Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 november 2023, nr. 2023-0000688395 tot wijziging van de Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners en woningen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (Stcrt. 2023, 3877) in verband met het toekennen van aanvullende middelen aan gemeenten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel m, en derde lid, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452);

ARTIKEL I

De Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners en woningen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (Stcrt. 2023, 3877) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt na ‘op aanvraag van een college’ ingevoegd ‘of ambtshalve’ en wordt ‘met een focus op woningen met een WOZ-waarde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b’ vervangen door ‘met een focus op woningen die bewoond zijn door huishoudens in energiearmoede of een risico daarop. Die focus wordt in ieder geval bereikt door uitvoering te geven aan de verplichting in artikel 6, eerste lid, onderdeel b.’

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a Ambtshalve toekenning

  • 1. Indien het college van een gemeente een aanvraag heeft gedaan op grond van artikel 3, wordt een specifieke uitkering aan het college verstrekt ter hoogte van het bedrag dat voor die gemeente is opgenomen in de tweede kolom van bijlage II.

  • 2. Indien het college van een gemeente een aanvraag heeft gedaan op grond van artikel 3, wordt aanvullend een specifieke uitkering aan het college verstrekt ter hoogte van het bedrag dat voor die gemeente is opgenomen in de derde kolom van bijlage II, naar rato van het aantal woningen waarvoor door die gemeente een aanvraag is gedaan op grond van artikel 3.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het in het tweede lid opgenomen betalingsritme wordt het bedrag dat is opgenomen in de derde kolom van bijlage I voor de gemeenten opgenomen in bijlage III uitbetaald in 2023.

  • 4. De in artikel 4a, eerste lid en tweede lid, bedoelde specifieke uitkeringen worden in één keer uitbetaald.

D

Na bijlage I worden twee bijlagen toegevoegd, die zijn opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

BIJLAGE A BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL B

Bijlage II. Met de bedragen, bedoeld in artikel 4a

Naam gemeente

Middelen die worden uitgekeerd in aanvulling op middelen uit 2022

Middelen die aanvullend worden uitgekeerd voor tranche 1

Aa en Hunze

€ 30.219

€ 443.800

Aalsmeer

€ 5.797

€ 85.140

Aalten

€ 31.789

€ 466.200

Achtkarspelen

€ 37.022

€ 543.200

Alblasserdam

€ 5.921

€ 86.790

Albrandswaard

€ 3.145

€ 46.200

Alkmaar

€ 31.638

€ 464.310

Almelo

€ 60.962

€ 895.300

Almere

€ 19.673

€ 288.750

Alphen aan den Rijn

€ 23.189

€ 340.230

Alphen-Chaam

€ 3.639

€ 53.460

Altena

€ 17.577

€ 258.060

Ameland

€ 5.102

€ 74.900

Amersfoort

€ 20.845

€ 305.910

Amstelveen

€ 8.757

€ 128.700

Amsterdam

€ 89.491

€ 1.370.299

Apeldoorn

€ 48.351

€ 709.830

Arnhem

€ 40.138

€ 589.253

Assen

€ 19.057

€ 279.510

Asten

€ 5.550

€ 81.510

Baarle-Nassau

€ 5.494

€ 81.200

Baarn

€ 7.154

€ 104.940

Barendrecht

€ 5.489

€ 80.850

Barneveld

€ 12.149

€ 178.200

Beek

€ 15.568

€ 228.200

Beekdaelen

€ 41.077

€ 603.400

Beesel

€ 13.082

€ 191.800

Berg en Dal

€ 26.164

€ 384.300

Bergeijk

€ 16.876

€ 247.100

Bergen (L.)

€ 15.044

€ 221.200

Bergen (NH.)

€ 11.533

€ 169.290

Bergen op Zoom

€ 19.982

€ 293.370

Berkelland

€ 43.301

€ 635.600

Bernheze

€ 9.744

€ 142.890

Best

€ 8.141

€ 119.460

Beuningen

€ 7.832

€ 115.170

Beverwijk

€ 10.299

€ 151.140

Bladel

€ 8.017

€ 117.480

Blaricum

€ 2.097

€ 30.690

Bloemendaal

€ 3.700

€ 54.450

Bodegraven-Reeuwijk

€ 9.312

€ 136.620

Boekel

€ 8.896

€ 130.900

Borger-Odoorn

€ 37.022

€ 543.200

Borne

€ 16.222

€ 238.000

Borsele

€ 22.632

€ 332.500

Boxtel

€ 9.004

€ 132.330

Breda

€ 59.887

€ 879.359

Bronckhorst

€ 34.275

€ 502.600

Brummen

€ 16.745

€ 246.400

Brunssum

€ 34.929

€ 513.100

Bunnik

€ 3.515

€ 51.480

Bunschoten

€ 6.661

€ 98.010

Buren

€ 9.621

€ 141.240

Capelle aan den IJssel

€ 8.141

€ 119.460

Castricum

€ 12.273

€ 180.180

Coevorden

€ 42.909

€ 629.300

Cranendonck

€ 20.146

€ 296.100

Culemborg

€ 6.167

€ 90.420

Dalfsen

€ 10.608

€ 155.760

Dantumadiel

€ 25.510

€ 374.500

De Bilt

€ 8.819

€ 129.360

De Fryske Marren

€ 56.907

€ 835.100

De Ronde Venen

€ 8.264

€ 121.440

De Wolden

€ 23.809

€ 349.300

Delft

€ 20.276

€ 297.286

Den Helder

€ 44.086

€ 647.500

Deurne

€ 10.731

€ 157.740

Deventer

€ 27.752

€ 407.550

Diemen

€ 3.084

€ 45.210

Dijk en Waard

€ 23.435

€ 344.190

Dinkelland

€ 26.687

€ 392.000

Doesburg

€ 3.330

€ 48.840

Doetinchem

€ 38.592

€ 566.300

Dongen

€ 9.066

€ 133.320

Dordrecht

€ 53.846

€ 790.522

Drechterland

€ 16.745

€ 246.400

Drimmelen

€ 23.809

€ 349.300

Dronten

€ 8.881

€ 130.350

Druten

€ 5.242

€ 76.890

Duiven

€ 6.106

€ 89.760

Echt-Susteren

€ 36.237

€ 532.000

Edam-Volendam

€ 12.643

€ 185.460

Ede

€ 28.431

€ 417.120

Eemnes

€ 2.159

€ 31.680

Eemsdelta

€ 58.869

€ 864.500

Eersel

€ 6.167

€ 90.420

Eijsden-Margraten

€ 22.109

€ 324.100

Eindhoven

€ 50.301

€ 738.132

Elburg

€ 16.483

€ 242.200

Emmen

€ 127.418

€ 1.871.100

Enkhuizen

€ 13.998

€ 205.800

Enschede

€ 118.130

€ 1.733.900

Epe

€ 25.641

€ 375.900

Ermelo

€ 7.956

€ 116.490

Etten-Leur

€ 11.101

€ 163.020

Geertruidenberg

€ 6.661

€ 98.010

Geldrop-Mierlo

€ 11.841

€ 173.910

Gemert-Bakel

€ 23.155

€ 339.500

Gennep

€ 13.867

€ 203.700

Gilze en Rijen

€ 7.956

€ 116.490

Goeree-Overflakkee

€ 15.726

€ 230.670

Goes

€ 12.951

€ 190.080

Goirle

€ 7.031

€ 103.290

Gooise Meren

€ 13.815

€ 202.620

Gorinchem

€ 5.797

€ 85.140

Gouda

€ 16.960

€ 248.820

Groningen

€ 52.715

€ 773.946

Gulpen-Wittem

€ 13.998

€ 205.800

Haaksbergen

€ 21.324

€ 312.900

Haarlem

€ 36.448

€ 535.260

Haarlemmermeer

€ 27.136

€ 398.310

Halderberge

€ 23.548

€ 345.800

Hardenberg

€ 57.430

€ 843.500

Harderwijk

€ 9.559

€ 140.580

Hardinxveld-Giessendam

€ 5.489

€ 80.850

Harlingen

€ 14.259

€ 210.000

Hattem

€ 9.942

€ 146.300

Heemskerk

€ 9.066

€ 133.320

Heemstede

€ 4.687

€ 68.970

Heerde

€ 15.829

€ 232.400

Heerenveen

€ 48.011

€ 704.900

Heerlen

€ 94.650

€ 1.389.393

Heeze-Leende

€ 4.810

€ 70.620

Heiloo

€ 7.401

€ 108.570

Hellendoorn

€ 35.583

€ 522.200

Helmond

€ 20.599

€ 302.610

Hendrik-Ido-Ambacht

€ 6.661

€ 98.010

Hengelo

€ 60.700

€ 891.100

Het Hogeland

€ 68.026

€ 998.200

Heumen

€ 4.810

€ 70.620

Heusden

€ 13.013

€ 191.070

Hillegom

€ 6.476

€ 95.040

Hilvarenbeek

€ 4.995

€ 73.260

Hilversum

€ 22.325

€ 327.690

Hoeksche Waard

€ 27.999

€ 410.850

Hof van Twente

€ 29.958

€ 439.600

Hollands Kroon

€ 44.479

€ 653.100

Hoogeveen

€ 48.142

€ 706.300

Hoorn

€ 14.616

€ 214.500

Horst aan de Maas

€ 38.199

€ 560.700

Houten

€ 3.639

€ 53.460

Huizen

€ 7.586

€ 111.210

Hulst

€ 31.920

€ 468.300

IJsselstein

€ 5.180

€ 75.900

Kaag en Braassem

€ 5.921

€ 86.790

Kampen

€ 37.807

€ 555.100

Kapelle

€ 11.120

€ 163.100

Katwijk

€ 11.779

€ 172.920

Kerkrade

€ 38.461

€ 564.900

Koggenland

€ 8.757

€ 128.700

Krimpen aan den IJssel

€ 6.476

€ 95.040

Krimpenerwaard

€ 16.281

€ 238.920

Laarbeek

€ 19.492

€ 285.600

Land van Cuijk

€ 71.297

€ 1.047.200

Landgraaf

€ 39.638

€ 581.700

Landsmeer

€ 2.714

€ 39.600

Lansingerland

€ 9.127

€ 133.980

Laren

€ 3.084

€ 45.210

Leeuwarden

€ 122.812

€ 1.802.637

Leiden

€ 17.762

€ 260.700

Leiderdorp

€ 4.625

€ 67.980

Leidschendam-Voorburg

€ 14.370

€ 210.870

Lelystad

€ 33.877

€ 497.801

Leudal

€ 42.516

€ 624.400

Leusden

€ 5.736

€ 84.150

Lingewaard

€ 15.480

€ 227.370

Lisse

€ 5.427

€ 79.860

Lochem

€ 27.865

€ 409.500

Loon op Zand

€ 6.537

€ 96.030

Lopik

€ 4.440

€ 65.010

Losser

€ 23.155

€ 339.500

Maasdriel

€ 8.819

€ 129.360

Maasgouw

€ 27.341

€ 401.100

Maashorst

€ 16.343

€ 239.910

Maassluis

€ 5.119

€ 74.910

Maastricht

€ 43.432

€ 637.700

Medemblik

€ 37.676

€ 553.000

Meerssen

€ 20.015

€ 294.000

Meierijstad

€ 23.805

€ 349.470

Meppel

€ 24.332

€ 357.000

Middelburg

€ 39.246

€ 576.100

Midden-Delfland

€ 3.084

€ 45.210

Midden-Drenthe

€ 34.406

€ 504.700

Midden-Groningen

€ 76.530

€ 1.123.500

Moerdijk

€ 13.074

€ 192.060

Molenlanden

€ 12.704

€ 186.450

Montferland

€ 33.490

€ 491.400

Montfoort

€ 4.132

€ 60.720

Mook en Middelaar

€ 5.102

€ 74.900

Neder-Betuwe

€ 6.969

€ 102.300

Nederweert

€ 12.690

€ 186.200

Nieuwegein

€ 20.460

€ 300.381

Nieuwkoop

€ 7.339

€ 107.580

Nijkerk

€ 10.423

€ 152.790

Nijmegen

€ 27.814

€ 408.540

Nissewaard

€ 18.502

€ 271.590

Noardeast-Fryslân

€ 66.718

€ 979.300

Noord-Beveland

€ 11.250

€ 165.200

Noordenveld

€ 33.359

€ 489.300

Noordoostpolder

€ 15.171

€ 222.750

Noordwijk

€ 10.238

€ 150.480

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

€ 5.921

€ 86.790

Nunspeet

€ 8.757

€ 128.700

Oegstgeest

€ 3.577

€ 52.470

Oirschot

€ 7.277

€ 106.920

Oisterwijk

€ 9.374

€ 137.610

Oldambt

€ 59.392

€ 871.500

Oldebroek

€ 6.352

€ 93.060

Oldenzaal

€ 23.024

€ 337.400

Olst-Wijhe

€ 6.537

€ 96.030

Ommen

€ 15.175

€ 222.600

Oost Gelre

€ 29.696

€ 436.100

Oosterhout

€ 14.061

€ 206.580

Ooststellingwerf

€ 34.144

€ 501.900

Oostzaan

€ 2.590

€ 38.280

Opmeer

€ 9.811

€ 144.200

Opsterland

€ 34.144

€ 501.900

Oss

€ 26.149

€ 383.790

Oude IJsselstreek

€ 42.124

€ 618.100

Ouder-Amstel

€ 1.480

€ 21.780

Oudewater

€ 2.652

€ 38.940

Overbetuwe

€ 13.383

€ 196.350

Papendrecht

€ 8.079

€ 118.470

Peel en Maas

€ 35.583

€ 522.200

Pekela

€ 21.454

€ 315.000

Pijnacker-Nootdorp

€ 6.599

€ 97.020

Purmerend

€ 18.132

€ 266.310

Putten

€ 7.462

€ 109.560

Raalte

€ 12.581

€ 184.800

Reimerswaal

€ 22.893

€ 336.700

Renkum

€ 5.242

€ 76.890

Renswoude

€ 1.172

€ 17.160

Reusel-De Mierden

€ 5.242

€ 76.890

Rheden

€ 34.798

€ 511.000

Rhenen

€ 5.612

€ 82.170

Ridderkerk

€ 11.533

€ 169.290

Rijssen-Holten

€ 27.341

€ 401.100

Rijswijk

€ 7.216

€ 105.930

Roerdalen

€ 26.687

€ 392.000

Roermond

€ 38.592

€ 566.300

Roosendaal

€ 53.028

€ 778.253

Rotterdam

€ 136.920

€ 2.010.264

Rozendaal

€ 308

€ 4.620

Rucphen

€ 21.585

€ 317.100

Schagen

€ 37.545

€ 551.600

Scherpenzeel

€ 8.896

€ 130.900

Schiedam

€ 23.211

€ 340.613

Schiermonnikoog

€ 1.177

€ 17.500

Schouwen-Duiveland

€ 35.060

€ 514.500

's-Gravenhage

€ 95.948

€ 1.408.512

's-Hertogenbosch

€ 26.642

€ 391.380

Simpelveld

€ 10.858

€ 158.900

Sint-Michielsgestel

€ 10.546

€ 154.770

Sittard-Geleen

€ 87.257

€ 1.281.000

Sliedrecht

€ 6.722

€ 99.000

Sluis

€ 27.995

€ 410.900

Smallingerland

€ 46.572

€ 683.900

Soest

€ 10.299

€ 151.140

Someren

€ 6.352

€ 93.060

Son en Breugel

€ 4.009

€ 58.740

Stadskanaal

€ 44.740

€ 656.600

Staphorst

€ 4.872

€ 71.610

Stede Broec

€ 18.184

€ 266.700

Steenbergen

€ 20.408

€ 299.600

Steenwijkerland

€ 44.348

€ 651.000

Stein

€ 31.920

€ 468.300

Stichtse Vecht

€ 13.383

€ 196.350

Súdwest-Fryslân

€ 96.545

€ 1.416.800

Terneuzen

€ 60.177

€ 883.400

Terschelling

€ 4.579

€ 67.200

Texel

€ 15.698

€ 230.300

Teylingen

€ 7.524

€ 110.550

Tholen

€ 26.033

€ 382.200

Tiel

€ 10.423

€ 152.790

Tilburg

€ 69.287

€ 1.017.324

Tubbergen

€ 16.091

€ 235.900

Twenterand

€ 31.266

€ 459.200

Tynaarlo

€ 32.443

€ 476.700

Tytsjerksteradiel

€ 44.086

€ 647.500

Uitgeest

€ 3.515

€ 51.480

Uithoorn

€ 4.749

€ 69.630

Urk

€ 5.612

€ 82.170

Utrecht

€ 41.746

€ 612.853

Utrechtse Heuvelrug

€ 12.026

€ 176.550

Vaals

€ 7.588

€ 111.300

Valkenburg aan de Geul

€ 14.129

€ 207.900

Valkenswaard

€ 9.127

€ 133.980

Veendam

€ 38.592

€ 566.300

Veenendaal

€ 11.594

€ 170.280

Veere

€ 25.248

€ 371.000

Veldhoven

€ 11.594

€ 170.280

Velsen

€ 16.096

€ 236.610

Venlo

€ 78.099

€ 1.146.600

Venray

€ 29.434

€ 431.900

Vijfheerenlanden

€ 14.308

€ 210.210

Vlaardingen

€ 19.727

€ 289.310

Vlieland

€ 247

€ 3.960

Vlissingen

€ 36.368

€ 534.100

Voerendaal

€ 12.035

€ 176.400

Voorne aan Zee

€ 17.392

€ 255.090

Voorschoten

€ 4.440

€ 65.010

Voorst

€ 18.969

€ 278.600

Vught

€ 6.599

€ 97.020

Waadhoeke

€ 62.793

€ 921.200

Waalre

€ 5.242

€ 76.890

Waalwijk

€ 35.452

€ 520.100

Waddinxveen

€ 6.537

€ 96.030

Wageningen

€ 4.440

€ 65.010

Wassenaar

€ 3.700

€ 54.450

Waterland

€ 5.427

€ 79.860

Weert

€ 43.432

€ 637.700

West Betuwe

€ 16.466

€ 241.890

West Maas en Waal

€ 16.222

€ 238.000

Westerkwartier

€ 70.904

€ 1.040.900

Westerveld

€ 21.716

€ 319.200

Westervoort

€ 3.454

€ 50.820

Westerwolde

€ 44.348

€ 651.000

Westland

€ 23.620

€ 346.830

Weststellingwerf

€ 31.266

€ 459.200

Wierden

€ 20.800

€ 305.200

Wijchen

€ 12.026

€ 176.550

Wijdemeren

€ 7.339

€ 107.580

Wijk bij Duurstede

€ 4.564

€ 66.990

Winterswijk

€ 31.789

€ 466.200

Woensdrecht

€ 21.978

€ 322.700

Woerden

€ 10.608

€ 155.760

Wormerland

€ 4.934

€ 72.600

Woudenberg

€ 3.515

€ 51.480

Zaanstad

€ 65.902

€ 967.148

Zaltbommel

€ 8.264

€ 121.440

Zandvoort

€ 4.440

€ 65.010

Zeewolde

€ 2.035

€ 30.030

Zeist

€ 9.929

€ 145.860

Zevenaar

€ 42.255

€ 620.200

Zoetermeer

€ 14.123

€ 207.240

Zoeterwoude

€ 2.282

€ 33.660

Zuidplas

€ 8.326

€ 122.430

Zundert

€ 19.231

€ 282.800

Zutphen

€ 14.431

€ 211.860

Zwartewaterland

€ 7.647

€ 112.200

Zwijndrecht

€ 11.964

€ 175.890

Zwolle

€ 22.880

€ 335.940

Bijlage III. De gemeenten, bedoeld in artikel 5

Aa en Hunze

Aalsmeer

Alkmaar

Almere

Alphen-Chaam

Altena

Arnhem

Assen

Baarle-Nassau

Baarn

Berg en Dal

Bergeijk

Bergen op Zoom

Best

Boekel

Breda

Coevorden

Culemborg

De Bilt

De Fryske Marren

De Ronde Venen

De Wolden

Den Helder

Dinkelland

Drechterland

Edam-Volendam

Eemsdelta

Eijsden-Margraten

Elburg

Emmen

Enkhuizen

Enschede

Ermelo

Etten-Leur

Gemert-Bakel

Gennep

Gilze en Rijen

Goes

Goirle

Gooise Meren

Groningen

Gulpen-Wittem

Haaksbergen

Haarlemmermeer

Hardinxveld-Giessendam

Hattem

Hellendoorn

Hengelo

Heumen

Heusden

Hoeksche Waard

Hoogeveen

Hoorn

Horst aan de Maas

Houten

IJsselstein

Kaag en Braassem

Kampen

Koggenland

Krimpen aan den IJssel

Landsmeer

Leusden

Lisse

Loon op Zand

Lopik

Losser

Maashorst

Medemblik

Meerssen

Meppel

Midden-Drenthe

Montfoort

Mook en Middelaar

Nijkerk

Noordenveld

Noordoostpolder

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Nunspeet

Oisterwijk

Oldebroek

Oldenzaal

Olst-Wijhe

Ommen

Opmeer

Oudewater

Papendrecht

Peel en Maas

Putten

Raalte

Renswoude

Rhenen

Roerdalen

Roermond

Rozendaal

Schagen

Scherpenzeel

Schiedam

Schiermonnikoog

Schouwen-Duiveland

Sittard-Geleen

Sliedrecht

Soest

Stadskanaal

Stede Broec

Stein

Stichtse Vecht

Terneuzen

Teylingen

Tholen

Tubbergen

Tynaarlo

Vaals

Veenendaal

Veere

Veldhoven

Venray

Vijfheerenlanden

Vlaardingen

Vlissingen

Voorschoten

Vught

Waalre

Wassenaar

Waterland

Weert

Westerveld

Westervoort

Westerwolde

Wijk bij Duurstede

Woerden

Woudenberg

Zandvoort

Zevenaar

Zoetermeer

Zundert

TOELICHTING

In de voorjaarsbesluitvorming Klimaat heeft het kabinet aangekondigd 425 miljoen euro in te willen zetten voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken (TK 2022–2023, 32 813, nr. 1230). Hiervan wordt 400 miljoen euro ingezet via de lokale aanpak isolatie. Met deze wijzigingsregeling wordt 119 miljoen euro extra aan gemeenten beschikbaar gesteld voor tranche 1 van de lokale aanpak. De overige middelen komen in latere tranches van de lokale aanpak beschikbaar.

Daarnaast wordt met de wijziging van artikel 2, eerste lid, van de regeling het doel van de specifieke uitkering verduidelijkt door daar expliciet in op te nemen dat een focus van de regeling is dat de middelen met name ten goede komen aan mensen in energiearmoede of een risico daarop. Wat energiearmoede is, is niet precies gedefinieerd. Het gaat erom dat gemeenten zich inspannen om vooral de mensen te helpen die dat financieel het meest nodig hebben, zoals dit ook in de toelichting staat van de te wijzigen regeling. Daar wordt in de regeling concreet op gestuurd met de verplichting in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, met betrekking tot WOZ-waardes1. Maar daarnaast kunnen gemeenten hier ook op andere wijzen op sturen. Te denken valt bijvoorbeeld aan het stellen van maximale inkomenseisen aan huishoudens van eigenaar-bewoners die extra ondersteuning via de lokale aanpak krijgen. Het ligt dan in de rede dat de gemeente de criteria opneemt in een lokale subsidieverordening. Hierdoor is vooraf duidelijk kenbaar en transparant welke criteria gelden.

Dit betreft een verduidelijking, het is uitdrukkelijk niet een nieuw criterium waar een gemeente aan zou moeten voldoen, en het is uitdrukkelijk niet een nieuwe verantwoordingslast. Met de oorspronkelijke regeling was reeds beoogd huishoudens in energiearmoede of een risico daarop extra te ondersteunen, zoals blijkt uit de toelichting bij de oorspronkelijke regeling. Gemeenten dienen in het kader van de verantwoording op dit punt dus nog steeds enkel verantwoording af te leggen met betrekking tot het voldoen aan de verplichting met betrekking tot WOZ-waardes in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de regeling.

Voor de inzet van de 119 miljoen euro gelden dezelfde voorwaarden als voor de eerder reeds beschikbare middelen in deze regeling (SPUK lokale aanpak isolatie). De middelen moeten dus ingezet worden ten behoeve van isolatie- en ventilatiemaatregelen voor woningen van eigenaar-bewoners en van leden van een gemengde vereniging met een laag energielabel (D, E, F en G) en met een lage WOZ-waarde zoals bepaald in artikelen 2 en 6. De middelen zijn bedoeld om de kwetsbare dorpen en wijken in de lokale aanpak extra te kunnen ondersteunen. Met de extra middelen komen dus meer middelen per woning beschikbaar.

Alle gemeenten krijgen extra middelen voor hun lokale aanpak. Hoeveel dit maximaal per gemeente is, staat vermeld in bijlage II. Het beschikbare bedrag per gemeente voor kwetsbare dorpen en wijken is als volgt bepaald. Daarbij geldt als uitgangspunt dat gemeenten met een relatief hoog aandeel kwetsbare huishoudens en complexe problematiek, meer extra middelen per woning krijgen.

  • Alle gemeenten krijgen minimaal 330 euro extra per woning in de lokale aanpak.

  • Gemeenten in de grensregio’s2 en gemeenten met 20% of meer woningen in de lokale aanpak afgezet tegen het totaal aan koopwoningen in de gemeente (berekend op basis van cijfers van het CBS3) krijgen 700 euro extra per woning in de lokale aanpak.

  • Woningen in de lokale aanpak die in de stedelijke focusgebieden4 liggen krijgen 1.050 euro extra per woning in de lokale aanpak, waarbij het aandeel woningen in de stedelijke focusgebieden is berekend door het CBS5.

Een deel van de extra middelen zal ambtshalve uitgekeerd worden mits een gemeente een aanvraag heeft gedaan voor de regeling voor 31 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 4. Dit betreft het bedrag dat is opgenomen in de tweede kolom van bijlage II (zie bijlage A). Deze middelen zijn bedoeld voor de woningen waarvoor al een deel van het beschikbare budget voor de lokale isolatieaanpak in 2022 beschikbaar is gesteld6. Ook voor deze woningen kan dan extra ondersteuning worden geboden. Inschatting is dat met deze al in 2022 beschikbaar gestelde middelen uit het Nationaal Isolatieprogramma ruim 40.000 woningen worden aangepakt. In combinatie met de drie tranches van de lokale isolatieaanpak (waarvan onderhavige regeling ziet op de eerste tranche) kunnen zo 750.000 woningen worden geïsoleerd, hetgeen de doelstelling van de lokale aanpak is. Gemeenten worden opgeroepen voor de woningen waarvoor middelen uit de lokale aanpak al in 2022 zijn verstrekt ook meer ondersteuning te bieden.

De middelen uit de tweede kolom van bijlage II worden alleen uitgekeerd mits een gemeente een aanvraag heeft gedaan voor de regeling voor 31 oktober, omdat dan aannemelijk is dat een gemeente een isolatieaanpak heeft en de middelen uit de tweede kolom binnen deze aanpak ingezet kunnen worden. Andersom gesteld, als een gemeente geen aanvraag heeft gedaan, zal minder waarschijnlijk zijn dat een gemeente de middelen gaat inzetten binnen de gestelde voorwaarden en is de kans groot dat de middelen teruggevorderd moeten worden. Daarom ligt het in de rede deze middelen ook niet uit te keren, als er geen aanvraag als bedoeld in artikel 4 is gedaan.

Het bedrag dat is opgenomen in de derde kolom van bijlage II zal aan gemeenten ambtshalve worden uitgekeerd naar rato van het bedrag dat is aangevraagd door die gemeente voor sluiting van het loket van tranche 1 op 31 oktober 2023. Zo zal een gemeente die maximaal heeft aangevraagd (voor het maximaal aantal woningen waarvoor de gemeente de aanvraag kan doen in deze eerste tranche), ook het volledige beschikbare bedrag dat vermeld staat in de derde kolom voor kwetsbare dorpen en wijken ambtshalve uitgekeerd krijgen. Als de helft van het maximaal beschikbare bedrag dat aangevraagd kan worden voor 31 oktober 2023 wordt aangevraagd, dan zal ook de helft van het bedrag uit de derde kolom worden uitgekeerd voor kwetsbare dorpen en wijken worden uitgekeerd.

Voor de middelen die worden uitgekeerd aan gemeenten in het kader van deze wijzigingsregeling wordt een afdracht worden gedaan aan het BTW-compensatie fonds. Dit heeft geen invloed op het bedrag dat gemeenten kunnen verwachten ten aanzien van de bedragen die in de tweede en derde kolom van bijlage II zijn opgenomen.

Voor de verantwoording van de middelen uit zowel de tweede als de derde kolom geldt strikt genomen dat er geen aanvullende resultaten worden verwacht van gemeenten. Het aantal woningen waarop wordt gecontroleerd dat gehaald moet zijn, verandert niet. Dit betreft het aantal dat de gemeente zelf heeft aangevraagd op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de te wijzigen regeling.

Wel worden gemeenten aangemoedigd met de extra middelen meer per woning te doen en ook extra woningen te ondersteunen dan waarvoor een aanvraag is gedaan, namelijk de woningen die tevens worden of zijn geholpen met de middelen uit 2022. Hier worden ze echter niet op afgerekend bij de verantwoording.

De extra middelen worden zo snel mogelijk ambtshalve uitgekeerd na publicatie van deze regeling. Wanneer de middelen precies uitgekeerd zullen worden is afhankelijk van wanneer aanvragen voor de eerste tranche door RVO verwerkt zijn. Deze aanvragen moeten eerst zijn verwerkt voordat de middelen uit deze regeling uitgekeerd kunnen worden.

Tenslotte wordt met deze wijziging van de regeling een aanpassing gedaan die samenhangt met de begroting van het Ministerie van BZK. In de regeling is erin voorzien dat gemeenten de middelen voor de lokale isolatieaanpak in twee termijnen ontvangen: een deel in 2023 en een deel in 2024. Echter, omdat niet alle middelen die samenhangen met de isolatieaanpak in 2023 worden besteed, is ervoor gekozen alvast een deel van de middelen die pas in 2024 zouden worden uitbetaald al in 2023 toe te kennen. Dat wordt met de wijziging van de regeling mogelijk gemaakt. Wegens uitvoeringstechnische en budgettaire redenen is dat echter niet voor alle gemeenten mogelijk. Er is daarom een selectie gemaakt die samenhangt met het stadium waarin de aanvraag in behandeling is. De gemeenten waarvoor de bijdrage nu reeds wordt uitbetaald zijn opgenomen in bijlage III. Gemeenten die de middelen voor 2024 nog niet in 2023 ontvangen zullen de middelen naar verwachting begin 2024 ontvangen. Deze aanpassing heeft geen invloed op het totaalbedrag dat alle gemeenten ontvangen voor de eerste tranche van de lokale aanpak.

Consultatie

Deze regeling is voor openbare consultatie gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. De consultatietermijn liep van 2 oktober 2023 tot en met 30 oktober 2023. Er zijn zes reacties op het ontwerp van de regeling op de site geplaatst. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) heeft in het kader van de code interbestuurlijke verhoudingen ook gereageerd op het ontwerp.

Veel reacties zijn positief over de extra middelen voor de lokale aanpak isolatie. De VNG geeft aan dat met deze extra middelen meer mogelijk is voor woningeigenaren die moeite hebben om hun energierekening te betalen en mee te komen in de energietransitie. Ook dat er geen nieuwe verantwoordingslast bij komt en dat gemeenten de vrijheid behouden om zelf een maatwerkaanpak te ontwikkelen en voort te bouwen op de bestaande aanpak van energiearmoede wordt als positief ervaren.

Onderstaand wordt op de belangrijkste aandachtspunten ingegaan.

Middelen ook voor gemeentelijke SMP’s beschikbaar stellen

De VNG vraagt om aanpassing van de regeling zodat de middelen uit de lokale aanpak ook ingezet kunnen worden voor het opstellen van soortenmanagementplannen (SMP’s). Dit is echter niet nodig, omdat de huidige regeling de inzet van de middelen voor dit doeleinde niet belemmert. Dit volgt uit de brede reikwijdte van artikel 2, lid 3, van de regeling. Voorwaarde voor het inzetten van de middelen voor SMP's is wel dat de betreffende SMP voornamelijk ten goede komt aan de slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners en slecht geïsoleerde woningen van leden van een gemengde vve zoals bedoeld in deze regeling waar de energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, worden getroffen. Evenals bij bijvoorbeeld een informatieavond is het niet nodig woningeigenaren die niet binnen de doelgroep van de regeling vallen, te moeten uitsluiten van deelname. Mits er niet specifiek voor deze eigenaren die buiten de doelgroep vallen substantiële extra kosten worden gemaakt.

Het aanvraag-, monitorings- en verantwoordingsformulier hoeft hier tevens niet op aangepast te worden. In de Sisa-verantwoording dient t.a.v. de gemaakte kosten enkel op het totaalbedrag te worden gerapporteerd dat wordt ingezet voor de lokale aanpak. In het monitoringsbestand dat op de RVO-site is geplaatst, is de focus hetgeen aan middelen is toegekend en maatregelen die zijn getroffen aan de woning zelf. Ten aanzien van het aanvraagformulier is een eventuele wijziging niet meer relevant omdat het loket sinds 31 oktober gesloten is en de middelen waar de onderhavige wijzigingsregeling nu betrekking op heeft voorzien zijn om ambtshalve te verstrekken.

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) aanpassen voor mitigerende maatregelen voortkomend uit de Wet natuurbescherming

Om mitigerende maatregelen in het kader van de Wet natuurbescherming voor alle woningeigenaren te subsidiëren, verzoekt de VNG om dit via de ISDE landelijk te doen zodat dit niet met de middelen uit de lokale aanpak hoeft. Dit verzoek zal ter overweging worden meegenomen voor de ISDE. Totdat er eventuele aanpassingen in de ISDE worden gedaan kunnen gemeenten indien nodig de middelen voor de beoogde doelgroep van de regeling inzetten.

Verdeelsleutel

Als derde en laatste punt vraagt de VNG om de verdeelsleutel voor de middelen onder gemeenten aan te passen zodat de verschillen tussen gemeenten per woning kleiner worden. Zij stellen voor om het maximale verschil per woning bijvoorbeeld terug te brengen naar 200 euro. Ook de gemeente Goes vraagt om de verdeelsleutel aan te passen en enkel te kijken naar het energielabel van de woning en geen verschillen in extra bedragen per woning tussen gemeenten te introduceren. Beiden geven aan dat de verschillen tussen gemeenten lastig uit te leggen is en dat dit de samenwerking tussen gemeenten niet bevordert.

De regeling gaat uit van differentiatie in het extra bedrag per woning dat beschikbaar komt voor bepaalde gebieden en gemeenten enerzijds vanwege de verwachte effectiviteit van gefocuste inzet van de middelen. Daar waar meer complexe problematiek speelt, kunnen de extra middelen meer impact hebben. Een lagere energierekening en een comfortabelere woning kunnen zorgen voor betere kansen en mogelijkheden voor leren en scholing bijvoorbeeld. Om die reden zijn de meeste extra middelen per woning in de stedelijke focusgebieden beschikbaar gesteld. Ook voor gemeenten in de grensregio’s spelen meerdere uitdagingen waarbij verduurzaming en woningverbetering een belangrijk deel van de oplossing is voor een groot deel van de voorraad. Daarnaast is in de voorjaarsbesluitvorming Klimaat specifiek benoemd dat de middelen bedoeld zijn voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken. Om die reden worden meer middelen per woning beschikbaar gesteld daar waar het aandeel kwetsbare koop relatief groot is. In deze gemeenten kunnen daardoor stevigere collectieve aanpakken worden ontwikkeld.

Ondanks dat de bedragen per woning per gemeente kunnen verschillen, staat het gemeenten vrij om middelen in een gezamenlijke aanpak te stoppen. Gemeenten blijven echter wel altijd verantwoordelijk voor de verantwoording van de middelen die zij uitgekeerd krijgen en de resultaatverplichting voor het aantal te isoleren woningen voor hun gemeente geldt ook onverminderd. Overigens zien we bijvoorbeeld bij Verbouwstromen al dat binnen samenwerkingsverbanden die zij ondersteunen subsidiebedragen voor woningeigenaren tussen gemeenten kunnen verschillen. Gemeenten hoeven dus niet op alle onderdelen van de isolatieaanpak dezelfde voorwaarden te hanteren. Lokaal maatwerk is mogelijk, ook binnen een gezamenlijke aanpak. Samenwerking tussen gemeenten hoeft niet belemmerd te worden door differentiatie van budget tussen gemeenten.

De gemeente Goes stelt tot slot dat de verdeelsleutel vanuit AVG oogpunt niet toetsbaar is. Dit is echter wel toetsbaar, omdat de gebruikte cijfers voor de berekening of een gemeente meer dan 20% kwetsbare koop in haar gemeente heeft te vinden zijn in de tabel over de verdeelsleutel gepubliceerd door het CBS7. Zo is voor Goes berekend dat 2100 koopwoningen die voldoen aan de criteria (kolom D in tabel 3), afgezet tegen 11.030 koopwoningen in totaal in Goes (kolom C in tabel 3) uit de tabel van het CBS, resulteert in 19,04%.

Verplichting voor inzet van middelen ten behoeve van mensen met risico op energiearmoede

Een bewoner uit Broekhuizenvorst vraagt meer verplichtend te regelen dat het geld ten goede komt aan mensen met risico op energiearmoede. Bijvoorbeeld door het in te bedden in een kader van de bijzondere bijstand.

Met de regeling is beoogd huishoudens met het risico op energiearmoede in slecht geïsoleerde koopwoningen te ondersteunen. De wijze waarop de gemeente daar invulling aan geeft is aan de gemeente. Het ligt in de rede dat de gemeente daarbij ook de verbinding legt met het beleid dat in de gemeente wordt gevoerd ten aanzien van de bijzondere bijstand. De regeling biedt ook de mogelijkheid om huishoudens die in de bijzondere bijstand of schuldsanering zitten extra te ondersteunen. Voor deze huishoudens geldt de maximale grens van 4.000 euro die per woning besteed mag worden niet, zodat er ook een hoger bedrag voor de ze woningen beschikbaar is. Juist om lokaal maatwerk mogelijk te maken past het echter niet om verplichtend te regelen hoe de middelen voor huishoudens in de bijzondere bijstand moeten worden ingezet.

Generieker inzetten van de middelen

Een bewoner uit de gemeente Alkmaar vraagt om het meer generiek inzetten van de middelen. In plaats van afzonderlijke regelingen die op een abstract niveau bezien allemaal hetzelfde doel dienen wordt gesteld dat beter het doel op abstract niveau kan worden benoemd en gemeentes een budget toe te kennen om dit nader in te vullen. Ook wordt in de reactie aangegeven dat een objectieve meetlat nodig is om financiële gezondheid van een huishouden vast te stellen.

Ten aanzien van de mogelijkheid voor gemeenten om het beschikbare budget in te vullen is er reeds veel mogelijkheid om een isolatieaanpak te ontwikkelen die de gemeente het meest effectief lijkt. De regeling geeft daarvoor veel mogelijkheden. De betreffende middelen die worden toegevoegd aan de lokale aanpak isolatie komen uit de voorjaarsbesluitvorming Klimaat 2023 en zijn bedoeld voor isolatiemaatregelen. Het loslaten van het doel om met de middelen maatregelen te nemen ten behoeve van het klimaat is daarmee niet mogelijk. Als de reactie zo moet worden gelezen dat de criteria in de regeling breder zouden moeten worden ingezet dan voor energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, is die mogelijkheid er daardoor niet.

Biobased isolatiematerialen

Twee anonieme reacties uit IJmuiden en Den Haag pleiten voor het gebruik van biobased materialen bij de lokale aanpak isolatie. Terecht wordt gewezen op het belang hiervan. De stimulans voor het gebruik van deze materialen is beoogd per 1 januari 2024 in de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) en de ISDE door middel van een bonus voor biobased milieuvriendelijk isoleren. Omdat de middelen in de lokale aanpak bedoeld zijn om te stapelen met de SVVE en de ISDE werkt deze stimulans dus via deze route door voor aanvragen voor deze betreffende subsidies vanaf 1 januari aanstaande. Overigens zal vanaf 1 juli 2024 de stimulans naar verwachting ook in werking treden bij de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH).

Looptijd drie jaar

De gemeente Rotterdam geeft aan dat de looptijd van drie jaar voor de uitvoering van de lokale aanpak te kort is voor zowel VvE’s als eigenaar-bewoners van grondgebonden woningen en pleit ervoor om uit te gaan van een looptijd van vijf jaar (tot einde 2028).

Zoals in de consultatiereactie in de vigerende regeling is aangegeven wordt onderkend dat de doorlooptijd voor VvE’s voor het nemen van verduurzamingsmaatregelen langer kan duren. Om VvE’s te helpen bij de integrale verduurzamingsaanpak van het gebouw heeft BZK een versnellingsagenda verduurzaming VvE’s aan de Tweede Kamer gestuurd8.

De regeling voor de lokale aanpak biedt de mogelijk om de uitvoeringstermijn op verzoek te verlengen met drie keer één jaar. De besluitvorming bij VvE’s kan een reden zijn om een verzoek te doen. Aan de andere kant is het overigens juist vanwege de lange doorlooptijd bij VvE’s wenselijk een snelle start te maken bij het benaderen van VvE’s zodat uitstel beperkt kan worden. Voor eigenaar-bewoners van grondgebonden woningen kan tevens een verzoek tot verlengen worden gedaan, waarbij het van belang is dat goed wordt gemotiveerd dat de verlenging nodig is ondanks alle inzet om tijdig de uitvoering af te ronden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

De TNO studie uit 2021, ‘De feiten over energiearmoede in Nederland, Inzicht op nationaal en lokaal niveau (TNO 2021 P11678 / 21 september 2021)’, laat zien dat de waardes van de woningen van energiearme huishoudens aanzienlijk lager liggen dan gemiddeld, met uitzondering van de energetisch minder goede woningen waarvan de eigenaren onvoldoende financiële capaciteit hebben om zelf te verduurzamen. Een focus op woningen met een relatief lage WOZ-waarde is daarom een manier om energiearme huishoudens te bereiken.

X Noot
2

De grensregio’s zijn: Eemsdelta, Oost-Groningen, Het Hogeland, Parkstad Limburg, Midden-Limburg, Maastricht-Mergelland, Westelijke Mijnstreek, Zeeuws-Vlaanderen, Achterhoek, Noord-Friesland, Zuid- en Oost-Drenthe, Twente en Noord-Limburg. Welke gemeenten deel uitmaken van deze grensregio’s is te bekijken op https://www.regiosaandegrens.nl/onderwerpen/regios-en-regiogemeenten.

X Noot
6

Het bedrag dat in 2022 beschikbaar is gesteld betrof in totaal 68.500.000 euro. Dit bedrag is uitgekeerd via een specifieke uitkering waarbij de middelen voor de lokale isolatie aanpak en middelen voor de aanpak van energiearmoede gezamenlijk samengevoegd. Hier staat geen resultaatverplichting tegenover wat betreft het isoleren van (een bepaald aantal) woningen van eigenaar-bewoners of van leden van een gemengde vereniging, maar gezien de doelstelling van de lokale aanpak en het aandeel van het totaalbudget dat de 68,5 miljoen euro betreft, is het de bedoeling dat deze middelen in totaal 44.555 geïsoleerde woningen opleveren. Zie verder over de middelen die in 2022 beschikbaar zijn gesteld: Kamerstukken II, 2021–2022, 36 120 VII, nr. 2 en https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/aanpak-energiearmoede/documenten/publicaties/2022/07/26/blanco-wijziging-beschikking-middelen-aanpak-energiearmoede.

Naar boven