TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Deze aanpassing van de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van
eigenaars (hierna: SVVE) heeft tot een aantal wijzigingen in de SVVE geleid.
Hiermee is deze onder andere toegankelijker gemaakt voor eigenaars van
monumenten, is een subsidie voor de basislaadinfrastructuur mogelijk gemaakt,
kunnen meer soorten onderzoek worden gesubsidieerd en is extra subsidie voor
biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen mogelijk gemaakt. De SVVE stelt
subsidie beschikbaar voor verenigingen van eigenaars (hierna: vve’s),
wooncoöperaties en woonverenigingen (gezamenlijk worden deze drie types
verenigingen in de SVVE gedefinieerd als: verenigingen) die
verduurzamingsmaatregelen laten uitvoeren aan hun gebouw of gebouwen. De SVVE
is ingevoerd in januari 2023 en wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO) in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties.
2. Inhoud
Met deze regeling zijn verschillende wijzigingen in de SVVE doorgevoerd. De
wijzigingen worden hierna toegelicht. De aanleiding voor het aanpassen van de
SVVE was een aantal toezeggingen aan de Kamer en suggesties vanuit
marktpartijen en de RVO om de regeling te verbeteren. De belangrijkste
wijzigingen in deze regeling zijn: het uitbreiden van subsidie voor
(energie)adviezen, het versoepelen van voorwaarden voor monumenten,
bonussubsidie voor biobased isolatiematerialen, het stimuleren van
voorzieningen bij vve’s voor elektrisch rijden met een oplaadpuntenadvies en
een subsidie voor basislaadinfrastructuur. Al deze wijzigingen dragen bij aan
het stimuleren van verduurzaming door verenigingen en daarmee aan de
doelstelling van de SVVE. Versnelling van verduurzaming door verenigingen is
van groot belang omdat dit tot nu toe een doelgroep is die achterloopt. Dit
komt o.a. door een ingewikkeld besluitvormingsproces omdat de belangen van de
individuele eigenaren uiteen kunnen lopen. Hieronder zijn de wijzigingen
toegelicht.
Uitbreiding subsidie voor adviezen die nodig
zijn voor verduurzaming
De subsidiemogelijkheid voor energieadvies en Duurzaam meerjaren
onderhoudsplan (DMJOP) binnen de SVVE is aangepast en uitgebreid. Advies en
begeleiding zijn namelijk van essentieel belang voor het starten en slagen van
verduurzamingsprojecten van verenigingen. Met deze aanpassing is het mogelijk
om subsidie aan te vragen voor diverse onderzoeken die de betreffende
vereniging van belang acht om te komen tot een besluit voor verduurzaming van
het gebouw, zoals een energieadvies, flora- en fauna onderzoek,
ventilatie-onderzoek, asbestonderzoek, etc. Ook procesbegeleiding tot aan de
definitieve besluitvorming van de vereniging is subsidiabel geworden. Bovendien
zijn de subsidiebedragen voor advies en begeleiding verhoogd.
Toegankelijker voor
monumenten
De SVVE is toegankelijker gemaakt voor monumenten: voor monumenten zijn de
minimale isolatiewaarden verlaagd en ook is voor- en achterzetbeglazing
voortaan subsidiabel. Monumenten konden moeilijk voldoen aan een aantal eisen
in de voorheen geldende SVVE omdat deze eisen niet of in beperkte mate
toepasbaar waren op monumenten. Zo hebben veel monumenten geen spouwmuur of mag
er geen HR++ glas of buitengevelisolatie worden aangebracht vanwege de
monumentale waarde. Ook kan het voorkomen dat de bouwtechnische aard van het
monument toepassing van bepaalde isolatiepakketten onmogelijk maakt. In 2022 is
de Kamer over dit voornemen geïnformeerd.1
Bonus voor biobased milieuvriendelijk
isolatiemateriaal
Er is een bonus voor biobased, milieuvriendelijke isolatiematerialen
ingevoerd. Deze bonus houdt in dat er per vierkante meter een extra bedrag aan
subsidie wordt toegekend. Dit bedrag staat los van de halvering die wordt
genoemd in artikel 17, als er sprake is van enkel 1 maatregel. Het is al
mogelijk om te isoleren met biobased isolatiematerialen en hiervoor subsidie te
verkrijgen op grond van de SVVE. Echter hebben biobased isolatiematerialen
gemiddeld een hogere kostprijs dan reguliere isolatie. Dit kan voor aanvragers
een reden zijn om te kiezen voor een minder milieuvriendelijk alternatief en
voor installateurs om geen biobased isolatiemateriaal op te nemen in hun
pakket. Met een subsidiebonus kan zowel de vraag als het aanbod worden
gestimuleerd. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Boulakjar
en Bromet2, over het bevorderen van biobased isolatiemaatregelen.
Oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
De subsidie voor oplaadpuntenadvies is verlengd tot en met 31 december 2027
en bovendien is de SVVE uitgebreid met subsidie voor het realiseren van de
basislaadinfrastructuur die nodig is om alle parkeerplaatsen van een oplaadpunt
te voorzien. Zo kan de vereniging toekomstbestendig zijn voor elektrisch
rijden.
In het regeerakkoord is afgesproken dat uiterlijk in 2030 alle nieuw
verkochte auto’s in Nederland emissieloos zijn. In de praktijk betekent dit dat
het aandeel elektrische auto’s de komende jaren flink zal toenemen. Om in de
laadbehoefte van deze auto’s te voorzien, moeten ook de parkeerplaatsen van
verenigingen worden voorzien van oplaadpunten. Sinds 2022 kunnen verenigingen
vanuit de SVVE al subsidie krijgen voor een oplaadpuntenadvies. Uit een enquête
blijkt dat de subsidie en het advies een positief effect hebben op de
besluitvorming binnen een vereniging. De benodigde investeringen door de
vereniging voor een toekomstgerichte basislaadinfrastructuur vormen echter nog
een belemmering. Met het toevoegen van subsidie voor het installeren van
basislaadinfrastructuur is deze belemmering voor de verenigingen voor een deel
weggenomen waarmee de realisatie van de oplaadpunten een versnelling zal kunnen
krijgen.
Terrasdaken: versoepeling
subsidievoorwaarde
Voor gebouwen met een groot oppervlak aan dakterrassen en balkons boven de
woningen, is het met deze wijziging mogelijk geworden om af te wijken van het
vereiste dat 70% van het gehele dak moet worden geïsoleerd. Het volledig
isoleren van de hoofd- en de nevendaken in de bestaande thermische schil van
het gebouw volstaat dan. Voor zulke gebouwen geldt namelijk vaak dat
verduurzaming van die dakterrassen en balkons slechts tegen disproportioneel
hoge kosten kan worden uitgevoerd. In de praktijk betekent dit vaak dat er dan
geen dakisolatie wordt toegepast.
Energieadviseurs
De diplomering3 voor vernieuwde Energieprestatieopleidingen is gewijzigd; de oude
diplomering wordt niet meer afgegeven waardoor de energieadviezen benodigd voor
een subsidieaanvraag voor de SVVE, uitgevoerd moeten worden door
energieadviseurs met een diploma volgens de nieuwe kwaliteitsborging: ‘BRL
9500-MWA-W’. Tot en met 1 juli 2024 is er sprake van een overgangsperiode
waarbij ook EPA-adviseurs nog energieadviezen kunnen geven.
Energie-efficiency
warmtepompen
Om aan te sluiten op artikel 7, lid 2, van Verordening 2017/1369 worden
warmtepompen met energielabel A+ en slechter uitgesloten van subsidie. In deze
verordening staat namelijk dat enkel de twee meest bevolkte
energie-efficiëntieklassen categorieën mogen worden gesubsidieerd. Dit zal voor
de doelgroep een beperkt effect hebben omdat voor warmtepompen die in deze
categorie vallen al weinig subsidieaanvragen worden gedaan. Deze wijziging
geldt niet voor warmtepompen met een thermisch vermogen van 71 kW of hoger
omdat deze buiten de scope van de EU811/2013 normering4 vallen. Deze wijziging geldt ook niet voor warmtepompen ten behoeve van
tapwaterverwarming omdat energielabels A++ en A+++ daarvoor niet behoren tot de
hoogste twee significant meest bevolkte energie-efficiëntieklassen.
3. Verhouding tot hoger en ander nationaal recht
Kaderwet overige BZK-subsidies, Kaderbesluit
BZK-subsidies en Algemene wet bestuursrecht
De SVVE is gebaseerd op de Kaderwet overige BZK-subsidies en het
Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderwet en Kaderbesluit). De Kaderwet en
het Kaderbesluit vormen het kader waarbinnen SVVE-subsidies worden verstrekt.
Dat betekent dat regels uit de wet en het besluit eveneens van toepassing zijn
op SVVE-subsidies, tenzij de SVVE bepaalt dat er afwijkende regels gelden.
Naast de Kaderwet en het Kaderbesluit is de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van belang voor subsidieverstrekking. In titel 4.2 van de Awb zijn regels
gesteld over subsidies die gelden voor iedere subsidie van de overheid,
inclusief subsidies op grond van de SVVE. In de Awb zijn bijvoorbeeld regels te
vinden over de inhoud van de beschikking, gronden waarop de subsidieaanvraag
geweigerd kan worden en intrekking of wijziging van de subsidie.
ISDE
Sinds 1 januari 2021 kunnen eigenaar-bewoners op grond van de
Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) subsidie
aanvragen voor onder andere isolatiemaatregelen. Sinds 1 januari 2023 zijn de
onderdelen voor vve’s vanuit de ISDE overgegaan naar de SVVE, namelijk subsidie
voor warmtepompen, zonneboilers en warmtenetten. De met deze regeling
doorgevoerde wijzigingen m.b.t. monumenten en biobased isolatiemateriaal zijn
per 1 januari 2024 ook in de ISDE doorgevoerd voor eigenaar-bewoners zodat de
regelingen voor de verschillende doelgroepen zoveel mogelijk gelijk blijven.
Waar mogelijk zijn de verschillende regelingen voor verduurzaming van gebouwen
op elkaar afgestemd.
Staatssteun
In deze wijzigingsregeling zijn regels opgenomen die verband houden met het
staatssteunrecht. Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit
kwalificeren als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed
uitgelegd te worden: het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder
winstoogmerk) kan er op zichzelf al toe leiden dat er sprake is van een
onderneming. De activiteit die aanvragers onder deze subsidieregeling
verrichten, te weten het (laten) verduurzamen van eventueel huurwoningen binnen
de vereniging, kan doorgaans gezien worden als economische activiteit. Hierdoor
is er sprake van staatssteun bij subsidies die ten goede komen aan gemengde
vve’s omdat daar ook huurwoningen in voorkomen.
Voor verlening van deze subsidie dient tevens te worden vastgesteld dat er
geen sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2,
achttiende lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Ook mag
er geen sprake zijn van een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot
terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder
a, van de AGVV. Op 1 juli 2023 zijn er wijzigingen in de Algemene
groepsvrijstellingsverordening in werking getreden. Om de SVVE in
overeenstemming te brengen met deze wijzigingen, zijn er een aantal wijzigingen
doorgevoerd in de regeling:
-
– waar eerst een beroep werd gedaan op artikel 38 AGVV, is dit gewijzigd naar
artikel 38bis AGVV en is de aanvullende voorwaarde opgenomen dat per gebouw een
verbetering in energieprestatie van ten minste 20% dient op te treden bij
toepassing van de maatregelen (artikel 38bis, zesde lid, AGVV5). Ingevolge artikel 38bis lid 7 AGVV kunnen maatregelen die steun ten
behoeve van de verbetering van de energie-efficiëntie van het gebouw worden
gecombineerd met steun voor bijvoorbeeld warmtepompen, de installatie van
stadsverwarming of het aanleggen van oplaadinfrastructuur. Deze maatregelen
kunnen dus worden meegenomen voor de berekening van een energiebesparing van
20%;
-
– Decentrale overheden kennen een transparantieverplichting inzake het
verlenen van staatssteun. Op grond van artikel 9 lid 1 sub c AGVV zijn zij
verplicht om via de State Transparancy Aid Module informatie te verstrekken
over verleende staatssteun.6 De grens om maatregelen te publiceren in de Transparancy Aid Module is
verlaagd naar € 100.000,-7 de regeling is overeenkomstig aangepast.
De wijziging van de Algemene groepsvrijstellingsverordening heeft effect op
de SVVE en de oorspronkelijke toelichting daarop. Er moet voortaan immers
rekening worden gehouden met artikel 38bis, zesde lid, AGVV bij het nemen van
isolerende maatregelen als bedoeld in artikel 7 van deze regeling. Artikel
38bis, zesde lid, AGVV houdt kortgezegd in dat een ondernemer (verhuurder) ten
minste 20% energiebesparing moet realiseren indien hij gebruikmaakt van
subsidie voor isolerende maatregelen. Dit heeft als gevolg dat gemengde vve’s
moeten voldoen aan deze energiereductie-eis als zij het gebouw (dat de
eigenaren gezamenlijk in eigendom hebben) willen verduurzamen. Voor de overige
wijzigingen (basislaadinfrastructuur en biobased materiaal) die in de SVVE zijn
doorgevoerd, heeft het staatsteunrecht geen grote gevolgen. Verder heeft de
toevoeging van subsidie voor biobased materiaal plaatsgevonden op grond van
artikel 38bis van de AGVV, binnen de voorwaarden die reeds zijn gesteld.
Basislaadinfrastructuur:
de-minimisverordening en AGVV
Bij subsidies van minder dan € 25.000,- kunnen gemengde verenigingen die
een aanvraag doen op grond van deze regeling gebruik maken van de
de-minimisverordening. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar
paragraaf 3.1 van het algemeen deel van de oorspronkelijke toelichting bij de
SVVE.8 Bij subsidies van meer dan € 25.000,- kunnen gemengde verenigingen die
een aanvraag doen op grond van deze regeling kiezen tussen de Algemene
groepsvrijstellingsverordening of de de-minimisverordening. Bij keuze voor de
Algemene groepsvrijstellingsverordening zal de subsidie worden verleend met
inachtneming van artikel 36a van de AGVV (en de algemene voorwaarden uit
hoofdstuk I van de AGVV). Voor deze subsidies geldt op grond van artikel 36a,
lid 6, van de AGVV een maximale steunintensiteit van 20% van de in aanmerking
komende kosten. Met dit percentage is in deze regeling bij de regels
betreffende basislaadinfrastructuur rekening gehouden, door de hoogte van het
forfaitaire bedrag voor het installeren van basislaadinfrastructuur zo vast te
stellen dat deze steunintensiteit niet zal worden overschreden. Ook wordt
voldaan aan het zevende lid, waarin wordt bepaald dat niet meer van 40% van het
budget van de regeling naar één onderneming zal gaan. Daarnaast geldt op grond
van de Algemene groepsvrijstellingsverordening het maximum van een budget van
€ 30 miljoen per jaar voor de regeling, hieraan wordt voldaan. Daarvoor telt
alle steun mee voor dezelfde in aanmerking komende kosten.
Ook heeft de wijziging van de AGVV tot gevolg dat er sprake moet zijn van
een aantoonbaar stimulerend effect van de subsidies, waardoor de subsidies
alleen voorafgaand aan het verrichten van de activiteiten kunnen worden
aangevraagd.
Kennisgeving op grond van de
AGVV
Op grond van artikel 11 van de AGVV zal de minister via het elektronische
aanmeldingssysteem van de Europese Commissie de beknopte informatie over de
voor toepassing van de AGVV relevante wijzigingen in deze regeling doen
toekomen (kennisgeving). Het gaat dan om de informatie als bedoeld in bijlage
II van de AGVV die binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding van deze
subsidieregeling moet zijn verstuurd. Aangezien dit een verplichting van de
minister is, waarvoor geen nadere gegevens van de subsidieaanvragers nodig
zijn, was het stellen van nadere regels in deze wijzigingsregeling niet nodig.
Wanneer een individuele steunverlening de grens van € 500.000 overschrijdt, zal
er zorg worden gedragen voor publicatie van de steunmaatregel conform artikel
9, eerste lid, sub c, van de AGVV.
3.2 Verhouding tot andere relevante nationale regelgeving
In onderstaand schema zijn de subsidiabele activiteiten die binnen de SVVE
vallen dikgedrukt gemaakt. Andere subsidieregelingen met vergelijkbare
activiteiten zijn ook opgenomen. Ook zijn andere voor verenigingen relevante
subsidieregelingen van het Rijk opgenomen. Het schema is aangepast op de
wijzigingen in de regeling en nieuw opgestelde regelingen.
Wat
|
Wie
|
Regeling
|
Advies voor verduurzaming
|
(gemengde) verenigingen1
|
SVVE
|
|
verhuurders
|
SVOH2
|
Energiebesparende isolatiemaatregelen (evt.
aanvullende maatregelen)
|
(gemengde) verenigingen
|
SVVE
|
|
verhuurders
|
SVOH
|
|
eigenaar-bewoners
|
ISDE
|
Zonneboiler
|
(gemengde) verenigingen
|
SVVE
|
|
eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers (waaronder verhuurders)
|
ISDE
|
Warmtepomp (laag vermogen)
|
(gemengde) verenigingen
|
SVVE
|
|
eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers (waaronder verhuurders)
|
ISDE
|
Aansluiting op een warmtenet
|
verenigingen
|
SVVE
|
|
gemengde verenigingen en verhuurders
|
SAH3
|
|
eigenaar-bewoners
|
ISDE
|
Zeer energiezuinig pakket
|
(gemengde) verenigingen
|
SVVE
|
Oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
|
(gemengde) verenigingen
|
SVVE
|
Procesondersteuning van samenwerkingsverbanden van
woningeigenaren
|
(gemengde) verenigingen4, eigenaar-bewoners
|
SPOR
|
Afsluiten kookgas (enkel als aansluiting warmtenet al
gerealiseerd is)
|
eigenaar-bewoners (en individuele leden van een vereniging)
|
ISDE
|
Afsluiten kookgas
|
gemengde verenigingen4 en verhuurders
|
SAH
|
Zon-PV en kleinschalige windturbine
|
zakelijke gebruikers (waaronder (gemengde)
verenigingen)
|
ISDE
|
Grootschalige zon-PV, wind of water
energieopwekking
|
verenigingen
|
SCE
|
Opwekking grootschalige hernieuwbare energie (zoals
warmtepompen vanaf 500 kW)
|
zakelijke gebruikers (waaronder (gemengde)
verenigingen en verhuurders)
|
SDE++
|
Specifieke subsidies woningverbetering
Groningen
|
(gemengde) verenigingen, eigenaar-bewoners
|
Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen
aardbevingsgebied Groningen;
Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld
|
X Noot
1Een gemengde vereniging is een vereniging waarvan minstens 1 woning
van een eigenaar-bewoner is.
X Noot
2Bij de SVOH wordt onder verhuurders verstaan dat zij in de
gereguleerde huursector actief zijn.
X Noot
3Bij de SAH wordt onder verhuurders verstaan: woningcorporaties,
institutionele beleggers en zakelijke en particuliere verhuurders
X Noot
4Een samenwerkingsverband is minimaal 30 koopwoningen, of minimaal 100
huurwoningen en minimaal twee verhuurders. Of een combinatie hiervan, waarbij
geldt dat nog steeds aan één van de twee eisen voldaan moet worden. Daarnaast
kunnen niet alle woningen in dezelfde vve zitten, dus of bijvoorbeeld twee
vve’s, of een vve in combinatie met huur/koopwoningen buiten de vve.
4. Gevolgen
4.1 Administratieve lasten
De administratieve lasten als gevolg van de SVVE bestaan uit de kosten
behorend bij de informatieverplichtingen aan de overheid. Deze kosten doen zich
alleen voor als iemand zelf besluit subsidie op basis van de SVVE aan te
vragen. Er is dus geen sprake van een verplichting en de inspanning levert na
een positief besluit subsidie op. Desalniettemin is het belangrijk deze lasten
beperkt te houden. Met deze wijzigingsregeling verandert in sommige gevallen de
lastendruk voor verenigingen. De gevraagde aanvraaggegevens wijzigen voor
adviezen, monumenten, terrasdaken en basislaadinfrastructuur. Deze extra
lastendruk levert echter ook meer of extra subsidie op voor verenigingen.
Een inschatting kan worden gemaakt van de administratieve lasten van deze
wijzigingen. Wanneer, zoals voorgeschreven in de rijksbrede methodiek voor
regeldrukeffecten,9 uitgegaan wordt van € 17 aan kosten per uur die een burger besteedt aan
administratieve lasten, komt dit uit op de volgende bedragen per
wijziging:
-
– Adviezen: afhankelijk van de keuze voor de verschillende advies- en
onderzoeksopties zullen er extra bewijsstukken bij de aanvraag moeten worden
meegestuurd. Naar schatting kost dit 2 uur tijd van de aanvrager. De verwachte
jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 6.800 (€ 17 x 2 uur x 200
aanvragen).
-
– Monumenten: indien een gebouw niet in een register geregistreerd staat als
monument zal aanvullende informatie moeten worden aangeleverd om de monumentale
status van een gebouw aan te tonen. Naar schatting kost dit 1 uur tijd van de
aanvrager. De verwachte jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 850
(€ 17 x 1 uur x 50 aanvragen).
-
– Terrasdaken: er zal moeten worden aangetoond wat het percentage aan
dakterras en balkons is en dat dit alleen tegen disproportioneel hoge kosten
kan worden verduurzaamd. Naar schatting kost dit 2 uur tijd van de aanvrager.
De verwachte jaarlijkse administratieve lasten betreffen: € 680 (€ 17 x 2 uur x
20 aanvragen).
-
– Basislaadinfrastructuur: er zullen verschillende bewijsstukken bij de
aanvraag moeten worden meegestuurd (zoals offerte, positief ALV besluit, etc.).
Naar schatting kost dit 2 uur tijd van de aanvrager. De verwachte jaarlijkse
administratieve lasten betreffen: € 8.500 (€ 17 x 2 uur x 250 aanvragen).
Zoals aangegeven, geldt dit alleen voor verenigingen die zelf besluiten
subsidie aan te vragen. Er is geen sprake van een verplichting.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet
geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor
de regeldruk heeft.
4.2 Financiële gevolgen
Als gevolg van deze wijziging van de SVVE is een ophoging van € 10.000.000
van het subsidieplafond doorgevoerd. De ophoging van het subsidieplafond voor
de categorie ‘advies over oplaadpunten en het installeren van
basislaadinfrastructuur’ naar € 10.000.000 is onder voorbehoud van nadere
besluitvorming over dit budget door de ministerraad in augustus. Mocht dit
budget onverhoopt toch niet beschikbaar komen, dan wel de behandeling van de
Begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties10 nog niet door de Kamers zijn, dan zal deze categorie niet worden
opgenomen in de definitieve regelingstekst. Concreet betekent dit dat de
wijziging voor het subsidiëren van basislaadinfrastructuur dan uit de
regelingstekst wordt gehaald.
5. Inbreng externe partijen
Internetconsultatie:
Op 2 augustus 2023 is de concept wijzigingsregeling voor consultatie op
www.internetconsultatie.nl gepubliceerd, waarmee
eenieder in de gelegenheid is gesteld te reageren. In totaal zijn er 17
reacties binnengekomen. Over het algemeen blijkt uit de consultatie dat men
verheugd is met de wijzigingen in de regeling, ook zijn er verschillende
suggesties voor verdere verbeteringen aangedragen. De reacties uit de
consultatie hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van de concept
subsidieregeling en de toelichting. Op de belangrijkste punten wordt hieronder
ingegaan.
Advisering
Aangegeven is dat men verwacht dat het uitbreiden van de advisering voor
verenigingen bij zal dragen aan de benodigde versnelling en opschaling in de
verduurzaming van de gebouwde omgeving. Er werd ook meerdere malen gevraagd om
het percentage van de subsidie te verhogen van 50% naar 75% (naast het reeds
verhoogde maximale bedrag voor advisering). Dit heeft geleid tot wijziging naar
75% subsidie. Ook werd gevraagd om meer onafhankelijke procesbegeleiders.
Procesbegeleiding is in de SVVE subsidiabel. Het opleiden van procesbegeleider
staat hier los van en hier wordt op andere wijze en met verschillende
stakeholders aan gewerkt. Daarnaast is de suggestie om de onderzoeken niet in
een keer te hoeven aanvragen, niet overgenomen. Hiervoor is gekozen vanwege de
uitvoerbaarheid en vanwege de stimulerende werking om de benodigde onderzoeken
zo snel mogelijk uit te voeren.
Monumenten
Men was positief over het versoepelen van de regeling voor gebouwen met een
monumentenstatus omdat de toegankelijkheid van de regeling voor deze doelgroep
nu is verbeterd. Daarnaast werd gevraagd om ook de gebouwen in beschermde
stadsgezichten voor de versoepelingen in aanmerking te laten komen. Er worden
echter geen grote belemmeringen bij beschermde dorps- en stadsgezichten
verwacht als gevolg van welstandseisen zoals bijvoorbeeld vloer- of dakisolatie
aan de binnenzijde. Meestal zijn er ook meer mogelijkheden voor panden binnen
een beschermd gezicht voor de toepassing van isolerende beglazing dan bij
beschermde monumenten het geval is. Het generiek toevoegen van alle panden
binnen beschermde stadsgezichten, zal een grote impact hebben op de uitvoering
en maar voor enkele gevallen van toepassing zijn en is daarom niet
proportioneel als wijziging.
Warmtenetten
Uit de consultatie kwam de wens naar boven om meer eenduidigheid over
warmtenetten te krijgen in de regelingen. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief
ontwikkelingen verduurzaming gebouwde omgeving van 14 juli 2023, wordt
onderzocht of en hoe subsidies gebundeld kunnen worden om het proces van
planning en uitvoering te ondersteunen en te versnellen.11 Hierover lopen met de VNG en Aedes gesprekken. De gedachte is om de
verschillende subsidies voor woningeigenaren en andere gebouweigenaren ten
behoeve van inpandige kosten voor het aansluiten van een warmtenet te bundelen
en de gemeente hier een belangrijke rol in te geven. Op die manier kunnen
gemeenten warmtenetaansluitingen beter in een collectieve aanpak aanbieden en
de eigenaren ontzorgen. Het gaat om de onderdelen voor warmtenetten uit de
huidige SVVE, ISDE, DUMAVA en SAH. De inzet is dat in 2025 een nieuwe of
aangepaste regeling in werking treedt. In deze wijzigingsregeling is daarom
enkel het subsidiebedrag verhoogd naar aanleiding van indexatie.
Biobased milieuvriendelijke bonus
In de consultatie is naar voren gebracht dat een bonus voor duurzame
materialen wenselijk zou zijn. Tevens is aangegeven dat niet alle natuurlijke
materialen duurzaam zijn. Om er zeker van te zijn dat de materialen ook
daadwerkelijk een lage milieu-impact hebben, is er – naast het percentage
biobased materiaal – ook een grenswaarde aan de milieukostenindicator (MKI)
gesteld. Hiermee is geborgd dat de milieu-impact van de biobased
isolatiematerialen over de gehele levensduur beperkt is. Ook zijn er zorgen
geuit over verkeerde installatie en als gevolg daarvan bijvoorbeeld
vochtproblematiek. Het is belangrijk om de biobased isolatiematerialen op de
juiste manier aan te brengen, maar dit geldt ook voor minerale- en synthetische
materialen. Dit vereist kennis bij een aannemer of isolatiebedrijf. Er is dus
niks aangepast naar aanleiding van de consultatie.
Elektrisch rijden: oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
Uit de reacties blijkt dat het positief wordt ontvangen dat het
oplaadpuntenadvies gecontinueerd wordt tot einde looptijd van de regeling.
Daarnaast is men ook positief over het subsidiabel maken van de
basislaadinfrastructuur die nodig is voor het aansluiten van laadpunten. Over
het laatste punt zijn ook verschillende technische en beleidsmatige suggesties
ontvangen. Een vaker genoemde wens was het minder streng hanteren van de
voorwaarde van het aansluiten van alle parkeerplaatsen, omdat dit voor veel
vve’s nog te ambitieus is. Dit is daarom aangepast in de regeling, echter
blijft het uitgangspunt dat appartementseigenaars (en via de
appartementseigenaar diens huurder) door het installeren van de
basislaadinfrastructuur toegang kan krijgen tot een laadpunt. De wijze waarop
is echter iets versoepeld. Ook kwam de wens naar boven om het subsidiebedrag te
verhogen per parkeerplaats. Het subsidiebedrag is echter gebaseerd op de
maximale subsidie die mogelijk is zonder in problemen te komen i.v.m.
staatssteun bij een deel van de vve’s. Het wijzigen ervan zou differentiatie en
daarmee zwaardere regeldruk betekenen voor de vve’s. Er is daarom gekozen om
dit niet te wijzigen.
Overige opmerkingen
Er zijn verschillende opmerkingen gekomen waaruit bleek dat in de
regelingstekst en/of in de toelichting stukken van de regeling niet duidelijk
genoeg waren. Deze zijn verder verduidelijkt. Enkele voorbeelden zijn:
-
– Het maximale subsidiebedrag geldt voor alle adviezen/onderzoeken
samengenomen, niet per advies.
-
– Procesbegeleiding mag enkel uitgevoerd worden door een onafhankelijke
externe partij, dus niet door een eigenaar of bestuurder.
-
– Stapelen met subsidies voor advisering van andere overheden mag, tot
100%.
-
– Vacuümglas is ook mogelijk bij monumenten, mits dit voldoet aan de
aangepaste voorwaarden m.b.t. de U-waarden.
Een aantal opmerkingen is niet overgenomen. Zo is de suggestie gedaan om de
overgangstermijn voor EPA adviseurs op te rekken. Dit is nu echter al 1 jaar en
daarmee al vrij ruim. Ook willen we met deze termijn adviseurs stimuleren om
het nieuwe diploma te halen.
Daarnaast werd voorgesteld om de investeringssubsidie ook achteraf aan te
kunnen vragen. Dit is niet mogelijk vanwege staatssteun en niet wenselijk omdat
de vergadering van eigenaars of de algemene ledenvergadering van een vereniging
goed moet worden meegenomen in de besluitvorming. Vooraf aanvragen is hiervoor
de meest logische oplossing.
Ook zijn er suggesties gedaan voor grotere wijzigingen, die niet meer mee
kunnen in de huidige wijzigingsregeling omdat er nog te veel voorbereiding voor
gedaan moet worden. Er wordt bezien of dit in een volgende regeling wel kan,
mits beleidsmatig wenselijk en uitvoerbaar. Dit betreft bijvoorbeeld het
wijzigen van de isolatievoorwaarden voor glas afgestemd op voorwaarden uit
Europa, het wijzigen van de rekenmethode voor het zeer energiezuinig pakket en
waterzijdig inregelen als aanvullende maatregel.
Overige wijzigingen
De regeling is op de volgende punten gewijzigd door voortschrijdend
inzicht.
-
– Warmtenetten: de bedragen zijn geactualiseerd en daardoor verhoogd.
-
– Zonneboilers: de bedragen zijn geactualiseerd en daardoor voor grotere
zonneboilers verlaagd. Kleine zonneboilers blijven gelijk.
-
– De definitie van biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal is aangevuld
en verduidelijkt.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2024. Daarmee is aangesloten
bij de vaste verandermomenten voor nieuwe regelgeving.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A begripsbepalingen
Er zijn aan aantal nieuwe begrippen geïntroduceerd en er zijn een aantal
begrippen aangepast:
HR glas: de eisen voor een subsidie voor
monumenten zijn verruimd en er zijn aangepaste isolatiewaarden ingevoegd voor
glasisolatie.
meldcode: in de definitie is een extra
onderdeel toegevoegd voor monumenten.
EP adviseur: de opleidingen tot energieadviseur
zijn aangepast op basis van de NTA8800, de nieuwe energieprestatie-methodiek.
In lijn hiermee is de definitie van energieadviseur gewijzigd zodat de
definitie aansluit bij een aangepast opleidingsniveau dat vergelijkbaar is met
de oude energieprestatiemethodiek. Dit heeft te maken met de NEN 8800 waarop
het oude diploma niet meer toereikend aansluit. Daarom is met de
wijzigingsregeling ‘EPA-adviseur’ telkens gewijzigd naar ‘EP-adviseur’ en ‘BRL
9500’ naar ‘BRL 9500-MWA-W’. Het oude diploma komt thans per 1 juli 2024 te
vervallen.
basislaadinfrastructuur:
basislaadinfrastructuur beslaat het totaal van de infrastructuur behorende bij
de oplaadpunten waaronder de hoofdaansluiting en de bekabeling. Het oplaadpunt
is hiervan uitgezonderd, vandaar dat er wordt gesproken over
basislaadinfrastructuur. Verder moeten op de basislaadinfrastructuur
oplaadpunten kunnen worden aangesloten die voldoen aan mode 3 of 4 als bedoeld
in NEN 1010. Met mode 3 is bedoeld dat de auto wordt opgeladen met een
laadkabel. Deze kabel heeft een stekker die in de auto gaat en een stekker die
op een oplaadpunt past. Onder mode 4 wordt een zogenaamde snellader op
gelijkstroom verstaan.
biobased milieuvriendelijk isolatiemateriaal:
biobased milieuvriendelijke isolatiematerialen zijn materialen die direct of
indirect voortkomen uit biomassa, dat wil zeggen uit een materiaal van
biologische oorsprong, waarbij materiaal ingebed in geologische formaties en/of
gefossiliseerd materiaal is uitgesloten (EN 16575:2014). Voorbeelden zijn hout,
vlas en hennep.
Materiaal wordt als gevolg van deze wijzigingsregeling beschouwd als
‘biobased isolatiemateriaal’ als het aandeel biobased materiaal in het product
ten minste 70% bedraagt en het in de Environmental Product Declaration (EPD)
expliciet wordt benoemd. Deze EPD moet gebaseerd zijn op een extern
geverifieerde zogeheten levenscyclusanalyse. Biobased milieuvriendelijke
materialen moeten aantoonbaar duurzaam gewonnen zijn om ook als hernieuwbaar te
kunnen worden beschouwd. De productiecapaciteit van de bodem mag niet
verminderen door uitputting, verstorende grondwerkzaamheden of gebruikte
milieuonvriendelijke stoffen bij de teelt en winning. De winplaats moet
geschikt blijven voor vergelijkbare en doorlopende teelt-oogst-herstel cycli
als het gaat om hoeveelheden en kwaliteit van hetgeen gewonnen wordt. De
werkelijk gerealiseerde duurzaamheid wordt uiteindelijk meegenomen in de
milieukostenindicator die wordt berekend van de biobased isolatiematerialen.
Hiervoor geldt een maximum grenswaarde voor de milieukostenindicator van 0,85,
genoemd in de categorie 1-kaart als bedoeld in de Nationale Milieudatabase van
het betreffende product. De categorie-1 kaart omschrijft merkgebonden data van
fabrikanten en leveranciers. De genoemde milieukostenindicator is berekend met
een referentie Rd-waarde van 3,5 m2K/W. Bij een hogere
isolatiewaarde, zal er meer materiaal nodig zijn en de milieukosten zullen
daardoor logischerwijs stijgen. De maximumgrenswaarde stijgt dan evenredig
mee.
De milieukostenindicator is een maat voor de milieukwaliteit van een
product. Deze wordt berekend door per eenheid product de emissies te bepalen
van in totaal 19 milieu-effecten en deze gewogen op te tellen tot een integrale
score. Een EPD is een document waarin informatie te vinden is over de
milieu-effecten van een bepaald bouwmateriaal. Hierin zijn de milieu-effecten
meegenomen in elke fase van de productlevenscyclus: productie, constructie,
sloop en verwerking tot afval en het potentieel voor hergebruik, terugwinning
of recycling. Deze informatie wordt op een gestandaardiseerde wijze
weergegeven, om het vergelijken van verschillende materialen eenvoudiger te
maken. Over de milieukostenindicator en de EPD is meer informatie te vinden op
de website van de stichting Nationale Milieudatabase (www.milieudatabase.nl), die het stelsel van
milieuprestaties beheert.
Verder is met deze regeling verduidelijkt welk type vereniging de
normadressaat is van de SVVE: beheerverenigingen van parkeerterreinen worden
niet aangemerkt als een vereniging. Ook is de definitie van een koopwoning
verruimd: een woning die tijdelijk niet bewoond wordt omdat hij te koop staat
of een woning waarvan de voormalige eigenaar-bewoner is overleden maar die
bestemd is om als woning gebruikt te worden, is nu ook onder het begrip
‘koopwoning’ gebracht. Eveneens valt een woning die om niet ter beschikking is
gesteld door ouders aan hun kinderen voortaan onder het begrip ‘koopwoning’. Op
deze manier vallen deze woningen niet tussen wal en schip.
Onderdeel B doel van de regeling
De doelstelling van de regeling is tot uitdrukking gebracht in artikel 2
van de SVVE, namelijk verduurzaming stimuleren in gebouwen van verenigingen.
Deze doelstelling is nu verbreed door ‘bij’ toe te voegen in de regelingstekst.
Basislaadinfrastructuur zal namelijk niet altijd enkel verduurzaming in het
gebouw faciliteren: deze infrastructuur zal worden gelegd naar de parkeerplaats
die behoort tot het gebouw, die lang niet altijd een onderdeel is van het
gebouw. Voor het advies van oplaadpunten kan overigens een overeenkomstige
conclusie worden getrokken.
Onderdeel C staatssteun
Het installeren van basislaadinfrastructuur is toegevoegd aan de
maatregelen die vallen onder de de-minimisverordening. Verder is artikel 38 van
de AGVV gewijzigd in artikel 38bis omdat er in deze verordening een
vernummering heeft plaatsgevonden. Ook is artikel 36a van de Algemene
Groepsvrijstellingsverordening van toepassing verklaard op de subsidiëring van
basislaadinfrastructuur als de subsidie boven de € 25.000 uitstijgt. Onder dit
bedrag is de de-minimisverordening van toepassing.
Onderdeel D subsidieplafond
Er kan voor een langere periode aanspraak worden gemaakt op de subsidie
bedoeld in hoofdstuk IV van deze regeling en het budget is verhoogd van
€ 510.000 naar € 10.000.000. De verhoging van het plafond houdt verband met het
toevoegen van basislaadinfrastructuur als subsidiabele activiteit. Het budget
is voor het oplaadpuntenadvies en voor de basislaadinfrastructuur tezamen.
Onderdeel E activiteiten en voorwaarden ondersteunende
onderzoeken
Er zijn meerdere onderzoeken toegevoegd die subsidiabel zijn. Verenigingen
kunnen die ondersteunende onderzoeken of diensten kiezen waar zij in het
specifieke geval het meeste behoefte aan hebben. Alle ondersteunende
onderzoeken mogen slechts 2 jaar oud zijn bij indiening en zijn slechts eenmaal
subsidiabel: dit volgt uit lid 3. Je kunt bijvoorbeeld niet tweemaal subsidie
aanvragen voor een betonschade-onderzoek. De subsidie dient in één keer,
achteraf, voor alle uitgevoerde onderzoeken of geleverde diensten aangevraagd
te worden. Wanneer voor 1 januari 2024 al een aanvraag is ingediend voor
energieadvies, DMJOP en/of procesbegeleiding, dan is het ook mogelijk om na die
datum nog een aanvraag in te dienen voor een of meerdere andere onderzoeken
en/of adviezen. Voor het energieadvies en het DMJOP geldt echter wel een andere
aanvangsdatum omdat deze twee maatregelen al in de SVVE waren geregeld. Een
aantal ondersteunende onderzoeken wordt hieronder verder toegelicht:
het opstellen van een advies op de bouwkundige en
energetische staat: dit onderzoek bestaat uit de eerste schouw van het
gebouw. Het resultaat is een opgesteld advies over de bouwkundige en
energetische staat. Hiermee wordt een goed beeld verkregen over de
uitgangssituatie voor renovatie en energetische verbeteringen.
Energiescan: een energiescan is een korter,
praktischer en concreter advies dat kan worden gezien als een vereenvoudigd
energieadvies.
Betonschade-onderzoek: een
betonschade-onderzoek is een onderzoek dat aantoont of er sprake is van
betonschade, door roestende wapening. Aan het oppervlak van het beton is te
zien of er iets mis is. Dit worden de uiterlijke schadekenmerken genoemd.
Uiterlijke kenmerken zijn onder meer: scheuren in het betonoppervlak, los
zittende of hol klinkende stukken beton, afschilfering of slijtage van het
beton, roestplekken aan het oppervlak, roestende wapening, mos-aangroei,
verkleuringen etc. Het betonschade onderzoek dient te voldoen aan de CUR 79
klasse II en de herstelofferte conform BRL 2818.12 De CUR 79 Klasse 2 houdt kortgezegd in dat de keuring uitgevoerd wordt
door twee zeer ervaren bouwkundig specialisten. Alle bevindingen worden na
afloop verwerkt in een helder en begrijpelijk rapport.
Flora- en faunaonderzoek: het aanbrengen van
spouwmuurisolatie en dakisolatie, maar ook gevelisolatie kan leiden tot het
verwijderen van vogelnesten van specifieke beschermde vogelsoorten. Dit moet
voor verduurzaming worden onderzocht vanuit de Wet Natuurbescherming. De
vereniging kan hiervoor subsidie verkrijgen voor een flora- en faunaonderzoek
mits het onderzoek wordt uitgevoerd door een ecoloog die zich aantoonbaar inzet
op het gebied van soortenbescherming en werkt voor een organisatie die zich
aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soorten monitoring of
bescherming.
Gelijkwaardigheidsonderzoek: een
gelijkwaardigheidsonderzoek is een onderzoek dat aantoont op welke manier men
elders in het gebouw kan compenseren voor een gedeelte van het gebouw of
schilelement waar niet aan een bepaalde isolatiewaarde kan worden voldaan.
Installatie-advies: een adviseur kan worden
ingezet voor het geven van een uitgebreid installatie-advies m.b.t. de
energievoorziening- en distributie.
Financieel haalbaarheidsonderzoek: een
financieel haalbaarheidsonderzoek is een onderzoek naar de financiële
haalbaarheid van verduurzamingsmaatregelen.
Procesbegeleiding: aan procesbegeleiding is de
eis toegevoegd dat procesbegeleiding voor maximaal 60 uur subsidiabel is.
Daarnaast mag procesbegeleiding niet worden gegeven door een lid of een
bestuurder van de vereniging. De procesbegeleider moet extern zijn.
In het tweede lid is na ‘alsmede een beschrijving van de mogelijke
energiebesparingsmaatregelen,’ ‘de duurzame warmte- en elektriciteitsopties’
ingevoegd. Warmtepompen en zonneboilers werden ook al in de vorige versie van
de SVVE genoemd maar niet expliciet bij het energieadvies, dat is nu
toegevoegd. Duurzame warmte- en elektriciteitsopties zijn warmtepompen,
zonneboilers en PV- of PVT-panelen.
Verder is de voorwaarde dat er geen sprake mag zijn van stapeling met
gemeentelijke subsidies geschrapt door een nieuw lid (lid 8) toe te
voegen.
Onderdeel F aanvraag subsidie voor energieadvies en ondersteunende
onderzoeken
Vanwege de ondersteunende onderzoeken die toegevoegd zijn in artikel 5,
zijn in artikel 6 technische aanpassingen gedaan op plekken waar hiernaar
verwezen moet worden. Verder moeten aanvullende onderzoeken genoemd in het
eerste lid, onderdeel b, zijn opgesteld na 1 januari 2024. Tot slot wordt in
het vervolg in plaats van een positief ALV-besluit, een (digitale) versie van
de (door de vereniging in opdracht gegeven en afgeronde) onderzoeken gevraagd,
zoals genoemd in artikel 5, eerste lid.
Onderdeel G verduurzamingsmaatregelen
Aan artikel 7 zijn nu ook specifieke isolatiewaarden die zijn toegespitst
op monumenten toegevoegd. De Rd-waarde waaraan men moet voldoen om voor
bepaalde verduurzamingsmaatregelen subsidie te verkrijgen, is voor monumenten
lager. Zo is voor dakisolatie dan wel zolder- of vlieringisolatie bijvoorbeeld
een minimum Rd-waarde van 2,5 m2K vereist terwijl dit voor gebouwen
die niet worden gekwalificeerd als monument 3,5 m2K/W betreft. Voor
glas wordt voor monumenten een Ug-waarde van 3,0 respectievelijk
2,0 m2K/W gehanteerd en een maximale Ud-waarde van 2,0 of 1,5
W/m2k. Ook is het mogelijk om subsidie aan te vragen voor voor- of
achterzetbeglazing als het niet mogelijk is om de bestaande beglazing te
vervangen door HR-glas. Daarnaast is ook het minimum aantal vierkante meters
voor monumenten verlaagd voor het toepassen van glasisolatie naar
3 m2.
Verder is artikel 7 gewijzigd in verband met de energie efficiëntie van
warmtepompen. Warmtepompen die een vermogen van 1 kW tot en met 70 kW hebben,
moeten een energielabel van A++ of A+++ hebben: dit is in lijn met artikel 7,
lid 2, van Verordening (EU) 2017/1369, waarin wordt geëist dat men voor
apparatuur enkel de twee hoogste significant meest bevolkte energieklassen mag
subsidiëren.13 Deze eis geldt echter niet voor warmtepompen met een thermisch vermogen
van 71 kW of hoger omdat deze buiten de scope van de EU811/2013 normering
vallen. Deze aanscherping geldt ook niet voor warmtepompen ten behoeve van
tapwaterverwarming omdat de energielabels A++ en A+++ daarvoor niet behoren tot
de hoogste twee significant meest bevolkte energie-efficiëntieklassen.
14
Onderdeel H activiteiten en voorwaarden verduurzamingsmaatregelen,
energiebesparende maatregelen en het zeer energiezuinig pakket
In artikel 10, achtste lid, is een anticumulatiebepaling opgenomen waarmee
is geregeld dat er geen subsidie wordt toegekend voor activiteiten waarvoor
reeds subsidie is ontvangen op grond van verschillende subsidieregelingen van
het Rijk. Aan deze lijst is een nieuwe regeling toegevoegd, namelijk de
Subsidieregeling Procesondersteuning voor opschaling renovatieprojecten. Ook
zijn twee subsidieregelingen voor Groningen toegevoegd aan de lijst, te weten
de: Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld en de
subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen
aardbevingsgebied Groningen.
Onderdeel I Aanvraag subsidie voor verduurzamingsmaatregelen,
aanvullende energiebesparende maatregelen en het zeer energiezuinig
pakket
Het derde lid, onderdeel b, van dit artikel is gewijzigd voor monumenten.
Voor de vereniging die subsidie aanvraagt voor een gebouw dat als monument is
geregistreerd, gelden andere eisen. Er wordt een verklaring opgevraagd dat het
gebouw waarvoor subsidie wordt aangevraagd, geregistreerd is als monument. De
minister kan aanvullend bewijs opvragen waaruit blijkt dat het gebouw waarvoor
subsidie wordt aangevraagd geregistreerd staat als beschermd monument. Dit kan
bijvoorbeeld een afschrift van inschrijving als gemeentelijk monument in een
gemeentelijk erfgoedregister of als provinciaal monument in een provinciaal
erfgoedregister, betreffen.
Onderdeel J activiteiten en voorwaarden oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
Artikel 12 is zodanig gewijzigd dat de minister in het vervolg ook kan
beslissen om aan een vereniging subsidie te verstrekken voor het installeren
van basislaadinfrastructuur indien de vereniging faciliteert dat bewoners van
een appartement dat in eigendom is van de vereniging toegang kunnen krijgen tot
oplaadpunten, die de individuele eigenaren alleen dan wel gezamenlijk in
eigendom hebben. Omdat het oplaadpunt zelf niet onder de reikwijdte van
basislaadinfrastructuur valt, kan de subsidie hiervoor niet kunnen worden
aangevraagd.
Onderdeel K voorwaarden oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
In artikel 13 zijn in een nieuw lid de subsidiabele activiteiten die
verband houden met het aanleggen van de basislaadinfrastructuur opgesomd. Zo
zijn het installeren van onderverdeelkasten en bekabeling subsidiabel. Ook het
installeren van leidingen, leidingdoorvoeren en/of bekabeling naar
parkeerplaatsen is subsidiabel. Hiermee wordt overigens niet bedoeld dat er
naar elke losse parkeerplaats een kabel moet worden gelegd zodat er op elke
parkeerplaats een oplaadpunt kan worden geplaatst. Er kan bijvoorbeeld ook
worden gekozen om een oplaadpunt te vestigen tussen twee parkeerplaatsen. Het
doel is om elke bewoner de mogelijkheid te geven om te laden. De
basislaadinfrastructuur moet dat kunnen faciliteren. Onder het installeren van
de leidingen, leidingdoorvoeren en/of bekabeling vallen onder andere het
installeren van kabelgoten, mantelbuizen of het installeren van een
ringleiding. Een vereniging kan ervoor kiezen de definitieve kabels pas bij het
plaatsen van de oplaadpunten te installeren. Ook het installeren van een
voorziening die het mogelijk maakt om de beschikbare stroom optimaal te
verdelen over de op te laden voertuigen, te laden op optimale momenten en het
laden tijdelijk te vertragen of te stoppen om overbelasting van het
stroomnetwerk te voorkomen, valt onder deze activiteiten. Hieronder vallen
loadbalancing en andere slim-ladentoepassingen.
Verder komt het installeren van een voorziening waarmee de oplaadpunten
gelijktijdig kunnen worden uitgeschakeld in aanmerking voor subsidie. Bij de
toegang voor motorvoertuigen van een overige gebruiksfunctie voor het stallen
van motorvoertuigen moet men kenbaar maken hoe deze bedoelde voorziening is
uitgevoerd en waar de oplaadpunten voor elektrische voortuigen zich bevinden.
Tot slot kan het installeren van een datanetwerk ook worden gesubsidieerd.
Onderdeel L aanvraag oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
Het eerste lid van het huidige artikel 14 is zodanig gewijzigd dat alleen
de uiterste aanvraagdatum die is gewijzigd nog in het lid staat: het begin van
de aanvraagperiode vanaf 23 januari 2023 was namelijk alleen van toepassing op
het oplaadpuntenadvies omdat basislaadinfrastructuur pas met deze wijziging in
de regeling is opgenomen. Ook is de uiterste aanvraagdatum gewijzigd van
31 december 2023 naar 31 december 2027. Na het eerste lid is een lid toegevoegd
dat er bij het aanvragen van subsidie voor basislaadinfrastructuur moet worden
voldaan aan de staatssteunvereisten van de de-minimisverordening dan wel van de
AGVV indien er sprake is van huurwoningen.
Artikel 14 is ook gewijzigd zodat de indienvereisten voor het aanvragen van
subsidie voor basislaadinfrastructuur zijn vastgelegd. Er is een zesde lid
(nieuw) toegevoegd waarin deze vereisten worden opgesomd. Allereerst is een
offerte met een technische omschrijving vereist. De technische omschrijving
toont aan dat de basislaadinfrastructuur faciliteert dat bewoners van een
appartement dat in eigendom is van een lid van de vereniging door het
installeren van de basislaadinfrastructuur toegang kunnen krijgen tot een
oplaadpunt. Daarnaast blijkt uit de offerte welke activiteiten zoals beschreven
in artikel 13, derde lid, onderdeel zijn van de installatie van de
basislaadinfrastructuur. Verder heeft men een bewijsstuk nodig dat aantoont dat
de parkeerplaatsen in eigendom zijn van de individuele leden van de vereniging
of van hen gezamenlijk. Dit kan mede-eigendom van de leden betreffen of
individueel eigendom.
Het beheer over de gemeenschappelijke delen wordt door de vereniging
geregeld. In de ALV worden besluiten genomen om tot bepaald onderhoud of om tot
verduurzaming over te gaan. Daarom is er ook een positief besluit om een
subsidiabele activiteit in deze regeling uit te voeren, vereist. Tot slot kan
het voorkomen dat er leden in een vereniging verhuurders zijn die zelf niet in
het appartement wonen. Zij moeten een verklaring overleggen waarin zij
verklaren dat zij niet meer subsidie ontvangen dan is toegestaan op basis van
de de-minimisverordening, als de subsidiabele activiteit in totaal niet meer
dan € 25.000 betreft.
Onderdeel M hoogte subsidie energieadvies en ondersteunende
onderzoeken
De subsidie in artikel 5, eerste lid, voor een ondersteunend onderzoek dekt
75% van de kosten daarvan, maar nooit meer dan een maximumbedrag, dat
afhankelijk is van het aantal woningen in het gebouw (artikel 15, eerste lid).
Voor een vereniging waarin zich tot tien woningen bevinden, is het
maximumbedrag voor een ondersteunend onderzoek € 10.000 en voor een vereniging
met tien tot dertig woningen € 15.000. Tot slot is voor een vereniging met meer
dan dertig woningen het maximumbedrag € 20.000. Deze bedragen zijn maximum
bedragen voor het totaal aantal onderzoeken waarvoor een vereniging subsidie
aanvraagt, per individueel onderzoek is er geen maximum.
Onderdeel N hoogte subsidie voor investeringen voor duurzame
warmteopties
In artikel 16, eerste lid, onderdelen a, b en c is ‘is’ telkens vervangen
door ‘wordt’. De subsidie voor deze maatregel wordt namelijk vooraf uitbetaald,
daarom is ‘wordt’ passender dan ‘is’ waarmee tot uitdrukking is gebracht dat de
maatregel nog niet hoeft te zijn uitgevoerd. Daarnaast is de bonus van € 450
die gold voor warmtepompen met energielabel A++ aan het standaard
subsidiebedrag toegevoegd en warmtepompen vanaf energielabel A+++ krijgen een
subsidiebonus van € 225.
Onderdeel O hoogte subsidie energiebesparende isolatiemaatregelen en
aanvullende energiebesparende maatregelen
De bedragen per vierkante meter voor isolatiemaatregelen bij monumentale
appartementen zijn, naar aanleiding van de toevoeging van monumentale
appartementen in artikel 7 toegevoegd aan artikel 17, eerste lid, onderdeel c.
Ook is in artikel 17 een lid toegevoegd om verenigingen die gebouwen hebben
waarbij het dakoppervlakte voor groot deel uit terrasdaken bestaat, tegemoet te
komen. De eis uit het eerste lid, onderdeel a, 1° dat 70% van het gehele
dakoppervlakte moet worden geïsoleerd, wordt in de praktijk namelijk nauwelijks
gehaald bij dergelijke gebouwen. Voor deze gebouwen geldt met deze wijziging
dat het volledig isoleren van de hoofd- en de nevendaken in de bestaande
thermische schil van het gebouw, volstaat.
De kosten die een vereniging voor een dergelijk gebouw moet maken liggen
vaak vele malen hoger dan voor een gebouw dat niet bestaat uit terrasdaken. In
dit artikel is ook ‘disproportioneel hoge kosten’ genoemd als criterium: dat
betekent hier dat de kosten ongeveer tweemaal hoger moeten liggen om het dak te
isoleren ten opzichte van een gebouw met een vergelijkbaar oppervlak dat niet
uit terrasdaken bestaat.
In artikel 18 zijn verder de subsidiebedragen voor centrale aansluitingen
op warmtenetten en de grenswaarden van de 3 vermogenscategorieën aangepast
o.b.v. het Tarievenbesluit warmteleveranciers 2023 van de ACM.
Onderdeel P biobased
Er wordt een nieuw artikel ingevoegd voor de ‘bonus’ die men kan verkrijgen
als er gebruik wordt gemaakt van biobased milieuvriendelijke
isolatiematerialen. De genoemde bonusbedragen staan los van een eventuele
halvering die wordt gehanteerd als er sprake is van één subsidiabele maatregel.
Hier volgt een voorbeeld ter illustratie: voor dakisolatie wordt bij één
maatregel € 15 subsidie per m2 gegeven. De bonus voor biobased is
€ 5, waardoor het totale subsidiebedrag per m2 uitkomt op € 20. Voor
een gemiddelde klus van 33 m2 wordt het subsidiebedrag bij biobased
materiaal dus € 660. Als hetzelfde dak geïsoleerd wordt met biobased materiaal
én bijvoorbeeld ook de spouwmuur wordt geïsoleerd (maar zonder biobased
materiaal), dan wordt het subsidiebedrag voor biobased dakisolatie € 35 per
m2 (€ 30 reguliere subsidie en € 5 bonus). Het totale subsidiebedrag
is dan voor de dakisolatie € 1.155.
Opgemerkt wordt dat glasisolatie is uitgesloten van een biobased
subsidiebonus omdat het grootste gedeelte van de massa van het product bestaat
uit glas en daarmee niet kan voldoen aan de eis van het minimum van 70%
biobased materiaal, zoals genoemd in de definitie van biobased
isolatiemateriaal zoals genoemd in artikel 1.
Onderdeel Q maximale totale subsidie per vereniging
Artikel 20 is zodanig gewijzigd dat de huidige leden 2 tot en met 4 zijn
vernummerd naar lid 1 tot en met 3. Er is gekozen om alles wat met oplaadpunten
en basislaadinfrastructuur te maken heeft in een los artikel te regelen en
daarom is het eerste lid dat over het oplaadpuntenadvies gaat, doorgeschoven
naar een nieuw artikel 20a.
Onderdeel S maximale subsidie oplaadpuntenadvies en
basislaadinfrastructuur
Na artikel 20 is een artikel toegevoegd ten behoeve van het subsidiëren van
de basislaadinfrastructuur. Ook is het voormalige artikel 20, eerste lid, wat
de hoogte van de subsidie voor het oplaadpuntenadvies regelt, in dit artikel
toegevoegd.
De subsidie bedoeld in artikel 12, eerste lid, sub b voor het installeren
van basislaadinfrastructuur bedraagt ten hoogste € 100 per parkeerplaats. Deze
kosten houden conform de definitie van ‘basislaadinfrastructuur’ in dat voor
het leggen van bekabeling e.d. subsidie wordt verstrekt. Er is gekozen voor
€ 100 per parkeerplaats omdat men daarmee in de regel niet meer dan 20% van de
kosten per parkeerplaats vergoedt. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van
artikel 36a van de AGVV.
Onderdeel T subsidieverplichtingen
Basislaadinfrastructuur is toegevoegd met als eis om deze te installeren
binnen 12 maanden na subsidieverlening.
Onderdeel U bekendmaking van gegevens over steunverplichtingen
In dit artikel is het bedrag van ‘€ 500.000’ vervangen door € 100.000’. De
State Aid Transparancy Aid Module-grens is in de AGVV verlaagd naar € 100.000,
daar is op aangesloten.
Onderdeel V overgangsregeling
Er is overgangsrecht voor de eisen waaraan een energieadvies moet voldoen,
gecreëerd. De EPA-adviseur zal tot 1 juli 2024 een energieadvies kunnen
uitgeven.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge