Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 november 2023, nr. WJZ/ 40870666, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen voor de uitvoering bestuursovereenkomst nitraat in grondwaterbeschermingsgebieden (Regeling uitvoering bestuursovereenkomst nitraat)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 2a, eerste lid, en 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuursovereenkomst nitraat:

voor het jaar 2023 voortgezette aanpak van de bestuursovereenkomst ‘Aanvullende aanpak nitraatuitspoeling uit agrarische bedrijfsvoering in specifieke grondwaterbeschermingsgebieden’ van 12 december 2017, bijlage 7a bij het Zesde Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (2018–2021) (bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 33 037, nr. 250);

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Nationaal Programma Landelijk Gebied:

programma waarin gebiedsgerichte opgaven en maatregelen voor natuur, stikstof, water en klimaat zijn opgenomen, zoals beschreven in de startnotitie van 10 juni 2022 (bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 34 682, nr. 96).

Artikel 2 specifieke uitkering

  • 1. De minister verstrekt een specifieke uitkering aan de in artikel 3, eerste lid, genoemde provincies voor het uitvoering geven aan de bestuursovereenkomst nitraat zolang deze nog niet in het Nationaal Programma Landelijk Gebied is ingebed.

  • 2. De specifieke uitkering wordt verstrekt voor kosten die zijn of worden gemaakt in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

  • 3. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor kosten:

    • a. die de provincie kan aftrekken als omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968;

    • b. die reeds uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 3 hoogte van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering bedraagt voor de provincie:

    • a. Drenthe, ten hoogste € 480.000, inclusief btw.

    • b. Overijssel, ten hoogste € 816.000, inclusief btw.

    • c. Gelderland, ten hoogste € 516.000, inclusief btw.

    • d. Noord-Brabant, ten hoogste € 600.000, inclusief btw.

    • e. Limburg, ten hoogste € 1.188.000, inclusief btw.

  • 2. De betaling wordt verminderd met de hoogte van de btw waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt, zijnde voor de provincie:

    • a. Drenthe € 83.306.

    • b. Overijssel € 141.620.

    • c. Gelderland € 89.554.

    • d. Noord-Brabant € 104.132.

    • e. Limburg € 0.

Artikel 4 verplichting

De provincie neemt het Unierecht met betrekking tot mededinging, aanbesteding en staatssteun in acht bij de besteding van de specifieke uitkering.

Artikel 5 voorschot

De minister verleent de provincie een voorschot van 100% van het uitkeringsbedrag.

Artikel 6 verantwoording en vaststelling

  • 1. De provincie legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. De minister stelt de uitkering ambtshalve vast binnen 22 weken nadat hij de relevante verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen.

Artikel 7 inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 28 november 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

Artikel 8 citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering bestuursovereenkomst nitraat.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 november 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Met deze regeling wordt een bijdrage beschikbaar gesteld aan de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De bijdrage is bedoeld voor het voortzetten van de samenwerking tussen agrarische ondernemers, drinkwaterbedrijven en provincies in de gezamenlijke aanpak voor 34 grondwaterbeschermingsgebieden in het jaar 2023. De bedoeling is dat de aanpak in de grondwaterbeschermingsgebieden daarna wordt voortgezet in de gebiedsgerichte aanpak van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG).

In het kader van het Zesde Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (2018 – 2021)1 is geconstateerd dat in een aantal grondwaterbeschermingsgebieden de nitraatuitspoeling uit de landbouw zodanig is dat deze een risico vormt voor de drinkwaterwinning. Om in deze grondwaterbeschermingsgebieden blijvend onder de norm van gemiddeld 50 mg nitraat per liter in het uitspoelingswater uit de wortelzone te komen is de bestuursovereenkomst ‘Aanvullende aanpak nitraatuitspoeling uit agrarische bedrijfsvoering in specifieke grondwaterbeschermingsgebieden’ (hierna: BO nitraat) opgesteld. Deze BO nitraat is ondertekend door het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland), de Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland (Vewin) en de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit namens de Staat der Nederlanden. Het doel van de samenwerking in de BO nitraat is om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk gedurende de looptijd van het 7e Nederlandse actieprogramma nitraatrichtlijn (2022–2025) in deze gebieden blijvend aan het doel van de Nitraatrichtlijn te voldoen.

De BO nitraat had een looptijd tot en met 2021. Eind 2021 is besloten de overeenkomst met een jaar te verlengen en te onderzoeken of en hoe de bestuursovereenkomst moest worden voortgezet. De conclusie is dat voortzetting van de samenwerking meerwaarde heeft, omdat met de gerichte aanpak waardevolle resultaten zijn bereikt. Een evaluatie laat onder andere zien dat in veel van deze gebieden een verlaging van het stikstofbodemoverschot zichtbaar is. Vervolgens is geconcludeerd dat de aanpak in de grondwaterbeschermingsgebieden het beste kan worden voortgezet onder het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG). In het NPLG werken Rijksoverheid en andere overheden, bedrijven en organisaties samen aan oplossingen om in een specifiek gebied de doelen te realiseren, onder meer door de waterkwaliteit te verbeteren.

Deze inbedding in het NPLG kan niet direct zijn beslag krijgen en daarom is eind 2022 besloten dat de BO nitraat wordt voortgezet voor in ieder geval het jaar 2023. Met de Kamerbrief van 6 juli 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 33 037, nr. 499) is toegezegd dat het Rijk in 2023 3,6 miljoen euro beschikbaar stelt voor de uitvoering van de BO nitraat om de periode tot een goede overgang naar de gebiedsprogramma’s te overbruggen. Deze middelen worden verstrekt aan de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Deze provincies vervullen de opdrachtgevende en coördinerende rol voor de aanpak in de grondwaterbeschermingsgebieden. De middelen zijn een gezamenlijke bijdrage vanuit de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat. De provincies zijn betrokken bij de voorbereiding van deze regeling.

2. Besteding en kosten

Deze specifieke uitkering ziet op de kosten die voortvloeien uit het uitvoering geven aan de voortgezette aanpak van de BO nitraat en is bedoeld voor bestedingen in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het projectmatig inrichten van de aanpak in de betreffende grondwaterbeschermingsgebieden, het individueel en in groepsverband begeleiden van de agrariërs in de gebieden, het verrichten van metingen om de waterkwaliteit in het grondwater te meten, het opstellen van rapportages en adviesrapporten, communicatieactiviteiten om deelnemende agrariërs te informeren en te betrekken bij de aanpak vanuit de BO nitraat en tenslotte evaluatie van ingezette activiteiten.

3. Budget en uitvoering

Budgetverdeling

Het totaal beschikbare bedrag voor de specifieke uitkering voor het jaar 2023 bedraagt 3,6 miljoen euro, inclusief btw en is verdeeld over de provincies conform tabel 1. De daadwerkelijke betaling aan de provincie wordt verminderd met het bedrag dat wordt overgemaakt naar het BTW-compensatiefonds. Het gaat daarbij om de hoogte van de btw waarvoor de provincie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds voor compensatie in aanmerking komt, de compensabele btw. De provincies kunnen dit bedrag aan compensabele btw terugontvangen via het BTW-compensatiefonds. Op deze wijze wordt overcompensatie van de provincie voorkomen. Daarnaast is het denkbaar dat de provincie activiteiten verricht waarbij de kosten aftrekbaar zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor deze kosten. Het uitgangspunt is dat kosten die op een andere wijze gecompenseerd kunnen worden, niet uit de specifieke uitkering worden betaald.

Tabel 1: verdeling 2023 per provincie

Provincie

Maximale rijksbijdrage, inclusief btw

Te betalen bedrag aan provincie

Storting in BTW-compensatiefonds

Drenthe

€ 480.000

€ 396.694

€ 83.306

Overijssel

€ 816.000

€ 674.380

€ 141.620

Gelderland

€ 516.000

€ 426.446

€ 89.554

Noord-Brabant

€ 600.000

€ 495.868

€ 104.132

Limburg

€ 1.188.000

€ 1.188.000

€ 0

Totaal

€ 3.600.000

€ 3.181.388

€ 418.612

De verdeling van het bedrag over de provincies is gebaseerd op een opgave van de provincies. Het bedrag is per provincie verschillend, onder andere omdat de kosten afhangen van het aantal deelnemende agrariërs. Er is onderlinge overeenstemming over deze bedragen tussen de vertegenwoordigers van de vijf provincies. Dit geldt eveneens voor wat betreft de omvang van de compensabele btw. De met deze regeling toegekende bedragen worden zo spoedig mogelijk na publicatie van deze regeling als voorschot uitbetaald.

4. Verplichtingen

Het is van belang dat de Europese regels over mededinging, aanbesteding en staatssteun worden nageleefd, daarom is hierover een algemene verplichting in de regeling opgenomen. De provincies moeten bij de besteding van de specifieke uitkering de regels die volgen uit het Unierecht over mededing, aanbesteding en staatssteun in acht nemen. Als er bijvoorbeeld sprake is van staatssteun, zorgt de provincie zelf voor melding of notificatie bij de Europese Commissie, al naar gelang wat is vereist.

5. Regeldruk

De regeling is gericht op een financiële relatie tussen overheden en heeft daarom geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven, en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Financiële verantwoording en vaststelling

De besteding van de specifieke uitkering wordt uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verantwoord, zoals geregeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. Dat betekent dat er jaarlijkse verantwoordingsmomenten zijn. De financiële verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit (sisa), zoals bepaald in de Regeling informatieverstrekking sisa.

De minister stelt de uitkering ambtshalve vast binnen 22 weken nadat de relevante eindverantwoordingsinformatie heeft ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In beginsel stelt de minister de uitkering overeenkomstig de verlening vast. De uitkering kan lager worden vastgesteld als:

  • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b. de provincie niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichting;

  • c. de provincie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid, of

  • d. de verlening anderszins onjuist was en de provincie dit wist of behoorde te weten.

Voordat de uitkering lager wordt vastgesteld, zal navraag bij de provincie worden gedaan. Verder zijn in principe de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht voor de vaststelling van subsidies van toepassing. Dat betekent onder meer dat zo nodig kan worden overgegaan tot terugvordering van verleende uitkeringen. Volledigheidshalve wordt nog gewezen op artikel 7 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309), inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de provincies, de doelgroep van deze regeling, gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding. De regeling vervalt 5 jaar na inwerkingtreding van deze regeling, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 begripsbepalingen

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen toegelicht. Wat betreft de bestuursovereenkomst nitraat gaat het om de overeenkomst in het kader van de aanpak nitraatuitspoeling uit agrarische bedrijfsvoering in specifieke grondwaterbeschermingsgebieden die oorspronkelijk zag op de periode 2018–2021. Deze overeenkomst is eind 2021 verlengd tot en met 2022. Vervolgens is eind 2022 door het Landelijk Bestuurlijk Overleg geconcludeerd dat deze BO nitraat ook in 2023 wordt voortgezet en is dit gecommuniceerd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2022/23, 33 037, nr. 499). In het kader van deze regeling is de voortzetting van de aanpak van deze BO nitraat in 2023 relevant.

Artikel 2 specifieke uitkering

In artikel 2 is in het eerste lid bepaald dat de specifieke uitkering is bedoeld voor kosten die voortvloeien uit het uitvoeren van de bestuursovereenkomst nitraat tot deze is ingebed in het NPLG. De uitkering is enkel bedoeld voor kosten die zijn gemaakt in het kalenderjaar 2023, dat volgt uit het tweede lid. Dit betekent dat kosten gemaakt voor en na 2023 niet voor deze specifieke uitkering in aanmerking komen. In het algemene deel van de toelichting is dit nader toegelicht. Verder is het denkbaar dat de provincie activiteiten verricht waarbij de kosten aftrekbaar zijn op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. In het derde lid is opgenomen dat de specifieke uitkering niet voor deze kosten wordt verstrekt. Dat geldt eveneens voor kosten die reeds op een andere manier zijn of worden gesubsidieerd. Overcompensatie moet immers voorkomen worden.

Artikel 3 hoogte van de uitkering

In artikel 3 is in het eerste lid per provincie vermeld wat de maximale hoogte van de specifieke uitkering bedraagt. In het tweede lid is geregeld dat de betaling van de specifieke uitkering wordt verminderd met de BTW-component die wordt gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie van Financiën. Zie hierover paragraaf 3 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 4 verplichting

Dit artikel regelt de aan de uitkering verbonden verplichting om de regels die volgen uit het Unierecht over mededinging, aanbesteding en staatssteun in acht te nemen. Deze verplichting is in paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting toegelicht.

Artikel 5 voorschot

Uit artikel 5 volgt dat de minister een voorschot van 100% verleend. Dit bedrag wordt zo spoedig mogelijk na publicatie van deze regeling uitgekeerd.

Artikel 6 verantwoording en vaststelling

De verantwoording over en de eventuele terugvordering van de specifieke uitkering zijn toegelicht in paragraaf 6 van het algemeen deel van de toelichting. De specifieke uitkering wordt binnen 22 weken na ontvangst van de relevante verantwoordingsinformatie in 2024 vastgesteld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Kamerstukken II, 2017/18, 33 037, nr. 250.

Naar boven