TOELICHTING
In de voorjaarsbesluitvorming Klimaat heeft het kabinet aangekondigd 425 miljoen euro
in te willen zetten voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken (TK
2022–2023, 32 813, nr. 1230). Hiervan wordt 400 miljoen euro ingezet via de lokale aanpak isolatie. Met deze
wijzigingsregeling wordt 119 miljoen euro extra aan gemeenten beschikbaar gesteld
voor tranche 1 van de lokale aanpak. De overige middelen komen in latere tranches
van de lokale aanpak beschikbaar.
Daarnaast wordt met de wijziging van artikel 2, eerste lid, van de regeling het doel
van de specifieke uitkering verduidelijkt door daar expliciet in op te nemen dat een
focus van de regeling is dat de middelen met name ten goede komen aan mensen in energiearmoede
of een risico daarop. Wat energiearmoede is, is niet precies gedefinieerd. Het gaat
erom dat gemeenten zich inspannen om vooral de mensen te helpen die dat financieel
het meest nodig hebben, zoals dit ook in de toelichting staat van de te wijzigen regeling.
Daar wordt in de regeling concreet op gestuurd met de verplichting in artikel 6, eerste
lid, onderdeel b, met betrekking tot WOZ-waardes1. Maar daarnaast kunnen gemeenten hier ook op andere wijzen op sturen. Te denken valt
bijvoorbeeld aan het stellen van maximale inkomenseisen aan huishoudens van eigenaar-bewoners
die extra ondersteuning via de lokale aanpak krijgen. Het ligt dan in de rede dat
de gemeente de criteria opneemt in een lokale subsidieverordening. Hierdoor is vooraf
duidelijk kenbaar en transparant welke criteria gelden.
Dit betreft een verduidelijking, het is uitdrukkelijk niet een nieuw criterium waar
een gemeente aan zou moeten voldoen, en het is uitdrukkelijk niet een nieuwe verantwoordingslast.
Met de oorspronkelijke regeling was reeds beoogd huishoudens in energiearmoede of
een risico daarop extra te ondersteunen, zoals blijkt uit de toelichting bij de oorspronkelijke
regeling. Gemeenten dienen in het kader van de verantwoording op dit punt dus nog
steeds enkel verantwoording af te leggen met betrekking tot het voldoen aan de verplichting
met betrekking tot WOZ-waardes in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de regeling.
Voor de inzet van de 119 miljoen euro gelden dezelfde voorwaarden als voor de eerder
reeds beschikbare middelen in deze regeling (SPUK lokale aanpak isolatie). De middelen
moeten dus ingezet worden ten behoeve van isolatie- en ventilatiemaatregelen voor
woningen van eigenaar-bewoners en van leden van een gemengde vereniging met een laag
energielabel (D, E, F en G) en met een lage WOZ-waarde zoals bepaald in artikelen
2 en 6. De middelen zijn bedoeld om de kwetsbare dorpen en wijken in de lokale aanpak
extra te kunnen ondersteunen. Met de extra middelen komen dus meer middelen per woning
beschikbaar.
Alle gemeenten krijgen extra middelen voor hun lokale aanpak. Hoeveel dit maximaal
per gemeente is, staat vermeld in bijlage II. Het beschikbare bedrag per gemeente
voor kwetsbare dorpen en wijken is als volgt bepaald. Daarbij geldt als uitgangspunt
dat gemeenten met een relatief hoog aandeel kwetsbare huishoudens en complexe problematiek,
meer extra middelen per woning krijgen.
-
− Alle gemeenten krijgen minimaal 330 euro extra per woning in de lokale aanpak.
-
− Gemeenten in de grensregio’s2 en gemeenten met 20% of meer woningen in de lokale aanpak afgezet tegen het totaal
aan koopwoningen in de gemeente (berekend op basis van cijfers van het CBS3) krijgen 700 euro extra per woning in de lokale aanpak.
-
− Woningen in de lokale aanpak die in de stedelijke focusgebieden4 liggen krijgen 1.050 euro extra per woning in de lokale aanpak, waarbij het aandeel
woningen in de stedelijke focusgebieden is berekend door het CBS5.
Een deel van de extra middelen zal ambtshalve uitgekeerd worden mits een gemeente
een aanvraag heeft gedaan voor de regeling voor 31 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel
4. Dit betreft het bedrag dat is opgenomen in de tweede kolom van bijlage II (zie
bijlage A). Deze middelen zijn bedoeld voor de woningen waarvoor al een deel van het
beschikbare budget voor de lokale isolatieaanpak in 2022 beschikbaar is gesteld6. Ook voor deze woningen kan dan extra ondersteuning worden geboden. Inschatting is
dat met deze al in 2022 beschikbaar gestelde middelen uit het Nationaal Isolatieprogramma
ruim 40.000 woningen worden aangepakt. In combinatie met de drie tranches van de lokale
isolatieaanpak (waarvan onderhavige regeling ziet op de eerste tranche) kunnen zo
750.000 woningen worden geïsoleerd, hetgeen de doelstelling van de lokale aanpak is.
Gemeenten worden opgeroepen voor de woningen waarvoor middelen uit de lokale aanpak
al in 2022 zijn verstrekt ook meer ondersteuning te bieden.
De middelen uit de tweede kolom van bijlage II worden alleen uitgekeerd mits een gemeente
een aanvraag heeft gedaan voor de regeling voor 31 oktober, omdat dan aannemelijk
is dat een gemeente een isolatieaanpak heeft en de middelen uit de tweede kolom binnen
deze aanpak ingezet kunnen worden. Andersom gesteld, als een gemeente geen aanvraag
heeft gedaan, zal minder waarschijnlijk zijn dat een gemeente de middelen gaat inzetten
binnen de gestelde voorwaarden en is de kans groot dat de middelen teruggevorderd
moeten worden. Daarom ligt het in de rede deze middelen ook niet uit te keren, als
er geen aanvraag als bedoeld in artikel 4 is gedaan.
Het bedrag dat is opgenomen in de derde kolom van bijlage II zal aan gemeenten ambtshalve
worden uitgekeerd naar rato van het bedrag dat is aangevraagd door die gemeente voor
sluiting van het loket van tranche 1 op 31 oktober 2023. Zo zal een gemeente die maximaal
heeft aangevraagd (voor het maximaal aantal woningen waarvoor de gemeente de aanvraag
kan doen in deze eerste tranche), ook het volledige beschikbare bedrag dat vermeld
staat in de derde kolom voor kwetsbare dorpen en wijken ambtshalve uitgekeerd krijgen.
Als de helft van het maximaal beschikbare bedrag dat aangevraagd kan worden voor 31 oktober
2023 wordt aangevraagd, dan zal ook de helft van het bedrag uit de derde kolom worden
uitgekeerd voor kwetsbare dorpen en wijken worden uitgekeerd.
Voor de middelen die worden uitgekeerd aan gemeenten in het kader van deze wijzigingsregeling
wordt een afdracht worden gedaan aan het BTW-compensatie fonds. Dit heeft geen invloed
op het bedrag dat gemeenten kunnen verwachten ten aanzien van de bedragen die in de
tweede en derde kolom van bijlage II zijn opgenomen.
Voor de verantwoording van de middelen uit zowel de tweede als de derde kolom geldt
strikt genomen dat er geen aanvullende resultaten worden verwacht van gemeenten. Het
aantal woningen waarop wordt gecontroleerd dat gehaald moet zijn, verandert niet.
Dit betreft het aantal dat de gemeente zelf heeft aangevraagd op grond van artikel
4, tweede lid, onderdeel b, van de te wijzigen regeling.
Wel worden gemeenten aangemoedigd met de extra middelen meer per woning te doen en
ook extra woningen te ondersteunen dan waarvoor een aanvraag is gedaan, namelijk de
woningen die tevens worden of zijn geholpen met de middelen uit 2022. Hier worden
ze echter niet op afgerekend bij de verantwoording.
De extra middelen worden zo snel mogelijk ambtshalve uitgekeerd na publicatie van
deze regeling. Wanneer de middelen precies uitgekeerd zullen worden is afhankelijk
van wanneer aanvragen voor de eerste tranche door RVO verwerkt zijn. Deze aanvragen
moeten eerst zijn verwerkt voordat de middelen uit deze regeling uitgekeerd kunnen
worden.
Tenslotte wordt met deze wijziging van de regeling een aanpassing gedaan die samenhangt
met de begroting van het Ministerie van BZK. In de regeling is erin voorzien dat gemeenten
de middelen voor de lokale isolatieaanpak in twee termijnen ontvangen: een deel in
2023 en een deel in 2024. Echter, omdat niet alle middelen die samenhangen met de
isolatieaanpak in 2023 worden besteed, is ervoor gekozen alvast een deel van de middelen
die pas in 2024 zouden worden uitbetaald al in 2023 toe te kennen. Dat wordt met de
wijziging van de regeling mogelijk gemaakt. Wegens uitvoeringstechnische en budgettaire
redenen is dat echter niet voor alle gemeenten mogelijk. Er is daarom een selectie
gemaakt die samenhangt met het stadium waarin de aanvraag in behandeling is. De gemeenten
waarvoor de bijdrage nu reeds wordt uitbetaald zijn opgenomen in bijlage III. Gemeenten
die de middelen voor 2024 nog niet in 2023 ontvangen zullen de middelen naar verwachting
begin 2024 ontvangen. Deze aanpassing heeft geen invloed op het totaalbedrag dat alle
gemeenten ontvangen voor de eerste tranche van de lokale aanpak.
Consultatie
Deze regeling is voor openbare consultatie gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. De consultatietermijn liep van 2 oktober 2023 tot en met 30 oktober 2023. Er zijn
zes reacties op het ontwerp van de regeling op de site geplaatst. De Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) heeft in het kader van de code interbestuurlijke
verhoudingen ook gereageerd op het ontwerp.
Veel reacties zijn positief over de extra middelen voor de lokale aanpak isolatie.
De VNG geeft aan dat met deze extra middelen meer mogelijk is voor woningeigenaren
die moeite hebben om hun energierekening te betalen en mee te komen in de energietransitie.
Ook dat er geen nieuwe verantwoordingslast bij komt en dat gemeenten de vrijheid behouden
om zelf een maatwerkaanpak te ontwikkelen en voort te bouwen op de bestaande aanpak
van energiearmoede wordt als positief ervaren.
Onderstaand wordt op de belangrijkste aandachtspunten ingegaan.
Middelen ook voor gemeentelijke SMP’s beschikbaar stellen
De VNG vraagt om aanpassing van de regeling zodat de middelen uit de lokale aanpak
ook ingezet kunnen worden voor het opstellen van soortenmanagementplannen (SMP’s).
Dit is echter niet nodig, omdat de huidige regeling de inzet van de middelen voor
dit doeleinde niet belemmert. Dit volgt uit de brede reikwijdte van artikel 2, lid
3, van de regeling. Voorwaarde voor het inzetten van de middelen voor SMP's is wel
dat de betreffende SMP voornamelijk ten goede komt aan de slecht geïsoleerde woningen
van eigenaar-bewoners en slecht geïsoleerde woningen van leden van een gemengde vve
zoals bedoeld in deze regeling waar de energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel
in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, worden getroffen. Evenals bij
bijvoorbeeld een informatieavond is het niet nodig woningeigenaren die niet binnen
de doelgroep van de regeling vallen, te moeten uitsluiten van deelname. Mits er niet
specifiek voor deze eigenaren die buiten de doelgroep vallen substantiële extra kosten worden
gemaakt.
Het aanvraag-, monitorings- en verantwoordingsformulier hoeft hier tevens niet op
aangepast te worden. In de Sisa-verantwoording dient t.a.v. de gemaakte kosten enkel
op het totaalbedrag te worden gerapporteerd dat wordt ingezet voor de lokale aanpak.
In het monitoringsbestand dat op de RVO-site is geplaatst, is de focus hetgeen aan
middelen is toegekend en maatregelen die zijn getroffen aan de woning zelf. Ten aanzien
van het aanvraagformulier is een eventuele wijziging niet meer relevant omdat het
loket sinds 31 oktober gesloten is en de middelen waar de onderhavige wijzigingsregeling
nu betrekking op heeft voorzien zijn om ambtshalve te verstrekken.
Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) aanpassen voor mitigerende
maatregelen voortkomend uit de Wet natuurbescherming
Om mitigerende maatregelen in het kader van de Wet natuurbescherming voor alle woningeigenaren
te subsidiëren, verzoekt de VNG om dit via de ISDE landelijk te doen zodat dit niet
met de middelen uit de lokale aanpak hoeft. Dit verzoek zal ter overweging worden
meegenomen voor de ISDE. Totdat er eventuele aanpassingen in de ISDE worden gedaan
kunnen gemeenten indien nodig de middelen voor de beoogde doelgroep van de regeling
inzetten.
Verdeelsleutel
Als derde en laatste punt vraagt de VNG om de verdeelsleutel voor de middelen onder
gemeenten aan te passen zodat de verschillen tussen gemeenten per woning kleiner worden.
Zij stellen voor om het maximale verschil per woning bijvoorbeeld terug te brengen
naar 200 euro. Ook de gemeente Goes vraagt om de verdeelsleutel aan te passen en enkel
te kijken naar het energielabel van de woning en geen verschillen in extra bedragen
per woning tussen gemeenten te introduceren. Beiden geven aan dat de verschillen tussen
gemeenten lastig uit te leggen is en dat dit de samenwerking tussen gemeenten niet
bevordert.
De regeling gaat uit van differentiatie in het extra bedrag per woning dat beschikbaar
komt voor bepaalde gebieden en gemeenten enerzijds vanwege de verwachte effectiviteit
van gefocuste inzet van de middelen. Daar waar meer complexe problematiek speelt,
kunnen de extra middelen meer impact hebben. Een lagere energierekening en een comfortabelere
woning kunnen zorgen voor betere kansen en mogelijkheden voor leren en scholing bijvoorbeeld.
Om die reden zijn de meeste extra middelen per woning in de stedelijke focusgebieden
beschikbaar gesteld. Ook voor gemeenten in de grensregio’s spelen meerdere uitdagingen
waarbij verduurzaming en woningverbetering een belangrijk deel van de oplossing is
voor een groot deel van de voorraad. Daarnaast is in de voorjaarsbesluitvorming Klimaat
specifiek benoemd dat de middelen bedoeld zijn voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken. Om die reden worden meer middelen per woning beschikbaar
gesteld daar waar het aandeel kwetsbare koop relatief groot is. In deze gemeenten
kunnen daardoor stevigere collectieve aanpakken worden ontwikkeld.
Ondanks dat de bedragen per woning per gemeente kunnen verschillen, staat het gemeenten
vrij om middelen in een gezamenlijke aanpak te stoppen. Gemeenten blijven echter wel
altijd verantwoordelijk voor de verantwoording van de middelen die zij uitgekeerd
krijgen en de resultaatverplichting voor het aantal te isoleren woningen voor hun
gemeente geldt ook onverminderd. Overigens zien we bijvoorbeeld bij Verbouwstromen
al dat binnen samenwerkingsverbanden die zij ondersteunen subsidiebedragen voor woningeigenaren
tussen gemeenten kunnen verschillen. Gemeenten hoeven dus niet op alle onderdelen
van de isolatieaanpak dezelfde voorwaarden te hanteren. Lokaal maatwerk is mogelijk,
ook binnen een gezamenlijke aanpak. Samenwerking tussen gemeenten hoeft niet belemmerd
te worden door differentiatie van budget tussen gemeenten.
De gemeente Goes stelt tot slot dat de verdeelsleutel vanuit AVG oogpunt niet toetsbaar
is. Dit is echter wel toetsbaar, omdat de gebruikte cijfers voor de berekening of
een gemeente meer dan 20% kwetsbare koop in haar gemeente heeft te vinden zijn in
de tabel over de verdeelsleutel gepubliceerd door het CBS7. Zo is voor Goes berekend dat 2100 koopwoningen die voldoen aan de criteria (kolom
D in tabel 3), afgezet tegen 11.030 koopwoningen in totaal in Goes (kolom C in tabel
3) uit de tabel van het CBS, resulteert in 19,04%.
Verplichting voor inzet van middelen ten behoeve van mensen met risico op energiearmoede
Een bewoner uit Broekhuizenvorst vraagt meer verplichtend te regelen dat het geld
ten goede komt aan mensen met risico op energiearmoede. Bijvoorbeeld door het in te
bedden in een kader van de bijzondere bijstand.
Met de regeling is beoogd huishoudens met het risico op energiearmoede in slecht geïsoleerde
koopwoningen te ondersteunen. De wijze waarop de gemeente daar invulling aan geeft
is aan de gemeente. Het ligt in de rede dat de gemeente daarbij ook de verbinding
legt met het beleid dat in de gemeente wordt gevoerd ten aanzien van de bijzondere
bijstand. De regeling biedt ook de mogelijkheid om huishoudens die in de bijzondere
bijstand of schuldsanering zitten extra te ondersteunen. Voor deze huishoudens geldt
de maximale grens van 4.000 euro die per woning besteed mag worden niet, zodat er
ook een hoger bedrag voor de ze woningen beschikbaar is. Juist om lokaal maatwerk
mogelijk te maken past het echter niet om verplichtend te regelen hoe de middelen
voor huishoudens in de bijzondere bijstand moeten worden ingezet.
Generieker inzetten van de middelen
Een bewoner uit de gemeente Alkmaar vraagt om het meer generiek inzetten van de middelen.
In plaats van afzonderlijke regelingen die op een abstract niveau bezien allemaal
hetzelfde doel dienen wordt gesteld dat beter het doel op abstract niveau kan worden
benoemd en gemeentes een budget toe te kennen om dit nader in te vullen. Ook wordt
in de reactie aangegeven dat een objectieve meetlat nodig is om financiële gezondheid
van een huishouden vast te stellen.
Ten aanzien van de mogelijkheid voor gemeenten om het beschikbare budget in te vullen
is er reeds veel mogelijkheid om een isolatieaanpak te ontwikkelen die de gemeente
het meest effectief lijkt. De regeling geeft daarvoor veel mogelijkheden. De betreffende
middelen die worden toegevoegd aan de lokale aanpak isolatie komen uit de voorjaarsbesluitvorming
Klimaat 2023 en zijn bedoeld voor isolatiemaatregelen. Het loslaten van het doel om
met de middelen maatregelen te nemen ten behoeve van het klimaat is daarmee niet mogelijk.
Als de reactie zo moet worden gelezen dat de criteria in de regeling breder zouden
moeten worden ingezet dan voor energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in
samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, is die mogelijkheid er daardoor
niet.
Biobased isolatiematerialen
Twee anonieme reacties uit IJmuiden en Den Haag pleiten voor het gebruik van biobased
materialen bij de lokale aanpak isolatie. Terecht wordt gewezen op het belang hiervan.
De stimulans voor het gebruik van deze materialen is beoogd per 1 januari 2024 in
de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) en de ISDE
door middel van een bonus voor biobased milieuvriendelijk isoleren. Omdat de middelen
in de lokale aanpak bedoeld zijn om te stapelen met de SVVE en de ISDE werkt deze
stimulans dus via deze route door voor aanvragen voor deze betreffende subsidies vanaf
1 januari aanstaande. Overigens zal vanaf 1 juli 2024 de stimulans naar verwachting
ook in werking treden bij de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen
(SVOH).
Looptijd drie jaar
De gemeente Rotterdam geeft aan dat de looptijd van drie jaar voor de uitvoering van
de lokale aanpak te kort is voor zowel VvE’s als eigenaar-bewoners van grondgebonden
woningen en pleit ervoor om uit te gaan van een looptijd van vijf jaar (tot einde
2028).
Zoals in de consultatiereactie in de vigerende regeling is aangegeven wordt onderkend
dat de doorlooptijd voor VvE’s voor het nemen van verduurzamingsmaatregelen langer
kan duren. Om VvE’s te helpen bij de integrale verduurzamingsaanpak van het gebouw
heeft BZK een versnellingsagenda verduurzaming VvE’s aan de Tweede Kamer gestuurd8.
De regeling voor de lokale aanpak biedt de mogelijk om de uitvoeringstermijn op verzoek
te verlengen met drie keer één jaar. De besluitvorming bij VvE’s kan een reden zijn
om een verzoek te doen. Aan de andere kant is het overigens juist vanwege de lange
doorlooptijd bij VvE’s wenselijk een snelle start te maken bij het benaderen van VvE’s
zodat uitstel beperkt kan worden. Voor eigenaar-bewoners van grondgebonden woningen
kan tevens een verzoek tot verlengen worden gedaan, waarbij het van belang is dat
goed wordt gemotiveerd dat de verlenging nodig is ondanks alle inzet om tijdig de
uitvoering af te ronden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge