Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 november 2023, nr. 2023-0000667920, tot wijziging van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars in verband met het uitbreiden van subsidie voor advies, biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen, basislaadinfrastructuur voor oplaadpunten en het versoepelen van voorwaarden voor monumenten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vierde lid en vijfde lid, onder b, 8, eerste en tweede lid, 11, 14, 20 en 21, onderdelen b en h, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘BRL 9500, deel 02’, ‘BRL 9500, deel 2’ en ‘BRL 9500’ worden vervangen door ‘BRL 9500-MWA-W’.

2. ‘EPA-adviseur’ wordt telkens vervangen door ‘EP-adviseur’.

3. In de definitie van het begrip ‘HR-glas’ wordt na ‘1.5 (W/m2K)’ ingevoegd ‘. Voor gebouwen die zijn ingeschreven als monument is de maximale Ug-waarde van isolerende beglazing 3,0 W/m2K of 2,0 W/m2k en de maximale Ud-waarde 2,0 of 1,5 W/m2k’.

4. Aan de definitie van het begrip ‘meldcode’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor monumenten;

5. In de definitie van het begrip ‘vereniging’ wordt na ‘vereniging van eigenaars, woonvereniging of wooncoöperatie’ ingevoegd ‘, met uitzondering van beheerverenigingen van parkeerterreinen’.

6. In de definitie van het begrip ‘koopwoning’ wordt na ‘eigenaar-bewoner’ ingevoegd ‘. Hieronder vallen tevens een woning die tijdelijk niet bewoond is en te koop staat of waarvan de voormalige eigenaar-bewoner is overleden, maar die bestemd is om als woning gebruikt te worden en een woning die ouders om niet ter beschikking stellen aan hun kinderen.’

7. In de definitie van het begrip ‘thermisch vermogen bij bivalente temperatuur’ wordt na ‘Verordening (EU) nr. 813/2013’ ingevoegd ‘en het type en vulgewicht van het koudemiddel’.

8. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

Algemene groepsvrijstellingsverordening:

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187).

basislaadinfrastructuur:

het totaal van de infrastructuur behorende bij het oplaadpunt waaronder de hoofdaansluiting en de bekabeling waarop oplaadpunten die voldoen aan mode 3 of mode 4 als bedoeld in NEN 1010 kunnen worden aangesloten. Het oplaadpunt is van de basislaadinfrastructuur uitgezonderd;

biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal:

isolatiemateriaal waarvan ten minste 70% van de massa bestaat uit biobased materiaal als bedoeld in de EN16575:2014, zoals blijkt uit de materiaalsamenstelling van het product genoemd in de environmental product declaration van de fabrikant en met een maximale milieukostenindicator van 0,85, genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product, bij een Rd-waarde van 3,5 m2K/W;

monument:

een gebouw of een deel van een gebouw dat is ingeschreven als:

  • a. rijksmonument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

  • b. gemeentelijk monument in een gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.16 van de Erfgoedwet; of

  • c. provinciaal monument in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17 van de Erfgoedwet;

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na ‘te stimuleren in’ ingevoegd ‘en bij’.

2. Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. investeringen in de basislaadinfrastructuur voor oplaadpunten.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 38’ vervangen door ‘artikel 38bis’ en wordt een zin toegevoegd, luidende: ‘Voor het installeren van basislaadinfrastructuur wordt toepassing gegeven aan artikel 36a van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.’

2. In het tweede lid wordt ‘energieadvies’ vervangen door ‘de ondersteunende onderzoeken, bedoeld in artikel 5, eerste lid’, na ‘advies over oplaadpunten’ wordt ingevoegd ‘en het installeren van basislaadinfrastructuur’ en na ‘bedoeld in de artikelen’ wordt ‘ 5,’ ingevoegd.

D

In artikel 4, tweede lid, wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2027’ en wordt '€ 510.000’ vervangen door ‘€ 10.000.000’.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘energieadvies of procesbegeleiding of DMJOP’ vervangen door ‘advisering en ondersteuning voor verduurzaming’.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister kan aan een vereniging ten behoeve van het gebouw of de groep van gebouwen waarin zich ten minste één koopwoning bevindt subsidie verstrekken voor de volgende ondersteunende onderzoeken, enkelvoudig of gecombineerd:

    • a. advies: het opstellen van een advies over de bouwkundige en energetische staat van het gebouw;

    • b. energiescan, zijnde een vereenvoudigd energieadvies voor mogelijke verduurzamingsmaatregelen voor het gebouw;

    • c. energieadvies, mits het energieadvies voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid;

    • d. een Duurzaam Meerjaren Onderhouds Plan als bedoeld in NEN 2767, mits het plan voldoet aan de eisen, bedoeld in het vierde lid;

    • e. asbestinventarisatie als bedoeld in Persoonscertificaat DIA SCA-code of een Bedrijfscertificaat SCA-code, SC-540 voor asbestinventarisaties;

    • f. gevelonderzoek als bedoeld in, NEN-EN 1996-1-1 en NEN-EN 845-1;

    • g. betonschade-onderzoek dat voldoet aan de CUR 79 klasse II en de herstelofferte conform BRL 2818;

    • h. ventilatie-onderzoek als bedoeld in BRL 8010 richtlijnen ISSO;

    • i. flora- en faunaonderzoek door een ecoloog die werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties die zich aantoonbaar actief inzetten op het gebied van de soorten monitoring of bescherming;

    • j. brandveiligheidsonderzoek door een brandpreventiedeskundige 1, als bedoeld in NEN 6060 & NEN 6079;

    • k. gelijkwaardigheidsonderzoek: mits het gelijkwaardigheidsonderzoek voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid;

    • l. installatie-advies;

    • m. financieel haalbaarheidsonderzoek voor minimaal twee verduurzamingsmaatregelen dat in ieder geval bevat:

      • 1°. investeringen;

      • 2°. terugverdientijd; en

      • 3°. effecten op de woonlasten;

    • n. procesbegeleiding, mits de procesbegeleiding niet wordt uitgevoerd door een lid of een bestuurder van de vereniging. Procesbegeleiding is voor maximaal 60 uur subsidiabel.

3. In het tweede lid wordt ‘EPA-adviseur’ vervangen door ‘EP-adviseur’.

4. In het tweede lid wordt ‘alsmede een beschrijving van de mogelijke energiebesparingsmaatregelen, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen per maatregel, een inschatting van de investering en van de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel’ vervangen door ‘alsmede een beschrijving van de mogelijke energiebesparingsmaatregelen en de duurzame warmte- en elektriciteitsopties, met de keuzemogelijkheden en de voor- en nadelen, een inschatting van de investering en van de te realiseren energiebesparing per mogelijk te verrichten maatregel of optie’.

5. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De ondersteunende onderzoeken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a, b, e, f, g, h, i, j, k, l, m of n, worden uitgevoerd na 1 januari 2024 en de rapportage van deze onderzoeken wordt niet later dan twee jaar na indiening van de aanvraag voor de subsidie voor ondersteunende onderzoeken aangeleverd.

6. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 7. Op grond van het eerste lid wordt geen subsidie verstrekt, indien voor in dat lid bedoelde activiteiten reeds door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties of een ander bestuursorgaan, niet zijnde een bestuursorgaan van een gemeente, subsidie is verstrekt voor hetzelfde gebouw of groep van gebouwen.

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: 'Artikel 6. Aanvraag subsidie voor energieadvies en ondersteunende onderzoeken.'

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt met gebruikmaking van een door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier ingediend in de volgende periode:

    • a. als het gaat om een aanvraag op grond van artikel 5, eerste lid, onder c of d: van 23 januari 2023 tot en met 31 december 2027; of

    • b. als het gaat om een aanvraag op grond van artikel 5, eerste lid, onderdelen a, b, e, f, g, h, i, j, k, l, m of n: van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027.

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de certificaathouder die het energieadvies heeft opgesteld, het nummer van het certificaat, alsmede de naam, het adres en het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel van de adviseurs van de overige ondersteunende onderzoeken als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

b. In onderdeel f wordt ‘EPA-adviseur’ vervangen door ‘EP-adviseur’.

c. In onderdeel g wordt ‘van het energieadvies’ vervangen door ‘van alle door de vereniging in opdracht gegeven en afgeronde ondersteunende onderzoeken, bedoeld in artikel 5, eerste lid’.

d. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. een digitale versie van alle door de vereniging in opdracht gegeven en afgeronde ondersteunende onderzoeken, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onder a, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. het toegevoegde isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft en in geval van een monument een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft; en

2. Het tweede lid onder b, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. het toegevoegde isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft en in geval van een monument een Rd-waarde van ten minste 2,5 m2K/W heeft;

3. Het tweede lid, onder c, komt te luiden:

  • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door het vervangen van:

    • 1°. ten minste 8 m2 per appartement van de oppervlakte van glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

    • 2°. ten minste 8 m2 per appartement van de oppervlakte van glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/ m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;

    • 3°. ten minste 3 m2 per monumentaal appartement van de oppervlakte van glas, kozijnpanelen, deuren met hoogrendementsglas of het plaatsen van voor- of achterzetbeglazing met een Ug-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of voor kozijnpanelen met een Up-waarde van ten hoogste 3,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K; of

    • 4°. ten minste 3 m2 per monumentaal appartement van de oppervlakte van glas, kozijnpanelen, deuren met hoogrendementsglas of het plaatsen van voor- of achterzetbeglazing met een Ug-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of voor kozijnpanelen met een Up-waarde van ten hoogste 2,0 W/m2K of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K;

4. In het derde lid, onder a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 6°. behoort tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger, indien een ruimteverwarmingstoestel een vermogen heeft van minimaal 1 kW en maximaal 70 kW.

5. Het derde lid, onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. een totale apertuuroppervlakte van ten hoogste 200 m2 per verwarmingssysteem of afgiftesysteem heeft;

6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien niet alle leden van de vereniging eigenaar-bewoners zijn, voldoen de maatregelen, bedoeld in het tweede lid aan de eisen van energiebesparing als bedoeld in artikel 38bis, zesde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid wordt ‘vierde’ vervangen door ‘vijfde’.

2. In het achtste lid wordt ‘vierde’ vervangen door ‘vijfde’ en vervalt ‘of’ aan het slot van onderdeel e en worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. Subsidieregeling procesondersteuning voor opschaling renovatieprojecten;

  • h. Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld; of

  • i. Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen.

3. In het negende lid wordt ‘artikel 38, derde lid, onder a,’ vervangen door ‘artikel 38bis’.

4. In het tiende lid wordt ‘BRL 9500, deel 02’ vervangen door ‘BRL 9500-MWA-W’.

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder b, onder 2°, wordt ‘artikel 38’ vervangen door ‘artikel 38bis’.

2. Het derde lid, onder b, komt te luiden:

  • b. het adres of de kadastrale aanduiding van het gebouw of de groep van gebouwen ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd of, in het geval het een aanvraag voor een monument betreft, een verklaring dat het gebouw waarvoor subsidie wordt aangevraagd een monument is.

3. Onder vernummering van het vierde tot en met het achtste lid tot het vijfde tot en met het negende lid wordt een lid ingevoegd luidende:

  • 4. De minister kan aanvullend bewijs opvragen waaruit blijkt dat het gebouw waarvoor subsidie wordt aangevraagd een monument is;

4. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘de-minimisverklaring’ vervangen door ‘de-minimisverordening’.

J

In het opschrift van hoofdstuk IV wordt ‘Advisering over oplaadpunten’ vervangen door ‘Oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur’.

K

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister kan aan een vereniging subsidie verstrekken voor:

    • a. advisering door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven adviseur over de realisatie van één of meer oplaadpunten op de parkeergelegenheid van het gebouw of groep van gebouwen van een vereniging voor zover zich daarin ten minste één koopwoning bevindt;

    • b. het installeren van basislaadinfrastructuur mits bewoners van een appartement dat in eigendom is van een lid van de vereniging door het installeren van de basislaadinfrastructuur toegang kunnen krijgen tot een oplaadpunt.

2. In het tweede lid wordt na ‘op grond van het eerste lid wordt’ ingevoegd ‘voor de subsidiabele activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b afzonderlijk’.

3. In het derde lid wordt na ‘Een subsidie’ ingevoegd ‘op grond van het eerste lid, onderdeel a,’.

L

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na ‘voorwaarden oplaadpuntenadvies’ ingevoegd ‘en basislaadinfrastructuur’.

2. In het eerste lid wordt ‘artikel 12, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 12, eerste lid, onderdeel a,’.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het installeren van de basislaadinfrastructuur omvat de volgende activiteiten:

    • a. het installeren van onderverdeelkasten;

    • b. het installeren van leidingen, leidingdoorvoeren en bekabeling;

    • c. het installeren van een voorziening die het mogelijk maakt om:

      • 1°. beschikbare stroom optimaal te verdelen over de op te laden voertuigen en te laden op optimale momenten; en

      • 2°. het laden tijdelijk te vertragen of te stoppen ter voorkoming van overbelasting van het stroomnetwerk in het gebouw;

    • d. het installeren van een voorziening waarmee de oplaadpunten gelijktijdig kunnen worden uitgeschakeld en dit kenbaar te maken bij de toegang; en

    • e. het installeren van een datanetwerk.

M

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘advisering over oplaadpunten’ vervangen door ‘oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur’.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 12 kan worden ingediend tot en met 31 december 2027.

3. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een vereniging kan ten behoeve van een gebouw op grond van artikel 12, eerste lid, onderdeel b, een aanvraag doen voor een subsidie waarvoor op grond van artikel 17, vierde lid, subsidie wordt verstrekt voor het aandeel koopwoningen en het aandeel huurwoningen binnen de vereniging. De subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van het aandeel huurwoningen binnen de vereniging, kan staatssteun bevatten en gerechtvaardigd worden door inachtneming van de voorwaarden van:

    • 1°. de de-minimisverordening;

    • 2°. artikel 36a van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

4. In het derde, vierde en vijfde lid wordt na ‘aanvraag’ telkens ingevoegd ‘bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a,’.

5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid een lid ingevoegd, luidende:

6. De aanvraag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, bevat:

  • a. een opgave van het aantal parkeerplaatsen;

  • b. een offerte met een technische omschrijving die aantoont dat de basislaadinfrastructuur faciliteert dat bewoners van een appartement dat in eigendom is van een lid van de vereniging toegang kunnen krijgen tot een oplaadpunt en waaruit blijkt welke activiteiten als bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel zijn van de installatie van de basislaadinfrastructuur;

  • c. een bewijsstuk dat aantoont dat de parkeerplaatsen in eigendom zijn van de leden van de vereniging;

  • d. een positief besluit van de algemene ledenvergadering van de vereniging over de aanleg van de basislaadinfrastructuur; en

  • e. indien niet alle leden van de vereniging eigenaar-bewoners zijn: een verklaring waaruit blijkt dat de leden die niet eigenaar-bewoner zijn, niet meer subsidie ontvangen dan is toegestaan op basis van de de-minimisverordening als het totale subsidiabele bedrag van die leden niet meer dan € 25.000 bedraagt.

N

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15. Hoogte subsidie energieadvies en overige ondersteunende onderzoeken

De subsidie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt 75% van de kosten inclusief btw van het energieadvies, DMJOP, procesbegeleiding en onderzoeken als bedoeld in artikel 5, eerste lid, met een maximum van:

  • a. € 10.000 indien het gebouw of de groep gebouwen bestaat uit maximaal tien woningen;

  • b. € 15.000 indien het gebouw of de groep gebouwen bestaat uit elf tot en met dertig woningen; en

  • c. € 20.000 indien het gebouw of de groep gebouwen bestaat uit meer dan dertig woningen.

O

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16. Hoogte subsidie voor investeringen voor duurzame warmteopties

  • 1. De subsidie voor een investering voor duurzame warmteopties bedraagt voor:

    • a. een verwarmingstoestel dat wordt geïnstalleerd en wordt uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen ten behoeve van ruimteverwarming bij bivalente temperatuur:

      • 1°. tot 1 kW lucht-waterwarmtepomp ten behoeve van tapwaterverwarming: € 500;

      • 2°. vanaf 1 kW tot en met 70 kW: € 2.100, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen bij bivalente temperatuur vanaf 1 kW;

      • 3°. van 71 kW of meer: € 1.650, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 1 kW;

    • b. een verwarmingstoestel dat wordt geïnstalleerd en wordt uitgerust met een grond-waterwarmtepomp of met een water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, bij een thermisch vermogen bij referentieontwerptemperatuur:

      • 1°. tot 1 kW grond-waterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp ten behoeve van tapwaterverwarming: € 500;

      • 2°. van 1 kW tot en met 10 kW: € 4.200;

      • 3°. van meer dan 10 kW tot en met 70 kW: € 4.200, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;

      • 4°. van 71 kW of meer: € 3.750, vermeerderd met € 150 voor elke kW thermisch vermogen hoger dan 10 kW;

    • c. een zonneboiler als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel b, die wordt geïnstalleerd op of na 1 januari 2024, € 1,02 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van de zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van ten hoogste 5 m2, € 0,55 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler bij een apertuuroppervlakte van meer dan 5 tot ten hoogste 10 m2 en € 0,28 per kWh jaarlijkse zonne-energiebijdrage van een zonneboiler met een apertuuroppervlakte van meer dan 10 m2.

  • 2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, onder 1°, en onderdeel b, onder 1°, wordt verhoogd met:

    • a. € 225, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van tapwaterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+;

    • b. € 450, indien de warmtepomp tot 1 kW ten behoeve van tapwaterverwarming blijkens het etiket behoort tot de energie-efficiëntieklasse A++.

  • 3. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a onder 2°, en onderdeel b onder 2° en 3°, wordt verhoogd met:

    € 225, indien de warmtepomp tot en met 70 kW blijkens het etiket behoort tot de energie- efficiëntieklasse A+++ of hoger.

  • 4. De jaarlijkse zonne-energiebijdrage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt voor zonneboilers vastgesteld op:

    • a. 2.799 kWh, minus het jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte volgens de productkaart conform het capaciteitsprofiel L, en minus het supplementair elektriciteitsgebruik volgens de productkaart, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van ten hoogste 5 m2;

    • b. 4.427 kWh, minus het jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte volgens de productkaart conform het capaciteitsprofiel XL, en minus het supplementair elektriciteitsgebruik volgens de productkaart, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van meer dan 5 en ten hoogste 10 m2; of

    • c. het product van 1.293 kWh, het totale collectoroppervlak van alle collectoren volgens de productkaart, het collectorrendement volgens de productkaart, de instralingshoekmodifier volgens de productkaart en de verliesfactor van de warmwatertank, bedoeld in het vierde of vijfde lid, indien er sprake is van een apertuuroppervlakte van meer dan 10 m2.

  • 5. Indien de zonneboiler naast warm tapwater tevens ruimteverwarming produceert, wordt de subsidie voor de zonneboiler, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, eenmalig verhoogd met:

    • a. € 225, indien de zonneboiler behoort tot de energie-efficiëntieklasse A+ voor ruimteverwarming;

    • b. € 450, indien de zonneboiler behoort tot de energie-efficiëntieklasse A++ voor ruimteverwarming.

P

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

  • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil, voor zover de totale subsidiabele kosten betrekking hebben op het vervangen van een te isoleren oppervlakte van ten minste:

    • 1°. 8 m2 per appartement van glas, kozijnpanelen of deuren door HR ++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 1°: € 46 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

    • 2°. 8 m2 per appartement van glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen: € 20 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door HR ++ glas als bedoeld in subonderdeel 1°;

    • 3°. 8 m2 per appartement van glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een maximale Uf-waarde (W/m2K) van 1.5, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 2°: € 131 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte; of

    • 4°. 8 m2 per appartement van glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen: € 90 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door triple glas, bedoeld in subonderdeel 3°;

    • 5°. 3 m2 per monumentaal appartement van glas, kozijnpanelen of deuren door hoogrendementsglas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren of het plaatsen van voor- of achterzetbeglazing als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 3°: € 46 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte;

    • 6°. 3 m2 per monumentaal appartement van glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen: € 20 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door hoogrendementsglas, bedoeld in subonderdeel 5°;

    • 7°. 3 m2 per monumentaal appartement van glas, kozijnpanelen of deuren door hoogrendementsglas eventueel in combinatie met nieuwe isolerende deuren of het plaatsen van voor- of achterzetbeglazing als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 4°: € 85 per vierkante meter van de te isoleren oppervlakte; of

    • 8°. 3 m2 per monumentaal appartement van glas of kozijnpanelen door nieuwe isolerende kozijnpanelen: € 40 per vierkante meter, voor zover de subsidiabele kosten mede betrekking hebben op het vervangen van glas door hoogrendementsglas, bedoeld in subonderdeel 7°;

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, is voor het isoleren van het dak niet vereist dat 70% van het gehele oppervlakte van het dak wordt geïsoleerd, maar volstaat het volledig isoleren van de hoofd- en nevendaken in de bestaande thermische schil van het gebouw, indien:

    • a. er sprake is van gebouwen met een oppervlakte van het gehele dak voor meer dan 30% aan dakterrassen en balkons die liggen boven woningen van leden van de vereniging; en

    • b. de verduurzaming van die dakterrassen en balkons alleen tegen disproportionele hoge kosten kan worden uitgevoerd. Disproportioneel hoge kosten zijn kosten die ten minste tweemaal hoger liggen ten opzichte van een te isoleren oppervlakte van een dak met een vergelijkbaar oppervlak dat niet uit dakterrassen en balkons bestaat.

Q

Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a. Biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal

  • 1. Indien is geïnvesteerd in biobased isolatiemateriaal wordt de op grond van artikel 17, eerste tot en met vijfde lid, berekende subsidie per vierkante meter vermeerderd met:

    • a. in geval van dakisolatie: € 5 per m2;

    • b. in geval van zolderisolatie of spouwmuurisolatie: € 1,50 per m2;

    • c. in geval van gevelisolatie: € 6 per m2;

    • d. in geval van vloerisolatie: € 2 per m2; en

    • e. in geval van een investering in bodemisolatie: € 1 per m2.

  • 2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden niet gehalveerd in het geval er sprake is van de situatie, bedoeld in artikel 17, derde lid.

R

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18. Hoogte subsidie investeringen voor een centrale aansluiting op een warmtenet

De subsidie voor een investering voor een centrale aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 7, vierde lid, bedraagt bij een vermogen van:

  • 1°. ten hoogste 100 kW: € 3.375;

  • 2°. meer dan 100 kW tot en met 1.240 kW: € 32.503; of

  • 3°. meer dan 1250 kW: € 32.503.

S

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20. Maximale totale subsidie per vereniging

  • 1. De subsidie voor een vereniging bedraagt per appartement gemiddeld ten hoogste € 15.000 op grond van artikel 10, eerste lid, en ten hoogste € 20.000 op grond van artikel 9, eerste en tweede lid.

  • 2. De totale subsidie voor een vereniging op grond van artikel 10, eerste en tweede lid, bedraagt ten hoogste € 2.500.000.

  • 3. Indien het een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel b, onderdeel 2° of 3°, betreft, bedraagt de totale subsidie voor een vereniging op grond van artikel 10, eerste lid, ten hoogste 30% van de voor staatssteun in aanmerking komende kosten van de te treffen energiebesparende isolatiemaatregelen, duurzame warmteopties en aanvullende energiebesparende maatregelen of het zeer energiezuinig pakket.

T

Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a. Maximale subsidie oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

  • 1. De subsidie voor een vereniging voor het oplaadpuntenadvies bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, bedraagt ten hoogste 75 procent van de kosten voor de advisering, met een maximum van € 1.500.

  • 2. De subsidie bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, voor het installeren van basislaadinfrastructuur bedraagt € 100 per parkeerplaats.

U

Aan artikel 23, eerste lid, wordt, onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘; en’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. het installeren van basislaadinfrastructuur, te laten uitvoeren binnen een termijn van twaalf maanden na subsidieverlening.

V

In artikel 25, eerste lid, wordt ‘energiebesparende maatregelen en’ vervangen door ‘energiebesparende maatregelen,’ en na ‘het zeer energiezuinig pakket’ wordt ingevoegd ‘en het installeren van basislaadinfrastructuur’.

W

In artikel 26, eerste lid, wordt ‘€ 500.000’ vervangen door ‘€ 100.000’.

X

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt een ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het energieadvies, bedoeld in artikel 5, tweede lid, komt ook voor subsidie in aanmerking als het in de periode tot en met 1 juli 2024 is opgesteld door een persoon die voldoet aan de eisen aan de vakbekwaamheid van ‘EPA-adviseur’ conform bijlage 2 van BRL 9500, deel 2.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Deze aanpassing van de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (hierna: SVVE) heeft tot een aantal wijzigingen in de SVVE geleid. Hiermee is deze onder andere toegankelijker gemaakt voor eigenaars van monumenten, is een subsidie voor de basislaadinfrastructuur mogelijk gemaakt, kunnen meer soorten onderzoek worden gesubsidieerd en is extra subsidie voor biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen mogelijk gemaakt. De SVVE stelt subsidie beschikbaar voor verenigingen van eigenaars (hierna: vve’s), wooncoöperaties en woonverenigingen (gezamenlijk worden deze drie types verenigingen in de SVVE gedefinieerd als: verenigingen) die verduurzamingsmaatregelen laten uitvoeren aan hun gebouw of gebouwen. De SVVE is ingevoerd in januari 2023 en wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Inhoud

Met deze regeling zijn verschillende wijzigingen in de SVVE doorgevoerd. De wijzigingen worden hierna toegelicht. De aanleiding voor het aanpassen van de SVVE was een aantal toezeggingen aan de Kamer en suggesties vanuit marktpartijen en de RVO om de regeling te verbeteren. De belangrijkste wijzigingen in deze regeling zijn: het uitbreiden van subsidie voor (energie)adviezen, het versoepelen van voorwaarden voor monumenten, bonussubsidie voor biobased isolatiematerialen, het stimuleren van voorzieningen bij vve’s voor elektrisch rijden met een oplaadpuntenadvies en een subsidie voor basislaadinfrastructuur. Al deze wijzigingen dragen bij aan het stimuleren van verduurzaming door verenigingen en daarmee aan de doelstelling van de SVVE. Versnelling van verduurzaming door verenigingen is van groot belang omdat dit tot nu toe een doelgroep is die achterloopt. Dit komt o.a. door een ingewikkeld besluitvormingsproces omdat de belangen van de individuele eigenaren uiteen kunnen lopen. Hieronder zijn de wijzigingen toegelicht.

Uitbreiding subsidie voor adviezen die nodig zijn voor verduurzaming

De subsidiemogelijkheid voor energieadvies en Duurzaam meerjaren onderhoudsplan (DMJOP) binnen de SVVE is aangepast en uitgebreid. Advies en begeleiding zijn namelijk van essentieel belang voor het starten en slagen van verduurzamingsprojecten van verenigingen. Met deze aanpassing is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor diverse onderzoeken die de betreffende vereniging van belang acht om te komen tot een besluit voor verduurzaming van het gebouw, zoals een energieadvies, flora- en fauna onderzoek, ventilatie-onderzoek, asbestonderzoek, etc. Ook procesbegeleiding tot aan de definitieve besluitvorming van de vereniging is subsidiabel geworden. Bovendien zijn de subsidiebedragen voor advies en begeleiding verhoogd.

Toegankelijker voor monumenten

De SVVE is toegankelijker gemaakt voor monumenten: voor monumenten zijn de minimale isolatiewaarden verlaagd en ook is voor- en achterzetbeglazing voortaan subsidiabel. Monumenten konden moeilijk voldoen aan een aantal eisen in de voorheen geldende SVVE omdat deze eisen niet of in beperkte mate toepasbaar waren op monumenten. Zo hebben veel monumenten geen spouwmuur of mag er geen HR++ glas of buitengevelisolatie worden aangebracht vanwege de monumentale waarde. Ook kan het voorkomen dat de bouwtechnische aard van het monument toepassing van bepaalde isolatiepakketten onmogelijk maakt. In 2022 is de Kamer over dit voornemen geïnformeerd.1

Bonus voor biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal

Er is een bonus voor biobased, milieuvriendelijke isolatiematerialen ingevoerd. Deze bonus houdt in dat er per vierkante meter een extra bedrag aan subsidie wordt toegekend. Dit bedrag staat los van de halvering die wordt genoemd in artikel 17, als er sprake is van enkel 1 maatregel. Het is al mogelijk om te isoleren met biobased isolatiematerialen en hiervoor subsidie te verkrijgen op grond van de SVVE. Echter hebben biobased isolatiematerialen gemiddeld een hogere kostprijs dan reguliere isolatie. Dit kan voor aanvragers een reden zijn om te kiezen voor een minder milieuvriendelijk alternatief en voor installateurs om geen biobased isolatiemateriaal op te nemen in hun pakket. Met een subsidiebonus kan zowel de vraag als het aanbod worden gestimuleerd. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Boulakjar en Bromet2, over het bevorderen van biobased isolatiemaatregelen.

Oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

De subsidie voor oplaadpuntenadvies is verlengd tot en met 31 december 2027 en bovendien is de SVVE uitgebreid met subsidie voor het realiseren van de basislaadinfrastructuur die nodig is om alle parkeerplaatsen van een oplaadpunt te voorzien. Zo kan de vereniging toekomstbestendig zijn voor elektrisch rijden.

In het regeerakkoord is afgesproken dat uiterlijk in 2030 alle nieuw verkochte auto’s in Nederland emissieloos zijn. In de praktijk betekent dit dat het aandeel elektrische auto’s de komende jaren flink zal toenemen. Om in de laadbehoefte van deze auto’s te voorzien, moeten ook de parkeerplaatsen van verenigingen worden voorzien van oplaadpunten. Sinds 2022 kunnen verenigingen vanuit de SVVE al subsidie krijgen voor een oplaadpuntenadvies. Uit een enquête blijkt dat de subsidie en het advies een positief effect hebben op de besluitvorming binnen een vereniging. De benodigde investeringen door de vereniging voor een toekomstgerichte basislaadinfrastructuur vormen echter nog een belemmering. Met het toevoegen van subsidie voor het installeren van basislaadinfrastructuur is deze belemmering voor de verenigingen voor een deel weggenomen waarmee de realisatie van de oplaadpunten een versnelling zal kunnen krijgen.

Terrasdaken: versoepeling subsidievoorwaarde

Voor gebouwen met een groot oppervlak aan dakterrassen en balkons boven de woningen, is het met deze wijziging mogelijk geworden om af te wijken van het vereiste dat 70% van het gehele dak moet worden geïsoleerd. Het volledig isoleren van de hoofd- en de nevendaken in de bestaande thermische schil van het gebouw volstaat dan. Voor zulke gebouwen geldt namelijk vaak dat verduurzaming van die dakterrassen en balkons slechts tegen disproportioneel hoge kosten kan worden uitgevoerd. In de praktijk betekent dit vaak dat er dan geen dakisolatie wordt toegepast.

Energieadviseurs

De diplomering3 voor vernieuwde Energieprestatieopleidingen is gewijzigd; de oude diplomering wordt niet meer afgegeven waardoor de energieadviezen benodigd voor een subsidieaanvraag voor de SVVE, uitgevoerd moeten worden door energieadviseurs met een diploma volgens de nieuwe kwaliteitsborging: ‘BRL 9500-MWA-W’. Tot en met 1 juli 2024 is er sprake van een overgangsperiode waarbij ook EPA-adviseurs nog energieadviezen kunnen geven.

Energie-efficiency warmtepompen

Om aan te sluiten op artikel 7, lid 2, van Verordening 2017/1369 worden warmtepompen met energielabel A+ en slechter uitgesloten van subsidie. In deze verordening staat namelijk dat enkel de twee meest bevolkte energie-efficiëntieklassen categorieën mogen worden gesubsidieerd. Dit zal voor de doelgroep een beperkt effect hebben omdat voor warmtepompen die in deze categorie vallen al weinig subsidieaanvragen worden gedaan. Deze wijziging geldt niet voor warmtepompen met een thermisch vermogen van 71 kW of hoger omdat deze buiten de scope van de EU811/2013 normering4 vallen. Deze wijziging geldt ook niet voor warmtepompen ten behoeve van tapwaterverwarming omdat energielabels A++ en A+++ daarvoor niet behoren tot de hoogste twee significant meest bevolkte energie-efficiëntieklassen.

3. Verhouding tot hoger en ander nationaal recht

Kaderwet overige BZK-subsidies, Kaderbesluit BZK-subsidies en Algemene wet bestuursrecht

De SVVE is gebaseerd op de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderwet en Kaderbesluit). De Kaderwet en het Kaderbesluit vormen het kader waarbinnen SVVE-subsidies worden verstrekt. Dat betekent dat regels uit de wet en het besluit eveneens van toepassing zijn op SVVE-subsidies, tenzij de SVVE bepaalt dat er afwijkende regels gelden. Naast de Kaderwet en het Kaderbesluit is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van belang voor subsidieverstrekking. In titel 4.2 van de Awb zijn regels gesteld over subsidies die gelden voor iedere subsidie van de overheid, inclusief subsidies op grond van de SVVE. In de Awb zijn bijvoorbeeld regels te vinden over de inhoud van de beschikking, gronden waarop de subsidieaanvraag geweigerd kan worden en intrekking of wijziging van de subsidie.

ISDE

Sinds 1 januari 2021 kunnen eigenaar-bewoners op grond van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) subsidie aanvragen voor onder andere isolatiemaatregelen. Sinds 1 januari 2023 zijn de onderdelen voor vve’s vanuit de ISDE overgegaan naar de SVVE, namelijk subsidie voor warmtepompen, zonneboilers en warmtenetten. De met deze regeling doorgevoerde wijzigingen m.b.t. monumenten en biobased isolatiemateriaal zijn per 1 januari 2024 ook in de ISDE doorgevoerd voor eigenaar-bewoners zodat de regelingen voor de verschillende doelgroepen zoveel mogelijk gelijk blijven. Waar mogelijk zijn de verschillende regelingen voor verduurzaming van gebouwen op elkaar afgestemd.

Staatssteun

In deze wijzigingsregeling zijn regels opgenomen die verband houden met het staatssteunrecht. Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit kwalificeren als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden: het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan er op zichzelf al toe leiden dat er sprake is van een onderneming. De activiteit die aanvragers onder deze subsidieregeling verrichten, te weten het (laten) verduurzamen van eventueel huurwoningen binnen de vereniging, kan doorgaans gezien worden als economische activiteit. Hierdoor is er sprake van staatssteun bij subsidies die ten goede komen aan gemengde vve’s omdat daar ook huurwoningen in voorkomen.

Voor verlening van deze subsidie dient tevens te worden vastgesteld dat er geen sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Ook mag er geen sprake zijn van een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de AGVV. Op 1 juli 2023 zijn er wijzigingen in de Algemene groepsvrijstellingsverordening in werking getreden. Om de SVVE in overeenstemming te brengen met deze wijzigingen, zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd in de regeling:

  • waar eerst een beroep werd gedaan op artikel 38 AGVV, is dit gewijzigd naar artikel 38bis AGVV en is de aanvullende voorwaarde opgenomen dat per gebouw een verbetering in energieprestatie van ten minste 20% dient op te treden bij toepassing van de maatregelen (artikel 38bis, zesde lid, AGVV5). Ingevolge artikel 38bis lid 7 AGVV kunnen maatregelen die steun ten behoeve van de verbetering van de energie-efficiëntie van het gebouw worden gecombineerd met steun voor bijvoorbeeld warmtepompen, de installatie van stadsverwarming of het aanleggen van oplaadinfrastructuur. Deze maatregelen kunnen dus worden meegenomen voor de berekening van een energiebesparing van 20%;

  • Decentrale overheden kennen een transparantieverplichting inzake het verlenen van staatssteun. Op grond van artikel 9 lid 1 sub c AGVV zijn zij verplicht om via de State Transparancy Aid Module informatie te verstrekken over verleende staatssteun.6 De grens om maatregelen te publiceren in de Transparancy Aid Module is verlaagd naar € 100.000,-7 de regeling is overeenkomstig aangepast.

De wijziging van de Algemene groepsvrijstellingsverordening heeft effect op de SVVE en de oorspronkelijke toelichting daarop. Er moet voortaan immers rekening worden gehouden met artikel 38bis, zesde lid, AGVV bij het nemen van isolerende maatregelen als bedoeld in artikel 7 van deze regeling. Artikel 38bis, zesde lid, AGVV houdt kortgezegd in dat een ondernemer (verhuurder) ten minste 20% energiebesparing moet realiseren indien hij gebruikmaakt van subsidie voor isolerende maatregelen. Dit heeft als gevolg dat gemengde vve’s moeten voldoen aan deze energiereductie-eis als zij het gebouw (dat de eigenaren gezamenlijk in eigendom hebben) willen verduurzamen. Voor de overige wijzigingen (basislaadinfrastructuur en biobased materiaal) die in de SVVE zijn doorgevoerd, heeft het staatsteunrecht geen grote gevolgen. Verder heeft de toevoeging van subsidie voor biobased materiaal plaatsgevonden op grond van artikel 38bis van de AGVV, binnen de voorwaarden die reeds zijn gesteld.

Basislaadinfrastructuur: de-minimisverordening en AGVV

Bij subsidies van minder dan € 25.000,- kunnen gemengde verenigingen die een aanvraag doen op grond van deze regeling gebruik maken van de de-minimisverordening. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de oorspronkelijke toelichting bij de SVVE.8 Bij subsidies van meer dan € 25.000,- kunnen gemengde verenigingen die een aanvraag doen op grond van deze regeling kiezen tussen de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de de-minimisverordening. Bij keuze voor de Algemene groepsvrijstellingsverordening zal de subsidie worden verleend met inachtneming van artikel 36a van de AGVV (en de algemene voorwaarden uit hoofdstuk I van de AGVV). Voor deze subsidies geldt op grond van artikel 36a, lid 6, van de AGVV een maximale steunintensiteit van 20% van de in aanmerking komende kosten. Met dit percentage is in deze regeling bij de regels betreffende basislaadinfrastructuur rekening gehouden, door de hoogte van het forfaitaire bedrag voor het installeren van basislaadinfrastructuur zo vast te stellen dat deze steunintensiteit niet zal worden overschreden. Ook wordt voldaan aan het zevende lid, waarin wordt bepaald dat niet meer van 40% van het budget van de regeling naar één onderneming zal gaan. Daarnaast geldt op grond van de Algemene groepsvrijstellingsverordening het maximum van een budget van € 30 miljoen per jaar voor de regeling, hieraan wordt voldaan. Daarvoor telt alle steun mee voor dezelfde in aanmerking komende kosten.

Ook heeft de wijziging van de AGVV tot gevolg dat er sprake moet zijn van een aantoonbaar stimulerend effect van de subsidies, waardoor de subsidies alleen voorafgaand aan het verrichten van de activiteiten kunnen worden aangevraagd.

Kennisgeving op grond van de AGVV

Op grond van artikel 11 van de AGVV zal de minister via het elektronische aanmeldingssysteem van de Europese Commissie de beknopte informatie over de voor toepassing van de AGVV relevante wijzigingen in deze regeling doen toekomen (kennisgeving). Het gaat dan om de informatie als bedoeld in bijlage II van de AGVV die binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding van deze subsidieregeling moet zijn verstuurd. Aangezien dit een verplichting van de minister is, waarvoor geen nadere gegevens van de subsidieaanvragers nodig zijn, was het stellen van nadere regels in deze wijzigingsregeling niet nodig. Wanneer een individuele steunverlening de grens van € 500.000 overschrijdt, zal er zorg worden gedragen voor publicatie van de steunmaatregel conform artikel 9, eerste lid, sub c, van de AGVV.

3.2 Verhouding tot andere relevante nationale regelgeving

In onderstaand schema zijn de subsidiabele activiteiten die binnen de SVVE vallen dikgedrukt gemaakt. Andere subsidieregelingen met vergelijkbare activiteiten zijn ook opgenomen. Ook zijn andere voor verenigingen relevante subsidieregelingen van het Rijk opgenomen. Het schema is aangepast op de wijzigingen in de regeling en nieuw opgestelde regelingen.

Wat

Wie

Regeling

Advies voor verduurzaming

(gemengde) verenigingen1

SVVE

 

verhuurders

SVOH2

Energiebesparende isolatiemaatregelen (evt. aanvullende maatregelen)

(gemengde) verenigingen

SVVE

 

verhuurders

SVOH

 

eigenaar-bewoners

ISDE

Zonneboiler

(gemengde) verenigingen

SVVE

 

eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers (waaronder verhuurders)

ISDE

Warmtepomp (laag vermogen)

(gemengde) verenigingen

SVVE

 

eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers (waaronder verhuurders)

ISDE

Aansluiting op een warmtenet

verenigingen

SVVE

 

gemengde verenigingen en verhuurders

SAH3

 

eigenaar-bewoners

ISDE

Zeer energiezuinig pakket

(gemengde) verenigingen

SVVE

Oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

(gemengde) verenigingen

SVVE

Procesondersteuning van samenwerkingsverbanden van woningeigenaren

(gemengde) verenigingen4, eigenaar-bewoners

SPOR

Afsluiten kookgas (enkel als aansluiting warmtenet al gerealiseerd is)

eigenaar-bewoners (en individuele leden van een vereniging)

ISDE

Afsluiten kookgas

gemengde verenigingen4 en verhuurders

SAH

Zon-PV en kleinschalige windturbine

zakelijke gebruikers (waaronder (gemengde) verenigingen)

ISDE

Grootschalige zon-PV, wind of water energieopwekking

verenigingen

SCE

Opwekking grootschalige hernieuwbare energie (zoals warmtepompen vanaf 500 kW)

zakelijke gebruikers (waaronder (gemengde) verenigingen en verhuurders)

SDE++

Specifieke subsidies woningverbetering Groningen

(gemengde) verenigingen, eigenaar-bewoners

Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen;

Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld

X Noot
1

Een gemengde vereniging is een vereniging waarvan minstens 1 woning van een eigenaar-bewoner is.

X Noot
2

Bij de SVOH wordt onder verhuurders verstaan dat zij in de gereguleerde huursector actief zijn.

X Noot
3

Bij de SAH wordt onder verhuurders verstaan: woningcorporaties, institutionele beleggers en zakelijke en particuliere verhuurders

X Noot
4

Een samenwerkingsverband is minimaal 30 koopwoningen, of minimaal 100 huurwoningen en minimaal twee verhuurders. Of een combinatie hiervan, waarbij geldt dat nog steeds aan één van de twee eisen voldaan moet worden. Daarnaast kunnen niet alle woningen in dezelfde vve zitten, dus of bijvoorbeeld twee vve’s, of een vve in combinatie met huur/koopwoningen buiten de vve.

4. Gevolgen

4.1 Administratieve lasten

De administratieve lasten als gevolg van de SVVE bestaan uit de kosten behorend bij de informatieverplichtingen aan de overheid. Deze kosten doen zich alleen voor als iemand zelf besluit subsidie op basis van de SVVE aan te vragen. Er is dus geen sprake van een verplichting en de inspanning levert na een positief besluit subsidie op. Desalniettemin is het belangrijk deze lasten beperkt te houden. Met deze wijzigingsregeling verandert in sommige gevallen de lastendruk voor verenigingen. De gevraagde aanvraaggegevens wijzigen voor adviezen, monumenten, terrasdaken en basislaadinfrastructuur. Deze extra lastendruk levert echter ook meer of extra subsidie op voor verenigingen.

Een inschatting kan worden gemaakt van de administratieve lasten van deze wijzigingen. Wanneer, zoals voorgeschreven in de rijksbrede methodiek voor regeldrukeffecten,9 uitgegaan wordt van € 17 aan kosten per uur die een burger besteedt aan administratieve lasten, komt dit uit op de volgende bedragen per wijziging:

  • Adviezen: afhankelijk van de keuze voor de verschillende advies- en onderzoeksopties zullen er extra bewijsstukken bij de aanvraag moeten worden meegestuurd. Naar schatting kost dit 2 uur tijd van de aanvrager. De verwachte jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 6.800 (€ 17 x 2 uur x 200 aanvragen).

  • Monumenten: indien een gebouw niet in een register geregistreerd staat als monument zal aanvullende informatie moeten worden aangeleverd om de monumentale status van een gebouw aan te tonen. Naar schatting kost dit 1 uur tijd van de aanvrager. De verwachte jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 850 (€ 17 x 1 uur x 50 aanvragen).

  • Terrasdaken: er zal moeten worden aangetoond wat het percentage aan dakterras en balkons is en dat dit alleen tegen disproportioneel hoge kosten kan worden verduurzaamd. Naar schatting kost dit 2 uur tijd van de aanvrager. De verwachte jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 680 (€ 17 x 2 uur x 20 aanvragen).

  • Basislaadinfrastructuur: er zullen verschillende bewijsstukken bij de aanvraag moeten worden meegestuurd (zoals offerte, positief ALV besluit, etc.). Naar schatting kost dit 2 uur tijd van de aanvrager. De verwachte jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 8.500 (€ 17 x 2 uur x 250 aanvragen).

Zoals aangegeven, geldt dit alleen voor verenigingen die zelf besluiten subsidie aan te vragen. Er is geen sprake van een verplichting.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4.2 Financiële gevolgen

Als gevolg van deze wijziging van de SVVE is een ophoging van € 10.000.000 van het subsidieplafond doorgevoerd. De ophoging van het subsidieplafond voor de categorie ‘advies over oplaadpunten en het installeren van basislaadinfrastructuur’ naar € 10.000.000 is onder voorbehoud van nadere besluitvorming over dit budget door de ministerraad in augustus. Mocht dit budget onverhoopt toch niet beschikbaar komen, dan wel de behandeling van de Begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties10 nog niet door de Kamers zijn, dan zal deze categorie niet worden opgenomen in de definitieve regelingstekst. Concreet betekent dit dat de wijziging voor het subsidiëren van basislaadinfrastructuur dan uit de regelingstekst wordt gehaald.

5. Inbreng externe partijen

Internetconsultatie:

Op 2 augustus 2023 is de concept wijzigingsregeling voor consultatie op www.internetconsultatie.nl gepubliceerd, waarmee eenieder in de gelegenheid is gesteld te reageren. In totaal zijn er 17 reacties binnengekomen. Over het algemeen blijkt uit de consultatie dat men verheugd is met de wijzigingen in de regeling, ook zijn er verschillende suggesties voor verdere verbeteringen aangedragen. De reacties uit de consultatie hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van de concept subsidieregeling en de toelichting. Op de belangrijkste punten wordt hieronder ingegaan.

Advisering

Aangegeven is dat men verwacht dat het uitbreiden van de advisering voor verenigingen bij zal dragen aan de benodigde versnelling en opschaling in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Er werd ook meerdere malen gevraagd om het percentage van de subsidie te verhogen van 50% naar 75% (naast het reeds verhoogde maximale bedrag voor advisering). Dit heeft geleid tot wijziging naar 75% subsidie. Ook werd gevraagd om meer onafhankelijke procesbegeleiders. Procesbegeleiding is in de SVVE subsidiabel. Het opleiden van procesbegeleider staat hier los van en hier wordt op andere wijze en met verschillende stakeholders aan gewerkt. Daarnaast is de suggestie om de onderzoeken niet in een keer te hoeven aanvragen, niet overgenomen. Hiervoor is gekozen vanwege de uitvoerbaarheid en vanwege de stimulerende werking om de benodigde onderzoeken zo snel mogelijk uit te voeren.

Monumenten

Men was positief over het versoepelen van de regeling voor gebouwen met een monumentenstatus omdat de toegankelijkheid van de regeling voor deze doelgroep nu is verbeterd. Daarnaast werd gevraagd om ook de gebouwen in beschermde stadsgezichten voor de versoepelingen in aanmerking te laten komen. Er worden echter geen grote belemmeringen bij beschermde dorps- en stadsgezichten verwacht als gevolg van welstandseisen zoals bijvoorbeeld vloer- of dakisolatie aan de binnenzijde. Meestal zijn er ook meer mogelijkheden voor panden binnen een beschermd gezicht voor de toepassing van isolerende beglazing dan bij beschermde monumenten het geval is. Het generiek toevoegen van alle panden binnen beschermde stadsgezichten, zal een grote impact hebben op de uitvoering en maar voor enkele gevallen van toepassing zijn en is daarom niet proportioneel als wijziging.

Warmtenetten

Uit de consultatie kwam de wens naar boven om meer eenduidigheid over warmtenetten te krijgen in de regelingen. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief ontwikkelingen verduurzaming gebouwde omgeving van 14 juli 2023, wordt onderzocht of en hoe subsidies gebundeld kunnen worden om het proces van planning en uitvoering te ondersteunen en te versnellen.11 Hierover lopen met de VNG en Aedes gesprekken. De gedachte is om de verschillende subsidies voor woningeigenaren en andere gebouweigenaren ten behoeve van inpandige kosten voor het aansluiten van een warmtenet te bundelen en de gemeente hier een belangrijke rol in te geven. Op die manier kunnen gemeenten warmtenetaansluitingen beter in een collectieve aanpak aanbieden en de eigenaren ontzorgen. Het gaat om de onderdelen voor warmtenetten uit de huidige SVVE, ISDE, DUMAVA en SAH. De inzet is dat in 2025 een nieuwe of aangepaste regeling in werking treedt. In deze wijzigingsregeling is daarom enkel het subsidiebedrag verhoogd naar aanleiding van indexatie.

Biobased milieuvriendelijke bonus

In de consultatie is naar voren gebracht dat een bonus voor duurzame materialen wenselijk zou zijn. Tevens is aangegeven dat niet alle natuurlijke materialen duurzaam zijn. Om er zeker van te zijn dat de materialen ook daadwerkelijk een lage milieu-impact hebben, is er – naast het percentage biobased materiaal – ook een grenswaarde aan de milieukostenindicator (MKI) gesteld. Hiermee is geborgd dat de milieu-impact van de biobased isolatiematerialen over de gehele levensduur beperkt is. Ook zijn er zorgen geuit over verkeerde installatie en als gevolg daarvan bijvoorbeeld vochtproblematiek. Het is belangrijk om de biobased isolatiematerialen op de juiste manier aan te brengen, maar dit geldt ook voor minerale- en synthetische materialen. Dit vereist kennis bij een aannemer of isolatiebedrijf. Er is dus niks aangepast naar aanleiding van de consultatie.

Elektrisch rijden: oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

Uit de reacties blijkt dat het positief wordt ontvangen dat het oplaadpuntenadvies gecontinueerd wordt tot einde looptijd van de regeling. Daarnaast is men ook positief over het subsidiabel maken van de basislaadinfrastructuur die nodig is voor het aansluiten van laadpunten. Over het laatste punt zijn ook verschillende technische en beleidsmatige suggesties ontvangen. Een vaker genoemde wens was het minder streng hanteren van de voorwaarde van het aansluiten van alle parkeerplaatsen, omdat dit voor veel vve’s nog te ambitieus is. Dit is daarom aangepast in de regeling, echter blijft het uitgangspunt dat appartementseigenaars (en via de appartementseigenaar diens huurder) door het installeren van de basislaadinfrastructuur toegang kan krijgen tot een laadpunt. De wijze waarop is echter iets versoepeld. Ook kwam de wens naar boven om het subsidiebedrag te verhogen per parkeerplaats. Het subsidiebedrag is echter gebaseerd op de maximale subsidie die mogelijk is zonder in problemen te komen i.v.m. staatssteun bij een deel van de vve’s. Het wijzigen ervan zou differentiatie en daarmee zwaardere regeldruk betekenen voor de vve’s. Er is daarom gekozen om dit niet te wijzigen.

Overige opmerkingen

Er zijn verschillende opmerkingen gekomen waaruit bleek dat in de regelingstekst en/of in de toelichting stukken van de regeling niet duidelijk genoeg waren. Deze zijn verder verduidelijkt. Enkele voorbeelden zijn:

  • Het maximale subsidiebedrag geldt voor alle adviezen/onderzoeken samengenomen, niet per advies.

  • Procesbegeleiding mag enkel uitgevoerd worden door een onafhankelijke externe partij, dus niet door een eigenaar of bestuurder.

  • Stapelen met subsidies voor advisering van andere overheden mag, tot 100%.

  • Vacuümglas is ook mogelijk bij monumenten, mits dit voldoet aan de aangepaste voorwaarden m.b.t. de U-waarden.

Een aantal opmerkingen is niet overgenomen. Zo is de suggestie gedaan om de overgangstermijn voor EPA adviseurs op te rekken. Dit is nu echter al 1 jaar en daarmee al vrij ruim. Ook willen we met deze termijn adviseurs stimuleren om het nieuwe diploma te halen.

Daarnaast werd voorgesteld om de investeringssubsidie ook achteraf aan te kunnen vragen. Dit is niet mogelijk vanwege staatssteun en niet wenselijk omdat de vergadering van eigenaars of de algemene ledenvergadering van een vereniging goed moet worden meegenomen in de besluitvorming. Vooraf aanvragen is hiervoor de meest logische oplossing.

Ook zijn er suggesties gedaan voor grotere wijzigingen, die niet meer mee kunnen in de huidige wijzigingsregeling omdat er nog te veel voorbereiding voor gedaan moet worden. Er wordt bezien of dit in een volgende regeling wel kan, mits beleidsmatig wenselijk en uitvoerbaar. Dit betreft bijvoorbeeld het wijzigen van de isolatievoorwaarden voor glas afgestemd op voorwaarden uit Europa, het wijzigen van de rekenmethode voor het zeer energiezuinig pakket en waterzijdig inregelen als aanvullende maatregel.

Overige wijzigingen

De regeling is op de volgende punten gewijzigd door voortschrijdend inzicht.

  • Warmtenetten: de bedragen zijn geactualiseerd en daardoor verhoogd.

  • Zonneboilers: de bedragen zijn geactualiseerd en daardoor voor grotere zonneboilers verlaagd. Kleine zonneboilers blijven gelijk.

  • De definitie van biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal is aangevuld en verduidelijkt.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2024. Daarmee is aangesloten bij de vaste verandermomenten voor nieuwe regelgeving.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A begripsbepalingen

Er zijn aan aantal nieuwe begrippen geïntroduceerd en er zijn een aantal begrippen aangepast:

HR glas: de eisen voor een subsidie voor monumenten zijn verruimd en er zijn aangepaste isolatiewaarden ingevoegd voor glasisolatie.

meldcode: in de definitie is een extra onderdeel toegevoegd voor monumenten.

EP adviseur: de opleidingen tot energieadviseur zijn aangepast op basis van de NTA8800, de nieuwe energieprestatie-methodiek. In lijn hiermee is de definitie van energieadviseur gewijzigd zodat de definitie aansluit bij een aangepast opleidingsniveau dat vergelijkbaar is met de oude energieprestatiemethodiek. Dit heeft te maken met de NEN 8800 waarop het oude diploma niet meer toereikend aansluit. Daarom is met de wijzigingsregeling ‘EPA-adviseur’ telkens gewijzigd naar ‘EP-adviseur’ en ‘BRL 9500’ naar ‘BRL 9500-MWA-W’. Het oude diploma komt thans per 1 juli 2024 te vervallen.

basislaadinfrastructuur: basislaadinfrastructuur beslaat het totaal van de infrastructuur behorende bij de oplaadpunten waaronder de hoofdaansluiting en de bekabeling. Het oplaadpunt is hiervan uitgezonderd, vandaar dat er wordt gesproken over basislaadinfrastructuur. Verder moeten op de basislaadinfrastructuur oplaadpunten kunnen worden aangesloten die voldoen aan mode 3 of 4 als bedoeld in NEN 1010. Met mode 3 is bedoeld dat de auto wordt opgeladen met een laadkabel. Deze kabel heeft een stekker die in de auto gaat en een stekker die op een oplaadpunt past. Onder mode 4 wordt een zogenaamde snellader op gelijkstroom verstaan.

biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal: biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen zijn materialen die direct of indirect voortkomen uit biomassa, dat wil zeggen uit een materiaal van biologische oorsprong, waarbij materiaal ingebed in geologische formaties en/of gefossiliseerd materiaal is uitgesloten (EN 16575:2014). Voorbeelden zijn hout, vlas en hennep.

Materiaal wordt als gevolg van deze wijzigingsregeling beschouwd als ‘biobased isolatiemateriaal’ als het aandeel biobased materiaal in het product ten minste 70% bedraagt en het in de Environmental Product Declaration (EPD) expliciet wordt benoemd. Deze EPD moet gebaseerd zijn op een extern geverifieerde zogeheten levenscyclusanalyse. Biobased milieuvriendelijke materialen moeten aantoonbaar duurzaam gewonnen zijn om ook als hernieuwbaar te kunnen worden beschouwd. De productiecapaciteit van de bodem mag niet verminderen door uitputting, verstorende grondwerkzaamheden of gebruikte milieuonvriendelijke stoffen bij de teelt en winning. De winplaats moet geschikt blijven voor vergelijkbare en doorlopende teelt-oogst-herstel cycli als het gaat om hoeveelheden en kwaliteit van hetgeen gewonnen wordt. De werkelijk gerealiseerde duurzaamheid wordt uiteindelijk meegenomen in de milieukostenindicator die wordt berekend van de biobased isolatiematerialen. Hiervoor geldt een maximum grenswaarde voor de milieukostenindicator van 0,85, genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van het betreffende product. De categorie-1 kaart omschrijft merkgebonden data van fabrikanten en leveranciers. De genoemde milieukostenindicator is berekend met een referentie Rd-waarde van 3,5 m2K/W. Bij een hogere isolatiewaarde, zal er meer materiaal nodig zijn en de milieukosten zullen daardoor logischerwijs stijgen. De maximumgrenswaarde stijgt dan evenredig mee.

De milieukostenindicator is een maat voor de milieukwaliteit van een product. Deze wordt berekend door per eenheid product de emissies te bepalen van in totaal 19 milieu-effecten en deze gewogen op te tellen tot een integrale score. Een EPD is een document waarin informatie te vinden is over de milieu-effecten van een bepaald bouwmateriaal. Hierin zijn de milieu-effecten meegenomen in elke fase van de productlevenscyclus: productie, constructie, sloop en verwerking tot afval en het potentieel voor hergebruik, terugwinning of recycling. Deze informatie wordt op een gestandaardiseerde wijze weergegeven, om het vergelijken van verschillende materialen eenvoudiger te maken. Over de milieukostenindicator en de EPD is meer informatie te vinden op de website van de stichting Nationale Milieudatabase (www.milieudatabase.nl), die het stelsel van milieuprestaties beheert.

Verder is met deze regeling verduidelijkt welk type vereniging de normadressaat is van de SVVE: beheerverenigingen van parkeerterreinen worden niet aangemerkt als een vereniging. Ook is de definitie van een koopwoning verruimd: een woning die tijdelijk niet bewoond wordt omdat hij te koop staat of een woning waarvan de voormalige eigenaar-bewoner is overleden maar die bestemd is om als woning gebruikt te worden, is nu ook onder het begrip ‘koopwoning’ gebracht. Eveneens valt een woning die om niet ter beschikking is gesteld door ouders aan hun kinderen voortaan onder het begrip ‘koopwoning’. Op deze manier vallen deze woningen niet tussen wal en schip.

Onderdeel B doel van de regeling

De doelstelling van de regeling is tot uitdrukking gebracht in artikel 2 van de SVVE, namelijk verduurzaming stimuleren in gebouwen van verenigingen. Deze doelstelling is nu verbreed door ‘bij’ toe te voegen in de regelingstekst. Basislaadinfrastructuur zal namelijk niet altijd enkel verduurzaming in het gebouw faciliteren: deze infrastructuur zal worden gelegd naar de parkeerplaats die behoort tot het gebouw, die lang niet altijd een onderdeel is van het gebouw. Voor het advies van oplaadpunten kan overigens een overeenkomstige conclusie worden getrokken.

Onderdeel C staatssteun

Het installeren van basislaadinfrastructuur is toegevoegd aan de maatregelen die vallen onder de de-minimisverordening. Verder is artikel 38 van de AGVV gewijzigd in artikel 38bis omdat er in deze verordening een vernummering heeft plaatsgevonden. Ook is artikel 36a van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening van toepassing verklaard op de subsidiëring van basislaadinfrastructuur als de subsidie boven de € 25.000 uitstijgt. Onder dit bedrag is de de-minimisverordening van toepassing.

Onderdeel D subsidieplafond

Er kan voor een langere periode aanspraak worden gemaakt op de subsidie bedoeld in hoofdstuk IV van deze regeling en het budget is verhoogd van € 510.000 naar € 10.000.000. De verhoging van het plafond houdt verband met het toevoegen van basislaadinfrastructuur als subsidiabele activiteit. Het budget is voor het oplaadpuntenadvies en voor de basislaadinfrastructuur tezamen.

Onderdeel E activiteiten en voorwaarden ondersteunende onderzoeken

Er zijn meerdere onderzoeken toegevoegd die subsidiabel zijn. Verenigingen kunnen die ondersteunende onderzoeken of diensten kiezen waar zij in het specifieke geval het meeste behoefte aan hebben. Alle ondersteunende onderzoeken mogen slechts 2 jaar oud zijn bij indiening en zijn slechts eenmaal subsidiabel: dit volgt uit lid 3. Je kunt bijvoorbeeld niet tweemaal subsidie aanvragen voor een betonschade-onderzoek. De subsidie dient in één keer, achteraf, voor alle uitgevoerde onderzoeken of geleverde diensten aangevraagd te worden. Wanneer voor 1 januari 2024 al een aanvraag is ingediend voor energieadvies, DMJOP en/of procesbegeleiding, dan is het ook mogelijk om na die datum nog een aanvraag in te dienen voor een of meerdere andere onderzoeken en/of adviezen. Voor het energieadvies en het DMJOP geldt echter wel een andere aanvangsdatum omdat deze twee maatregelen al in de SVVE waren geregeld. Een aantal ondersteunende onderzoeken wordt hieronder verder toegelicht:

het opstellen van een advies op de bouwkundige en energetische staat: dit onderzoek bestaat uit de eerste schouw van het gebouw. Het resultaat is een opgesteld advies over de bouwkundige en energetische staat. Hiermee wordt een goed beeld verkregen over de uitgangssituatie voor renovatie en energetische verbeteringen.

Energiescan: een energiescan is een korter, praktischer en concreter advies dat kan worden gezien als een vereenvoudigd energieadvies.

Betonschade-onderzoek: een betonschade-onderzoek is een onderzoek dat aantoont of er sprake is van betonschade, door roestende wapening. Aan het oppervlak van het beton is te zien of er iets mis is. Dit worden de uiterlijke schadekenmerken genoemd. Uiterlijke kenmerken zijn onder meer: scheuren in het betonoppervlak, los zittende of hol klinkende stukken beton, afschilfering of slijtage van het beton, roestplekken aan het oppervlak, roestende wapening, mos-aangroei, verkleuringen etc. Het betonschade onderzoek dient te voldoen aan de CUR 79 klasse II en de herstelofferte conform BRL 2818.12 De CUR 79 Klasse 2 houdt kortgezegd in dat de keuring uitgevoerd wordt door twee zeer ervaren bouwkundig specialisten. Alle bevindingen worden na afloop verwerkt in een helder en begrijpelijk rapport.

Flora- en faunaonderzoek: het aanbrengen van spouwmuurisolatie en dakisolatie, maar ook gevelisolatie kan leiden tot het verwijderen van vogelnesten van specifieke beschermde vogelsoorten. Dit moet voor verduurzaming worden onderzocht vanuit de Wet Natuurbescherming. De vereniging kan hiervoor subsidie verkrijgen voor een flora- en faunaonderzoek mits het onderzoek wordt uitgevoerd door een ecoloog die zich aantoonbaar inzet op het gebied van soortenbescherming en werkt voor een organisatie die zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soorten monitoring of bescherming.

Gelijkwaardigheidsonderzoek: een gelijkwaardigheidsonderzoek is een onderzoek dat aantoont op welke manier men elders in het gebouw kan compenseren voor een gedeelte van het gebouw of schilelement waar niet aan een bepaalde isolatiewaarde kan worden voldaan.

Installatie-advies: een adviseur kan worden ingezet voor het geven van een uitgebreid installatie-advies m.b.t. de energievoorziening- en distributie.

Financieel haalbaarheidsonderzoek: een financieel haalbaarheidsonderzoek is een onderzoek naar de financiële haalbaarheid van verduurzamingsmaatregelen.

Procesbegeleiding: aan procesbegeleiding is de eis toegevoegd dat procesbegeleiding voor maximaal 60 uur subsidiabel is. Daarnaast mag procesbegeleiding niet worden gegeven door een lid of een bestuurder van de vereniging. De procesbegeleider moet extern zijn.

In het tweede lid is na ‘alsmede een beschrijving van de mogelijke energiebesparingsmaatregelen,’ ‘de duurzame warmte- en elektriciteitsopties’ ingevoegd. Warmtepompen en zonneboilers werden ook al in de vorige versie van de SVVE genoemd maar niet expliciet bij het energieadvies, dat is nu toegevoegd. Duurzame warmte- en elektriciteitsopties zijn warmtepompen, zonneboilers en PV- of PVT-panelen.

Verder is de voorwaarde dat er geen sprake mag zijn van stapeling met gemeentelijke subsidies geschrapt door een nieuw lid (lid 8) toe te voegen.

Onderdeel F aanvraag subsidie voor energieadvies en ondersteunende onderzoeken

Vanwege de ondersteunende onderzoeken die toegevoegd zijn in artikel 5, zijn in artikel 6 technische aanpassingen gedaan op plekken waar hiernaar verwezen moet worden. Verder moeten aanvullende onderzoeken genoemd in het eerste lid, onderdeel b, zijn opgesteld na 1 januari 2024. Tot slot wordt in het vervolg in plaats van een positief ALV-besluit, een (digitale) versie van de (door de vereniging in opdracht gegeven en afgeronde) onderzoeken gevraagd, zoals genoemd in artikel 5, eerste lid.

Onderdeel G verduurzamingsmaatregelen

Aan artikel 7 zijn nu ook specifieke isolatiewaarden die zijn toegespitst op monumenten toegevoegd. De Rd-waarde waaraan men moet voldoen om voor bepaalde verduurzamingsmaatregelen subsidie te verkrijgen, is voor monumenten lager. Zo is voor dakisolatie dan wel zolder- of vlieringisolatie bijvoorbeeld een minimum Rd-waarde van 2,5 m2K vereist terwijl dit voor gebouwen die niet worden gekwalificeerd als monument 3,5 m2K/W betreft. Voor glas wordt voor monumenten een Ug-waarde van 3,0 respectievelijk 2,0 m2K/W gehanteerd en een maximale Ud-waarde van 2,0 of 1,5 W/m2k. Ook is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor voor- of achterzetbeglazing als het niet mogelijk is om de bestaande beglazing te vervangen door HR-glas. Daarnaast is ook het minimum aantal vierkante meters voor monumenten verlaagd voor het toepassen van glasisolatie naar 3 m2.

Verder is artikel 7 gewijzigd in verband met de energie efficiëntie van warmtepompen. Warmtepompen die een vermogen van 1 kW tot en met 70 kW hebben, moeten een energielabel van A++ of A+++ hebben: dit is in lijn met artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1369, waarin wordt geëist dat men voor apparatuur enkel de twee hoogste significant meest bevolkte energieklassen mag subsidiëren.13 Deze eis geldt echter niet voor warmtepompen met een thermisch vermogen van 71 kW of hoger omdat deze buiten de scope van de EU811/2013 normering vallen. Deze aanscherping geldt ook niet voor warmtepompen ten behoeve van tapwaterverwarming omdat de energielabels A++ en A+++ daarvoor niet behoren tot de hoogste twee significant meest bevolkte energie-efficiëntieklassen. 14

Onderdeel H activiteiten en voorwaarden verduurzamingsmaatregelen, energiebesparende maatregelen en het zeer energiezuinig pakket

In artikel 10, achtste lid, is een anticumulatiebepaling opgenomen waarmee is geregeld dat er geen subsidie wordt toegekend voor activiteiten waarvoor reeds subsidie is ontvangen op grond van verschillende subsidieregelingen van het Rijk. Aan deze lijst is een nieuwe regeling toegevoegd, namelijk de Subsidieregeling Procesondersteuning voor opschaling renovatieprojecten. Ook zijn twee subsidieregelingen voor Groningen toegevoegd aan de lijst, te weten de: Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld en de subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen.

Onderdeel I Aanvraag subsidie voor verduurzamingsmaatregelen, aanvullende energiebesparende maatregelen en het zeer energiezuinig pakket

Het derde lid, onderdeel b, van dit artikel is gewijzigd voor monumenten. Voor de vereniging die subsidie aanvraagt voor een gebouw dat als monument is geregistreerd, gelden andere eisen. Er wordt een verklaring opgevraagd dat het gebouw waarvoor subsidie wordt aangevraagd, geregistreerd is als monument. De minister kan aanvullend bewijs opvragen waaruit blijkt dat het gebouw waarvoor subsidie wordt aangevraagd geregistreerd staat als beschermd monument. Dit kan bijvoorbeeld een afschrift van inschrijving als gemeentelijk monument in een gemeentelijk erfgoedregister of als provinciaal monument in een provinciaal erfgoedregister, betreffen.

Onderdeel J activiteiten en voorwaarden oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

Artikel 12 is zodanig gewijzigd dat de minister in het vervolg ook kan beslissen om aan een vereniging subsidie te verstrekken voor het installeren van basislaadinfrastructuur indien de vereniging faciliteert dat bewoners van een appartement dat in eigendom is van de vereniging toegang kunnen krijgen tot oplaadpunten, die de individuele eigenaren alleen dan wel gezamenlijk in eigendom hebben. Omdat het oplaadpunt zelf niet onder de reikwijdte van basislaadinfrastructuur valt, kan de subsidie hiervoor niet kunnen worden aangevraagd.

Onderdeel K voorwaarden oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

In artikel 13 zijn in een nieuw lid de subsidiabele activiteiten die verband houden met het aanleggen van de basislaadinfrastructuur opgesomd. Zo zijn het installeren van onderverdeelkasten en bekabeling subsidiabel. Ook het installeren van leidingen, leidingdoorvoeren en/of bekabeling naar parkeerplaatsen is subsidiabel. Hiermee wordt overigens niet bedoeld dat er naar elke losse parkeerplaats een kabel moet worden gelegd zodat er op elke parkeerplaats een oplaadpunt kan worden geplaatst. Er kan bijvoorbeeld ook worden gekozen om een oplaadpunt te vestigen tussen twee parkeerplaatsen. Het doel is om elke bewoner de mogelijkheid te geven om te laden. De basislaadinfrastructuur moet dat kunnen faciliteren. Onder het installeren van de leidingen, leidingdoorvoeren en/of bekabeling vallen onder andere het installeren van kabelgoten, mantelbuizen of het installeren van een ringleiding. Een vereniging kan ervoor kiezen de definitieve kabels pas bij het plaatsen van de oplaadpunten te installeren. Ook het installeren van een voorziening die het mogelijk maakt om de beschikbare stroom optimaal te verdelen over de op te laden voertuigen, te laden op optimale momenten en het laden tijdelijk te vertragen of te stoppen om overbelasting van het stroomnetwerk te voorkomen, valt onder deze activiteiten. Hieronder vallen loadbalancing en andere slim-ladentoepassingen.

Verder komt het installeren van een voorziening waarmee de oplaadpunten gelijktijdig kunnen worden uitgeschakeld in aanmerking voor subsidie. Bij de toegang voor motorvoertuigen van een overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen moet men kenbaar maken hoe deze bedoelde voorziening is uitgevoerd en waar de oplaadpunten voor elektrische voortuigen zich bevinden. Tot slot kan het installeren van een datanetwerk ook worden gesubsidieerd.

Onderdeel L aanvraag oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

Het eerste lid van het huidige artikel 14 is zodanig gewijzigd dat alleen de uiterste aanvraagdatum die is gewijzigd nog in het lid staat: het begin van de aanvraagperiode vanaf 23 januari 2023 was namelijk alleen van toepassing op het oplaadpuntenadvies omdat basislaadinfrastructuur pas met deze wijziging in de regeling is opgenomen. Ook is de uiterste aanvraagdatum gewijzigd van 31 december 2023 naar 31 december 2027. Na het eerste lid is een lid toegevoegd dat er bij het aanvragen van subsidie voor basislaadinfrastructuur moet worden voldaan aan de staatssteunvereisten van de de-minimisverordening dan wel van de AGVV indien er sprake is van huurwoningen.

Artikel 14 is ook gewijzigd zodat de indienvereisten voor het aanvragen van subsidie voor basislaadinfrastructuur zijn vastgelegd. Er is een zesde lid (nieuw) toegevoegd waarin deze vereisten worden opgesomd. Allereerst is een offerte met een technische omschrijving vereist. De technische omschrijving toont aan dat de basislaadinfrastructuur faciliteert dat bewoners van een appartement dat in eigendom is van een lid van de vereniging door het installeren van de basislaadinfrastructuur toegang kunnen krijgen tot een oplaadpunt. Daarnaast blijkt uit de offerte welke activiteiten zoals beschreven in artikel 13, derde lid, onderdeel zijn van de installatie van de basislaadinfrastructuur. Verder heeft men een bewijsstuk nodig dat aantoont dat de parkeerplaatsen in eigendom zijn van de individuele leden van de vereniging of van hen gezamenlijk. Dit kan mede-eigendom van de leden betreffen of individueel eigendom.

Het beheer over de gemeenschappelijke delen wordt door de vereniging geregeld. In de ALV worden besluiten genomen om tot bepaald onderhoud of om tot verduurzaming over te gaan. Daarom is er ook een positief besluit om een subsidiabele activiteit in deze regeling uit te voeren, vereist. Tot slot kan het voorkomen dat er leden in een vereniging verhuurders zijn die zelf niet in het appartement wonen. Zij moeten een verklaring overleggen waarin zij verklaren dat zij niet meer subsidie ontvangen dan is toegestaan op basis van de de-minimisverordening, als de subsidiabele activiteit in totaal niet meer dan € 25.000 betreft.

Onderdeel M hoogte subsidie energieadvies en ondersteunende onderzoeken

De subsidie in artikel 5, eerste lid, voor een ondersteunend onderzoek dekt 75% van de kosten daarvan, maar nooit meer dan een maximumbedrag, dat afhankelijk is van het aantal woningen in het gebouw (artikel 15, eerste lid). Voor een vereniging waarin zich tot tien woningen bevinden, is het maximumbedrag voor een ondersteunend onderzoek € 10.000 en voor een vereniging met tien tot dertig woningen € 15.000. Tot slot is voor een vereniging met meer dan dertig woningen het maximumbedrag € 20.000. Deze bedragen zijn maximum bedragen voor het totaal aantal onderzoeken waarvoor een vereniging subsidie aanvraagt, per individueel onderzoek is er geen maximum.

Onderdeel N hoogte subsidie voor investeringen voor duurzame warmteopties

In artikel 16, eerste lid, onderdelen a, b en c is ‘is’ telkens vervangen door ‘wordt’. De subsidie voor deze maatregel wordt namelijk vooraf uitbetaald, daarom is ‘wordt’ passender dan ‘is’ waarmee tot uitdrukking is gebracht dat de maatregel nog niet hoeft te zijn uitgevoerd. Daarnaast is de bonus van € 450 die gold voor warmtepompen met energielabel A++ aan het standaard subsidiebedrag toegevoegd en warmtepompen vanaf energielabel A+++ krijgen een subsidiebonus van € 225.

Onderdeel O hoogte subsidie energiebesparende isolatiemaatregelen en aanvullende energiebesparende maatregelen

De bedragen per vierkante meter voor isolatiemaatregelen bij monumentale appartementen zijn, naar aanleiding van de toevoeging van monumentale appartementen in artikel 7 toegevoegd aan artikel 17, eerste lid, onderdeel c. Ook is in artikel 17 een lid toegevoegd om verenigingen die gebouwen hebben waarbij het dakoppervlakte voor groot deel uit terrasdaken bestaat, tegemoet te komen. De eis uit het eerste lid, onderdeel a, 1° dat 70% van het gehele dakoppervlakte moet worden geïsoleerd, wordt in de praktijk namelijk nauwelijks gehaald bij dergelijke gebouwen. Voor deze gebouwen geldt met deze wijziging dat het volledig isoleren van de hoofd- en de nevendaken in de bestaande thermische schil van het gebouw, volstaat.

De kosten die een vereniging voor een dergelijk gebouw moet maken liggen vaak vele malen hoger dan voor een gebouw dat niet bestaat uit terrasdaken. In dit artikel is ook ‘disproportioneel hoge kosten’ genoemd als criterium: dat betekent hier dat de kosten ongeveer tweemaal hoger moeten liggen om het dak te isoleren ten opzichte van een gebouw met een vergelijkbaar oppervlak dat niet uit terrasdaken bestaat.

In artikel 18 zijn verder de subsidiebedragen voor centrale aansluitingen op warmtenetten en de grenswaarden van de 3 vermogenscategorieën aangepast o.b.v. het Tarievenbesluit warmteleveranciers 2023 van de ACM.

Onderdeel P biobased

Er wordt een nieuw artikel ingevoegd voor de ‘bonus’ die men kan verkrijgen als er gebruik wordt gemaakt van biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen. De genoemde bonusbedragen staan los van een eventuele halvering die wordt gehanteerd als er sprake is van één subsidiabele maatregel. Hier volgt een voorbeeld ter illustratie: voor dakisolatie wordt bij één maatregel € 15 subsidie per m2 gegeven. De bonus voor biobased is € 5, waardoor het totale subsidiebedrag per m2 uitkomt op € 20. Voor een gemiddelde klus van 33 m2 wordt het subsidiebedrag bij biobased materiaal dus € 660. Als hetzelfde dak geïsoleerd wordt met biobased materiaal én bijvoorbeeld ook de spouwmuur wordt geïsoleerd (maar zonder biobased materiaal), dan wordt het subsidiebedrag voor biobased dakisolatie € 35 per m2 (€ 30 reguliere subsidie en € 5 bonus). Het totale subsidiebedrag is dan voor de dakisolatie € 1.155.

Opgemerkt wordt dat glasisolatie is uitgesloten van een biobased subsidiebonus omdat het grootste gedeelte van de massa van het product bestaat uit glas en daarmee niet kan voldoen aan de eis van het minimum van 70% biobased materiaal, zoals genoemd in de definitie van biobased isolatiemateriaal zoals genoemd in artikel 1.

Onderdeel Q maximale totale subsidie per vereniging

Artikel 20 is zodanig gewijzigd dat de huidige leden 2 tot en met 4 zijn vernummerd naar lid 1 tot en met 3. Er is gekozen om alles wat met oplaadpunten en basislaadinfrastructuur te maken heeft in een los artikel te regelen en daarom is het eerste lid dat over het oplaadpuntenadvies gaat, doorgeschoven naar een nieuw artikel 20a.

Onderdeel S maximale subsidie oplaadpuntenadvies en basislaadinfrastructuur

Na artikel 20 is een artikel toegevoegd ten behoeve van het subsidiëren van de basislaadinfrastructuur. Ook is het voormalige artikel 20, eerste lid, wat de hoogte van de subsidie voor het oplaadpuntenadvies regelt, in dit artikel toegevoegd.

De subsidie bedoeld in artikel 12, eerste lid, sub b voor het installeren van basislaadinfrastructuur bedraagt ten hoogste € 100 per parkeerplaats. Deze kosten houden conform de definitie van ‘basislaadinfrastructuur’ in dat voor het leggen van bekabeling e.d. subsidie wordt verstrekt. Er is gekozen voor € 100 per parkeerplaats omdat men daarmee in de regel niet meer dan 20% van de kosten per parkeerplaats vergoedt. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van artikel 36a van de AGVV.

Onderdeel T subsidieverplichtingen

Basislaadinfrastructuur is toegevoegd met als eis om deze te installeren binnen 12 maanden na subsidieverlening.

Onderdeel U bekendmaking van gegevens over steunverplichtingen

In dit artikel is het bedrag van ‘€ 500.000’ vervangen door € 100.000’. De State Aid Transparancy Aid Module-grens is in de AGVV verlaagd naar € 100.000, daar is op aangesloten.

Onderdeel V overgangsregeling

Er is overgangsrecht voor de eisen waaraan een energieadvies moet voldoen, gecreëerd. De EPA-adviseur zal tot 1 juli 2024 een energieadvies kunnen uitgeven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstuk 32 156, nr. 119.

X Noot
2

Kamerstuk 32 813, nr. 1023.

X Noot
4

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties (PbEU 2013, L 239)

X Noot
5

Verordening (EU) 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en Verordening (EU) 2022/2473 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2023, L 167)

X Noot
6

Transparantie - Europa decentraal: de State Aid Transparancy Aid Module is een instrument waarmee decentrale overheden informatie kunnen verstrekken over verleende staatssteun.

X Noot
7

Artikel 9, lid 1, sub c, AGVV.

X Noot
14

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (PB 2013, L 239)

Naar boven