Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 november 2023, tot wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, houdende vervanging van de bijlage 3 bij die regeling vanwege actualisering van de Verantwoordingsinformatie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 36a, vierde lid, Woningwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 3 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

BIJLAGE BIJ ARTIKEL I

Bijlage 3 bij artikel 16 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (verslagjaar 2023)

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: RTIV) is bijlage 3 bij de RTIV, met daarin het model voor het overzicht van verantwoordingsgegevens over het verslagjaar 2023 (dVi), vervangen door een nieuwe bijlage 3.

2 Aanleiding

Op grond van artikel 36a, vierde lid, van de Woningwet dienen woningcorporaties een overeenkomstig bij ministeriële regeling te geven voorschriften ingericht overzicht op te stellen van verantwoordingsgegevens over het verslagjaar. Dat overzicht heeft ook betrekking op de met hen verbonden ondernemingen, ook wel de Verantwoordingsinformatie (dVi) genoemd. Artikel 38, eerste lid, Woningwet, bepaalt dat het overzicht jaarlijks voor 1 juli moet worden verstrekt aan de Minister, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waarin de woningcorporatie werkzaam is en de huurdersorganisaties en bewonerscommissies. Uit artikel 16 van de RTIV volgt dat voor de inrichting van het overzicht gebruik moet worden gemaakt van het model dat is opgenomen in bijlage 3 bij de RTIV.

3. Wijzigingen in bijlage 3

De voornaamste wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van dVi 2022, hangen samen met de beweging die onder leiding van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is ingezet naar regie door de overheid op de volkshuisvesting. Als onderdeel van de regie zijn op 30 juni 2022 de Nationale prestatieafspraken (NPA)1 ondertekend door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Aedes, de VNG en de Woonbond. In deze nationale afspraken zijn onder andere concrete afspraken gemaakt over nieuwbouw van sociale huurwoningen, het verduurzamen van het woningcorporatiebezit, de leefbaarheid van buurten en wijken, en de betaalbaarheid van het wonen. Deze afspraken lopen tot en met 2030.

Op hoofdlijnen zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • De woningcorporaties dragen met de bouw van 250.000 nieuwe sociale huurwoningen bij aan het doel van het kabinet om tot en met 2030 in totaal 900.000 nieuwe woningen te bouwen;

  • De woningcorporaties bouwen ook 50.000 nieuwe middenhuur woningen tot en met 2030;

  • Woningcorporaties hebben in 2030 450.000 woningen aardgasvrij gemaakt;

  • Uiterlijk in 2028 zijn er geen E, F en G energielabel woningen meer in de woningcorporatiesector;

  • Woningcorporaties matigen de huren voor de lagere inkomens, en krijgen meer ruimte voor huurverhogingen voor hogere inkomens;

  • Woningcorporaties committeren zich aan de doelstelling dat er vanaf 2026 geen woningen meer zijn met een slechte staat van onderhoud;

  • Woningcorporaties leveren tot en met 2030 via de realisatie van 50.000 geclusterde woongelegenheden een bijdrage aan de woonbehoefte van ouderen.

De Nationale prestatieafspraken dienen vanuit het nationale niveau te worden vertaald naar doelstellingen op regionaal en/of lokaal niveau ten behoeve van de prestatieafspraken tussen gemeenten, huurders en woningcorporaties. De eerste stap hier naartoe is gezet met de ondertekening van 35 regionale Woondeals.

De dVi is in hoofdstukken en paragrafen opgedeeld. Hierna worden alle individuele wijzigingen toegelicht:

In paragraaf 2.1 worden een aantal wijzigingen de WOZ-bezitstabel van woningcorporaties doorgevoerd:

  • Vanwege de aansluiting op basisregistratie en om bepaalde koppelingen te maken van gegevens met andere basisregistraties wordt de kolom ‘bag-verblijfsobject-id’ in de WOZ-bezitstabel toegevoegd.

  • Als gevolg van nieuwe trends en toenemende activiteiten rondom flexwoningen, wordt in de WOZ-bezitstabel keuze ‘flexwoning’ in kolom ‘Soort woonruimte (dit was hiervoor woonruimte bouwvorm) toegevoegd om meer inzicht te krijgen in de omvang en ontwikkelingen hierin. Deze toevoeging komt ook in de tabellen 2.1A-D. Aanvullend worden ook de keuzeopties: ‘studenteneenheid’ en ‘extramuraal’ toegevoegd om meer aansluiting te krijgen op de primaire bronadministratie van corporaties en op hoofdstuk 2.7.

  • Op het terrein van verduurzaming van het bezit van woningcorporaties over het ‘toekomstklaar’ maken van het bezit en over het vervangen van aardgasaansluitingen door duurzamere alternatieven wordt de WOZ-bezitstabel uitgebreid met kolom ‘isolatieniveau’ en ‘warmtevoorziening’. Beide kolommen worden voorzien van een keuzemenu.

In paragraaf 2.7 worden als gevolg van het opnemen van categorie flexwoningen in de WOZ-bezitstabel, de tabellen uitgebreid met dezelfde categorie om de opvraag consistent en uniform te houden. Daarnaast vervallen twee vragen die gerelateerd zijn aan de verhuurdersheffing. Tot slot wordt er een tekstuele aanscherping doorgevoerd om de naamomschrijvingen in lijn te brengen met de Prospectieve informatie (dPi).

In paragraaf 2.9 worden in het kader van het programma Wonen & Zorg voor ouderen informatie over het aantal toegevoegde c.q. toe te voegen geclusterde woonvormen en het aantal zorggeschikte woningen (geclusterde verpleegzorgplekken) uit nieuwbouw of bestaande voorraad aan de opvraag toegevoegd. De informatie wordt gesplitst per categorie en op gemeenteniveau uitgevraagd.

In paragraaf 2.11 wordt via de dVi ook uitgevraagd wat het totaal aantal nieuwbouw sociale huurwoningen en middenhuur-woningen is dat in lokale prestatieafspraken is opgenomen.

In paragraaf 4.1 worden vier onderdelen verwijderd, omdat het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) dit zelf gaat bijhouden:

  • De marktwaarde van door WSW geborgde leningen

  • Het totaal van marktwaarde van leningen

  • Wat is de omvang van het niet opgenomen deel van variabele hoofdsomleningen?

  • Wat is de omvang van het niet opgenomen deel van de obligoleningen?

In paragraaf 4.5 wordt nu ook uitgevraagd wat corporaties doen om elkaar te helpen om de volkshuisvestelijke opgaven te realiseren.

In paragraaf 5.1 worden de rechtmatigheidsvragen verwijderd, vanwege een risicogerichte aanpak en wijzigingen in de Beleidsregels Autoriteit woningcorporaties (Aw-beleidsregels).

In paragraaf 5.3 wordt het Wet Normering Topinkomens (WNT)- overzicht, op één vraag na, verwijderd uit de uitvraag. Er wordt enkel één extra vraag toegevoegd waarbij corporaties moeten aangeven of zij hebben voldaan aan de geldende wet- en regelgeving als het gaat om WNT.

In paragraaf 5.4 worden, om de berekening kloppend te maken, aan de aantallen in het overzicht van de huursom aantal zelfstandige huurwoningen die buiten de berekening van de het veld ‘huursom blijven ultimo verslagjaar’ toegevoerd aan de opvraag. Daarnaast wordt in de andere velden in het overzicht van de huursom de standaard jaarophoging doorgevoerd.

Er is een aanpassing in de berekening van de beleidswaarde. Deze aanpassing heeft betrekking op vier onderdelen:

  • De disconteringsvoet is meer in lijn gebracht met de rol van woningcorporaties als sociale verhuurder.

  • De looptijd van de exploitatie wordt aangepast van ‘eeuwigdurend’ naar een looptijd van zestig jaar.

  • De wijze waarop de onderhoudsnorm wordt bepaald verandert. In de huidige methodiek wordt bij de beleidswaarde gewerkt met een onderhoudsnorm die gedurende de hele levensduur van de woning gelijk blijft. Het wijzigingsvoorstel houdt in dat niet meer een jaarlijkse gelijke norm wordt gebruikt. In plaats daarvan wordt de feitelijke onderhoudsbegroting gebruikt voor de beleidswaarde. Dit is mogelijk nu gekozen is voor een exploitatietermijn van zestig jaar.

  • Tenslotte is het voorstel om toekomstige noodzakelijke investeringen op te nemen in de beleidswaarde indien hier een harde verplichting voor geldt. Dit kan bijvoorbeeld een afspraak uit de Nationale Prestatieafspraken zokm om uiterlijk in 2028 het overgrote deel van alle EFG-labels uit te faseren.

Tot slot werd de dVi-rapportage eerder ingediend met een schriftelijke bestuursverklaring van de woningcorporatie. Vanaf de dVi 2023 wordt de bestuursverklaring digitaal ingediend. Voor de dPi 2023 was dit reeds het geval.

4. Regeldrukeffecten

Ecorys heeft de financiële gevolgen van de huidige wijziging van de dVi-uitvraag berekend (Ecorys, Administratieve lastendruk wijzigingen dVi 2023).

Ecorys stelt vast dat de administratieve lasten door de voorgenomen wijzigingen in de dVi zowel eenmalig als op lange termijn toenemen. Ecorys verwacht als gevolg van de huidige wijzigingen een eenmalige toename in administratieve lasten van in totaal circa € 231.700 voor alle 279 woningcorporaties samen. Daarnaast nemen de structurele kosten als gevolg van deze wijziging met zo’n € 192.100 toe. Per corporatie komt dit neer op een lastenverzwaring van € 830 eenmalig en € 689 structureel.

Ecorys geeft aan dat de eenmalige en structurele toename in administratieve lasten beduidend te noemen is. De grotere omvang van de eenmalige impact komt met name voort uit tijdsbesteding voor het juist registeren van nieuw benodigde data. Dit vraagt een eenmalige aanpassing van data in de systemen. Structureel hoeft dit enkel nog jaarlijks bijgehouden en gemonitord te worden.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Consultatie en inwerkingtreding

Het gegevensmodel dVi is evenals in eerdere jaren opgesteld in het ketenteam van de sector (samenwerking tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Aedes, de Aw en het WSW). Om die reden is afgezien van een openbare internetconsultatie. Vanwege de nauwe betrokkenheid van de sector bij de opstelling en uitrol van dVi 2023. Deze regeling treedt dan ook de dag na publicatie in de Staatscourant in werking.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven