zodat de inrichting ervan past bij de verlaagde snelheid;

    • b. aanpassingen aan de weg om het verkeer langs een andere route te leiden.

  • 2. Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage zijn de kosten die voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de weg.

Artikel 10 Bronmaatregelen

  • 1. Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor bronmaatregelen zijn:

    • a. de meerkosten van het aanbrengen van een stiller wegdek ten opzichte van het aanbrengen van Dicht Asfalt Beton;

    • b. kosten voor het aanbrengen van bronmaatregelen aan de constructie van een spoorweg.

  • 2. Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage zijn de kosten die voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de weg of spoorweg.

Artikel 11 Geluidschermen en -wallen

  • 1. Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor geluidschermen en -wallen zijn de kosten voor het plaatsen van een geluidscherm of -wal.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde kosten behoren in ieder geval ook de kosten voor:

    • a. de volgende uitvoeringen van een scherm:

      • 1°. absorberende geluidschermen;

      • 2°. reflecterende geluidschermen;

      • 3°. geluidschermen op kunstwerken;

      • 4°. transparante geluidschermen, voor zover nodig wegens veiligheidseisen of lichttoetreding in gebouwen;

      • 5°. hellende geluidschermen;

    • b. noodzakelijke aanvullende voorzieningen, zoals:

      • 1°. aanpassing van het talud;

      • 2°. afwateringsvoorzieningen;

      • 3°. beplanting tegen een geluidscherm, gras op een geluidwal, vervanging (alleen klein groen) of terugplaatsing van beplanting die voor de bouw van een geluidscherm of -wal moest worden verwijderd;

      • 4°. bouwkosten voor veiligheidsmaatregelen voor noodzakelijke aanvullende voorzieningen voor een geluidscherm;

      • 5°. aanvulling van grond;

    • c. noodzakelijke wijzigingen aan kabels en leidingen, zoals:

      • 1°. beschermingsmaatregelen voor kabels en leidingen;

      • 2°. het verleggen van de gebruikelijk aanwezige kabels en leidingen;

    • d. verkeersmaatregelen op de weg die noodzakelijk zijn voor de bouw.

  • 3. Tot de kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage, behoren in ieder geval de kosten voor:

    • a. sanering van verontreinigde grond;

    • b. verwijdering van explosieven.

Artikel 12 Geluidwerende maatregelen

  • 1. Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor geluidwerende maatregelen zijn de kosten:

    • a. voor geluidisolerende maatregelen aan gevels en daken;

    • b. die in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van het geluidgevoelige gebouw en tot het geluidwerend effect van de maatregelen;

    • c. voor een controlemeting op verzoek als bedoeld in artikel 29, derde lid.

  • 2. Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage zijn de kosten die worden gemaakt voor het herstel van gebreken als bedoeld in artikel 3.53, vierde lid, onder c, van het Bkl.

Artikel 13 Maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn

Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn, bestaan uit de waardevermindering van de onroerende zaak.

HOOFDSTUK 4 PLAFOND EN WIJZE VAN VERDELEN

Artikel 14 Plafonds

  • 1. De minister maakt de tijdvakken voor projectbijdragen en budgetbijdragen uiterlijk in november van het jaar voorafgaand aan het tijdvak waarvoor het plafond wordt vastgesteld, bekend in de Staatscourant, waarbij ook het plafond per tijdvak wordt vastgesteld.

  • 2. Het plafond voor budgetbijdragen als bedoeld in artikel 4 wordt vastgesteld op € 5.000.000 voor 2024.

  • 3. Indien het plafond voor projectbijdragen of het plafond voor budgetbijdragen niet volledig wordt benut in het tijdvak waarvoor het is vastgesteld, kan de minister het resterende bedrag beschikbaar stellen voor aanvragen vallend onder het andere plafond wanneer dit reeds voor het aflopen van het tijdvak volledig is uitgeput.

Artikel 15 Wijze van verdelen plafond voor budgetbijdragen

  • 1. De minister verdeelt het plafond voor budgetbijdragen als volgt over de aanvragen voor een budgetbijdrage: het te verlenen bedrag per aanvraag (B) is het aantal saneringsgebouwen op de saneringslijst van de budgetontvanger (A), gedeeld door het totaal aantal gebouwen op saneringslijsten van budgetontvangers die een bijdrage hebben aangevraagd (T), vermenigvuldigd met het plafond (P), als in formule 1, met een maximum M als bedoeld in artikel 4, derde lid (M1).

    Formule 1: Bedrag B = (A/T) * P

  • 2. In afwijking van het eerste lid verdeelt de minister het plafond voor budgetbijdragen in 2024 als volgt over de aanvragen voor een budgetbijdrage voor de pre-sanering: het te verlenen bedrag per aanvraag (B) is het geschatte totaal aantal saneringsgebouwen van de budgetontvanger (A’), gedeeld door het geschatte totaal aantal saneringsgebouwen van budgetontvangers die een bijdrage hebben aangevraagd (T’), vermenigvuldigd met het plafond (P), als in formule 1, met een maximum M als bedoeld in artikel 4, derde lid (M1).

    Formule 1: Bedrag B = (A’/T’) * P

  • 3. Wanneer het plafond na toepassing van het eerste of tweede lid niet volledig is verdeeld, wordt het resterende deel op dezelfde wijze als in het eerste en tweede lid verdeeld over de aanvragers die niet het maximale bedrag hebben gekregen.

  • 4. Wanneer in de aanvraag vrijwillig te saneren gebouwen zijn opgenomen, is het maximum M, genoemd in het eerste en tweede lid gelijk aan M1 + het maximum, genoemd in artikel 4, vierde lid (M2), als in formule 2.

    Formule 2: Maximaal te verlenen bedrag M = M1 + M2

Artikel 16 Wijze van verdelen plafond voor projectbijdragen

  • 1. De minister rangschikt jaarlijks de aanvragen op basis van:

    • a. maatregelen voor saneringsgebouwen die gecombineerd worden uitgevoerd met wegwerkzaamheden of, bij gevelisolatie, met woningrenovatie of -verduurzaming, waaronder thermische isolatie;

    • b. maatregelen die niet gecombineerd of alleen voor vrijwillig te saneren gebouwen worden uitgevoerd.

  • 2. Aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden gerangschikt op volgorde van binnenkomst.

  • 3. Aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onder b, worden gerangschikt op basis van de gemiddelde geluidbelasting op de gevels van de te saneren gebouwen binnen het project, afgerond op twee decimalen achter de komma. Wanneer een project meer dan 50 gebouwen omvat, wordt het gemiddelde genomen van de 50 hoogst belaste te saneren gebouwen.

  • 4. Aanvragen die worden geweigerd omdat het plafond niet toereikend is, nemen deel aan de rangschikking in het volgende kalenderjaar.

  • 5. Bij de berekening van de gemiddelde geluidbelasting, bedoeld in het derde lid, wordt per tijdvak dat de aanvraag eerder is ingediend, met het oog op de rangorde bij de verlening van de projectbijdragen, 1 dB opgeteld.

  • 6. Indien het plafond dreigt te worden overschreden door een aanvraag, wordt de projectbijdrage toegekend aan de eerstvolgende daaronder gerangschikte aanvraag, waardoor het plafond niet wordt overschreden.

HOOFDSTUK 5 AANVRAAG TOT VERLENING

Artikel 17 Aanvraag voor een budgetbijdrage

  • 1. Een aanvraag voor een budgetbijdrage wordt ingediend bij de minister.

  • 2. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a. de meerjarenplanning met een tijdschema waaruit blijkt hoeveel saneringsgebouwen en hoeveel vrijwillig te saneren gebouwen in welk jaar gesaneerd zullen worden;

    • b. welke saneringsgebouwen de aanvrager voornemens is te saneren;

    • c. welke vrijwillig te saneren gebouwen de aanvrager voornemens is te saneren, met de in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen opgenomen identificatienummers en het geluid op het gebouw, bedoeld in artikel 12.11, tweede lid, onder b, van het Bkl;

    • d. een tijdschema waaruit blijkt wanneer een saneringsprogramma zal worden vastgesteld en ter inzage gelegd;

    • e. of de maatregelen worden uitgevoerd in combinatie met andere maatregelen, niet zijnde maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met f, en welke gevolgen dat heeft voor de kosten;

    • f. voor saneringsgebouwen of in de kosten mede wordt voorzien door bijdragen van derden, en de hoogte van deze bijdragen;

    • g. het bedrag waarvoor een budgetbijdrage wordt aangevraagd, onderverdeeld in een bedrag voor saneringsgebouwen en een bedrag voor vrijwillig te saneren gebouwen;

    • h. een liquiditeitsplanning.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onder a en b, bevat een aanvraag van of namens een provincie voor de pre-sanering de gebouwen waarvoor de provincie inschat dat deze op de saneringslijst komen, uitgaande van de geschatte geluidproductie waarop de provincie de geluidproductieplafonds zal baseren.

Artikel 18 Aanvraag voor een projectbijdrage

  • 1. Een aanvraag voor een projectbijdrage wordt ingediend bij de minister.

  • 2. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a. het tijdschema van het project, met de planning voor de voorbereiding, het vaststellen van het saneringsprogramma, de aanbesteding en de uitvoering;

    • b. welke saneringsgebouwen zullen worden gesaneerd;

    • c. welke vrijwillig te saneren gebouwen zullen worden gesaneerd, met de in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen opgenomen identificatienummers en het geluid op het gebouw, bedoeld in artikel 12.11, tweede lid, onder b, van het Bkl;

    • d. of de maatregelen worden uitgevoerd in combinatie met andere maatregelen niet zijnde maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met f, en welke gevolgen dat heeft voor de kosten;

    • e. voor saneringsgebouwen of in de kosten mede wordt voorzien door bijdragen van derden, en de hoogte van deze bijdragen;

    • f. het bedrag waarvoor een projectbijdrage wordt aangevraagd, onderverdeeld in een bedrag voor saneringsgebouwen en een bedrag voor vrijwillig te saneren gebouwen.

Artikel 19 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor een projectbijdrage wordt vóór 1 februari van een kalenderjaar ingediend, maar uiterlijk vóór 1 februari 2040.

  • 2. Een aanvraag voor een budgetbijdrage of een verlenging daarvan wordt vóór 1 februari 2024, 2025, 2030, 2035 of 2040 ingediend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, tweede jaartal, wordt een aanvraag voor een budgetbijdrage voor sanering bij een weg of spoorweg ingediend voor een nader te bepalen datum, die afhangt van het bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip voor het vaststellen van de saneringslijst.

  • 4. Het derde lid geldt niet voor een aanvraag voor pre-sanering bij een provinciale weg of een lokale spoorweg die bij omgevingsverordening is aangewezen als bedoeld in artikel 2.13a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet.

HOOFDSTUK 6 VERLENING EN -WIJZIGING

Artikel 20 Voorwaarden bij een budgetbijdrage

Een budgetbijdrage kan worden verleend wanneer:

  • a. de ontvanger is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

  • b. de activiteiten waarvoor een budgetbijdrage wordt aangevraagd, voldoen aan artikel 3;

  • c. bij de aanvraag een meerjarenplanning is gevoegd met een globale planning en een globale beschrijving van de projecten en maatregelen voor de looptijd van de budgetbijdrage.

Artikel 21 Voorwaarden bij een projectbijdrage

  • 1. Een projectbijdrage kan worden verleend wanneer:

    • a. de activiteiten waarvoor een projectbijdrage wordt aangevraagd, voldoen aan artikel 3;

    • b. de aanvraag wordt gedaan voor minimaal 50 gebouwen;

    • c. de omvang van het project zodanig is bepaald dat het project in maximaal 5 jaar kan worden uitgevoerd; en

    • d. bij de aanvraag een planning is gevoegd in tijdvakken van een kwartaal van de volgende projectfasen: voorbereiding, procedure saneringsprogramma, aanbesteding en uitvoering.

  • 2. Een projectbijdrage kan ook worden verleend in geval de aanvraag wordt gedaan voor minder dan 50 gebouwen wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden uit het eerste lid, onder a, c en d, en:

    • a. de resterende saneringsopgave van de ontvanger kleiner is dan 50;

    • b. de aanvraag uitsluitend het aanbrengen van een maatregel betreft als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met d en f;

    • c. de aanvraag een sanering betreft die in combinatie met werkzaamheden aan de weg of het gebouw wordt uitgevoerd; of

    • d. er andere zwaarwegende redenen zijn om af te wijken.

Artikel 22 Besluit tot verlenen van een bijdrage

  • 1. De minister beslist binnen 13 weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 19, op de aanvraag om een bijdrage als bedoeld in de artikelen 4 en 5. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met 13 weken.

  • 2. In het besluit tot verlening van een budgetbijdrage kan de looptijd van de bijdrage worden bepaald.

  • 3. In het besluit tot verlening van een projectbijdrage wordt in ieder geval bepaald binnen welke tijdvakken het saneringsprogramma voor de in de aanvraag opgenomen gebouwen wordt opgesteld en uitgevoerd.

  • 4. In het besluit tot verlening van een bijdrage worden de voorschotten bepaald.

  • 5. Indien de beslissing op een aanvraag voor een projectbijdrage wordt afgewezen vanwege het bereiken van het plafond, kan de minister deze beslissing ambtshalve herzien tot 31 december van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

Artikel 23 Op verzoek wijzigen van een bijdrage

  • 1. De ontvanger kan tot het einde van de looptijd van de bijdrage de minister schriftelijk verzoeken:

    • a. de verlening van de bijdrage te wijzigen naar aanleiding van omstandigheden die ertoe leiden dat de kosten van de maatregelen de verleende bijdrage overstijgen;

    • b. de looptijd van een projectbijdrage te wijzigen naar aanleiding van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat het uitvoeren van activiteiten langer duurt dan kon worden voorzien bij de aanvraag.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is voorzien van een motivering, en in het geval van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, een opgave van de kosten van de maatregelen, waaronder de kosten van de btw.

  • 3. De minister kan de verlening van de bijdrage wijzigen naar aanleiding van het verzoek.

  • 4. Binnen zes weken na ontvangst van het verzoek neemt de minister een besluit op het verzoek. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met zes weken.

  • 5. Een bijdrage wordt niet eerder vastgesteld dan dat de minister heeft besloten op het verzoek.

Artikel 24 Ambtshalve wijzigen van een bijdrage

  • 1. Indien uit informatie van de ontvanger blijkt dat de kosten naar verwachting sterk zullen afwijken van het bedrag waar uiteindelijk recht op zal bestaan op grond van artikel 36 en 37, kan de minister de verlening van een bijdrage wijzigen. Dit kan in ieder geval naar aanleiding van:

    • a. een voortgangsrapportage over een budgetbijdrage als bedoeld in artikel 30, eerste lid;

    • b. een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 27 of een melding als bedoeld in artikel 31, derde of vierde lid;

    • c. andere informatie die de ontvanger aan de minister verstrekt over te treffen maatregelen en de kosten daarvan.

  • 2. De minister neemt bij de ambtshalve wijziging de plafonds van artikel 14 in acht.

HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGEN VAN DE ONTVANGER

Paragraaf 7.1 Verplichtingen

Artikel 25 Verplichting aangaande de organisatie

De ontvanger draagt zorg voor een functiescheiding van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds.

Artikel 26 Informatieverplichting
  • 1. De ontvanger doet mededeling aan de minister zodra aannemelijk is dat:

    • a. de activiteiten waarvoor de bijdrage is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht; of

    • b. niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de bijdrage verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De ontvanger verstrekt op verzoek van de minister een weergave van de stand van zaken, met inbegrip van de gemaakte kosten en de besteding van de verleende voorschotten. De volgende documenten kunnen in ieder geval worden gevraagd:

    • a. rapport van een onderzoek naar de doelmatigheid van maatregelen;

    • b. bij geluidwerende maatregelen: rapport van een bouwtechnisch onderzoek met een berekening van de geluidwering voor en na de maatregelen, inclusief plattegronden met maatvoering;

    • c. bij geluidwerende maatregelen: een berekening van de kosten van de geluidwerende maatregelen uitgaande van de toetsbedragen in bijlage 2 bij deze regeling;

    • d. bij geluidwerende maatregelen of het afzien daarvan: besluit op grond van artikel 3.53 of 3.54 van het Bkl;

    • e. bestek;

    • f. opdracht voor het uitvoeren van maatregelen en voor eventueel meer- en minderwerk;

    • g. proces-verbaal van oplevering;

    • h. factuur van de aannemer;

    • i. staat van meer- en minderwerk.

  • 3. De ontvanger van een projectbijdrage, niet zijnde een waterschap, is verplicht binnen vier weken na de oplevering van een project daarvan mededeling te doen aan de minister. Bij de mededeling worden de volgende gegevens gevoegd:

    • a. per gebouw dat in het saneringsprogramma is opgenomen: of een maatregel is getroffen, en zo ja, welke;

    • b. wanneer voor een gebouw een geluidbeperkende maatregel is getroffen: de afname van het geluid in dB op het gebouw na sanering;

    • c. wanneer voor een gebouw een geluidwerende maatregel is getroffen: het type geluidgevoelige gebouw, bedoeld in artikel 3.21 van het Bkl, eerste lid, en of het gebouw een vrijstaande woning is;

    • d. wanneer voor een gebouw in het saneringsprogramma geen maatregel is getroffen: de reden waarom geen maatregel is getroffen.

  • 4. Een budgetontvanger stuurt de gegevens, bedoeld in het derde lid, aan de minister na de oplevering van het laatste project in een saneringsprogramma waarin de maatregelkeuze voor de locatie van die projecten is vastgesteld. Dit gebeurt bij de laatste van de jaarlijkse rapportages genoemd in artikel 30, eerste lid.

Artikel 27 Verplichting aangaande het saneringsprogramma
  • 1. De in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met f, genoemde maatregelen worden vastgelegd in een saneringsprogramma.

  • 2. De ontvanger meldt de terinzagelegging van het saneringsprogramma aan de minister.

  • 3. In het saneringsprogramma is onderbouwd welke geluidbeperkende maatregelen financieel doelmatig zijn.

  • 4. Voor zover het saneringsprogramma afschermende maatregelen of bronmaatregelen aan de constructie van een weg of spoorweg omvat, is in het saneringsprogramma onderbouwd dat deze maatregelen financieel doelmatig zijn op grond van artikel XI, eerste lid, onder c, van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet.

  • 5. Om voor een bijdrage voor verkeersmaatregelen in aanmerking te komen bevat het saneringsprogramma een onderbouwing dat de verkeersmaatregelen er niet toe leiden dat elders een zodanige toename van de geluidbelasting wordt veroorzaakt dat over het geheel het geluid toeneemt.

Artikel 28 Verplichting aangaande de maatregelen
  • 1. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen leidt een bronmaatregel aan de constructie van een weg gemiddeld over de levensduur tot een afname van de geluidbelasting vóór afronding van ten minste 1,0 dB op ten minste een geluidgevoelig gebouw in het cluster waarvoor de bronmaatregel wordt afgewogen.

  • 2. Wanneer in een saneringsprogramma als maatregel een geluidscherm of -wal is opgenomen, legt de ontvanger het akoestisch onderzoek, het bestek, de kostenraming en de berekening van de gemiddelde schermkosten volgens bijlage 2 bij deze regeling, voor aan de minister. De opdracht voor de uitvoering wordt niet eerder verleend dan nadat de minister heeft ingestemd met het ontwerp en de kostenraming. De minister besluit binnen zes weken op de toegezonden stukken. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met zes weken.

  • 3. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen geldt voor geluidwerende maatregelen dat zij:

    • a. zijn opgenomen in een geldend besluit tot het treffen van maatregelen op grond van artikel 2.43 van de Omgevingswet;

    • b. voldoen aan gebruikelijke standaarden voor energie-isolatie en duurzaamheid van materialen;

    • c. niet leiden tot een wijziging van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór sanering of, als ze wel daartoe leiden, niet leiden tot meerkosten ten laste van de bijdrage;

    • d. voor ventilatievoorzieningen waar mogelijk gebruik maken van de bestaande ventilatiemogelijkheden, rekening houdend met de eisen die aan het voldoende beperken van de geluidbelasting worden gesteld.

  • 4. Maatregelen waardoor een saneringsgebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn, komen alleen voor een bijdrage in aanmerking als de maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, c en d, niet kunnen leiden tot een geluidreductie als bedoeld in artikel 12.12, 12.13 of 12.13a van het Bkl, en geluidwerende maatregelen, zo mogelijk in combinatie met geluidbeperkende maatregelen, niet kunnen leiden tot het voldoen aan artikel 3.53, tweede lid, van het Bkl.

Artikel 29 Verplichting aangaande controlemeting geluidwerende maatregelen
  • 1. Na uitvoering van geluidwerende maatregelen toont de ontvanger met een steekproefsgewijze akoestische controlemeting van het binnenniveau volgens artikel 3.3 van de Omgevingsregeling, aan dat is voldaan aan het saneringsdoel van artikel 3.53, tweede of derde lid, van het Bkl. De steekproef omvat minimaal één gebouw, en voor elke 20 gebouwen daarboven één gebouw extra.

  • 2. Het rapport van de akoestische controlemeting wordt toegezonden aan de minister vóór de afronding van het project waarvoor de meting wordt gedaan, samen met het rapport bouwtechnisch onderzoek voor het betreffende gebouw, met een berekening van de geluidwering voor en na de maatregelen, inclusief plattegronden met maatvoering.

  • 3. Indien een documentencontrole daartoe aanleiding geeft, kan de minister de ontvanger een gemotiveerd verzoek doen om een controlemeting van het binnenniveau uit te voeren bij een door de minister geselecteerd gebouw. De ontvanger is verplicht hieraan mee te werken, tenzij de eigenaar van het gebouw hier niet aan meewerkt.

Paragraaf 7.2 Verplichtingen bij een budgetbijdrage

Artikel 30 Verplichting aangaande uitvoering maatregelen en informatieverplichting
  • 1. De ontvanger informeert de minister jaarlijks vóór 1 februari over de voortgang van de meerjarenplanning, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onder a, en de eventuele aanpassing daarvan. De ontvanger verstrekt daarbij in ieder geval de volgende gegevens:

    • 1°. een aanduiding van de gesaneerde gebouwen;

    • 2°. per gesaneerd gebouw: of een maatregel is getroffen, en zo ja, welke;

    • 3°. een actualisatie van de liquiditeitsplanning;

    • 4°. een actualisatie van de gegevens, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onder d, e en f.

  • 2. De uitvoering van maatregelen voor het aantal in de aanvraag opgenomen gebouwen wordt gestart binnen de looptijd van de bijdrage.

Paragraaf 7.3 Verplichtingen bij een projectbijdrage

Artikel 31 Verplichting aangaande uitvoering maatregelen
  • 1. De ontvanger voert de maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met f, niet eerder uit dan nadat de minister heeft ingestemd met het saneringsprogramma voor de onderdelen bedoeld in artikel 27, derde, vierde en vijfde lid.

  • 2. De minister beslist over het saneringsprogramma binnen vier weken na de melding, bedoeld in artikel 27, tweede lid. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.

  • 3. De ontvanger informeert de minister over de geplande start van de uitvoering van de maatregelen.

  • 4. Wanneer in een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 27, eerste lid, een andere maatregel dan geluidwerende maatregelen is opgenomen, informeert de ontvanger de minister zo spoedig mogelijk over de actuele kostenraming voor het project.

  • 5. Wanneer bij de aanbesteding van maatregelen blijkt dat de kosten van de maatregelen hoger zijn dan de verleende bijdrage, informeert de ontvanger de minister zo spoedig mogelijk over de actuele kostenraming voor het project.

  • 6. De maatregelen worden getroffen binnen de termijn die is opgenomen in het besluit tot verlening van de bijdrage.

Artikel 32 Informatieverplichting voor een waterschap

Zolang nog geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, dienen waterschappen eenmaal per jaar voor een in het besluit tot verlening van de bijdrage te noemen datum, een rapportage in met:

  • a. de uitgaven tot het moment van de rapportage;

  • b. de maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en het aantal geluidgevoelige gebouwen waarvoor deze maatregelen zijn getroffen;

  • c. een actualisatie van de planning, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder d.

HOOFDSTUK 8 BEVOORSCHOTTING

Artikel 33 Bevoorschotting budgetbijdrage

  • 1. Het jaarlijkse voorschot voor een budgetbijdrage is 95% van het bedrag, bedoeld in artikel 15, gedeeld door het aantal jaren waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, of een bedrag op basis van de liquiditeitsbehoefte voor het saneringsprogramma.

  • 2. Het eerste voorschot voor een budgetbijdrage wordt binnen vier weken na verlening of aan de hand van de liquiditeitsbehoefte voor het saneringsprogramma verstrekt.

  • 3. De voorschotverlening kan worden opgeschort zolang de rapportage, bedoeld in artikel 30, eerste lid, in strijd met dat artikel niet is ontvangen.

Artikel 34 Bevoorschotting projectbijdrage

  • 1. Het voorschot voor een activiteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, is € 700 per saneringsgebouw. Dit voorschot wordt verstrekt binnen vier weken na verlening van de projectbijdrage of in een termijn die wordt bepaald aan de hand van de liquiditeitsbehoefte voor het project.

  • 2. Wanneer in een aanvraag vrijwillig te saneren gebouwen zijn opgenomen, bedraagt het voorschot voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, een percentage van € 700 per vrijwillig te saneren gebouw, bepaald volgens de in artikel 4, vierde lid, genoemde tabel 1.

  • 3. Het voorschot voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met f, is 95% van de verleende projectbijdrage na aftrek van de voorschotten, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Voorschotten als bedoeld in het derde lid worden maximaal viermaal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen zullen worden getroffen, of aan de hand van de liquiditeitsbehoefte voor het project verstrekt, nadat de ontvanger aan de verplichting van artikel 27, tweede lid, om de terinzagelegging van het saneringsprogramma te melden, heeft voldaan, en de minister met het saneringsprogramma heeft ingestemd ingevolge artikel 31, tweede lid.

  • 5. De voorschotverlening aan een waterschap wordt opgeschort zolang de rapportage, bedoeld in artikel 32, in strijd met dat artikel niet is ontvangen.

HOOFDSTUK 9 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING

Artikel 35 Verzoek voor tussentijdse toets

  • 1. Een ontvanger kan voorafgaand aan het uitvoeren van maatregelen de minister verzoeken om de maatregelen te toetsen aan de voorwaarden voor de bijdrage.

  • 2. Op basis van en voor zover informatie over de uit te voeren maatregelen is ingediend, beslist de minister binnen vier weken of de voorgestelde maatregelen overeenkomstig de voorwaarden zijn. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.

Artikel 36 Wijze van berekenen bijdrage saneringsgebouwen

  • 1. De hoogte van de bijdrage voor voorbereiding, begeleiding en toezicht, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, is:

    • a. 18% van het bedrag van de bijdrage voor de maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, c en d;

    • b. voor maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder e: een bedrag per gebouw zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

  • 2. De hoogte van de bijdrage voor uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b tot en met f, is het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum per getroffen maatregel volgens bijlage 2 bij deze regeling.

  • 3. In afwijking van het tweede lid:

    • a. is er geen maximum voor bronmaatregelen aan de constructie van een spoorweg;

    • b. kan voor geluidschermen en -wallen en voor geluidwerende maatregelen het maximale bedrag worden overschreden wanneer de minister voorafgaand aan de uitvoering toestemming heeft gegeven voor uitzonderlijke kosten;

    • c. geldt een vast bedrag voor bronmaatregelen aan de constructie van een weg, dat wordt berekend met toepassing van bijlage 2 bij deze regeling.

  • 4. Wanneer maatregelen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder c, d en e worden getroffen bij een gekoppelde sanering, komen de maatregelen ten laste van de beheerder van de weg of spoorweg voor zover die maatregelen nodig zijn om een toename van de geluidproductie of geluidemissie als gevolg van de wijziging van de weg of spoorweg weg te nemen. Het aandeel van de beheerder in de kosten van de maatregel is de toename in geluidbelasting door de wijziging van de weg of spoorweg, gedeeld door de som van de reducties die nodig zijn voor het wegnemen van de toename en de sanering gezamenlijk.

  • 5. De hoogte van de bedragen in de bijlagen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid zal elke twee jaar worden geïndexeerd volgens tabel 2.

    Tabel 2

    Soort bijdrage

    Index volgens CBS

    Bijdrage vbt geluidwerende maatregelen als bedoeld in het eerste lid

    Inflatiecorrectie

    Maximale bijdrage verkeersmaatregelen

    Inflatiecorrectie

    Maximale bijdrage afschermende maatregelen

    GWW-index

    Maximale bijdrage geluidwerende maatregelen

    Outputindex nieuwbouwwoningen

    Maximale bijdrage maatregelen waardoor een gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn

    GWW-index

    Vast bedrag maatregelen aan de constructie van een weg

    GWW-index

Artikel 37 Wijze van berekenen bijdrage vrijwillig te saneren gebouwen

  • 1. De bijdrage voor de maatregelen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder e voor vrijwillig te saneren gebouwen is een percentage van de bedragen, bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, volgens tabel 1 als bedoeld in artikel 4 en 5.

  • 2. De bijdrage voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, b, c, d en f voor vrijwillig te saneren gebouwen is 50% van de bedragen, bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid.

  • 3. Het derde en vierde lid van artikel 36 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 Verantwoording

Gemeenten, provincies en omgevingsdiensten leggen verantwoording af over de besteding van de bijdrage op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. Dit geldt niet voor bestedingen voor voorbereiding, begeleiding en toezicht en voor bronmaatregelen aan de constructie van een weg als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a en c.

Artikel 39 Vaststellen van een budgetbijdrage

  • 1. De minister stelt uiterlijk 31 december, op basis van de verantwoording, bedoeld in artikel 38, de budgetbijdrage vast.

  • 2. Budgetontvangers kunnen in afwijking van het eerste lid een vaststelling van een budgetbijdrage aanvragen door de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 38, voor zover deze specifiek op de verleende bijdrage ziet, voor 1 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de minister te zenden.

  • 3. In geval van toepassing van het tweede lid stelt de minister de bijdrage uiterlijk acht weken na aanvraag vast.

  • 4. De minister kan de budgetbijdrage vaststellen op een lager bedrag dan het verantwoorde bedrag wanneer uit controle blijkt dat niet is voldaan aan het saneringsdoel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, of aan de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 7, of als de kosten niet voor een budgetbijdrage in aanmerking komen, bedoeld in hoofdstuk 3, of niet bepaald zijn in overeenstemming met artikel 36 en 37.

Artikel 40 Vaststellen van een projectbijdrage aan gemeente, provincie en omgevingsdienst

  • 1. De minister stelt uiterlijk 31 december op basis van de verantwoording, bedoeld in artikel 38, de projectbijdrage vast.

  • 2. Gemeenten, provincies en omgevingsdiensten kunnen in afwijking van het eerste lid een vaststelling van een projectbijdrage aanvragen door de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 38, voor zover deze specifiek op de verleende bijdrage ziet, voor 1 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de minister te zenden.

  • 3. In geval van toepassing van het tweede lid stelt de minister de bijdrage uiterlijk acht weken na aanvraag vast.

  • 4. De minister kan de projectbijdrage vaststellen op een lager bedrag dan het verantwoorde bedrag wanneer uit controle blijkt dat niet is voldaan aan het saneringsdoel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, of aan de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 7, of als de kosten niet voor een projectbijdrage in aanmerking komen, bedoeld in hoofdstuk 3, of niet bepaald zijn in overeenstemming met artikel 36 en 37.

Artikel 41 Vaststellen van een projectbijdrage aan een waterschap

  • 1. Waterschappen dienen een aanvraag tot vaststelling in binnen 13 weken na het einde van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen moesten worden.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a. een verslag omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteit, waaruit blijkt dat het waterschap aan de verplichtingen heeft voldaan;

    • b. per gebouw dat in het saneringsprogramma is opgenomen: of een maatregel is getroffen, en zo ja, welke;

    • c. Wanneer voor een gebouw een geluidbeperkende maatregel is getroffen: de geluidbelasting op het gebouw na sanering;

    • d. Wanneer voor een gebouw in het saneringsprogramma geen maatregel is getroffen: de reden waarom geen maatregel is getroffen;

    • e. een financiële verantwoording;

    • f.  bij de aanvraag tot vaststelling voor een bijdrage van € 125.000,– of meer: een accountantsverklaring.

  • 3. De minister stelt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling, bedoeld in het eerste lid, de bijdrage vast. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met acht weken.

Artikel 42 Korting bij niet tijdig indienen aanvraag tot vaststelling door een waterschap

  • 1. Indien een waterschap de aanvraag tot vaststelling, bedoeld in artikel 41, eerste lid, niet tijdig heeft toegezonden of indien de toegezonden stukken naar het oordeel van de minister onvolledig zijn, stelt de minister het waterschap binnen zes weken na de in artikel 41, eerste lid, genoemde termijn dan wel na ontvangst van deze stukken, in de gelegenheid om binnen een door de minister te stellen termijn van ten hoogste acht weken alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

  • 2. Indien het waterschap niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan de minister voor iedere week die het waterschap in gebreke blijft, bij de vaststelling van de projectbijdrage een korting toepassen van 2,5% van de verleende projectbijdrage.

  • 3. Indien het waterschap de in het eerste lid genoemde termijn met zestien weken heeft overschreden, stelt de minister de projectbijdrage vast, waarbij hij een korting toepast van ten minste 50% en ten hoogste 100% van de verleende projectbijdrage.

  • 4. De minister verrekent de korting, bedoeld in het tweede en derde lid, met de projectbijdrage. De verrekening vindt plaats bij de vaststelling. Voor zover de korting niet verrekend kan worden, vordert de minister haar terug.

HOOFDSTUK 10 MONITORING SANERING

Artikel 43 Monitoring sanering

  • 1. Aansluitend aan de einddatum voor het samenstellen van de saneringslijsten publiceert de minister een samenvoeging van deze lijsten en de volgende gegevens:

    • a. het totaal aantal saneringsgebouwen op de saneringslijsten;

    • b. het totaal aantal saneringsgebouwen van budgetontvangers.

  • 2. Jaarlijks vóór 1 april publiceert de minister de voortgang van de sanering.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in het tweede lid wordt gepubliceerd:

    • a. welke vrijwillig te saneren gebouwen zijn aangegeven in de aanvragen voor bijdragen die zijn verleend;

    • b. het totaal aantal vrijwillig te saneren gebouwen, bedoeld onder a;

    • c. het totaal aantal vrijwillig te saneren gebouwen van budgetontvangers, bedoeld onder a.

  • 4. Ter uitvoering van het bepaalde in het tweede lid worden ook de volgende gegevens over het vorige kalenderjaar gepubliceerd per categorie ontvanger:

    • a. Voor bijdrageverlening:

      • 1°. het aantal verleende budgetbijdragen;

      • 2°. het aantal saneringsgebouwen waarvoor een budgetbijdrage is verleend;

      • 3°. het aantal vrijwillig te saneren gebouwen waarvoor een budgetbijdrage is verleend;

      • 4°. het bedrag dat is aangevraagd voor budgetbijdragen;

      • 5°. het bedrag dat is verleend voor budgetbijdragen;

      • 6°. het aantal aanvragen voor een projectbijdrage;

      • 7°. het aantal verleende projectbijdragen;

      • 8°. het aantal saneringsgebouwen waarvoor een projectbijdrage is verleend;

      • 9°. het aantal vrijwillig te saneren gebouwen waarvoor een projectbijdrage is verleend;

      • 10°. het bedrag dat is aangevraagd voor projectbijdragen

      • 11°. het bedrag dat is verleend voor projectbijdragen;

    • b. Voor bijdragevaststelling:

      • 1°. het aantal vastgestelde budgetbijdragen;

      • 2°. het aantal saneringsgebouwen waarvoor de budgetbijdrage is vastgesteld;

      • 3°. het aantal vrijwillig te saneren gebouwen waarvoor de budgetbijdrage is vastgesteld;

      • 4°. het vastgestelde totaalbedrag voor budgetbijdragen;

      • 5°. het aantal vastgestelde projectbijdragen;

      • 6°. het aantal saneringsgebouwen waarvoor een projectbijdrage is vastgesteld;

      • 7°. het aantal vrijwillig te saneren gebouwen waarvoor een projectbijdrage is vastgesteld;

      • 8°. het vastgestelde totaalbedrag voor projectbijdragen;

    • c. Voor maatregelen: het aantal gebouwen per maatregel dat (mede) met die maatregel is gesaneerd, met onderscheid naar saneringsgebouwen en vrijwillig te saneren gebouwen.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, worden gepubliceerd op de website van Bureau Sanering Verkeerslawaai, www.bureausaneringverkeerslawaai.nl.

HOOFDSTUK 11 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 44 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 45 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling sanering verkeerslawaai 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

BIJLAGE 1. BUDGETONTVANGERS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1

Provincie Utrecht

Provincie Noord-Brabant

Provincie Gelderland

Provincie Friesland

Provincie Noord-Holland

Provincie Zuid-Holland

Provincie Drenthe

BIJLAGE 2. BEREKENING VAN DE BIJDRAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 36

A Berekening bijdrage voor de voorbereiding, begeleiding en toezicht bij geluidwerende maatregelen

Het in artikel 36, eerste lid, onder b, bedoelde bedrag voor de voorbereiding, begeleiding en toezicht bij geluidwerende maatregelen is een bedrag per woning, zoals opgenomen in de tabel, waarbij per woning slechts één categorie van toepassing is.

   

Bedrag VBT per woning

categorie

Wijze van saneren 

woningtype 1

woningtype 2

A

Formeel gesaneerd

260,00

260,00

B

Woning voldoet

605,00

785,00

C

Maatregelen

1.220,00

1.585,00

Toelichting bij de tabel

Woningtype 1: etagewoning, appartement, rijtjeswoning, hoekwoning, geschakelde woning

Woningtype 2: vrijstaande woning

Categorie A: ‘Formeel gesaneerd’

Dit betreft woningen die als gesaneerd kunnen worden aangemerkt zonder dat er een akoestisch-bouwkundige opname heeft plaatsgevonden en zonder dat een toetsingsberekening is uitgevoerd. Bijvoorbeeld omdat de eigenaar geen medewerking heeft verleend. Onder deze categorie valt ook de sanering waarbij na schouwing van de buitenzijde wordt besloten dat geen maatregelen noodzakelijk zijn.

Categorie B: ‘Woning voldoet’

Dit betreft het bedrag voor woningen waarvoor geldt dat na uitvoering van een akoestisch-bouwkundige opname en een toetsingsberekening geldt dat geen maatregelen nodig zijn. De binnenwaarde voldoet. Dit bedrag is ook van toepassing op woningen waarvoor geldt dat deze na een toetsingsberekening wel voor maatregelen in aanmerking komen, maar waarvoor de eigenaar toch afziet van maatregelen.

Categorie C: ‘Maatregelen’

Dit betreft het bedrag voor woningen waarvoor geldt dat na uitvoering van een akoestisch-bouwkundige opname en een toetsingsberekening blijkt dat maatregelen nodig zijn. In het bedrag is een opslag verwerkt voor het regelen van de aanbesteding en het per 20 woningen uitvoeren van een controlemeting.

B Maximale bijdrage verkeersmaatregelen

De maximale bijdrage voor verkeersmaatregel, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, wordt per woning bepaald door het geluid op de gevel van de woning en door de mate van afname die met de verkeersmaatregelen wordt gerealiseerd. Omdat de saneringsdrempel afwijkend is voor provinciale wegen buiten de bebouwde kom, is de bijdrage voor een woning langs die wegen bij hetzelfde geluid hoger dan bij andere wegen.

Tabel 1 Bedrag per eenheid voor sanering vanwege provinciale wegen buiten de bebouwde kom.

Geluidop de gevel (dB) 1

normbedrag per eenheid 2 (in euro) bij afname van

3 dB

4 dB

≥ 5 dB

61

1.000

1.800

2.600

62

1.000

1.800

2.600

63

2.000

3.600

5.200

64

2.000

3.600

5.200

65

2.000

3.600

5.200

66

2.500

4.500

6.500

67

2.500

4.500

6.500

68

4.500

6.500

8.500

69

4.500

6.500

8.500

70

6.500

8.500

10.500

71

6.500

8.500

10.500

72

6.500

8.500

10.500

73

8.500

10.500

12.500

74

8.500

10.500

12.500

≥75

10.500

12.500

14.500

Tabel 2 Bedrag per eenheid voor sanering vanwege gemeentelijke wegen en provinciale wegen binnen de bebouwde kom.

Geluid op de gevel1

normbedrag per eenheid2 (in euro) bij afname van

3 dB

4 dB

≥ 5 dB

66

1.000

1.800

2.600

67

1.000

1.800

2.600

68

2.000

3.600

5.200

69

2.000

3.600

5.200

70

2.000

3.600

5.200

71

2.500

4.500

6.500

72

2.500

4.500

6.500

73

4.500

6.500

8.500

74

4.500

6.500

8.500

75

6.500

8.500

10.500

76

6.500

8.500

10.500

77

6.500

8.500

10.500

78

8.500

10.500

12.500

79

8.500

10.500

12.500

≥80

10.500

12.500

14.500

X Noot
1

Dit is het geluid op de uitwendige scheidingsconstructie vóór uitvoering van de maatregelen (in dB)

X Noot
2

Eenheid: – bij woningen: elke woning;–bij andere geluidgevoelige gebouwen per 5 meter gevellengte

C Maximale bijdrage afschermende maatregelen

De maximale bijdrage voor afschermende maatregelen, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, is gebaseerd op de gemiddelde kosten van een geluidscherm. De maximale bijdrage bestaat uit een basisbedrag waarop een aantal correcties worden toegepast. De uitkomst voor het gemiddelde scherm wordt daarna vermeerderd met 10% van het totaal om te komen tot de maximale bijdrage. Onder de tabellen staat de precieze werkwijze voor de berekening. Op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl wordt een rekenformulier geplaatst waarmee de maximale bijdrage berekend kan worden. Dit formulier kan ook gebruikt worden om de kosten van een scherm vooraf te ramen.

1. Basisbedrag

Gemiddelde hoogte

Bedrag per vierkante meter per type scherm

absorberend

reflecterend

1,0 – 2,5 m

€530,00

€480,00

2,5 – 4,0 m

€440,00

€390,00

4,0 – 6,0 m

€400,00

€350,00

2. Correctiefactoren voor kunstwerken en transparante schermen

Correctiefactor voor de lengte van het deel van het scherm dat wordt geplaatst op een kunstwerk

1,36

Correctiefactor voor de lengte van het deel van het scherm dat niet wordt geplaatst op een kunstwerk en dat transparant wordt uitgevoerd

1,64

3. Correctiefactor voor de omvang van het werk in m2

karakterisering van de werkomvang

klein

gemiddeld

groot

orde van groote

<500 m2

500–5000 m2

>5000 m2

Correctiefactor

1,10

1

0,95

4. Correctiefactor voor de ondergrond
 

diepte funderingslaag bij benadering

meerprijs in € per meter lengte van het scherm1

Standaard (of goed)

< 5m

0

Slecht

10m

54

Erg slecht

20 m

135

X Noot
1

voor zover niet op een kunstwerk geplaatst

5. Correctiefactor voor trillingsarm funderingssyteem
 

diepte funderingslaag bij benadering

meerprijs in € per meter lengte van het scherm1

Geen trillingsarm funderingssysteem

 

0

Wel trillingsarme fundering. Type ondergrond: standaard

< 5m

33

Wel trillingsarme fundering. Type ondergrond: slecht

10m

91

Wel trillingsarme fundering. Type ondergrond: erg slecht

20 m

176

X Noot
1

voor zover niet op een kunstwerk geplaatst

6. Correctiefactor voor plaatsing in een talud
 

meerprijs in € per meter lengte van het scherm

Plaatsing niet in een talud 

0

Plaatsing in een talud, het baan lichaam moet worden verbreed 

187

Plaatsing in een talud, het talud moet worden opgevangen door een keerwand

290

7. Correctiefactor voor afwateringsvoorzieningen
 

meerprijs in € per meter lengte van het scherm

Niet nodig 

0

Additioneel infiltratie middels grindkoffers nodig 

12

Er wordt een afwateringsgoot aangesloten op bestaande riolering

59

De bestaande infra behoeft compleet rioolwaterafvoer (met goot + kolken) 

70

8. Correctiefactor voor beplanting voor en/of tegen het scherm
 

meerprijs in € per meter lengte van het scherm

Geen beplanting

0

Beplanting aan één zijde

59

Beplanting aan twee zijden

117

9. Correctiefactor voor verkeersmaatregelen
 

meerprijs in € per meter lengte van het scherm

Er kan zondermeer gebouwd worden, geen maatregelen nodig

0

Er is sprake van een kortdurende (tijdelijke) omleidingsroute

9

Tijdens uitvoering worden rijstroken versmald en (tijdelijke) barrier geplaatst

90

Tijdens uitvoering wordt verkeer langdurig omgeleid via andere route

105

10. Correctiefactor voor aanvullende voorzieningen
 

meerprijs in € per meter lengte van het scherm

Geleiderail

99

Permanente barrier

378

Grond aanvulling

31

Vluchtdeuren

(Aantal vluchtdeuren * €7475) / lengte van het scherm

11. Correctiefactor voor kabels en leidingen
 

meerprijs in € per meter lengte van het scherm

Geen verleggingen van K&L nodig

0

Beperkte beschermingsmaatregelen nodig voor enkele kruisende K&L

5

In langsrichting maximaal 4 kabels verleggen 

135

In langsrichting 4 kabels en 2 leidingen (water/gas/riool max 300 mm) verleggen

539

12. Correctiefactor voor risicoprofiel

Risicoprofiel

Percentage van de totale kosten excl btw

Laag risico profiel, voldoende bouwruimte, weinig omgevingsinteractie

5%

Hoog risicoprofiel, beperkingen op de bouwplaats + veel omgevingsinteracties

10%

Werkwijze bij de berekening

  • 1. Het basisbedrag vermenigvuldigen met de correctiefactoren in tabel 2 en 3 voor zover van toepassing.

  • 2. Het bedrag onder 1 verhogen met de correcties op basis van tabellen 4 tot en met 8. Elke correctie is gelijk aan:

    (de meerprijs per meter lengte van het scherm / de gemiddelde hoogte van het scherm) * (lengte van het scherm dat niet op een kunstwerk staat / totale lengte van het scherm)

  • 3. Het bedrag onder 2 verhogen met de correcties op basis van de tabellen 9, 10 en 11. Elke correctie is gelijk aan:

    de meerprijs per meter lengte van het scherm / de gemiddelde hoogte van het scherm

  • 4. Het bedrag onder 3 verhogen met: het percentage in tabel 12 dat van toepassing is, maal het bedrag onder 3.

  • 5. Het bedrag onder 4 verhogen met: het geldende btw-percentage maal het bedrag onder 4. De uitkomst staat voor de gemiddelde schermkosten.

  • 6. Het bedrag onder 5 verhogen met: 10% maal het bedrag onder 5. De uitkomst staat voor de maximale bijdrage voor een geluidscherm.

Wanneer een andere afschermende maatregel wordt toegepast dan een geluidscherm, is de maximale bijdrage gelijk aan:

De maximale kosten voor een geluidscherm met dezelfde lengte en dezelfde geluidreductie, met de volgende keuzes voor de correctiefactoren in de tabellen 2 tot en met 12. Deze keuzes geven een veel voorkomende situatie voor lokale schermen weer.

tabel

Keuze voor vergelijking met schermkosten

2

Geen kunstwerken en 25% transparant scherm

3

Omvang relatief beperkt, correctiefactor 1,05

4

Type ondergrond slecht

5

Trillingsarm funderen bij slechte ondergrond

6

Correctie voor talud €50 per meter lengte van het scherm

7

Correctie afwatering €10/meter

8

Tweezijdige beplanting

9

Verkeersmaatregelen €90/meter

10

Grondaanvulling €31/meter

11

Kabels en leidingen €10/meter

12

Risicoprofiel 7%

D Maximale bijdrage geluidwerende maatregelen

De maximale bijdrage voor geluidwerende maatregelen, zoals bedoeld in artikel 36, tweede lid, wordt per woning bepaald op basis van de volgende toetsbedragen en eventuele correcties en toeslagen.

Alle bedragen zijn exclusief BTW.

1. Gevelmaatregelen

Tabel a Toetsbedragen per m2 van maatregelen aan lichte geveldelen (beglazing en panelen)

Kostenklasse

I

II

III

IV

V

Toetsbedrag/m2

€ 321

€ 357

€ 379

€ 467

€ 502

Tabel b Correctie (C) voor het gemiddeld elementoppervlak

S (m2)

< 0,5

≥ 0,5

< 0,6

≥ 0,6

< 0,7

≥ 0,7

< 0,8

≥ 0,8

< 1,0

≥ 1,0

< 1,4

≥ 1,4

< 2,0

≥ 2,0

< 2,8

≥ 2,8

C (€)

+ € 115

+ € 68

+ € 35

+ € 19

€ 0

– € 25

– € 48

– € 67

– € 85

Tabel c Toeslagen per (nieuw) raam en (nieuwe) deur

Kostenklasse

I

II

III

IV

V

Nieuwe draairamen

€ 355

€ 430

€ 440

€ 445

€ 450

Nieuwe vaste ramen

€ 280

€ 310

€ 315

€ 325

€ 330

Dakramen excl. Suskasten

€ 625

€ 675

€ 735

€ 830

€ 930

Nieuwe deuren

€ 1.010

€ 1.150

€ 1.150

€1.150

€ 1.150

Tabel d Toeslag per stuk voor raam/deur (anders dan naar buiten draaiend)

Verwijderen schuifraam, per stuk

€ 148

Naar binnen draaiende delen, per stuk

€ 90

Draai-kiep-raam, per stuk

€ 148

Stijl/dorpel bij nieuwe draaidelen, per strekkende meter

€ 135

Kierdichting bestaande draaidelen, per strekkende meter

€ 25

Toeslag inhaakkozijnen, per vierkante meter

€ 337

Toeslag stellatten t.b.v. voorzetbeglazing, per strekkende meter

€ 11

Tabel e Toeslag voor kozijnnaaddichting per m1

Naaddichting aan de binnenzijde per m1 (alleen kit)

€ 12

Naaddichting aan de binnenzijde per m1 (hoeklat + kit)

€ 24

Naaddichting aan de buitenzijde per m1 (alleen kit)

€ 12

2. Geluiddempende ventilatievoorzieningen

Tabel f Toetsbedragen voor een geluiddempende ventilatievoorziening (één geluiddempende ventilatievoorziening per geluidsbelast, geluidsgevoelig vertrek)

Suskast

€ 470

Muurdemper

€ 460

Dakdemper

€ 390

Mechanische ventilatievoorziening

€ 820

3. Maatregelen hellend dakvlak

Tabel g Toetsbedragen per m2 voor maatregelen aan het dakvlak

Type 1

dakbeschot met waterbestendige plaat kierdicht maken

€ 95

Type 2

idem type 1 met aanvullend montage gipsplaten en spouw geheel of gedeeltelijk vullen met minerale wol, eventueel op verende regels

€235

Type 3

idem type 2 echter montage gipsplaten op verende regels

€ 275

4. ¡Maatregelen plafonds

Tabel h Toetsbedragen per m2 voor maatregelen aan het plafond

Alleen gipsplaten

€ 140

Gipsplaten met minerale wol

€ 155

Wijze van berekening met het toetsbedragensysteem voor geluidwerende maatregelen

De belangrijkste aspecten van het systeem van de toetsbedragen zijn:

  • Differentiatie in vijf klassen met een bereik van ieder 2 dB.

  • De klassen betreffen kostenklassen (I t/m V). Door middel van het nomogram (figuur 1) kan per situatie, afhankelijk van de vereiste geluidwering, de kostenklasse worden bepaald. Deze kostenklassen corresponderen met de RA-waarden van de lichte geveldelen.figuur 1, nomogram bepaling kostenklasse

    figuur 1, nomogram bepaling kostenklasse

  • In een correctie (C) wordt de invloed van het gemiddeld element oppervlak verdisconteerd. (Kleine oppervlakken zijn per m2 duurder dan grote oppervlakken.)

  • Per raam en deur geldt een toeslag per stuk. Omdat de detaillering van bewegende delen afhankelijk is van de geluidisolatie, varieert deze toeslag per kostenklasse. Deze toeslag is gebaseerd op naar buiten draaiende ramen en deuren.

  • Indien ten opzichte van de bestaande situatie afwijkende raamtypes moeten worden toegepast kan daarvoor nog een toeslag per stuk gelden (tabel d) . Wordt een schuifraam vervangen door een vast deel of draairaam, dan geldt een toeslag voor het demonteren van het raam en aanpassen van het kozijn.

  • Afhankelijk van de vereiste geluidisolatiewaarde wordt enkele, dan wel dubbele naaddichting toegepast. (Bij enkele naaddichting is het over het algemeen om bouwfysische redenen noodzakelijk deze aan de binnenzijde aan te brengen.)

  • Per geluidsbelast geluidsgevoelig vertrek zal over het algemeen een geluiddempende ventilatievoorziening nodig zijn. Afhankelijk van het type geldt een verschillend toetsbedrag.

  • Bij maatregelen aan hellende daken ligt slechts een beperkt aantal bouwkundige constructies voor de hand. Om die reden zijn de toetsbedragen gebaseerd op de kosten van de desbetreffende maatregelen. De toetsbedragen corresponderen met de constructies die in de publicatie ‘Verkeerslawaai en Woningen’ zijn beschreven onder respectievelijk de codes DH1, DH5 tot en met DH7 en DH8. De keuze van het type constructie is sterk afhankelijk van de vereiste geluidwering. De normkosten van de verschillende kostenklassen voor dakisolatie zijn allereerst gerelateerd aan de uit te voeren werkzaamheden.

    Globaal kan aangehouden worden dat type 1, 2 en 3 corresponderen met een eis van respectievelijk RA ≤ 27 dB, 28 dB ≤ RA ≤ 36 dB en RA ≥ 37 dB. (genoemde isolatiewaarden zijn gerelateerd aan de isolatiewaarden op basis van het wegspectrum). Bij de bepaling van de toetsbedragen is er onder meer van uitgegaan dat het dak akoestisch nog niet geïsoleerd is, er geen dakkapel aanwezig is, er geen bijzondere voorzieningen aan de dakvoet nodig zijn, er geen knieschotten en ingebouwde kasten aanwezig zijn en de nieuwe afwerking zal bestaan uit sauswerk op gipskartonplaat. Als de aanwezige situatie verschilt van deze uitgangspunten zal dat wat betreft uitvoeringskosten in het algemeen tot een afwijking van de toetsbedragen kunnen leiden: bijvoorbeeld als het dak al wel (gedeeltelijk) geïsoleerd is tot minder kosten en bij de aanwezigheid van een dakraam tot meer kosten.

  • Ook bij maatregelen aan plafonds ligt slechts een beperkt aantal bouwkundige constructies voor de hand. Om die reden zijn de toetsbedragen gebaseerd op de kosten van de desbetreffende maatregelen.

E Maximale bijdrage voor maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn

Het in artikel 36, tweede lid, bedoelde maximale bedrag voor maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn, is afhankelijk van het geluid op de gevel van het gebouw en het type geluidbron zoals weergegeven in de tabel.

wegen

spoorwegen

dB

bijdrage

dB

bijdrage

66 t/m 701

€145.000

71 t/m 75

€135.000

71 t/m 75

€175.000

76 en hoger

€175.000

76 en hoger

€185.000

   
X Noot
1

uitsluitend voor geluidgevoelige gebouwen langs een provinciale weg buiten de bebouwde kom

F Bijdrage maatregelen aan de constructie van een weg

De in artikel 36, derde lid, onder c, bedoelde bijdrage voor maatregelen aan de constructie van een weg is afhankelijk van de kleinste afname van het geluid op de gevel van een saneringsgebouw of vrijwillig te saneren gebouw volgens de tabel.

Afname geluid op de gevel

Bijdrage per 10 m2 wegdek

1 of 2 dB

€ 50,00

3 dB

€ 75,00

4 dB

€ 150,00

BIJLAGE 3. NORMBEDRAGEN VERLENING BIJDRAGE ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 4 EN 5

De in artikel 4 en 5 bedoelde normbedragen zijn bedragen gebaseerd op de onderstaande tabel, die gelden per te saneren gebouw. De bijdrage per gebouw is de optelling van beide normbedragen.

Geluid op de gevel (dB)

Normbedrag voorbereiding, begeleiding en toezicht

Normbedrag maatregelen

61

€700

€ 0

62

€700

€ 560,00

63

€700

€ 1.200,00

64

€700

€ 2.800,00

65

€700

€ 3.200,00

66

€700

€ 3.600,00

67

€700

€ 4.200,00

68

€700

€ 4.800,00

69

€700

€ 5.200,00

70

€700

€ 5.600,00

71

€700

€ 6.800,00

72

€700

€ 8.000,00

≥ 73

€700

€ 9.600,00

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling is de opvolger van de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai onder de Omgevingswet. De vernieuwing van de regeling is nodig omdat de sanering verkeerslawaai nog niet is afgerond en onder de Omgevingswet de regels voor de sanering worden gewijzigd en een nieuwe categorie gebouwen aan de saneringsopgave wordt toegevoegd. De regeling is in hoofdzaak een bijdrageregeling voor provincies en gemeenten en is daarom een specifieke uitkering. Daarom wordt nu niet meer gesproken van een subsidieregeling. Daarnaast is deze regeling een subsidieregeling voor waterschappen. De regeling voorziet in een rijksbijdrage voor het treffen van geluidbeperkende en geluidwerende maatregelen, met als doel de beperking van het geluid door wegen en spoorwegen op geluidgevoelige gebouwen of de beperking van het geluid binnen geluidgevoelige gebouwen.

2. Hoofdlijnen van de regeling

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de hoofdlijnen van de regeling. Paragraaf 2.1 gaat in op de nieuwe regels en paragraaf 2.2 licht de belangrijkste wijzigingen toe. De daaropvolgende paragrafen beschrijven de hoofdelementen van de regeling: maatregelen, budgetbijdragen, projectbijdragen, vrijwillige sanering en monitoring en evaluatie.

2.1 Nieuwe saneringsregels

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn ook de saneringsregels voor verkeerslawaai gewijzigd. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit (Ob) zijn daarvoor de belangrijkste bepalingen opgenomen in § 12.1.6 Sanering geluid door infrastructuur gemeente, waterschap en provincie van het Bkl en § 15.1 Sanering te hoge geluidbelastingen van het Ob. Voor de decentrale infrastructuur (gemeentewegen, waterschapswegen, provinciale wegen en lokale spoorwegen) is een actualisering van de saneringsregels van de Wet geluidhinder (Wgh) doorgevoerd. Die actualisering is in grote lijnen gelijk aan de actualisering die in 2012 al voor rijkswegen en hoofdspoorwegen is doorgevoerd, en wordt in paragraaf 2.2 verder toegelicht. De nieuwe saneringsregels zijn vastgesteld in samenhang met de invoering van de nieuwe geluidregels. Het doel is dat de sanering binnen een periode van circa 20 jaren wordt afgerond. De uitvoering van deze regeling is belegd bij Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat daarvoor is gemandateerd.

2.2 Belangrijkste wijzigingen

Net als voor rijksinfrastructuur bestaat de saneringsoperatie voor decentrale infrastructuur uit drie onderdelen:

  • 1. het afronden van de bestaande saneringsoperatie;

  • 2. de aanpak van nieuwe geluidknelpunten met hoge geluidniveaus op de gevel, die na het in werking treden van de Wet geluidhinder zijn ontstaan door bijvoorbeeld groei van verkeer;

  • 3. de aanpak van andere geluidknelpunten.

Ad 1

Het afronden van de lopende saneringsoperatie gebeurt voor saneringsgebouwen die op de saneringslijst Wgh staan en nog niet eerder zijn gesaneerd. De registratie van het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat werkt in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, wordt hiervoor als uitgangspunt gebruikt. Er is wel een nieuwe saneringsdrempel ingevoerd: alleen gebouwen op de saneringslijst Wgh met een actueel geluidniveau op de gevel boven de grenswaarde komen in aanmerking voor een volledige bijdrage van het Rijk, en voor provinciale wegen binnen de bebouwde kom boven de grenswaarde + 5 dB. De grenswaarden staan in tabel 3.35 van het Bkl. Het actuele geluid op de gevel wordt bepaald op basis van de basisgeluidemissies en geluidproductieplafonds zoals die voor het eerst zullen worden vastgesteld na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Ad 2

Voor nieuwe geluidknelpunten geldt dezelfde saneringsdrempel als voor het afronden van de bestaande saneringsoperatie. Dit zijn knelpunten die niet op de saneringslijst Wgh staan en die vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet al zijn ontstaan, en die bepaald worden op basis van de basisgeluidemissies en geluidproductieplafonds zoals die voor het eerst zullen worden vastgesteld.

Ad 3

Voor andere geluidknelpunten die op de saneringslijst Wgh staan en nog niet eerder zijn gesaneerd, is een gedeeltelijke bijdrage van het Rijk mogelijk. Deze sanering is niet verplicht maar vrijwillig, omdat de overheid die saneert, zelf ook een financiële bijdrage levert. Welk deel wordt vergoed, wordt geregeld met deze regeling. De drempel hiervoor ligt 5 dB lager dan de saneringsdrempel zoals vermeld bij 1.

Met deze regeling zijn ook enkele verbeteringen doorgevoerd die leiden tot meer doelmatigheid. Een belangrijke verbetering is dat naast projectbijdragen ook budgetbijdragen zijn ingevoerd. Met een budgetbijdrage krijgt een budgetontvanger vijf jaar lang een budget om volgens een meerjarenplanning de sanering uit te voeren. Overheidsorganisaties die een groot aantal geluidgevoelige gebouwen zullen saneren, komen hiervoor in aanmerking. Daarnaast blijven er projectbijdragen voor overheidsorganisaties met een kleinere saneringsomvang. Voor projectbijdragen zijn de wijzigingen in deze regeling beperkt. Een andere verandering is dat de bijdragen, zowel project- als budgetbijdragen, niet worden gesplitst in bijdragen voor voorbereiding, begeleiding en toezicht (vbt) en bijdragen voor de uitvoering van maatregelen. Dit leidt tot minder administratieve lasten, maar het betekent ook dat de kosten voor te treffen maatregelen bij de verlening van de bijdrage minder goed kunnen worden geschat. Bijdragen kunnen wel tussentijds worden bijgesteld wanneer er meer inzicht is in de kosten en deze substantieel afwijken van de schatting bij de verlening van de bijdrage.

2.3 Maatregelen

De bijdrage kan worden aangevraagd voor maatregelen die het geluid op of in het gebouw beperken, en voor de voorbereiding en begeleiding van en toezicht op de uitvoering van die maatregelen. Bij de maatregelen gaat het in ieder geval om maatregelen die al lange tijd behoren tot de stand der techniek, zoals verkeersmaatregelen, stille wegdekken, raildempers, geluidschermen en -wallen, en gevelisolatie. Deze maatregelen zijn daarom expliciet benoemd. Ook is er veel bekend over de kosten van deze maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in Bijlage I van de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet, dat onderdeel vormt van het financiële doelmatigheidscriterium (artikel XI, eerste lid, onder c, van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet).

De regelgeving is zo ingericht dat eerst wordt bepaald of geluidbeperkende maatregelen, die het geluid op de gevel verlagen, mogelijk zijn, en daarna wordt beoordeeld of gevelisolatie nodig is om te voldoen aan de binnenwaarde. Bronmaatregelen hebben daarbij de voorkeur boven maatregelen die de geluidoverdracht beperken, want het algemene uitgangspunt in het milieubeleid is dat emissies zoveel mogelijk moeten worden voorkomen aan de bron. De maatregelen worden beoordeeld op soberheid en doelmatigheid. De kosten mogen niet onnodig zijn voor het doel van geluidreductie, en ze moeten in verhouding staan tot het te bereiken doel. De doelmatigheid van bronmaatregelen en afschermende maatregelen worden beoordeeld met het criterium voor financiële doelmatigheid, zoals opgenomen in artikel XI van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet (in combinatie met paragraaf 3.5.4.4 van het Bkl), wanneer ze zijn opgenomen in de bijlage I van de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet. Het criterium houdt op hoofdlijnen in dat de kosten van de maatregelen, uitgedrukt in maatregelpunten, worden vergeleken met de geluidbelastingen vóór maatregelen, uitgedrukt in reductiepunten. Een maatregel is doelmatig wanneer het aantal maatregelpunten niet hoger is dan het aantal reductiepunten. Daarnaast gelden nog aanvullende voorwaarden. Van een maatregel kan worden afgezien als er overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan (artikel 12.13b van het Bkl). Dit dient dan te worden onderbouwd in het saneringsprogramma.

Naast de stille wegdekken, raildempers en geluidschermen en -wallen kunnen ook andere bron- of afschermende maatregelen worden ingezet wanneer hiermee de vereiste geluidreductie ook kan worden behaald. Dit biedt ook ruimte voor innovatieve maatregelen. Het is dan van belang dat de aanvrager het effect van de maatregel kan aantonen. In de rekenvoorschriften voor geluid in de Omgevingsregeling zijn twee afschermende maatregelen opgenomen waarvoor de geluidreductie kan worden berekend, de diffractor en het minischerm. Deze maatregelen zijn nog niet in het doelmatigheidscriterium (Bijlage I bij de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet) opgenomen, omdat meer informatie nodig is om maatregelpunten te kunnen bepalen. De maatregelpunten staan voor de kosten van een maatregel over de hele levensduur. Het staat een aanvrager vrij om deze maatregelen in te zetten in het kader van de sanering, maar voor de bijdrage geldt wel het maximum dat geldt voor geluidschermen. Ook andere maatregelen kunnen in aanmerking komen, maar dan moet de aanvrager zelf aantonen dat de maatregel het benodigde effect heeft op het geluid. De maximale bijdrage hangt dan af van het maximum voor een vergelijkbare maatregel (bronmaatregel of afschermende maatregel) met hetzelfde effect.

2.4 Budgetbijdragen

Een budgetbijdrage is bedoeld om een programmatische aanpak van de sanering te faciliteren. De bedoeling is dat de budgetontvanger een planning maakt voor vijf jaar met een verwacht aantal te saneren gebouwen en daarvoor een budget aanvraagt. Van dat budget kan hij een of meer projecten uitvoeren. Daarbij kan hij van de oorspronkelijke planning afwijken. Als meer gebouwen worden gesaneerd, is geen aanspraak mogelijk op meer budget, tenzij er budgettaire ruimte is. En als er minder gebouwen worden gesaneerd, kan het bijdragebedrag en de jaarlijkse bevoorschotting worden verlaagd om meer financiële ruimte te geven aan een budgetontvanger die meer gebouwen kan saneren. Daarvoor is het nodig dat budgetontvangers de minister jaarlijks informeren over de voortgang.

Het bijdrageplafond wordt vastgesteld voor vijf jaar, en budgetbijdragen worden in principe eens in de vijf jaar aangevraagd. Deze cyclus loopt gelijk op met de cyclus voor actieplannen omgevingslawaai in het kader van de Europese richtlijn omgevingslawaai, ook actieplannen hebben een looptijd van 5 jaar. Een budgetontvanger die een actieplan moet opstellen, kan zijn meerjarenplanning voor de sanering dus opnemen in zijn actieplan. In 2024 worden weer actieplannen opgesteld. Naar verwachting kunnen dan ook de eerste provincies en gemeenten hun saneringslijst hebben samengesteld. De uiterste datum hiervoor wordt vastgesteld in een koninklijk besluit op grond van artikel 15.2, eerste lid, van het Omgevingsbesluit. De eerste reguliere aanvragen voor een budgetbijdrage kunnen daarom in 2025 worden verwacht. Het schema hieronder laat de vijfjaarlijkse cyclus zien.

 

Periode Actieplan omgevingslawaai

 

2024–2028

2029–2033

2034–2038

2039–2043

Uiterste termijn vaststelling

18 juli 2024

18 juli 2029

18 juli 2034

18 juli 2039

Uiterste datum aanvraag rijksbijdrage

1 feb 2025

1 feb 2030

1 feb 2035

1 feb 2040

Looptijd rijksbijdrage (5 jaar)

2030

2035

2040

2045

De saneringsoperatie zal ongeveer 20 jaar duren. Er zijn twee bepalingen die de saneringsoperatie begrenzen in de tijd. Saneringsprogramma’s moeten uiterlijk 18 juli 2038 zijn vastgesteld (artikel 22.18 van de Omgevingswet). En de laatste aanvragen voor een budgetbijdrage moeten worden ingediend vóór 1 februari 2039 (artikel XI, eerste lid, onder d, van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet in combinatie met deze regeling). Op basis van de laatste aanvragen zal de sanering dan nog enkele jaren doorlopen om de laatste saneringsprojecten te kunnen afronden. Bij deze einddata is nog geen rekening gehouden met de wijziging van de richtlijn omgevingslawaai met betrekking tot de termijn voor het actieplan. Op grond van deze wijziging verschuift de termijn van 18 juli 2038 naar 18 juli 20392. In de tabel staan wel termijnen op basis van de gewijzigde richtlijn. De genoemde artikelen zullen worden aangepast aan de nieuwe termijn voor het actieplan.

Met provincies zijn afspraken gemaakt over de zogenaamde pre-sanering, de sanering voorafgaand aan het opstellen van de saneringslijst onder de Omgevingswet. Onder de Wet geluidhinder waren zij alleen bij reconstructies van wegen verplicht om te saneren. Onder de Omgevingswet zijn ze verplicht om alle saneringsgebouwen bij provinciale wegen te saneren. Het is doelmatig om dat te doen op het moment dat onderhoud aan een weg plaatsvindt, wanneer een wegdek vervangen moet worden. Op dat moment kan een stil wegdek, wanneer dat doelmatig is, aangelegd worden zonder afschrijvingskosten voor het bestaande wegdek. Met provincies is afgesproken dat zij de saneringskosten vergoed krijgen onder de nieuwe regeling wanneer de saneringsmaatregelen zijn uitgevoerd na 18 juli 2018 (de uiterste datum voor vaststelling van het actieplan omgevingslawaai) en ze voldoen aan randvoorwaarden die overeenkomen met de nieuwe saneringsregels onder de Omgevingswet. Provincies kunnen daarom bij inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2024 een aanvraag voor een budgetbijdrage indienen op basis van hun actieplan 2018-2023 of een meerjarenplanning voor de sanering tot en met het vaststellen van de saneringslijst.

De uiterste indieningstermijn voor budgetbijdragen voor de reguliere sanering (niet pre-sanering) hangt af van de uiterste datum van vaststelling van de saneringslijst, die wordt vastgelegd in een koninklijk besluit. Een eerste aanvraag heeft altijd een looptijd tot en met 2030. In 2030 start een nieuwe cyclus van de budgetbijdrage. Tussentijdse aanvragen zijn niet mogelijk, omdat het nodig is dat het budget bij het begin van de cyclus volledig verdeeld zal worden.

Lopende de bijdrage zal een budgetontvanger de minister informeren over de voortgang en belangrijke wijzigingen. Bijvoorbeeld: het treffen van de maatregel geluidscherm kan leiden tot een ander totaalbedrag dan waar in de aanvraag rekening mee is gehouden, terwijl het normbedrag is afgestemd op de meest voorkomende maatregel gevelisolatie. Zo nodig kan de bijdrage op basis van die informatie aangepast worden.

Verder dient de minister gelegenheid te krijgen een saneringsprogramma, met de maatregelafweging voor specifieke locaties, te beoordelen aan het financiële doelmatigheidscriterium. Geluidschermen vragen ook een bijzondere deskundigheid voor de kostenbeoordeling, en daarom wordt van de budgetontvanger gevraagd deze maatregel altijd vooraf aan de minister voor te leggen ter beoordeling. Met deze informatieplichten wordt voorkomen dat een verleende bijdrage uiteindelijk niet vastgesteld kan worden voor de werkelijke kosten. Ook kan een budgetontvanger tussentijds advies vragen aan de minister, met hetzelfde doel.

Verantwoording over een budgetbijdrage vindt jaarlijks plaats via de SiSa-systematiek ingevolge artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. De minister, in mandaat BSV, kan controles uitvoeren en steekproefsgewijs stukken opvragen. Vervolgens wordt de bijdrage uiterlijk na 5 jaar tussentijds vastgesteld als verlenging van de bijdrage nodig is om de saneringsopgave te kunnen afronden. Na afloop van de (eventueel verlengde) looptijd van de budgetbijdrage en afronding van de saneringsopgave wordt de bijdrage definitief vastgesteld.

2.5 Projectbijdragen

Projectbijdragen kunnen net als onder de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai (Ssv) jaarlijks worden ingediend voor één project. Een project heeft betrekking op een afgebakend aantal saneringsgebouwen, waar mogelijk geordend naar één of meer clusters. Een cluster is gedefinieerd in artikel XI, eerste lid, onder c, onder ten derde, van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet, en heeft betrekking op saneringsgebouwen die profijt hebben van één saneringsmaatregel, zoals een stil wegdek. Bij verspreide bebouwing is clustering vaak niet mogelijk. Uit oogpunt van doelmatigheid moet een project, behoudens uitzonderingen, een minimale omvang hebben. Dit is niet anders dan in de Ssv. Wel is het aantal verhoogd van 25 naar 50 gebouwen. Hierop zijn uitzonderingen gedefinieerd.

Projectbijdragen kunnen jaarlijks, maar uiterlijk voor 1 februari 2040 worden aangevraagd. Dit volgt uit artikel XI, eerste lid, onder d van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet. De regeling loopt dan nog wel door. Daarom zal de regel gelden dat, wanneer het bijdrageplafond voor dat jaar niet toereikend is, de aanvraag het volgende jaar opnieuw ingediend kan worden.

Omdat er niet meer een aparte bijdrage voor maatregelen wordt verleend, volgend op een voorbereidingsbijdrage, worden de te treffen maatregelen tussentijds beoordeeld op basis van een informatieplicht. De terinzagelegging van het saneringsprogramma wordt gemeld voor een beoordeling van de doelmatigheid van de gekozen maatregelen, en in ieder geval voor geluidschermen zal altijd een technische beoordeling plaatsvinden. De informatieplicht wordt wel beperkt, net als bij budgetbijdragen zal deze meer gericht zijn op het waar mogelijk steekproefsgewijs controleren, zodat minder stukken hoeven te worden toegezonden aan de minister.

2.6 Vrijwillige sanering

In de aanvraag voor een bijdrage kunnen ook gebouwen worden opgenomen die vrijwillig worden gesaneerd. De bijdrage is dan een percentage van de kosten die vergoed zouden worden voor een verplicht te saneren gebouw. De bijdrage voor geluidwerende maatregelen is een hoger percentage wanneer de overschrijding van de binnenwaarde hoger is. Hiermee wordt beoogd dat ontvangers de prioriteit leggen bij gebouwen met een hoge overschrijding van de binnenwaarde. In 2021 is in opdracht van het Ministerie van IenW een toolbox vrijwillige geluidsanering tot stand gekomen, een methodiek waarmee ontvangers de overschrijding van de binnenwaarde kunnen schatten. Uiteindelijk wordt voor geluidwerende maatregelen een percentage vergoed op basis van de overschrijding die is vastgesteld bij het onderzoek van het binnenniveau. Voor andere maatregelen en de kosten van voorbereiding, begeleiding en toezicht is de bijdrage 50% van de bijdrage die zou gelden voor een verplicht te saneren gebouw.

De vrijwillige sanering is gebaseerd op artikel 12.11, tweede lid, van het Bkl. Dat betekent echter niet dat gebouwen die aan de criteria uit dat artikellid voldoen, automatisch voor sanering in aanmerking komen. Eigenaren van die gebouwen kunnen hier geen rechten aan ontlenen. Wanneer de betreffende overheid er niet voor kiest het gebouw te saneren, kan de eigenaar zelf isolatiemaatregelen treffen. Het biedt voordelen om het gebouw daarbij tegelijk ook thermisch te isoleren. Hiervoor zijn vaak ook subsidies beschikbaar in het kader van de energietransitie.

2.7 Monitoring en evaluatie

Voor alle bijdrageregelingen geldt dat ze elke vijf jaar moeten worden geëvalueerd (artikel 4:24 van de Awb). In 2022 is een beleidsdoorlichting uitgevoerd voor artikel 20, onderdeel geluid, van hoofdstuk XII. Deze heeft betrekking op de Ssv en de vernieuwing in onderhavige regeling. Een eerste evaluatie van deze regeling is daarom voorzien voor 2027.

Deze regeling geeft mede uitvoering aan artikel XI van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet en daarom kan de regeling alleen vóór het einde van de beoogde saneringstermijn vervallen wanneer het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet wordt gewijzigd. De evaluatie kan leiden tot verbeteringen van het instrument en geeft de mogelijkheid om te toetsen of het beschikbare budget op de rijksbegroting voldoende is om de sanering in 2043 te kunnen afronden. Ook kan worden bezien of de verplichte sanering voldoende voortgang laat zien, gelet op de einddatum voor het programma voor de verplichte sanering in artikel 22.18 van de wet. Bij de evaluaties zullen de decentrale overheden betrokken worden.

Om evaluaties te kunnen uitvoeren is het nodig de voortgang van de sanering te monitoren. Dit gebeurde al in de rijksbegroting, maar zal nu in meer detail plaatsvinden op de website van BSV. Hiermee krijgen aanvragers inzicht in de landelijke voortgang van de sanering en kunnen ze daar rekening mee houden bij hun eigen planning. De ambitie is om gegevens over de sanering op termijn aan te sluiten op het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

3. Relatie met andere wetgeving

Voor de procedurele bepalingen van deze regeling is aangesloten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Kaderbesluit subsidies I en M en de Ssv onder de Wet geluidhinder.

In artikel 4:21, derde lid, van de Awb is bepaald dat titel 4.2 (Subsidies) van die wet niet van toepassing is op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M wijkt af van artikel 4:21, derde lid, van de Awb en bepaalt dat titel 4.2 van die wet wel van toepassing is op financiële middelen die worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Om die reden is titel 4.2 van de Awb van toepassing op deze regeling. Hierin zijn bepalingen opgenomen die relevant zijn of kunnen zijn voor de ontvangers zoals de artikelen 4:46 Awb (subsidievaststelling) en 4:57 Awb (terugvordering). Omdat op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt, is naast de Kaderwet subsidies I en M en de Awb ook de Financiële-verhoudingswet van toepassing. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering geregeld.

Het Kaderbesluit subsidies I en M is niet rechtstreeks van toepassing, maar alleen voor zover bepalingen zijn overgenomen in deze regeling of van toepassing zijn verklaard.

Voor waterschappen zijn enkele afwijkende bepalingen opgenomen. De reden is dat waterschappen niet verantwoorden via de SiSa-systematiek (zie de toelichting bij artikel 38). Waterschappen moeten daarom aan een extra administratieve verplichting voldoen (artikel 32, over de jaarlijkse rapportage). Daarnaast gelden de bepalingen in de Waterschapswet over de financiën van het waterschap (titel IV), en het op artikel 98 gebaseerde Waterschapsbesluit, in het bijzonder hoofdstukken 4 en 5 over verantwoording en accountantscontrole. Verder moeten ze vaststelling van de bijdrage rechtstreeks aanvragen bij de minister (artikel 41). Bij de aanvraag voor een vaststelling leveren ze informatie aan die andere ontvangers apart aan de minister moeten aanleveren volgens artikel 26, derde lid. Daarom zijn waterschappen in dit onderdeel uitgesloten van de verplichting.

4. Gevolgen van de regeling

Het doel van de regeling is de beperking van het geluid door wegen en spoorwegen op of binnen saneringsgebouwen en vrijwillig te saneren gebouwen. De kaders daarvoor zijn gegeven in het Bkl, zoals de drempel boven welk geluidniveau moet worden gesaneerd en het geluidniveau dat moet worden bereikt met behulp van saneringsmaatregelen.

De regeling zal worden gebruikt door gemeenten, provincies en waterschappen. Zij kunnen de sanering ook opdragen aan een omgevingsdienst.

Deze regeling heeft gevolgen voor de bestuurlijke lasten van de aanvragers. In overeenstemming met de aanbevelingen uit de Beleidsdoorlichting geluid van 2016 worden de bestuurlijke lasten ten opzichte van de Ssv beperkt:

  • Naast projectbijdragen komen er budgetbijdragen. Voor overheden met een grote saneringsopgave geeft dit meer zekerheid over de te ontvangen bijdrage in de tijd, en meer flexibiliteit bij de uitvoering van hun planning.

  • Er is geen aparte bijdrage meer voor ‘voorbereiding, begeleiding en toezicht’ (vbt) van/op het saneringsproject: er wordt één bijdrage verleend voor zowel vbt als geluidmaatregelen.

  • Een vereenvoudigde aanvraag voor een bijdrage, met minder controle vooraf en meer steekproefsgewijze controle achteraf.

Voor provincies en waterschappen is de sanering verkeerslawaai een nieuwe taak die voortvloeit uit de nieuwe geluidregels onder de Omgevingswet. Hieruit volgt dat voor hen de bestuurlijke lasten toenemen, maar wel zo veel mogelijk worden beperkt tot wat noodzakelijk is voor controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven die ten laste komen van de regeling.

Deze regeling heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

De financiële gevolgen voor de rijksoverheid van de regeling vallen binnen de kaders van de rijksbegroting. Er wordt jaarlijks een bijdrageplafond vastgesteld voor de sanering van verkeerslawaai.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De regeling is voor een toets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid voorgelegd aan de koepelorganisaties IPO, VNG en UvW, en aan Bureau Sanering Verkeerslawaai. De regeling is ook gepubliceerd op de website van BSV, en het netwerk van BSV is geattendeerd op de publicatie en de mogelijkheid te reageren. Er zijn reacties ontvangen van IPO, VNG, UvW, gemeente Amsterdam, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) en Omgevingsdienst Midden-Holland (OMDH).

Op deze reacties wordt hierna onder het kopje ‘Advies en consultatie’ ingegaan.

6. Advies en consultatie

Het IPO gaf een aantal punten van aandacht aan en stemde in met de regeling als deze punten zouden worden verwerkt. De aandachtspunten zijn besproken en de afgesproken aanpassingen zijn verwerkt.

De belangrijkste conclusie van de VNG is dat de Rsv een disproportionele substantiële financiële bijdrage van gemeenten vergt. Dit zou aan de orde zijn bij de vrijwillige sanering, die deels door het rijk wordt vergoed en waarvoor dus aanvullende middelen nodig zijn. De VNG wijst ook op de gevolgen voor de gezondheid als de vrijwillige sanering wegens hoge eigen kosten van een gemeente niet wordt uitgevoerd. Deze reacties hebben niet geleid tot wijzigingen. De vrijwillige sanering brengt voor gemeenten alleen kosten mee wanneer en voor zover gemeenten ervoor kiezen, en daarbij kunnen ze zoeken naar aanvullende financiering. Wel is de raming van de saneringsopgave na de consultatie geactualiseerd voor lagere emissiekentallen voor voertuigen, waardoor geluidbelasting op woningen lager uitvalt. Het aantal woningen dat in aanmerking komt voor vrijwillige sanering neemt daardoor af. De gezondheidseffecten van de nieuwe saneringsregels zijn afgewogen bij de totstandkoming van de Aanvullingswet en het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet. Voor zover de VNG wijst op enkele technische onvolkomenheden of onduidelijkheden zijn deze aangepast.

De UvW, de RUD, de ODMH, de gemeente Amsterdam en de gemeente Bodegraven-Reeuwijk wijzen ook op de financiële consequenties voor waterschappen en gemeenten. Zoals hiervoor is aangegeven is de regeling op dit punt niet aangepast.

De ODMH wijst net als de VNG op de gevolgen voor de gezondheid als de vrijwillige sanering wegens hoge eigen kosten van een gemeente niet wordt uitgevoerd. Verder wijst de ODMH op extra administratieve lasten door het verantwoorden van de voorbereidingskosten onder de SiSa-systematiek. Naar aanleiding van dit punt is de regeling hierop aangepast, want het betreft forfaitaire kosten die niet verantwoord hoeven te worden onder de SiSa-systematiek. De ODMH wijst er ook op dat kosten die gemaakt worden vóór indiening van de aanvraag voor een bijdrage, niet worden vergoed. In reactie hierop is nu een uitzondering gemaakt voor het akoestisch onderzoek en het onderzoek naar de doelmatigheid van maatregelen.

Sommige reacties betreffen niet de Rsv maar andere onderdelen van de geluidregelgeving, informatievragen en verzoeken om onderzoek. Een reactie hierop valt buiten deze regeling.

7. Overgangsrecht en inwerkingtreding

Het overgangsrecht voor de sanering verkeerslawaai is opgenomen in artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Aanvullingswet geluid, en artikel XII van het Aanvullingsbesluit geluid. In de wet wordt aangegeven dat het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing blijft op het vaststellen van een programma van maatregelen, een saneringsprogramma of het vaststellen van de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting en maatregelen waarbij uitvoering wordt gegeven aan de Wet geluidhinder, totdat deze onherroepelijk zijn, voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen saneringsprojecten. Volgens het besluit zijn dit de projecten waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XII een subsidie is verleend voor voorbereiding, begeleiding en toezicht, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Ssv.

Het is van belang de sanering verkeerslawaai na inwerkingtreding van de Omgevingswet zo spoedig mogelijk op te pakken, om hoge geluidbelastingen niet onnodig lang te laten voortbestaan. Daarom treedt deze regeling tegelijk met de Omgevingswet in werking.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepaling

Bij het begrip ‘ontvanger’ is opgenomen welke overheden een aanvraag voor een bijdrage op grond van deze regeling kunnen indienen. Dit zijn in de eerste plaats de overheden die op grond van artikel 22.18 van de Omgevingswet verplicht zijn een saneringsprogramma op te stellen. Verder kunnen omgevingsdiensten een bijdrage aanvragen wanneer zij door genoemde overheden daarvoor zijn gemandateerd.

Artikel 2 Kaderbesluit subsidies I en M

Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M worden artikelen van dat besluit van overeenkomstige toepassing verklaard op de onderhavige regeling voor het verlenen van bijdragen aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

De bepalingen in het Kaderbesluit die op de uitvoering van deze regeling van toepassing zijn, zijn de volgende:

De artikelen 10, eerste lid (indienen aanvraag met gebruikmaking van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel), 14, vierde lid (verlengen beslistermijn), 17, eerste lid, aanhef en onder a en b (verplichtingen ontvanger), 18 (tijdige melding niet voldoen aan verplichtingen) en 21 (bevoegdheid tot opleggen nadere verplichtingen).

Artikel 3 Doel en activiteiten

Het doel van de regeling is dezelfde als het doel van de Ssv, zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, van de Ssv. Het doel heeft zowel betrekking op activiteiten om het geluid door wegen en spoorwegen op geluidgevoelige gebouwen te beperken als op activiteiten om het geluidniveau binnen geluidgevoelige gebouwen te beperken. Een aanvraag voor een bijdrage kan dus worden gedaan voor geluidbeperkende en/of geluidwerende maatregelen. Op basis van de voorwaarden in de regeling wordt bepaald of daadwerkelijk een bijdrage kan worden verleend.

In het artikel wordt bepaald voor welke activiteiten een bijdrage kan worden verstrekt. Het gaat om het treffen van maatregelen en de voorbereiding en begeleiding daarvan en het toezicht daarop. De maatregelen worden getroffen voor geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 15.2 van het Omgevingsbesluit, die zijn vermeld op de saneringslijst of voor geluidgevoelige gebouwen die zijn opgenomen in een saneringsprogramma en voldoen aan artikel 12.11, tweede lid, van het Bkl.

Ten opzichte van de Ssv is de omschrijving ‘maatregelen waardoor een saneringsgebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn‘ nieuw. Voorheen heette dit ‘onttrekking aan de bestemming’. Deze nieuwe omschrijving is nodig omdat in het omgevingsplan niet wordt gesproken van bestemmingen maar van functies. In het Bkl is in artikel 3.21 een beschrijving opgenomen van een ‘geluidgevoelig gebouw’, waarbij de relatie wordt gelegd met functies in het omgevingsplan. De nieuwe omschrijving verwijst naar dit begrip ‘geluidgevoelig gebouw’. De maatregel houdt in dat een saneringsgebouw wordt onteigend of gesloopt, of dat het omgevingsplan wordt gewijzigd zodat op die locatie geen geluidgevoelig gebouw meer is toegelaten (vergelijk artikel 3.53, vierde lid, onder c, van het Bkl). Deze maatregel heeft alleen betrekking op saneringsgebouwen, en niet op vrijwillig te saneren gebouwen, omdat de laatste een lagere geluidbelasting hebben. De maatregel is kostbaar en kan, ook volgens artikel 28, vierde lid, alleen ingezet worden als geluidbeperkende en geluidwerende maatregelen niet kunnen leiden tot het voldoen aan de norm. Dit is bij de geluidbelastingen bij vrijwillige sanering naar verwachting niet van toepassing.

Artikel 4 en 5 Vorm van de bijdrage

In deze artikelen is vastgelegd welke twee vormen van de bijdrage mogelijk zijn. Belangrijke kenmerken zijn de ontvanger, de relatie met afzonderlijke projecten en de looptijd voor een budgetbijdrage (artikel 4) en een projectbijdrage (artikel 5). Verder is in deze artikelen opgenomen welk bedrag kan worden aangevraagd, afhankelijk van het aantal in de aanvraag opgenomen gebouwen. Voor vrijwillig te saneren gebouwen wordt het bedrag bepaald met behulp van de toolbox vrijwillige geluidsanering, gepubliceerd op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl. Voor een toelichting op deze twee typen bijdragen wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Als budgetontvanger kunnen ontvangers worden aangewezen met een groot aantal gebouwen op de saneringslijst. Het aantal saneringsgebouwen wordt als volgt beoordeeld: het aantal representeert een voldoende substantiële hoogte van de bijdrage om op jaarbasis over een periode van 20 jaar uit te keren. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de organisatie hiervoor dan op structurele basis capaciteit voor de sanering beschikbaar kan houden. De budgetbijdragen zijn vooral bedoeld voor provincies en omgevingsdiensten. Voor gemeenten die weinig ervaring met de sanering onder de Wet geluidhinder hebben, heeft het de voorkeur dat zij de sanering laten uitvoeren door een omgevingsdienst. Er zijn echter ook gemeenten met veel ervaring. Zij beschikken over een lopend werkproces, waarvoor het gewenst kan zijn deze voort te zetten onder de Omgevingswet. Anderzijds kan het ook wenselijk zijn dat zij hun ervaring juist inzetten in een omgevingsdienst.

Een organisatie die in aanmerking wil komen voor plaatsing op de lijst, kan dit melden bij de minister (artikel 4, achtste lid). De minister zal het verzoek dan beoordelen en bij instemming zal de organisatie op de lijst in de regeling worden geplaatst. Aanpassing van de lijst is in ieder geval voorzien voor 2024, het jaar waarin de eerstvolgende actieplannen worden vastgesteld en de aanvraag voor een budgetbijdrage voor de periode 2025-2030 kan worden voorbereid (indieningstermijn 1 februari 2025, behoudens de nog bij koninklijk besluit vast te stellen termijn voor saneringslijsten). Communicatie hierover zal plaatsvinden via de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl.

Voor projectbijdragen is de maximale looptijd 5 jaar (artikel 5, vijfde lid). Wanneer het niet aannemelijk is dat het project waarvoor bijdrage wordt aangevraagd, binnen 5 jaar afgerond kan zijn, kan de aanvraag worden geweigerd op grond van artikel 4:35, eerste lid, onder b, van de Awb (zie ook artikel 21, eerste lid, onder c). Dit kan aan de orde zijn bij een project met zeer veel gebouwen. De aanvrager kan de omvang van de aanvraag dan verkleinen. Wanneer tijdens de looptijd van de bijdrage bijzondere omstandigheden optreden, die niet bekend waren ten tijde van de verlening van de bijdrage, kan de ontvanger verlenging van de termijn aanvragen op grond van artikel 23.

Artikel 6 Algemeen

Dit artikel bevat twee algemene bepalingen over de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage. Het eerste lid betreft de vóór indiening van de aanvraag door de aanvrager gemaakte kosten. Deze worden in principe niet vergoed, in aansluiting bij artikel 6, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M. Een uitzondering geldt voor twee kostenposten in de voorbereiding van een saneringsproject. Hiermee wordt het mogelijk om al vóór indiening van een aanvraag een project voor te bereiden en beter zicht te krijgen op de planning. Dit is bijvoorbeeld van belang bij samenloop van sanering en werkzaamheden aan een weg. Deze werkzaamheden hebben een eigen planning, terwijl een aanvraag voor een bijdrage slechts eenmaal per jaar kan worden ingediend. Een andere uitzondering geldt voor provincies. Met hen zijn afspraken gemaakt over de pre-sanering, de sanering voorafgaand aan het opstellen van de saneringslijst onder de Omgevingswet. Provincies krijgen deze saneringskosten onder bepaalde voorwaarden onder deze regeling vergoed. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van het algemene deel van deze toelichting.

Het tweede lid bepaalt dat btw in principe niet behoort tot de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage. De verschuldigde btw voor saneringswerkzaamheden kunnen gemeenten, provincies en omgevingsdiensten via het BTW-compensatiefonds vergoed krijgen. De omstandigheid dat een deel van de sanering vrijwillig is, staat hier niet aan in de weg. BTW-compensatie is niet mogelijk voor een bijdrage voor geluidwerende maatregelen, omdat deze bijdrage verstrekt wordt voor een individuele derde. Daarom worden bijdragen voor geluidwerende maatregelen wel inclusief btw verleend. Ook waterschappen krijgen de btw vergoed, omdat de Wet op het BTW-compensatiefonds voor hen niet geldt.

Artikel 7 Voorbereiding, begeleiding en toezicht

De artikelen 7 tot en met 13 komen grotendeels overeen met de regels uit de Ssv voor de kosten die voor een bijdrage in aanmerking komen. Deze regels zijn per maatregel bij elkaar gezet.

Voor de kosten voor voorbereiding, begeleiding en toezicht is expliciet gemaakt dat deze in aanmerking komen voor een bijdrage voor zover deze direct betrekking hebben op het treffen van maatregelen (artikel XI, eerste lid, van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet). De te vergoeden werkzaamheden zijn afzonderlijk benoemd. Een wijziging ten opzichte van de uitvoeringspraktijk voor de Ssv is hiermee niet beoogd. In de praktijk betreft het werkzaamheden die ook uitbesteed kunnen worden, om daarmee besluitvorming voor te bereiden. Dit sluit niet uit dat de ontvanger ervoor kan kiezen deze werkzaamheden deels of geheel zelf uit te voeren. Wel moeten de in rekening gebrachte kosten verantwoord kunnen worden. Het gaat om het uitvoeren van akoestisch onderzoek, het onderzoek naar de doelmatigheid van maatregelen, het bouwkundig onderzoek van de geluidwering, het voorbereiden en opstellen van het bestek, waaronder de technische uitwerking van maatregelen (engineering), en de controlemeting van de geluidwering. Ook begeleiding en het toezicht horen erbij.

Artikel 8 Maatregelen

Dit artikel bevat enkele algemene bepalingen voor kosten voor maatregelen die in aanmerking komen voor een bijdrage. Maatregelen komen volgens het eerste lid onder a alleen voor een bijdrage in aanmerking als ze sober en doelmatig worden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De maatregelen worden gedimensioneerd op het behalen van de vereiste geluidreductie op saneringsgebouwen en worden dus niet overgedimensioneerd. Wanneer overdimensioneren wenselijk is, kan dit beschouwd worden als een gekoppelde sanering met bijbehorende kostenverdeling tussen de minister en de ontvanger (zie artikel 36, vierde lid).

  • Meerkosten voor vormgeving van een geluidscherm die niet noodzakelijk zijn voor een goed en veilig functioneren als geluidscherm, worden niet vergoed.

  • Wanneer de bijkomende kosten van een scherm (zie artikel 11, tweede lid, onder b tot en met d) tezamen hoger zijn dan de kosten van het scherm zelf (bedoeld onder a), wordt dit beschouwd als een technisch bezwaar: kennelijk is dan de technische uitvoering van het scherm erg complex en kan beter worden gezocht naar alternatieve maatregelen. Als er geen of onvoldoende alternatieven zijn, en er resteert een geluidniveau op de gevel boven de grenswaarde, dan kunnen bovendoelmatige maatregelen wel noodzakelijk zijn. Dit is ter beoordeling aan de minister.

  • Bij gevelisolatie kunnen er zwaarwegende bezwaren van bouwkundige aard zijn (artikel 3.53, derde lid, van het Bkl). Het begrip ‘bouwkundige aard’ ziet hierbij zowel op bouwtechnische aspecten als op de monumentale waarden van een gebouw. Een voorbeeld van een niet sobere en doelmatige uitvoering is de situatie dat maatregelen die bedoeld zijn om aanvullend te isoleren, feitelijk neerkomen op een (gedeeltelijke) herbouw van het gebouw, bijvoorbeeld sloop en herbouw van een buitengevel. De ontvanger kan deze maatregel achterwege laten met een beroep op het genoemde artikel.

Het eerste lid, onder b, bevat een voorwaarde die ontleend is aan het Bkl, namelijk dat voldaan moet worden aan het doel van de sanering. Het tweede lid bevat een voorwaarde die ontleend is aan artikel XI van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet. Kosten voor maatregelen waarvoor op andere wijze in de kosten is voorzien, komen niet in aanmerking voor een bijdrage.

Artikel 9 Verkeersmaatregelen

Kosten voor verkeersmaatregelen komen in aanmerking voor een bijdrage als die betrekking hebben op de aanpassingen aan de weg die de snelheid afremmen, zodat de inrichting ervan past bij de verlaagde snelheid, of die ervoor zorgen dat het verkeer langs een andere route wordt geleid. Deze kosten worden alleen vergoed voor zover ze niet voortvloeien uit het normaal beheer en onderhoud van de weg, waaronder begrepen het achterstallig beheer en onderhoud.

Artikel 10 Bronmaatregelen

De kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor bronmaatregelen aan de constructie van een weg betreffen de meerkosten van een stil wegdek ten opzichte van het aanbrengen van Dicht Asfalt Beton. Hierbij is de aanname dat deze maatregel wordt toegepast wanneer het wegdek wegens slijtage toe is aan vervanging. Kosten voor bronmaatregelen aan de constructie van een spoorweg worden eveneens vergoed. Dit betreft doorgaans de kosten voor raildempers. Deze kosten worden alleen vergoed voor zover ze niet voortvloeien uit het normaal beheer en onderhoud van de weg of spoorweg, waaronder begrepen het achterstallig beheer en onderhoud.

Artikel 11 Geluidschermen en -wallen

Voor geluidschermen geldt dat zowel het plaatsen van het scherm als het treffen van noodzakelijke aanvullende voorzieningen in aanmerking komen voor een bijdrage. Uitgangspunt is echter een sobere en doelmatige uitvoering. Daarom komen de meerkosten van een luxe uitvoering van een scherm, zoals verfraaiingen en gebogen vormen, niet in aanmerking voor een bijdrage (zie figuur 1). Dit is een versobering ten opzichte van de Ssv, maar deze is wel meer in lijn met de uitgangspunten van zowel de Ssv als deze regeling. Ook de kosten voor niet-noodzakelijke voorzieningen komen niet voor een bijdrage in aanmerking, zoals extra beplanting en andere voorzieningen die voortkomen uit inpassingswensen. Bij kabels en leidingen gaat het om noodzakelijke wijzigingen, waaronder het verleggen van de gebruikelijk aanwezige kabels en leidingen. Het verleggen in bijzondere situaties, zoals een hoofdgasleiding, wordt niet vergoed. Dit kan worden gezien als een technisch bezwaar, zodat afgezien kan worden van een scherm op die plaats. Het gaat uitdrukkelijk ook niet om het vernieuwen van kabels en leidingen. Dit behoort tot de normale kosten van de beheerder van het netwerk. De opsomming in het tweede lid, onder b en c, is niet limitatief. Of andere kosten voor een vergoeding in aanmerking komen, is ter beoordeling aan de minister.

Artikel 12 Geluidwerende maatregelen

De kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage voor geluidwerende maatregelen zijn de kosten voor geluidisolerende maatregelen aan gevels en daken. Deze kosten moeten wel in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van de woning of een ander geluidgevoelig gebouw en tot het geluidwerend effect van de maatregelen. Het geluidwerend effect verwijst naar de norm daarvoor in artikel 3.53 van het Bkl. Het tweede lid daarvan stelt dat ‘geluidwerende maatregelen leiden tot een karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een geluidgevoelige ruimte die ten minste 3 dB groter is dan het verschil tussen het gezamenlijke geluid en de grenswaarde, bedoeld in tabel 3.53’. Daarnaast moeten de maatregelen bouwkundig afgestemd zijn op de voor sanering aanwezige constructie. Dit houdt met name in dat op basis van de aanwezige situatie een oplossing tegen zo gering mogelijke kosten wordt gezocht, zonder dat dit afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de woning of het gebouw.

Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage zijn de kosten die worden gemaakt voor het herstel van gebreken die in de weg staan aan het treffen van geluidwerende maatregelen. Deze zijn gespecificeerd in artikel 3.53, vijfde lid, van het Bkl. Het gaat hier om kosten die aan de eigenaar van het gebouw worden toegerekend en niet gerekend worden tot de saneringsmaatregelen. Wanneer de eigenaar daar niet aan meewerkt, kan het bevoegd gezag besluiten om geen geluidwerende maatregelen te treffen (artikel 3.53, vierde lid, onder c, van het Bkl).

Artikel 13 Maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn

Voor maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn, is de regel dat de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage, het verschil betreft tussen de waarde van het gebouw vóór en na het opheffen van de geluidgevoelige functie. De waarde kan worden onderbouwd met een onafhankelijke taxatie of een beschikking voor de onroerendezaakbelasting (WOZ-waarde).

Artikel 14 Plafonds

Het op de rijksbegroting beschikbare bedrag wordt verdeeld in een deel voor projectbijdragen en een deel voor budgetbijdragen. Voor projectbijdragen is het plafond het bedrag dat voor één kalenderjaar beschikbaar is, en dit plafond wordt voor elk kalenderjaar opnieuw bepaald. Voor budgetbijdragen is het plafond het bedrag dat voor vijf kalenderjaren beschikbaar is. Dit plafond wordt dus elke vijf jaar opnieuw bepaald. Wijzigingen op de rijksbegroting kunnen ook leiden tot tussentijdse wijziging van de bijdrageplafonds. Wijzigingen van de plafonds worden verwerkt door wijziging van dit artikel, en gepubliceerd in de Staatscourant vóór het nieuwe kalenderjaar.

Bij de verdeling van het bedrag op de rijksbegroting in een deel voor budgetbijdragen en een deel voor projectbijdragen wordt rekening gehouden met de aantallen saneringsgebouwen op de lijsten van budgetontvangers en overige ontvangers. De plafonds worden bepaald naar rato van het aantal saneringsgebouwen. Dus het plafond voor budgetontvangers is het aantal saneringsgebouwen op de lijsten van budgetontvangers, gedeeld door het aantal saneringsgebouwen op de totale saneringslijst, vermenigvuldigd met het beschikbare bedrag. Het beschikbare bedrag wordt de eerste jaren nog beïnvloed door bedragen die nodig zijn voor het afronden van lopende saneringen onder de Wet geluidhinder (overgangsrecht), ook deze worden betaald uit het bedrag dat beschikbaar is op de rijksbegroting.

Bij vaststelling van deze regeling wordt eerst alleen een plafond voor budgetbijdragen vastgesteld. Dit betreft het plafond voor de pre-sanering. Wanneer de saneringslijsten van artikel 15.2 van het Omgevingsbesluit kunnen worden vastgesteld, kunnen reguliere aanvragen worden ingediend voor een bijdragen, en dan zal er ook een plafond voor projectbijdragen worden vastgesteld.

In het derde lid is opgenomen dat wanneer één van de plafonds niet volledig wordt benut in het tijdvak waarvoor het is vastgesteld, de minister het resterende bedrag beschikbaar kan stellen voor aanvragen vallend onder het andere plafond.

Artikel 15 Wijze van verdelen plafond voor budgetbijdragen

De verdeling van het plafond voor budgetbijdragen gebeurt ook naar rato van het aantal saneringsgebouwen van budgetontvangers. Het plafond wordt dus verdeeld onder alle budgetontvangers met een aanvraag die aan de eisen voldoet. Dit bedrag is meestal niet gelijk aan het bedrag dat volgens de aanvraag nodig is. De aanvraag vermeldt het aantal gebouwen dat tijdens de looptijd van de bijdrage zal worden gesaneerd. Dit aantal, maal het normbedrag per gebouw, is het bedrag waarvoor een bijdrage wordt aangevraagd. Doorgaans zal uit de aanvraag blijken dat de budgetontvanger meer of minder nodig heeft dan wat toegekend kan worden. Meer is niet altijd mogelijk gezien het plafond: de budgetontvanger kan dan de kosten voorschieten of zijn planning aanpassen. Wanneer minder nodig is, wordt ook minder verleend, doordat het aangevraagde bedrag geldt als maximumbedrag. In dat geval wordt verleend wat is aangevraagd. Het resterende bedrag kan dan ten goede komen aan andere budgetontvangers. Daartoe kan het resterende bedrag van de betreffende budgetontvangers worden opgeteld en naar rato worden verdeeld over de andere budgetontvangers, tot wat ze maximaal nodig hebben.

In het tweede lid is een afwijkende bepaling opgenomen voor de eerste keer dat het plafond voor budgetbijdragen wordt verdeeld, namelijk voor de pre-sanering. Er zijn dan nog geen saneringslijsten vastgesteld, en daarom wordt voor de verdeling uitgegaan van een raming van de saneringsomvang. De geschatte aantallen saneringsgebouwen worden gebaseerd op het rapport ‘Raming saneringsomvang bij geluid van wegen van decentrale overheden’ van dBvision (2022), te weten:

Budgetontvanger

Geschat aantal saneringsgebouwen

Provincie Utrecht

791

Provincie Noord-Brabant

1223

Provincie Gelderland

1743

Provincie Friesland

907

Provincie Noord-Holland

1744

Provincie Zuid-Holland

1380

Provincie Drenthe

808

Artikel 16 Wijze van verdelen plafond voor projectbijdragen

De verdeling van het plafond voor projectbijdragen is grotendeels gelijk aan de verdeling onder de Ssv. Projecten voor saneringsgebouwen die worden uitgevoerd in combinatie met werkzaamheden voor een ander beleidsdoel, krijgen voorrang. Te denken valt aan onderhoud van de (spoor)weg en, in het geval van gevelisolatie, aan woningrenovatie of -verduurzaming, waaronder thermische isolatie. De aanvragen voor deze projecten worden gerangschikt op volgorde van binnenkomst. Het doel hiervan is dat het combineren van maatregelen wordt gestimuleerd, en daarmee de efficiëntie van de uitvoering. De prioriteit is beperkt tot projecten voor saneringsgebouwen, omdat het wenselijk is dat de sanering van saneringsgebouwen, die een geluidniveau op de gevel boven de grenswaarden hebben, voorrang krijgen. Voorrang voor een project waarin alleen vrijwillig te saneren gebouwen zijn opgenomen, is dus niet mogelijk.

Daarna komen andere projecten in aanmerking. Deze worden gerangschikt op het gemiddelde geluidniveau op de gevel van de 50 hoogst belaste te saneren gebouwen binnen het project. Het doel hiervan is dat de gebouwen met het hoogste geluidniveau op de gevel als eerste in aanmerking komen voor sanering, omdat hogere geluidniveaus in het algemeen ook leiden tot meer hinder en negatieve gezondheidseffecten. Dit leidt ook tot een relatieve voorrang voor projecten met een groot aandeel saneringsgebouwen, met een geluidniveau op de gevel boven de grenswaarde. Deze prioritering wijkt nauwelijks af van de Ssv. De voorrang van projecten in combinatie met verduurzaming krijgt hiermee wel meer nadruk. Onder de Ssv was deze mogelijkheid er ook, maar werd hiervan geen gebruik gemaakt.

Het vierde lid regelt dat aanvragen die wegens het bereiken van het plafond werden geweigerd, in het daaropvolgende kalenderjaar opnieuw deelnemen aan de rangschikking. Het vijfde lid zorgt ervoor dat aanvragen die in een vorig tijdvak geweigerd zijn, in het volgende tijdvak een hogere prioriteit krijgen doordat 1 dB wordt opgeteld bij de gemiddelde geluidbelasting als bedoeld in het derde lid.

Het zesde lid heeft tot doel om het beschikbare budget zo volledig mogelijk uit te putten. Als uit de rangschikking blijkt dat een project niet meer in aanmerking komt voor een bijdrage vanwege het dreigend overschrijden van het plafond, terwijl er nog een restbedrag is, dan kan worden gekeken of er een lager gerangschikt project is, dat wel uit dit restbedrag kan worden verleend. In afwijking van de rangschikking kan dan een bijdrage worden verleend voor het eerstvolgende lager gerangschikte project waarvoor wel voldoende budget is.

Artikel 17 Aanvraag voor een budgetbijdrage

De aanvraag om een budgetbijdrage in het kader van deze regeling wordt ingediend bij de minister. De minister heeft het mandaat voor de uitvoering van deze regeling verleend aan BSV. Daarom zullen in de praktijk aanvragen voor bijdragen, wijzigingen daarvan, en informatie over uitgevoerde activiteiten worden gericht aan BSV. Voor het indienen van een aanvraag zal een formulier beschikbaar worden gesteld op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl. Artikel 4:4 van de Awb bevat hier de grondslag voor.

De aanvraag voor een budgetbijdrage maakt duidelijk hoeveel gebouwen zullen worden gesaneerd en hoe de activiteiten zijn gepland over de jaren. De aanvraag bevat ook het aangevraagde bijdragebedrag, dat kan worden bepaald op basis van het aantal gebouwen en het normbedrag (zie artikel 4). Een onderverdeling voor gebouwen op de saneringslijst en vrijwillig te saneren gebouwen is nodig, omdat de berekeningswijze verschilt. Op basis van deze gegevens kan de maximale hoogte van de te verlenen bijdrage worden bepaald, evenals de verdeling van voorschotten over de looptijd.

De aanvraag maakt verder duidelijk dat alleen gebouwen worden gesaneerd van de saneringslijst en gebouwen die in aanmerking komen voor vrijwillige sanering op grond van artikel 12.11, tweede lid, onder b, van het Bkl. Daarom vermeldt de aanvrager welke gebouwen hij voornemens is te saneren. Het is echter mogelijk hiervoor gedurende de looptijd wijzigingen door te voeren zonder dat dit invloed heeft op de hoogte van de bijdrage. Deze flexibiliteit wordt beoogd bij het invoeren van budgetbijdragen. Achteraf moet de ontvanger wel kunnen aantonen dat uitsluitend gebouwen zijn gesaneerd die daarvoor in aanmerking komen volgens het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Voor de verplichte sanering beschikt de minister bij de aanvraag al over de gegevens op de saneringslijst. De aanvraag kan hierbij aansluiten. Voor de vrijwillig te saneren gebouwen ontvangt de minister pas informatie bij de aanvraag. Daarom moeten voor deze gebouwen ook het geluid op de gevel worden opgegeven.

De ontvanger geeft verder aan of de saneringsmaatregelen worden uitgevoerd in combinatie met andere maatregelen en of er bijdragen van derden zijn. In beide gevallen kan dit invloed hebben op de hoogte van de bijdrage. Artikel XI van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet geeft namelijk aan dat de kosten van het treffen van geluidbeperkende en geluidwerende maatregelen ten laste komen van het Rijk, voor zover niet op andere wijze in deze kosten wordt voorzien. Aangenomen wordt dat de bevoegde gezagen in een omgevingsvisie of een saneringsprogramma voor de leefomgeving de plannen voor de leefomgeving op elkaar afstemmen, bijvoorbeeld plannen voor verduurzaming van het woningbestand en geluidisolatie van woningen, en plannen voor wegenonderhoud en het aanbrengen van stille wegdekken.

Artikel 18 Aanvraag voor een projectbijdrage

De aanvraag voor een projectbijdrage bevat informatie over het project, zoals een tijdschema, de te saneren gebouwen, het aangevraagde bedrag, of de maatregelen worden uitgevoerd in combinatie met andere maatregelen en of er bijdragen van derden zijn. Dit komt grotendeels overeen met de aanvraag voor een budgetbijdrage. Voor een projectbijdrage geldt echter wel dat deze uitsluitend betrekking heeft op de aangegeven gebouwen. Voor het indienen van een aanvraag zal een formulier beschikbaar worden gesteld op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl.

Artikel 19 Aanvraagperiode

Om het plafond te kunnen verdelen is een termijn nodig voor het indienen van de aanvragen. Bij projectbijdragen is er een plafond voor één jaar en wordt dit plafond elk jaar verdeeld. De laatste mogelijkheid is vóór 1 februari 2040, omdat volgens artikel XI van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet de aanvraag vóór 2040 wordt ingediend (deze termijn wordt aangepast op de gewijzigde EU-richtlijn). Voor aanvragen die dat jaar buiten de prioritering vallen, geldt dat ze wel het volgende jaar op verzoek weer mee kunnen doen met de verdeling van het plafond (artikel 16, vierde lid). Overigens moet het laatste saneringsprogramma dan al opgesteld zijn: hiervoor geldt de termijn van 18 juli 2039 in artikel 22.18 van de Omgevingswet (uitgaande van de door de EU gewijzigde termijn).

Bij budgetbijdragen is er een plafond voor vijf jaar en wordt dit plafond elke vijf jaar verdeeld. Het ritme loopt gelijk met de actieplannen omgevingslawaai en daarom loopt de eerste periode in principe tot en met 2025. Provincies kunnen vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag indienen voor de presanering (zie algemene toelichting). De laatste cyclus start in 2040 omdat uiterlijk 18 juli 2039 (uitgaande van de door de EU gewijzigde termijn) het saneringsprogramma moet zijn opgesteld.

Het derde en vierde lid geven aan dat van de cyclus van de actieplannen kan worden afgeweken wanneer dat nodig is vanwege de termijn voor het vaststellen van de saneringslijst, die bij koninklijk besluit wordt vastgelegd (zie artikel 15.2, eerste lid, van het Omgevingsbesluit). Wanneer deze termijn bekend is, zal deze regeling daarop worden aangepast. Ook zal deze termijn bekend worden gemaakt op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl om belanghebbenden zo spoedig mogelijk te informeren. Waar mogelijk zullen belanghebbenden ook actief worden geïnformeerd.

Artikel 20 en 21

Deze artikelen bevatten de voorwaarden op basis waarvan de bijdrage kan worden verleend. Voor zowel budgetbijdragen als projectbijdragen is een planning nodig om inzicht te krijgen in de verwachte liquiditeitsbehoefte. De bevoorschotting kan daar dan op worden afgestemd.

Een minimale projectomvang is in artikel 21 opgenomen om te bevorderen dat projecten efficiënt worden uitgevoerd. Als bijvoorbeeld alleen geluidwerende maatregelen worden getroffen, is het efficiënt als een opdracht voor 50 woningen of meer wordt uitbesteed om het proces van uitbesteding maar één keer te hoeven doorlopen. Daarbij zullen diverse woningen geen maatregelen nodig zijn, omdat ze al voldoen of omdat de eigenaar niet meewerkt aan maatregelen. Er zijn wel ruime mogelijkheden voor uitzonderingen nodig. Het kan namelijk zijn dat een project wordt opgestart voor een specifieke geluidmaatregel, zoals een stil wegdek of een geluidscherm. In dat geval wordt de projectomvang bepaald door het aantal saneringsgebouwen dat profijt heeft van de maatregel en dit zal vaak minder zijn dan 50. Ook als er een andere aanleiding is om een project te starten, en de reden om af te wijken van de minimale projectomvang goed is onderbouwd, kan de minister de bijdrage verlenen.

Het project moet een zodanige omvang hebben dat het in vijf jaar kan worden uitgevoerd. Dit is om te voorkomen dat een aanvraag wordt ingediend voor zeer veel gebouwen. Dit gaat ten koste van andere aanvragers. Voor grote aantallen gebouwen is de budgetbijdrage bedoeld. Wanneer het niet aannemelijk is dat het project waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, binnen 5 jaar afgerond kan zijn, kan de aanvraag worden geweigerd op grond van artikel 4:35, eerste lid, onder b, van de Awb. Wanneer tijdens de looptijd van de bijdrage bijzondere omstandigheden optreden, die niet bekend waren ten tijde van de verlening van de bijdrage, kan de ontvanger verlenging van de termijn aanvragen op grond van artikel 23.

Artikel 23 Op verzoek wijzigen van een bijdrage

Dit artikel regelt dat de ontvanger kan verzoeken om wijziging van de verlening van een bijdrage of de looptijd van een projectbijdrage. Het eerste lid, onder a, gaat over de hoogte van de bijdrage. In de meeste gevallen zal de aanleiding voor de aanvraag zijn dat de kosten hoger worden. De aanvraag zal beoordeeld worden aan de hand van het geschatte bedrag waar op basis van artikel 36 recht op bestaat. Als dit hoger is dan het verleende bedrag zal de bijdrage verhoogd kunnen worden. Bij een budgetbijdrage zal een verhoging niet altijd mogelijk zijn. Hierbij geldt dat budgetontvangers een bijdrage krijgen voor 5 jaar voor zover budget beschikbaar is (artikel 14). Er kan wel extra budget vrijkomen als een andere budgetontvanger minder zal uitgeven dan aan hem is verleend.

In het eerste lid, onder b, is sprake van bijzondere omstandigheden. Bedoeld zijn omstandigheden tijdens de looptijd van de bijdrage, die niet bekend waren ten tijde van de aanvraag, en waardoor vertraging optreedt bij de uitvoering. In dat geval kan de ontvanger verlenging van de termijn aanvragen.

De minister zal volgens het vijfde lid een bijdrage pas vaststellen (artikel 39 en 40) na een beslissing op het verzoek tot verhoging van de verleende bijdragen.

Artikel 24 Ambtshalve wijzigen van een bijdrage

Een verleende bijdrage kan ambtshalve gewijzigd worden als uit informatie van de ontvanger blijkt dat de kosten naar verwachting sterk zullen afwijken van het bedrag waar uiteindelijk recht op zal bestaan op grond van artikel 36 en 37. Het kan bijvoorbeeld blijken dat veel minder gebouwen maatregelen nodig hebben, dat er andere maatregelen dan geluidwerende maatregelen worden getroffen, of dat er bijzondere omstandigheden zijn waardoor kosten van maatregelen hoger worden dan gemiddeld. Dit soort wijzigingen kunnen gemeld worden op grond van artikel 30 (budgetbijdrage) en 31 (projectbijdrage). Als de kosten fors lager geschat worden dan op basis van de aanvraag, kan door verlaging van de verleende bijdrage budget beschikbaar komen voor een andere ontvanger. Een verhoging kan plaatsvinden wanneer aan een budgetontvanger een lager bedrag is verleend dan aangevraagd, of wanneer een ontvanger van een projectbijdrage voldoende informatie heeft aangeleverd op grond van artikel 31, vierde lid. Wanneer onvoldoende informatie beschikbaar is voor een verhoging kan de ontvanger zelf verzoeken om een wijziging (artikel 23), en dit motiveren met voldoende informatie. Bij ambtshalve wijzigingen zullen de bijdrageplafonds van artikel 14 in acht genomen moeten worden.

Artikel 25 Verplichtingen aangaande de organisatie

Dit artikel schrijft voor alle ontvangers voor dat er een functiescheiding is van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds. Vaak wordt een adviesbureau betrokken bij de voorbereiding, begeleiding en het toezicht, naast inzet van een ambtenaar, en wordt de uitvoering opgedragen aan een aannemer. Dit leidt tot onafhankelijke controle op de aannemer en voorkomt dat een bedrijf in de voorbereiding maatregelen overdimensioneert om daar als uitvoerder de baten van te hebben. Functiescheiding draagt zo dus bij aan de kwaliteit en doelmatigheid van de uitvoering van saneringsmaatregelen.

Artikel 26 Informatieverplichting

Dit artikel en de overige artikelen in deze paragraaf bevatten informatieplichten op grond waarvan BSV namens de minister controles kan uitvoeren op de naleving van de voorwaarden aan de bijdrageverlening. Zo moet de terinzagelegging van een saneringsprogramma worden gemeld, geldt voor budgetbijdragen de verplichting van een jaarlijkse voortgangsrapportage en moet het afronden van een project worden gemeld. Controles zijn bedoeld om de rechtmatigheid en een voldoende resultaat van de bijdrage te borgen. De ontvangen informatie kan aanleiding zijn voor een wijziging van de bijdrageverlening. Voorbeelden zijn aanpassing van het bedrag van de bijdrage of de bevoorschotting.

Het is de bedoeling dat controles worden uitgevoerd voor een steekproef. Bij geluidwerende maatregelen is dat een steekproef uit de gebouwen waarvoor die maatregelen worden aangebracht. Voor andere maatregelen is dat een te selecteren maatregel. Geluidschermen en -wallen worden altijd gecontroleerd (artikel 28, tweede lid). Voor de steekproefsgewijze controle is met een niet-limitatieve lijst aangegeven welke documenten kunnen worden opgevraagd voor controle. Wanneer uit de controle van een steekproef blijkt dat het doel van de sanering niet wordt gehaald, of niet aan andere voorwaarden van de bijdrage wordt voldaan, dient de ontvanger de documenten zelf opnieuw te beoordelen. Vervolgens kan BSV opnieuw een controle uitvoeren. Wanneer de steekproef is genomen voor een aantal gebouwen, dient de ontvanger de documenten voor alle relevante gebouwen in het project zelf opnieuw te beoordelen. Vervolgens kan BSV opnieuw een steekproef hieruit controleren.

Na afronding van een project wordt de financiële informatie over de projectbijdrage verantwoord via de SiSa-systematiek (zie artikel 38), of voor waterschappen op basis van artikel 41, eerste lid. Voor de verantwoording van het bereikte resultaat is het nodig dat de ontvanger aanvullend de minister informeert over de gegevens in het derde lid. Hiervoor zal een format ter beschikking worden gesteld dat aansluit bij het format voor de saneringslijst, zodat de informatie eenvoudig gebruikt kan worden voor het overzicht van de voortgang van de sanering op landelijk niveau (zie ook artikel 43). De ontvanger van een projectbijdrage stuurt deze gegevens binnen vier weken na oplevering van een project. Dit is het moment waarop de aannemer de werkzaamheden oplevert met een proces-verbaal, en waarop de ontvanger de eigen administratie ten aanzien van de bereikte resultaten kan afsluiten.

De ontvanger van een budgetbijdrage verantwoordt de gegevens over de resultaten bij de jaarlijkse voortgangsrapportage, namelijk de laatste die hoort bij de looptijd van de budgetbijdrage. Op basis van deze gegevens in combinatie met de SiSa-verantwoording kan de bijdrage tussentijds of definitief (als deze niet wordt verlengd) worden vastgesteld.

Artikel 27 Verplichtingen aangaande het saneringsprogramma

Dit artikel bevat de verplichting om de maatregelen waarvoor een bijdrage wordt aangevraagd, op te nemen in een saneringsprogramma. Het saneringsprogramma bevat voor de te saneren gebouwen de maatregelkeuze en de onderbouwing daarvan. Dit levert een besluit op dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zie hiervoor ook de toelichting op het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet. Een saneringsprogramma wordt volgens de Omgevingswet elektronisch gepubliceerd zodat het niet aan de minister hoeft te worden toegestuurd.

De minister moet de mogelijkheid hebben het saneringsprogramma voorafgaand aan de vaststelling te beoordelen voor het onderdeel van de maatregelkeuze. Daarom is wel een melding nodig van de terinzagelegging. Voor de bijdrage is het immers een voorwaarde dat de maatregelen financieel doelmatig zijn en dat afschermende maatregelen en bronmaatregelen aan de constructie van een weg of een spoorweg voldoen aan het wettelijke doelmatigheidscriterium. Dit criterium staat in artikel XI, eerste lid, onder c, van het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet. De lijst met maatregelen en maatregelpunten staat in bijlage I van de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet. Van doelmatige maatregelen kan worden afgezien wanneer er overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan (artikel 12.13b van het Bkl). Dit moet dan worden onderbouwd in het saneringsprogramma.

Voor verkeersmaatregelen dient het saneringsprogramma een kwalitatieve beoordeling te bevatten van de effecten van de verkeersmaatregel die elders plaatsvinden. Wanneer het verkeer door de verkeersmaatregel via andere routes wordt geleid, zal elders het verkeer toenemen en kunnen nieuwe geluidknelpunten ontstaan. Artikel 21a van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer voorziet erin, dat bij een verkeersbesluit voor een gemeenteweg of waterschapsweg de toename van het geluid wordt beoordeeld. Als het verkeersbesluit leidt tot een toename van het geluid door een weg met meer dan 1,5 dB en de standaardwaarde wordt overschreden, moeten geluidbeperkende en geluidwerende maatregelen worden getroffen. Bij kleinere toenames vormt het systeem van de basisgeluidemissie een vangnet voor als meerdere kleine toenames leiden tot een toename van 1,5 dB in het monitoringsjaar ten opzichte van de basisgeluidemissie. Voor provinciale wegen worden toenames elders beheerst door het systeem van geluidproductieplafonds. Het is daarom niet nodig om voor de bijdrage tot in detail in beeld te brengen wat de effecten elders zijn. Wel dient in het saneringsprogramma onderbouwd te worden dat het geluid over het geheel niet toeneemt. Dit kan door te verwijzen naar de afwegingen ten aanzien van de geluidnormen in een verkeersplan, verkeersbesluit of een besluit tot vaststelling van geluidproductieplafonds (zie paragraaf 3.5.4, Geluidproductieplafonds als omgevingswaarden, van het Bkl).

Artikel 28 Verplichting aangaande de maatregelen

Voor stille wegdekken bepaalt het eerste lid dat een stil wegdek moet leiden tot minimaal 1,0 dB geluidreductie op tenminste één gebouw. Dit correspondeert met de te vergoeden bedragen die ook beginnen bij een geluidreductie van 1 dB op een gebouw.

Het tweede lid bepaalt dat de maatregel geluidscherm of -wal ter beoordeling aan de minister wordt voorgelegd. De reden hiervoor is dat deze maatregel niet vaak voorkomt, relatief veel kost en complex is, zodat een 100% controle van het ontwerp en de kostenraming wenselijk is met het oog op het te behalen resultaat. Voorkomen moet worden dat een dure maatregel wordt getroffen die achteraf tegen hoge kosten moet worden aangepast om alsnog het vereiste resultaat te behalen. Het bestaande normkostenformulier blijft hiervoor in geactualiseerde vorm beschikbaar op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl. De minister neemt een besluit of wordt ingestemd met het ontwerp en de kostenraming voor de maatregel.

Voor geluidwerende maatregelen geeft het derde lid bepalingen die ook al voorkwamen in de Ssv. Onder b is toegevoegd dat ze voldoen aan gebruikelijke standaarden voor energie-isolatie en duurzaamheid van materialen. Hiermee wordt gedoeld op de bestaande stand der techniek. Voorkomen moet worden dat geluidisolatie wordt aangebracht die weinig of geen effect op de thermische isolatie heeft, terwijl er andere materialen beschikbaar zijn voor een vergelijkbare prijs die wel ook thermisch goed isoleren, of dat de aangebrachte isolatie niet duurzaam is. Bij duurzaam gaat het ook over:

  • gebruik van duurzame materialen die rekening houden met het milieu en de gezondheid van bewoners en gebruikers;

  • een gezond binnenmilieu, bijvoorbeeld door goede ventilatie. Dit voorkomt vocht, schimmel en ophoping van schadelijke stoffen;

  • duurzaam slopen, om zo materialen die vrijkomen bij de sloop opnieuw te gebruiken (hergebruik);

  • voorkomen dat grondstoffen voor bouwmaterialen op raken.

Het vierde lid bevat een verplichting voor de maatregel waardoor een saneringsgebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn. De bedoeling is dat deze maatregel alleen in aanmerking komt voor een vergoeding wanneer andere maatregelen niet tot voldoende resultaat leiden. Deze voorkeur voor andere maatregelen gold ook al onder de Wet geluidhinder.

Artikel 29 Verplichting aangaande controlemeting geluidwerende maatregelen

Deze bepaling sluit aan bij artikel 39, aanhef en onder c, van de Ssv. De steekproef omvat minimaal één gebouw. Wanneer tussen 21 tot 40 gebouwen worden geïsoleerd, omvat de steekproef twee gebouwen, tussen 41 en 60 drie gebouwen, enzovoorts. De controlemeting heeft als doel de kwaliteit van het werk van de aannemer te controleren. Het ligt voor de hand hiervoor een of meer woningen te kiezen waaraan dit goed kan worden beoordeeld, bijvoorbeeld een woning die representatief is voor een hele rij woningen, of een woning waarvoor een grote geluidreductie vereist is.

De controlemeting wordt aan de minister toegezonden vóór de afronding van het project waarvoor de meting wordt gedaan. De informatie is namelijk van belang voor de vaststelling van een projectbijdrage of de vaststelling van een budgetbijdrage.

Nieuw is dat de minister de ontvanger kan vragen een controlemeting uit te voeren voor een door de minister geselecteerd gebouw. Dit kan alleen als de minister dit motiveert met de bevindingen van een documentencontrole. De ontvanger is dan verplicht hieraan mee te werken. De verplichting vervalt als de eigenaar van de woning hieraan niet meewerkt. De kosten vallen onder de bijdrage voor gevelisolatie (artikel 12, eerste lid, onder c).

Artikel 30 Verplichting aangaande uitvoering maatregelen en informatieverplichting

Budgetontvangers informeren de minister jaarlijks over de voortgang. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of de uitputting van de middelen in de pas loopt met de bevoorschotting. Wanneer de planning is gewijzigd en er minder gebouwen worden gesaneerd dan bij de aanvraag was verwacht, dan kan de hoogte van het verleende bedrag naar beneden worden bijgesteld. Daarmee komt ruimte vrij om de bijdrage te verhogen voor budgetontvangers die minder hebben ontvangen dan het door hen aangevraagde bedrag en wel conform planning uitvoeren of die meer kunnen doen. De datum van 1 februari is gekozen, omdat de gegevens ook worden gebruikt voor de beleidsindicator over de sanering verkeerslawaai in het jaarverslag over de rijksbegroting.

Voor budgetbijdragen is er geen termijn waarbinnen de sanering van het aantal in de aanvraag opgenomen gebouwen moet zijn afgerond. De aanname is dat de sanering over meerdere budgetperiodes doorloopt. Wel is de eis dat voor het totale aantal gebouwen de sanering is gestart (tweede lid), dat wil zeggen opdracht is verleend. Als hieraan niet wordt voldaan, is namelijk een onnodig hoge bijdrage verleend, waardoor gelden ongebruikt blijven liggen. Dat gaat ook ten koste van andere ontvangers die daar aanspraak op hadden kunnen maken. Het bedrag waarvoor de bijdrage niet kan worden vastgesteld vanwege een project dat nog loopt, wordt verrekend met het te verlenen bedrag voor de volgende budgetperiode op grond van artikel 4:57, derde lid, van de Awb.

Artikel 31 Verplichtingen aangaande uitvoering maatregelen

Voor projectbijdragen is voorgeschreven dat de ontvanger de maatregelen niet eerder uitvoert dan nadat de minister heeft ingestemd met de doelmatigheid van de maatregelen in het saneringsprogramma. Dit is om te voorkomen dat maatregelen worden uitgevoerd waarvoor uiteindelijk geen bijdrage kan worden vastgesteld of minder dan de ontvanger verwacht. De bevoorschotting van de kosten voor maatregelen zal ook pas plaatsvinden nadat de instemming is verleend. Voor de bevoorschotting is van belang dat de ontvanger aangeeft wanneer de start van de uitvoering is gepland. Met start wordt bedoeld de opdrachtverlening aan de aannemer.

De verlening van de bijdrage is gebaseerd op normkosten die zijn bepaald voor geluidwerende maatregelen. Wanneer andere maatregelen worden getroffen, zullen de kosten anders uitvallen en dient de ontvanger volgens het derde lid de minister te informeren over de kostenraming. Deze informatie kan leiden tot een aanpassing van de verleende bijdrage.

De maatregelen dienen te worden getroffen binnen de termijn die is opgenomen in het besluit tot verlening van de bijdrage. Wanneer de ontvanger door omstandigheden niet in staat is hieraan te voldoen, dient hij een gemotiveerd verzoek in te dienen voor aanpassing van de beschikking (artikel 23, eerste lid, onder b).

Artikel 32 Informatieverplichting voor een waterschap

Omdat waterschappen niet jaarlijks verantwoorden via de SiSa-systematiek, is in dit artikel een verplichting opgenomen voor een jaarlijkse voortgangsrapportage. Doorgaans duren saneringsprojecten meerdere jaren.

Artikel 33 Bevoorschotting budgetbijdrage

Voor een budgetbijdrage is het totale voorschot 95% van het verleende bedrag. Dit voorschot wordt in principe jaarlijks, gelijkmatig verspreid over de looptijd van de bijdrage, verstrekt. Bij een looptijd van 5 jaar is het jaarlijkse voorschot dus 95% van een vijfde deel van het verleende bedrag, welke wordt bepaald volgens de regels voor de verdeling van het plafond (artikel 15). De voorschotverlening kan worden opgeschort zolang de voortgangsrapportage, bedoeld in artikel 30, eerste lid, in strijd met dat artikel niet is ontvangen (derde lid). Het is ook mogelijk om de bevoorschotting af te stemmen op de liquiditeitsbehoefte voor de bekostiging van het saneringsprogramma. Wanneer een ontvanger bijvoorbeeld in jaar 1 nog geen maatregelen uitvoert en de meeste maatregelen uitvoert in jaar 4, dan kan de voorschotverlening daarop worden afgestemd. Dit is alleen bedoeld voor situaties waarin bij voorbaat duidelijk is dat de liquiditeitsbehoefte sterk afwijkt van een regelmatige verdeling over de looptijd van de bijdrage.

Artikel 34 Bevoorschotting projectbijdrage

Projectbijdragen zijn onderverdeeld in een deel voor de voorbereiding, begeleiding en toezicht (vbt) en een deel voor de uitvoering. Voor projectbijdragen wordt het voorschot voor de voorbereidingsfase in één keer verstrekt. Het betreft een vast bedrag van €700 per saneringsgebouw voor voorbereiding, begeleiding en toezicht. Voor vrijwillig te saneren gebouwen is het voorschot een percentage op basis van tabel 1 in artikel 4. Na ontvangst van de melding over de terinzagelegging van een saneringsprogramma en instemming van de minister met de maatregelkeuze wordt de rest van het voorschot verstrekt. Dit betreft 95% van het verleende bedrag voor uitvoeringskosten, in maximaal vier delen, gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen zullen worden getroffen. Ook bij projectbijdragen kan de bevoorschotting worden afgestemd op de individuele liquiditeitsbehoefte voor de bekostiging van het project. De ontvanger kan in de aanvraag zijn liquiditeitsbehoefte aangeven in tijdvakken van een kwartaal.

Het voorschot dient een goed gemiddelde te zijn van de uiteindelijk uit te keren bijdrage voor deze activiteiten. Voor de hoogte van het bedrag wordt uitgegaan van de aanname dat gevelisolatie de meest toegepaste maatregel is. Omdat onder de Omgevingswet primair gebouwen met een hoog geluidniveau op de gevel (hoger dan 70 dB) worden gesaneerd, zullen relatief meer gebouwen voor maatregelen in aanmerking komen. Ook nemen de kosten door inflatie toe. Het is daarom nodig het voorschotbedrag voor vbt te verhogen ten opzichte van de Ssv (€600 per gebouw). Het nieuwe bedrag is €700 per gebouw. Dit bedrag zal regelmatig, maar minimaal eens per 5 jaar worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

Artikel 35 Verzoek om tussentijdse toets

Artikel 35 geeft de mogelijkheid om de uit te voeren maatregelen vooraf te laten toetsen door de minister. Hiermee kan de ontvanger zeker stellen dat de vaststelling van de bijdrage op de gecontroleerde punten niet anders uitvalt dan hij verwacht. Om te zorgen dat het proces van de ontvanger geen onnodige vertraging oploopt, is een termijn gesteld waarbinnen de minister dient te beslissen op het verzoek.

Artikel 36 Wijze van berekenen bijdrage saneringsgebouwen

Dit artikel gaat over de uiteindelijke bijdrage waar de ontvanger recht op heeft. Dit bedrag wordt vastgesteld na uitvoering van de sanering, waarbij de hoofdregel is dat de werkelijke kosten worden vergoed. Het bedrag wordt voor budgetbijdragen en projectbijdragen op dezelfde wijze berekend en is alleen afhankelijk van de getroffen maatregelen. Hierbij wordt aangesloten bij de wijze van berekening van de Ssv onder de Wet geluidhinder.

In afwijking van de hoofdregel worden de kosten voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vergoed op basis van een vast bedrag. Het bedrag hiervoor is een percentage van 18% van het vast te stellen bedrag voor de maatregelen. Wanneer de maatregel gevelisolatie is getroffen, dan komt daarbovenop nog een bedrag per saneringsgebouw, dat afhankelijk is van de activiteiten die zijn uitgevoerd: alleen contact leggen met eigenaren, of daarbij ook het onderzoeken van het gebouw, of daarbij ook het ontwerpen van de maatregelen.

Voor maatregelen worden in de meeste gevallen de werkelijk gemaakte kosten vergoed met een maximum. Dit wordt, samen met de wijzigingen daarbij, verder toegelicht bij de bijlage met deze bedragen. Voor bronmaatregelen aan de constructie van een spoorweg gelden geen maxima. Er zijn te weinig gegevens beschikbaar om een redelijk maximum te kunnen vaststellen. Voor geluidschermen en -wallen en voor geluidwerende maatregelen kan worden afgeweken van het maximale bedrag wanneer de minister vooraf heeft ingestemd met uitzonderlijke kosten. Dit was ook zo in de Ssv. De instemming kan gevraagd worden wanneer het ontwerp en de kostenraming van het geluidscherm aan de minister worden voorgelegd voor instemming (artikel 28, tweede lid). Voor bronmaatregelen aan de constructie van een weg gelden vaste bedragen. Ook deze worden bij de bijlage verder toegelicht.

Het vierde lid van dit artikel heeft betrekking op de situatie dat de sanering gekoppeld plaatsvindt met het treffen van geluidmaatregelen met een andere aanleiding dan sanering. Deze aanleidingen zijn benoemd bij de begripsomschrijving en hebben betrekking op:

  • een wijziging aan de weg of spoorweg, waarbij die wijziging leidt tot een toename van de geluidproductie (bij een weg of spoorweg met geluidproductieplafonds (gpp’s)) of de geluidemissie (bij een weg of spoorweg met een basisgeluidemissie);

  • een maatregelafweging bij een omgevingsplan dat een toename van de verkeersintensiteit veroorzaakt op een weg of spoorweg;

  • een maatregelafweging naar aanleiding van de monitoring van de basisgeluidemissie.

Het uitgangspunt daarbij is dat alle maatregelen die nodig zijn om een toename weg te nemen, ten laste komen van de beheerder van de weg of spoorweg.

Voor geluidwerende maatregelen aan woningen bijvoorbeeld werkt dit als volgt uit. Voor geluidwerende maatregelen wordt bepaald wat de totale extra geluidwering (de geluidreductie in de woning) is die moet worden aangebracht en wat daarin het aandeel is van de wijziging. Wanneer de woning zonder toename van het geluid als gevolg van een wijziging niet voor maatregelen in aanmerking zou komen voor geluidwerende maatregelen, komen de volledige kosten van de maatregelen ten laste van de beheerder (voorbeeld B in onderstaande tabel). De kostenverdeling wordt per woning gebaseerd op de kritieke ruimte, met het hoogste binnenniveau. Een getallenvoorbeeld:

 

Formule 

A

B

Geluid op de gevel1

A

71

71

Geluid op de gevel na wegwijziging2

B

73

73

Toetsing binnenwaarde

 

41

41

Te behalen waarde

C

38

38

Bestaande geluidwering

D

20

30

Aan te brengen extra geluidwering

e (b-c-d)

15

5

Aandeel wijziging

(b-a)/e

0,13

1

Aandeel sanering

1-(b-a)/e

0,87

0,00

X Noot
1

Het geluid is het gezamenlijke geluid, als bedoeld in artikel 3.53 van het Bkl, waarbij 1,5 dB wordt opgeteld als de geluidbron een gemeenteweg of waterschapsweg is (artikel 12.12, tweede lid, en 12.13, tweede lid, van het Bkl).

X Noot
2

Het gezamenlijke geluid in het maatgevende jaar (zonder optelling van 1,5 dB).

Situatie A: er moet een extra geluidwering worden aangebracht van 15 dB, waarvan 2 voor rekening van de wegwijziging komt. De woning zou ook zonder wijziging (met een geluidniveau op de gevel van 71 dB) voor sanering in aanmerking zijn gekomen.

Situatie B: de volledige kosten van de geluidwerende maatregelen komen ten laste van de beheerder omdat in de situatie zonder wijziging de binnenwaarde niet zou worden overschreden (71 – 30 = 41 dB).

De bedragen op grond van dit artikel zullen elke twee jaar worden geactualiseerd. Beoogd wordt dit te doen gelijktijdig met de jaarlijkse vaststelling van het plafond voor projectbijdragen, door wijziging van de regeling met ingang van een volgend kalenderjaar. Voor indexatie wordt aangesloten bij de relevante indexen van het CBS. De inflatiecorrectie is gelijk aan de consumentenprijsindex. De index voor maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn, is de GWW-index voor grond-, weg- en waterbouw, omdat het maximaal te vergoeden bedrag is gerelateerd aan de kosten voor een geluidscherm. Voor de indexering van het maximale bedrag voor geluidwerende maatregelen wordt aangesloten bij de CBS output-index voor woningbouw.

Artikel 37 Wijze van berekenen bijdrage vrijwillig te saneren gebouwen

De bijdrage voor vrijwillig te saneren gebouwen is een percentage van de kosten die vergoed zouden worden voor een maatregel voor een verplicht te saneren gebouw. De bijdrage voor geluidwerende maatregelen is afhankelijk van de mate waarin de binnenwaarde vóór de maatregelen werd overschreden. Voor andere maatregelen is het percentage 50%.

Artikel 38 Verantwoording

Met ingang van 2007 is het principe van SiSa (Single information, Single audit) ingevoerd voor specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies. Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (artikel 34a, 47a en 58a) geldt dit principe ook voor gemeenschappelijke regelingen, waar ook omgevingsdiensten onder vallen. Dit betekent onder meer dat de verantwoording over ontvangen specifieke uitkeringen verloopt via de procedure van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. Verantwoordingsinformatie wordt gegeven via de jaarrekening en het jaarverslag op basis van een lijst met indicatoren opgenomen in de Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen. Via het Ministerie van Binnenlandse Zaken komt de relevante verantwoordingsinformatie bij de betrokken minister. De verantwoordingsinformatie wordt ieder jaar voor 15 juli ingediend. Voor zover het om bijdrageregelingen gaat, komt deze procedure in de plaats van de aanvraag tot bijdragevaststelling.

Wanneer een activiteit wordt vergoed op basis van een forfaitair bedrag, hoeft de ontvanger de uitgaven niet via de SiSa-systematiek te verantwoorden. Het betreft ‘voorbereiding, begeleiding en toezicht’ (vbt) en ‘bronmaatregelen aan de constructie van een weg’. De minister bepaalt op basis van de werkelijke kosten van de maatregel welk bedrag voor vbt wordt vergoed, en op basis van de opgave van gegevens van de ontvanger (geluidreductie en het oppervlak van het stille wegdek) welk bedrag voor het stille wegdek wordt vergoed.

Artikel 39 Vaststellen van een budgetbijdrage

De minister stelt uiterlijk 31 december, op basis van de SiSa-verantwoording, bedoeld in artikel 38, de budgetbijdrage vast. Dit kan ook een tussentijdse vaststelling zijn voor een afgrond (deel)saneringsprogramma of een afzonderlijke geluidmaatregel.

Het is van belang dat de ontvanger vóór de SiSa-verantwoording een verzoek doet om verhoging van het bijdragebedrag wanneer daar aanleiding voor is. De bijdragevaststelling kan namelijk niet hoger zijn dan de bijdrageverlening. In dit artikel is ook de mogelijkheid opgenomen voor een ontvanger om de verantwoordingsinformatie op een eerder moment dan 15 juli rechtstreeks naar de minister te sturen. In dat geval wordt deze verantwoordingsinformatie aangemerkt als aanvraag tot bijdragevaststelling. Het voordeel van deze optie is dat het (resterende) bijdragebedrag doorgaans op een eerder moment uitgekeerd zal kunnen worden aan de ontvanger dan wanneer de reguliere procedure wordt gevolgd.

Het derde lid bepaalt dat de minister de bijdrage kan vaststellen op een lager bedrag dan het verantwoorde bedrag naar aanleiding van een controle. Beoordeeld zal worden of het saneringsdoel, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehaald, of aan de verplichtingen is voldaan, of de opgevoerde kosten voor een bijdrage in aanmerking komen en of ze bepaald zijn volgens artikel 36 en 37. Artikel 4:46 van de Awb is hierbij van toepassing.

Artikel 40 Vaststellen van een projectbijdrage aan gemeente, provincie en omgevingsdienst

Wanneer een ontvanger via SiSa aangeeft dat de geluidmaatregelen die horen bij een beschikking zijn afgerond, is dat het signaal voor de minister om een besluit te nemen met de vaststelling van de projectbijdrage. Het is van belang dat de ontvanger vóór de afmelding in de SiSa-verantwoording een verzoek doet om verhoging van het bijdragebedrag wanneer daar aanleiding voor is. De bijdragevaststelling kan namelijk niet hoger zijn dan de bijdrageverlening.

Voor de toelichting bij het tweede en derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij het overeenkomstige artikel 39, tweede en derde lid.

Artikel 41 – 42 Vaststellen van een projectbijdrage aan een waterschap

Voor waterschappen geldt de SiSa-systematiek niet omdat de Financiële-verhoudingswet niet op waterschappen van toepassing is. Waterschappen vragen daarom een vaststelling van de bijdrage aan volgens de bepalingen in dit artikel. De artikelen sluiten aan bij de Ssv op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 43 Monitoring sanering

De voortgang van de sanering zal overzichtelijk worden bijgehouden en elektronisch worden gepubliceerd. Het startpunt hiervoor is de samenvoeging van saneringslijsten van alle bevoegde gezagen (eerste lid). Daaraan worden toegevoegd alle gebouwen die vrijwillig worden gesaneerd volgens opgave in de aanvragen van de bevoegde gezagen (derde lid). Voor de totale lijst zal een aantal gegevens worden verzameld. Deze gegevens worden op geaggregeerd niveau gepubliceerd volgens het vierde lid. Vindplaats van de overzichten is de al bestaande website van BSV. Deze gegevens zijn onder meer van belang voor de planning van de ontvangers. Ze kunnen zien of er meer aanvragen om een projectbijdragen zijn geweest dan waar budget voor was (deze aanvragen doen in principe het volgende jaar weer mee) en budgetontvangers kunnen zien hoe het totaal aangevraagde bedrag zich verhoudt tot het plafond voor budgetbijdragen.

Artikel 44 en 45

Hoofdstuk 11 bevat de slot- en overgangsbepalingen. De inwerkingtreding van deze regeling sluit aan op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Bijlage 1. Budgetontvangers als bedoeld in artikel 1

Op deze lijst staan de ontvangers die een grote saneringsopgave hebben, waardoor de sanering programmatisch uitgevoerd kan worden. Bij de start van deze regeling zijn dat de provincies die in de periode vanaf 2018 saneringsmaatregelen hebben getroffen op basis van een actieplan omgevingslawaai in het kader van de pre-sanering. Deze lijst wordt aangevuld met andere provincies wanneer de provinciale saneringslijsten zijn vastgesteld, en met omgevingsdiensten en mogelijk enkele gemeenten wanneer de saneringslijsten van gemeenten en waterschappen zijn vastgesteld (deze zijn afhankelijk van de bepaling van de basisgeluidemissie). De termijn waarvoor de saneringslijsten moeten worden vastgesteld, wordt opgenomen in een koninklijk besluit.

Bijlage 2. Berekening van de bijdrage als bedoeld in artikel 36A

Daar waar hieronder wordt verwezen naar de Ssv wordt gedoeld op de Ssv zoals die gold vóór 1 juli 2022. Per 1 juli 2022 zijn de normbedragen in de Ssv in lijn gebracht met de consultatieversie van de Rsv.3

A Berekening bijdrage voor de voorbereiding, begeleiding en toezicht bij geluidwerende maatregelen

De vbt-bijdrage voor gevelisolatie is onafhankelijk van de projectmatige aanpak en uitsluitend gebaseerd op de werkzaamheden die per gebouw worden uitgevoerd. Dit sluit beter aan bij de systematiek waar budgetbijdragen onderdeel van uitmaken. Ook is de bepaling van de vbt-bijdrage voor gevelisolatie hierdoor eenvoudiger.

De hoogte van de bijdragen is gebaseerd op de Ssv (prijspeil 2018), maar is geïndexeerd naar 2021. Bij het bepalen van de bedragen is uitgegaan van een projectomvang van 50 gebouwen. Er is onderscheid gemaakt in vrijstaande woningen (type 2) en andere woningen (type 1). De bijdrage voor vrijstaande woningen is 30% hoger omdat bouwkundige opname van zo’n woning meer tijd kost, evenals het uitvoeren van de toetsberekeningen en maatregelberekeningen.

B Maximale bijdrage verkeersmaatregelen

Voor verkeersmaatregelen zijn de bedragen afgeleid uit de Ssv. De bedragen zijn verhoogd met de consumentenprijsindex (inflatie) van het CBS van 2010 tot 2022 (13%). De tabel is ten opzichte van de Ssv anders opgebouwd, met een meer geleidelijk verloop. Een verschil is verder dat er geen bedrag wordt afgetrokken voor gebouwen elders waar het geluid op de gevel toeneemt doordat het verkeer meer via een andere route gaat.

C Maximale bijdrage afschermende maatregelen

Voor de bepaling van de maximale schermkosten wordt aangesloten bij de systematiek van de Ssv. De maximale kosten zijn de gemiddelde schermkosten + 10%. De gemiddelde schermkosten (GSK) zijn geëvalueerd op basis van gegevens van Rijkswaterstaat. Voor provinciale en gemeentelijke schermen was daarvoor te weinig informatie beschikbaar.

Enkele wijzigingen ten opzichte van de uitgangspunten uit de Ssv zijn:

  • Alleen kosten van eenvoudige schermen worden in aanmerking genomen, niet die van luxe uitvoeringen.

  • Overige kosten: onder dit kopje waren de kosten van engineering en leges opgenomen. Deze kosten komen voor bijdrage in aanmerking, maar behoren niet tot de bouwkosten van een geluidscherm. Ze zijn meegenomen in de bijdrage voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.

  • Veiligheidsmaatregelen spoor: In de systematiek van de Ssv zijn twee elementen opgenomen die specifiek van toepassing zijn op schermen bij spoorwegen, vooral bij het hoofdspoor. Dit zijn de te treffen veiligheidsvoorzieningen bij bouwen langs het spoor en de kosten van eventuele noodzakelijke buitendienststellingen. De bedragen zijn erg hoog voor de te treffen veiligheidsvoorzieningen (onderdeel 12) en relatief laag voor buitendienststellingen (onderdeel 16). Onder de Omgevingswet komen nog slechts enkele lokale spoorwegen voor sanering in aanmerking. Bovendien hebben deze spoorwegen een ander karakter dan het hoofdspoorwegennet. Daarom is ervoor gekozen om dit onderdeel te verwijderen uit de gemiddelde schermkosten en de kosten voor deze specifieke locaties, indien nodig, per geval te beoordelen.

De gemiddelde schermkosten zijn voor het laatst geactualiseerd in 2010. In deze regeling worden alle bedragen opgehoogd met een index van 15%, gelijk aan de GWW-index voor de periode 2010-2019. Daarmee komen de bedragen meer overeen met de kosten die Rijkswaterstaat hanteert (prijspeil 2018). Het verschil in prijspeil voor GWW-werken tussen 2018 en 2019 is 0,5%.

Het basisbedrag per vierkante meter zoals opgenomen in onderdeel 1 van bijlage 2C is eveneens aangepast om dat meer in overeenstemming te brengen met de kentallen van Rijkswaterstaat. Op lage schermen wordt een extra correctie toegepast van 20%, op schermen van gemiddelde hoogte een correctie van 12% en op hoge schermen van 6%.

Wanneer een andere afschermende maatregel wordt toegepast dan een geluidscherm, is de maximale bijdrage gelijk aan de maximale kosten voor een geluidscherm met dezelfde lengte en dezelfde geluidreductie, waardoor de maatregel gelijkwaardig is. Bijlage C bevat de keuzes voor de correctiefactoren die dan moeten worden gemaakt voor het toepassen van de tabellen 1 tot en met 12. De keuzes zijn zo gemaakt dat hiermee de kosten van een gemiddeld geluidscherm worden benaderd.

D Maximale bijdrage geluidwerende maatregelen

Het uitgangspunt van de Omgevingswet in combinatie met deze regeling is dat de bijdrage aan geluidwerende maatregelen in beginsel aan een maximum is gebonden. Deze maximum bijdrage geldt als een maat voor de financiële soberheid van de uit te voeren maatregelen. In bijzondere omstandigheden kan de minister echter op verzoek van de bijdrageontvanger instemmen met een hogere bijdrage dan het berekende maximum.

De methodiek van de toetsbedragen is gelijk aan de methodiek van de Ssv. Voor veel voorkomende maatregelen aan de uitwendige scheidingsconstructie, die worden getroffen in verband met de geluidwering van bestaande woningen, is onderzocht welke aspecten van belang zijn voor de prijsvorming. Op basis hiervan zijn de toetsbedragen in bijlage 2D vastgesteld. Deze bedragen zijn geïndexeerd van het prijspeil 2015 naar het prijspeil van 2021 (voor 2021 is de toename van een jaar eerder doorgetrokken). Dit betekent een verhoging van de bedragen met 35%. Voor enkele specifieke onderdelen in de systematiek is hiervan afgeweken op basis van marktkennis van BSV. Met name het toetsbedrag voor een mechanische ventilatievoorziening is extra verhoogd, in lijn met wat deze voorziening daadwerkelijk kost.

Voor de berekening van de kosten van geluidwerende maatregelen wordt in de praktijk gebruik gemaakt van rekensoftware waarin de toetsbedragen zijn verwerkt en die per gebouw een rapportage van de berekening geeft. Op de website van BSV zal een voorbeeldrapportage geplaatst worden waarmee de berekening van de maximale bijdrage kan worden gerapporteerd.

E Maximale bijdrage voor maatregelen waardoor een geluidgevoelig gebouw ophoudt een geluidgevoelig gebouw te zijn

De bedragen onder de Ssv waren afgeleid van het doelmatigheidscriterium voor geluidschermen zoals dat vóór inwerkingtreding van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder (Rdg) in de saneringsregels was opgenomen. Deze bedragen waren gelijk aan het bedrag dat per woning maximaal beschikbaar was voor de bouw van een geluidscherm. Van de bijdragemogelijkheid voor de overeenkomstige maatregel in de Ssv, onttrekking aan de bestemming, is de laatste jaren geen gebruik meer gemaakt.

De nieuwe bedragen voor het maximale bedrag zijn afgeleid van de Rdg. Deze bedragen zijn substantieel hoger dan de bedragen in de Ssv. Dit is vanwege prijsstijgingen, maar vooral omdat de Rdg ruimer is dan de regeling die gold tot 2010. Een bijdrage wordt alleen gegeven als het geluid op de gevel hoger is dan de maximale waarde, of voor provinciale wegen buiten de bebouwde kom hoger is dan 65 dB. Dit is gelijk aan de drempel voor de verplichte sanering.

F Bijdrage maatregelen aan de constructie van een weg

De bedragen onder de Ssv zijn beoordeeld met het oog op deze regeling. Daarbij is de ‘kostentool stille wegdekken’ van de website Silent Roads als uitgangspunt genomen. Deze tool is eind 2019 geactualiseerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het akoestisch adviesbureau M+P heeft daarvoor onderzoek verricht naar de investerings- en onderhoudskosten van diverse geluidreducerende wegdekken. Er zijn drie gangbare types vergeleken met het standaard wegdek Dicht Asfalt Beton (DAB), achtereenvolgens SMA NL8G+ en twee typen Dunne Geluid reducerende Deklagen, DGD A en DGD B. In de praktijk wordt tegenwoordig nog bijna uitsluitend SMA NL8G+ toegepast vanwege de goede verhouding tussen geluidsreductie en kostprijs. De geluidsreductie van dit type asfalt is circa 3 dB.

Met de bedragen onder deze regeling wordt gestimuleerd dat minimaal een SMA NL8G+ met een reductie van 3 dB wordt toegepast. Enerzijds is het beschikbare bijdragebedrag iets hoger dan de meerkosten van dit wegdek ten opzichte van DAB (€ 75,– bijdrage versus de meerkosten van € 59,65). Anderzijds is de bijdrage voor een wegdek dat 1 of 2 dB reductie geeft, zoals een DGD A, niet volledig kostendekkend.

Gelet op de beschikbaarheid van SMA NL8G+ is er nog nauwelijks animo om dunne deklagen toe te passen. Om (de ontwikkeling van) wegdekken met een hogere reductie dan 3 dB te stimuleren is voor deze wegdekken een in vergelijking met de andere bedragen hoog bedrag van € 150,– per 10m2 in de tabel opgenomen. In het geval de kosten van een dunne deklaag van 3 dB niet al te veel verschillen van die met een reductie van 4 dB, kunnen deze deklagen met de voorgestelde bijdrage kostendekkend worden aangelegd.

Ten opzichte van de Ssv is er voor gekozen ook een vergoeding te geven voor stille wegdekken met een reductie van 1 dB. Artikel 28, eerste lid, bevat hiervoor een randvoorwaarde. Dit geeft bijvoorbeeld de mogelijkheid om stille wegdekken in te zetten die weliswaar een lagere reductie geven dan SMA NL8G+, maar die op meer plaatsen inzetbaar zijn omdat ze zijn geoptimaliseerd voor levensduur.

Bijlage 3. Normbedragen verlening bijdrage als bedoeld in de artikelen 4 en 5

De normbedragen voor de verlening van bijdragen bestaan uit een deel voor de voorbereiding, begeleiding en toezicht (vbt) en een deel voor de uitvoering van maatregelen. De hoogte van het normbedrag voor vbt voor projectbijdragen is opgenomen in artikel 34, tweede lid. De reden daarvan is dat bij projectbijdragen eerst een voorschot voor vbt wordt verleend en daarna voorschotten voor de uitvoering van maatregelen. Het bedrag voor vbt geldt ook voor budgetbijdragen, maar is dan onderdeel van het totaal te verlenen bedrag en het speelt geen rol in de bevoorschotting.

De hoogte van het normbedrag voor maatregelen is gelijk aan de bedragen in de Ssv voor de facultatieve sanering. De aanname hierbij is dat gevelisolatie de meest toegepaste maatregel is. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de hoogte van het geluid op de gevel, zoals opgenomen in de saneringslijst op basis van artikel 15.2 van het Omgevingsbesluit. De bedragen worden regelmatig, maar minimaal eens per 5 jaar geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
2

Artikel 2, onder 2, van de VERORDENING (EU) 2019/1010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juni 2019 betreffende de onderlinge afstemming van de verslagleggingsverplichtingen op het gebied van de milieuwetgeving, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 166/2006 en (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/49/EG, 2004/35/EG, 2007/2/EG, 2009/147/EG en 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad, Verordeningen (EG) nr. 338/97 en (EG) nr. 2173/2005 van de Raad, en Richtlijn 86/278/EEG van de Raad.

Naar boven