Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 13 november 2023, nr. IENW/BSK-2023/335676, tot een tweede wijziging van de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels naar aanleiding van het evaluatierapport over de ervaringen en bevindingen rond de gestandaardiseerde tunneluitrusting

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 6a van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Bijlage 4, behorende bij de artikelen 13, 13a, 13c en 13d van de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.7 komt te luiden:

Artikel 3.7

Het technisch deel van een hulppost van het type 1 bevat een voorziening die bij blussen met de slanghaspel een passend schuimvormend middel toevoegt aan het bluswater zodat plasbranden geblust kunnen worden.

B

Artikel 3.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘buiscode – tweecijferig nummer’ vervangen door ‘buiscode – nummer’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het nummer, bedoeld in het eerste lid, wordt als volgt bepaald:

    • a. Nummering loopt mee met de hectometrering;

    • b. Bij tunnels met hulpposten aan beide zijden van de rijbaan bevinden de even nummers zich aan de ene zijde en de oneven nummers zich aan de andere zijde van de rijbaan.

C

Artikel 15.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. Het heruitzenden onderbreken;

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. Het uitzenden van vooraf opgenomen boodschappen;

D

Artikel 17.15, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Voor tunnels die na 1 januari 2024 worden opengesteld of vóór die datum een omgevingsvergunning voor de bouwwerkzaamheden hebben gekregen, wordt het nummer als volgt bepaald:

    • a. nummering loopt mee met de hectometrering, en

    • b. tegenover elkaar liggende vluchtdeuren van een middentunnelkanaal of een dwarsverbinding hebben hetzelfde nummer.

E

Artikel 17.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De vluchtdeuren aan de vluchtkanaalzijde in de dwarsverbinding worden overeenkomstig artikel 17.12 uitgevoerd, waarbij in afwijking van artikel 17.12, onderdeel b, een pictogram als bedoeld in het derde lid is aangebracht op een hoogte van 1.300 mm boven de vloer.

2. Een lid wordt toegevoegd:

  • 3. Het pictogram, bedoeld in het tweede lid, bevat, in wit op een groene achtergrond volgens RAL 6024, een afbeelding van een vluchtend persoon met risico snelweg overeenkomstig onderstaand figuur:

F

Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt in artikel 18.2 een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Op de laatste deur van de rij van vergrendelbare vluchtdeuren als bedoeld in het eerste lid is aan de vluchtkanaalszijde een pictogram aangebracht als bedoeld in art. 17.16, derde lid, op een hoogte van 1.300 mm boven de vloer.

G

In artikel 24.1, derde lid, wordt de zinsnede ‘dat één willekeurige vluchtdeur kan worden geopend’ vervangen door ‘dat in de incidentenbuis de vluchtdeuren van alle dwarsverbindingen gelijktijdig kunnen worden geopend’.

H

Artikel 24.2 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

In de tunnelwetgeving, de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Warvw) en de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Rarvw), is een gestandaardiseerde uitrusting voor rijkstunnels opgenomen. Op grond van de Warvw wordt de gestandaardiseerde tunneluitrusting iedere vijf jaar geëvalueerd. In september 2018 is een evaluatierapport opgesteld over de ervaringen en bevindingen rond de gestandaardiseerde tunneluitrusting. Met de evaluatie is inzichtelijk gemaakt hoe de gestandaardiseerde uitrusting, zoals opgenomen in de Rarvw, in de afgelopen vijf jaar heeft gefunctioneerd. Het rapport is 12 september 2018 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2017/18, 29 296, nr. 33). In de begeleidende brief wordt aangegeven dat het rapport slechts enkele suggesties ter verbetering van de gestandaardiseerde uitrusting geeft en dat de uitkomsten van de evaluatie geen aanleiding geven om de gestandaardiseerde uitrusting wezenlijk te wijzigen.

Advisering door het Veiligheidsberaad

Op basis van artikel 6a, tweede lid, onderdeel b, van de Warvw is het Veiligheidsberaad in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de in de artikelen 13 tot en met 13d, opgenomen gestandaardiseerde uitrusting. Het Veiligheidsberaad heeft in zijn brief van 13 december 2022 aangegeven dat het proces van de evaluatie en de wijze waarop de evaluatie en de opvolging van de aanbevelingen zijn uitgevoerd zorgvuldig is verlopen. Om deze reden heeft het Veiligheidsberaad besloten dat het niet nodig was om advies uit te brengen over de voorgenomen wijzigingen.

Overeenstemming met de Minister van JenV en voor BZK

De regeling is overeenkomstig artikel 6a van de Warvw vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid en met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Financiële- en andere gevolgen

Deze regeling heeft geen effecten op het milieu.

Deze regeling bevat geen voorschriften gericht tot het bedrijfsleven en heeft daarom geen bedrijfseffecten en geen markteffecten.

Deze regeling brengt, gelet op de aard van de regeling, evenals de wet waarop het berust (Kamerstukken II 2011/12, 33 125, nr 3, p. 13) geen administratieve lasten met zich mee voor burgers en bedrijfsleven. Om die reden is deze regeling niet ter toetsing aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd.

Uitvoerings- en handhavingstoets en internetconsultatie

Bij de evaluatie van de gestandaardiseerde uitrusting hebben Rijkswaterstaat en de hulpverleningsdiensten aangegeven wat hun ervaringen zijn met de gestandaardiseerde uitrusting. Daarbij hebben zij suggesties gedaan op welke wijze de uitvoerbaarheid van de gestandaardiseerde uitrusting verbeterd kan worden. Die suggesties zijn verwerkt in deze regeling, waarbij Rijkswaterstaat uitvoerig betrokken is. Om die reden heeft er geen uitvoerbaarheidstoets meer plaatsgevonden.

Ook is afgezien van internetconsultatie omdat deze regeling geen verandering teweeg brengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.

Notificatie van de technische voorschriften

De ontwerpregeling voor de Rarvw is op 14 oktober 2011 ingevolge richtlijn nr. 98/34/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften betreffende de diensten van de informatiemaatschappij voorgelegd aan de Europese Commissie. Daarbij is opgemerkt dat de Rarvw voldoet aan de minimumvereisten die de richtlijn stelt en geen strijdigheid met de richtlijn oplevert. De wijzigingen in de onderhavige regeling leiden niet tot nieuwe technische voorschriften. De ontwerpregeling is daarom niet voorgelegd aan de Commissie.

Artikelsgewijs

Artikel I (wijzigingen bijlage 4)

Onderdeel A (artikel 3.7)

Reden voor wijziging is het volgende:

Conform artikel 3.7 dient AFFF-blusschuim in tunnels te worden toegepast. Indien het AFFF-blusschuim ouder is dan 3 jaar dan kan hier PFOA in voorkomen. Het blusmiddel mag enkel nog gebruikt worden voor vloeistofbranden [Richtlijn 2020/784/EU]. Vanaf 1 januari 2023 mag blusschuim met PFOA ook voor vloeistofbranden enkel nog gebruikt worden op locaties waar alle vrijgekomen schuimvloeistof opgevangen en verwerkt kan worden (bijvoorbeeld tankopslag of chemische industrie). Op 4 juli 2025 gaat een volledig verbod in en moeten de restvoorraden als gevaarlijk afval verwerkt worden [Richtlijn 2020/784/EU].

Onderdelen B (artikel 3.16) en D (artikel 17.15)

In het evaluatierapport wordt ingegaan op hoe de nummering van de hulpposten in bepaalde gevallen kan leiden tot ongewenste nummering. Bijvoorbeeld door ongelijke nummering aan beide zijden van de tunnel. De eisen worden hierom aangepast. De wens is om de nummering van hulpposten te koppelen aan de nummering van de dichtstbijzijnde vluchtdeuren. Gevolg van deze aanpak is ook dat aan de hulppostkasten (HPK) een driecijferig nummer zou worden gegeven. Daarnaast zijn er tunnels waar de tunnelbuizen rond het middentunnelkanaal (MTK) dezelfde rijrichting hebben. Gewenst is dat de hulpposten aan de kant van het MTK een oneven nummer hebben. Dit is echter strijdig met het voorschrift dat voor de HPK’s de even nummers aan de rechterzijde van de verkeersbuis zitten en de oneven nummers links.

Bij een andere tunnel in aanleg komen ook 2 tunnelbuizen met zelfde rijrichting rond MTK. Daar speelt dat de tunnelmonden niet bij dezelfde hm beginnen. Hierdoor is het niet mogelijk om de nummering van vluchtdeuren aan beide zijden van MTK gelijk te laten zijn. Dit is bij een tunnel met buizen waar de tunnelmond niet op een andere hm start, wel het geval.

Het artikel komt zo te luiden dat ook de nummering van tunnels die nu aan de voorschriften voldoen, in overeenstemming blijven met de regeling. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om een nummer in een reeks over te slaan, daarom is de eis van oplopende nummering geschrapt. Met het tweede lid is duidelijk gemaakt dat de tunnels die al zijn opengesteld of al een vergunning voor bouwwerkzaamheden hebben gekregen voorafgaand aan de datum van het van kracht worden van de wijziging niet aangepast behoeven te worden aan de gewijzigde eisen aan de gestandaardiseerde uitrusting.

Onderdeel C (artikel 15.1)

In artikel 15.1 zijn eisen gesteld aan het kunnen onderbreken van radio-uitzendingen in auto’s in de tunnel en het uitzenden van live boodschappen of vooraf opgenomen boodschappen via de radio. Het uitzenden van vooraf ingesproken boodschappen en live boodschappen via de radio wordt echter niet gedaan. Het toespreken van aanwezigen in de tunnel gaat via de omroepinstallatie in de tunnel. De wijziging is in feite een verduidelijking van de functionaliteiten zoals die ook al volgens de bedoeling van de oorspronkelijke tekst moeten worden geleverd. Met name punt b verduidelijkt nu dat het ook nodig is om heruitzending te kunnen onderbreken ten behoeve van radiostilte. Dit om boodschappen die via de omroepinstallatie worden afgespeeld beter hoorbaar en verstaanbaar te maken.

Onderdelen E (artikel 17.16) en F (artikel 18.2)

In artikel 17.12 staat dat de vluchtdeur aan de zijde in de tunnelbuis voorzien moet zijn van een pictogram van een vluchtend persoon. Het voorstel is gedaan om daarnaast een nieuw pictogram in te voeren waarbij ook het risico van (snelweg)verkeer voor de vluchtende persoon wordt aangegeven. Dit speelt in de situatie dat er wegverkeer direct achter de te gebruiken deur plaatsvindt. Dit nieuwe pictogram wordt niet toegepast bij de rij van vergrendelbare vluchtdeuren. Dat zou in de verkeersbuis namelijk leiden tot verschillende pictogrammen voor de vluchtroute en dat is ongewenst.

Onderdeel G (artikel 24.1)

In artikel 24.1, derde lid, is een eis aan de overdruk voor de dwarsverbindingen opgenomen. Het lid was niet zorgvuldig geformuleerd, hetgeen kan leiden tot een onjuist interpretatie, namelijk dat het voldoende is dat de overdruk in stand blijft bij het openen van 1 enkele vluchtdeur in de hele tunnel. De bedoeling is echter dat de overdruk zodanig is, dat het openen van de vluchtdeuren van alle dwarsverbinding kan worden opgevangen.

Onderdeel H (artikel 24.2)

Art. 24.2 gaf een voorschrift over de wijze van uitvoering van de overdrukvoorziening. Dat is door de technische ontwikkeling in de loop der jaren achterhaald. Gebleken is dat er andere technische oplossingen goed toepasbaar zijn. Daarom is het niet nodig om een specifiek uitvoeringsvoorschrift op te nemen.

Artikel II (inwerkingtreding)

Ingevolge aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving treden ministeriële regelingen in werking op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Deze regeling treedt overeenkomstig deze aanwijzing op 1 januari 2024 in werking.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven