Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2023, 28570 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2023, 28570 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Klimaat en Energie,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4 en 16 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;
Besluit:
Bijlage 4.2.16 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
1. In hoofdstuk 2 wordt aan de eerste alinea een zin toegevoegd, luidende:
‘In aanvulling op het algemene doel van de TSE Industrie Studies heeft programmalijn 6: Waterstof en groene chemie (GroenvermogenNL) het doel om haalbaarheidsstudies naar pilotprojecten en milieustudies en vergelijkbare studies naar demonstratieprojecten te ondersteunen die bijdragen aan de versnelde en veilige toepassing van waterstofproductie via elektrolyseinstallaties, elektrochemie, transport en opslag (inclusief import) en eindtoepassingen van waterstof.’
2. In hoofdstuk 3 wordt aan punt 4 van de opsomming onder de tekst ‘Programmalijn 2 omvat de volgende deelprogramma’s:’ toegevoegd ‘(exclusief waterstof(dragers)’.
3. De tekst in hoofdstuk 3 onder ‘Programmalijn 3: MMIP 8 – Maximale elektrificatie en radicaal vernieuwde processen’ komt te luiden:
Deze programmalijn is gebaseerd op MMIP 81 en is gericht op de ontwikkeling van kennis en kosteneffectieve innovaties voor volledig klimaatneutrale productieprocessen in 2050, optimaal geëlektrificeerd en volledig geïntegreerd in het duurzame energiesysteem. Industriële processen worden waar mogelijk elektrisch aangedreven, maken gebruik van klimaatneutrale (circulaire) grondstoffen en vervullen een belangrijke rol bij de levering van klimaatneutrale secundaire grondstoffen, eindproducten, flexibiliteit en energieopslag. In 2030 moet de industrie in staat zijn het variabele vermogen aan duurzame elektriciteit volledig op te nemen.
Een uitdaging binnen deze programmalijn is de ontwikkeling van elektrische apparaten en elektrisch aangedreven processen om de mogelijkheden voor elektrificatie te vergroten. Combinatie met digitalisering biedt daarnaast richting 2050 kansen voor decentrale productieprocessen. Hiervoor is nieuwe kennis over veiligheid en proces control nodig. Parallel wordt onderzoek gedaan naar maatschappelijke en systeemimplicaties van industriële elektrificatie en wordt nadrukkelijk gestuurd op radicale procesvernieuwing en disruptieve innovaties die na 2030 het verschil moeten gaan maken.
Programmalijn 3 omvat de volgende drie deelprogramma’s:
1. flexibilisering en digitalisering;
2. (radicale) procesvernieuwing;
3. maatschappelijke implicaties van industriële elektrificatie.
4. Na Programmalijn 5 wordt een programmalijn toegevoegd, luidende:
Programmalijn 6: Waterstof en groene chemie (GroenvermogenNL)
Deze programmalijn geeft invulling aan het programma ‘Groenvermogen van de Nederlandse economie’ (hierna: GroenvermogenNL). Binnen dit programma staan de onderwerpen waterstof en groene chemie centraal. Studies met betrekking tot waterstof die in deze programmalijn passen, kunnen zowel hernieuwbare als niet-hernieuwbare waterstof geproduceerd uit hernieuwbare elektriciteit betreffen. Onder hernieuwbare waterstof wordt verstaan hernieuwbare waterstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel 102c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening: waterstof geproduceerd uit hernieuwbare energie overeenkomstig de methoden die zijn uiteengezet voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong in Richtlijn 2018/2001/EU. Voor niet-hernieuwbare waterstof moet worden aangetoond dat gedurende de levenscyclus een broeikasgasemissiereductie van ten minste 70% bewerkstelligd wordt ten opzichte van een fossiele referentiebrandstof van 94 g CO2eq/MJ (2,256 tCO2eq/tH2).
Programmalijn 6 bevat vier deelprogramma’s.
1. Transport en opslag van waterstof(dragers) inclusief conversiestap
Dit deelprogramma richt zicht op grootschalige toepassingen op grootschalige energieopslag of conversie naar andere waterstofdragers of producten en de importketens van deze producten.
2. Toepassen van waterstof(dragers) en groene elektronen
Dit deelprogramma richt zich op diverse grootschalige toepassingen van hernieuwbare waterstof in sectoren waar weinig alternatieven voor verduurzaming zijn en bestaat uit drie toepassingen:
a. direct gebruik van hernieuwbare waterstof(dragers) als brandstof (energetisch gebruik);
b. hernieuwbare waterstof als grondstof voor de chemische industrie;
c. directe toepassing van groene elektronen in elektrochemische reacties en plasmatechnologie.
3. Productie van waterstof
Dit deelprogramma richt zich op de productie van hernieuwbare waterstof en innovaties die direct verbonden zijn aan de versnelde inpassing van deze waterstofproductie-installaties. Het gaat om waterstofproductie via elektrolyse op basis van hernieuwbare elektriciteit.
4. Productie van (onderdelen van) elektrolysers voor de productie van hernieuwbare waterstof
Dit deelprogramma richt zich op de realisatie van fabrieksomgevingen voor de productie van elektrolysers en onderdelen van elektrolysers.
De tabel, behorende bij artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de rij van Titel 4.2: Topsector energieprojecten, artikel 4.2.9 TSE Industrie O&O, Onderdeel A: langlopende TSE-industrieprojecten, wordt ‘€ 1.900.000’ vervangen door ‘€ 2.886.937’.
2. De rij van Titel 4.2: Topsector energieprojecten, artikel 4.2.112 TSE Industrie studies, 03-04-2023 t/m 31-03-2024, wordt vervangen door de volgende twee rijen:
Programmalijn 1: MMIP 6 – sluiting van industriële ketens Programmalijn 2: MMIP 7 – Een CO2-vrij industrieel warmtesysteem Programmalijn 3: MMIP 8 – Maximale elektrificatie en radicaal vernieuwde processen Programmalijn 4: CCUS (Carbon Capture, Utilization and Storage) Programmalijn 5: Overige CO2-reducerende maatregelen |
03-04-2023 t/m 31-03-2024 |
€ 20.000.000 |
|||
Programmalijn 6: Waterstof en groene chemie |
26-10-2023 t/m 31-03-2024 |
€ 10.000.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 24 oktober 2023
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 (hierna: ROES) in verband met de toevoeging van een nieuwe programmalijn aan de subsidiemodule TSE Industrie studies en het openstellen daarvan, en de ophoging van het subsidieplafond van de subsidiemodule TSE Industrie O&O.
De subsidiemodule TSE Industrie studies is opgenomen in paragraaf 4.2.17 van de RNES. Deze subsidiemodule is erop gericht om milieu en haalbaarheidsstudies alsook vergelijkbare studies te faciliteren voor potentiële pilot- en demonstratieprojecten en voor investeringen in uitontwikkelde technologie. De voormelde drie typen studies helpen de aanvrager te besluiten over het wel of niet starten van en investeren in een mogelijk pilot- of demonstratieproject of een project bestaande uit uitontwikkelde technologie, dat bijdraagt aan de doelen uit het Klimaatakkoord. Hiermee wordt bijgedragen aan de intensieve voorbereiding die dergelijke projecten vergen in de industrie.
Deze subsidiemodule staat reeds open voor aanvragen voor de programmalijnen 1 tot en met 5. De openstellingsperiode is van 3 april 2023 tot en met 31 maart 2024. Het subsidieplafond daarvoor is vastgesteld op € 20.000.000. Daar is niets aan veranderd met deze wijzigingsregeling.
Met deze wijziging is een aparte programmalijn voor studies naar waterstof en groene chemie toegevoegd. Deze programmalijn komt voort uit het Nationale Groeifondsprogramma ‘Groenvermogen voor de Nederlandse economie’ (hierna: GroenvermogenNL). Dit programma heeft als doel om de transitie naar een Nederlandse waterstofeconomie te versnellen. Onderdeel hiervan is het stimuleren van pilot- en demonstratieprojecten met betrekking tot waterstof en groene chemie via de subsidiemodule Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+, opgenomen in paragraaf 4.2.10 van de RNES). Ook deze projecten vergen intensieve voorbereiding waaraan deze programmalijn specifiek een bijdrage kan leveren. Deze extra ondersteuningsmogelijkheid kan zo tevens zorgen voor meer animo voor DEI+-projecten met betrekking tot waterstof en groene chemie en draagt daarmee bij aan de doelstelling van GroenvermogenNL. Studies naar waterstof waren al mogelijk binnen de programmalijnen 1 tot en met 5 die reeds zijn opengesteld. Een aparte programmalijn voor waterstof en groene chemie is echter wenselijk, omdat hiermee de subsidiabele studies voor waterstof nader kunnen worden geconcretiseerd. Daarmee wordt ook verwacht een grotere groep aanvragers te bereiken. Daarnaast dient budget afkomstig van een Nationaal Groeifondsprogramma apart te worden ingezet, zodat het enkel kan worden besteed in lijn met het doel van dat programma. Programmalijn 6 ‘Waterstof en groene chemie’ wordt apart opengesteld per 26 oktober 2023 tot en met 31 maart 2024, zodat deze tegelijk afloopt met de openstelling van de andere programmalijnen van de TSE Industrie studies. Er geldt een separaat subsidieplafond van € 10.000.000, omdat de middelen afkomstig zijn uit GroenvermogenNL.
In paragraaf 4.2.2 van de RNES is de subsidiemodule TSE Industrie O&O opgenomen. Deze subsidiemodule is onderverdeeld in twee onderdelen: Onderdeel A: langlopende TSE-industrieprojecten, en Onderdeel B: Kortlopende projecten betreffende circulaire economie. Deze wijzigingsregeling betreft alleen onderdeel A. Onderdeel B blijft ongewijzigd.
Onder onderdeel A kan subsidie worden aangevraagd voor innovatieve onderzoeks- en ontwikkelprojecten in de industrie met een looptijd van maximaal vier jaar. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) van de Topsector Energie. Deze subsidiemodule vormt onder meer een aanvulling op de subsidiemodule Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI, opgenomen in paragraaf 4.2.7 van de RNES). De subsidiemodule MOOI heeft betrekking op innovatieprojecten met een looptijd van maximaal vier jaar die uitgevoerd worden door grootschalige samenwerkingsverbanden, ook wel grootschalige consortia genoemd. De subsidiemodule TSE Industrie O&O heeft daarentegen betrekking op innovatieprojecten waarvoor geen of nog geen grootschalige consortia gevormd kunnen worden. Dat kan zijn vanwege de specifieke aard of toepassing van de innovatie of omdat het innovatieproject niet goed in de subsidiemodule MOOI past.
Voor onderdeel A konden vanaf 3 april 2023 tot en met 31 augustus 2023 aanvragen worden ingediend en geldt een subsidieplafond van € 1.900.000. Er zijn echter meer kwalitatief goede subsidieaanvragen binnen gekomen, dan waarvoor budget beschikbaar is. Om meer innovatieve onderzoeks- en ontwikkelprojecten in de industrie te kunnen stimuleren wordt daarom het subsidieplafond met € 986.937 opgehoogd naar € 2.886.937. Hierdoor kunnen twee reeds ingediende aanvragen alsnog worden gehonoreerd.
De subsidie die op grond van de subsidiemodule TSE Industrie studies wordt verleend, bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door:
• door artikel 49 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV) voor een milieustudie;
• door artikel 25 van de AGVV voor een haalbaarheidsstudie;
• door de algemene de-minimisverordening voor een vergelijkbare studie.
De subsidie die op grond van de subsidiemodule TSE Industrie O&O wordt verleend, bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de AGVV.
De voorgenoemde subsidiemodules, en de wijziging en nieuwe openstelling hiervan, zijn verenigbaar met de maximale steunpercentages en voorwaarden van de voormelde artikelen uit de AGVV en de algemene de-minimisverordening.
De nieuwe openstelling van de subsidiemodule TSE Industrie studies en de ophoging van de subsidiemodule TSE Industrie O&O zal ter kennisneming aan de Europese Commissie worden gemeld, conform artikel 11, onderdeel a, van de AGVV. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodules wordt verleend, staatssteun bevat die door de AGVV wordt gerechtvaardigd, maakt de Minister op grond van artikel 1.8 van de RNES binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de AGVV, en
b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de AGVV, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 100.000.
De toevoeging van programmalijn 6 aan de subsidiemodule TSE Industrie studies heeft effect op de regeldruk. Alle subsidieaanvragers moeten een aanvraagformulier inclusief projectplan en projectbegroting indienen. Alle subsidieontvangers zijn daarna met de gebruikelijke taken belast, die gelden op basis van de RNES en het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit). Voor deze programmalijn gelden geen aparte eisen naast de standaardbepalingen en standaardformulieren die zijn ingericht op minimale administratieve lasten. Zo hoeven er geen voorschotaanvragen te worden ingediend, omdat voorschotten automatisch worden uitgekeerd. Voor tussentijdse rapportages geldt een maximum van één rapportage per jaar conform het Kaderbesluit. Ten aanzien van projecten met een looptijd van een jaar of minder hoeft alleen een eindverslag te worden aangeleverd. Voor de openstelling van programmalijn 6 van de subsidiemodule TSE Industrie studies worden in totaal circa 20 aanvragen verwacht, waarvan naar verwachting voor circa 10 aanvragen subsidie verleend zal worden. De administratieve lasten worden geschat op € 101.550. Dat is 1,02% van het totaal beschikbare subsidieplafond van € 10.000.000.
De ophoging van het subsidieplafond van onderdeel A van de subsidiemodule TSE Industrie O&O heeft ook effect op de regeldruk. Er is echter geen aanzuigende werking, omdat de termijn voor aanvragen reeds is gesloten op het moment van de ophoging. De ophoging zal tot twee extra toewijzingen leiden van aanvragen die al zijn ingediend. Op deze twee extra subsidieontvangers zijn ook de standaard (voortgangs)rapportageverplichtingen en de informatieverplichtingen in verband met het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling van toepassing. De administratieve lasten zullen voor een individuele subsidieontvanger dan ook gelijk blijven. De totale administratieve lasten van subsidieontvangers en niet-subsidieontvangers samen zullen licht toenemen van € 84.382 naar € 98.009. Echter, omdat er geen nieuwe kunnen worden ingediend, zullen de relatieve administratieve lasten licht dalen van 4,44% naar 3,39%.
Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant en wijkt daarmee af van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroepen van de subsidiemodules TSE Industrie studies en TSE Industrie O&O gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding.
Voor de TSE Industrie O&O onderdeel A ligt die rechtvaardiging voor de afwijking in het feit dat de openstellingstermijn daarvoor voorbij is en de ophoging van het subsidieplafond nog voor de openstellingsronde die op 9 mei 2023 sloot moet gelden. Op die manier kan op meer aanvragen die tijdens die openstellingsronde zijn ingediend, alsnog positief worden beschikt. Deze wijziging heeft ten aanzien hiervan ook terugwerkende kracht tot het moment van openstelling, zodat het hogere budget geldt voor de aanvragen die vanaf 3 april zijn ingediend.
Voor de nieuwe programmalijn binnen de TSE Industrie studie is het gerechtvaardigd om af te wijken, omdat aanvragers er gebaat bij zijn om snel ondersteuning te krijgen bij het doen van studies in het licht van de investeringsbeslissingen die moeten worden genomen in de komende periode. Dit zorgt tevens voor een betere aansluiting bij andere regelingen die in het kader van GroenvermogenNL ontwikkeld worden en de Subsidieregeling opschaling hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse (Stcrt. 2023, 27014).
Door middel van dit onderdeel is aan de bijlage voor de subsidiemodule TSE Industrie studies een zesde programmalijn toegevoegd met de naam ‘Waterstof en groene chemie’. Studies naar projecten voor waterstof en groene chemie waren over het algemeen al mogelijk binnen de andere vijf programmalijnen. De vermelding van waterstof in de andere programmalijnen is verwijderd, zodat studies naar waterstof en groene chemie derhalve niet meer subsidiabel zijn onder die programmalijnen. Subsidieaanvragen voor studies naar waterstof en groene chemie die vanaf de openstelling van die programmalijn worden ingediend, vallen daardoor enkel nog onder programmalijn 6 en subsidie daarvoor zal uit het separate subsidieplafond afkomstig zijn.
Voor milieustudies die subsidiabel zijn onder de nieuwe programmalijn, geldt eveneens dat deze een studie dienen te betreffen naar een investering die vrijgesteld zou zijn van de aanmeldingsverplichting van steun onder deel 7 ‘Steun voor milieubescherming’ van de AGVV. Dit betekent dat de onderzochte investering ziet op een directe bijdrage aan milieubescherming. Een studie naar de productie van (onderdelen van) elektrolysers en overige randapparatuur voor de productie van hernieuwbare waterstof, opgenomen in deelprogramma 6.4, kwalificeert niet als milieustudie, als het milieuvoordeel wordt behaald met de productie van waterstof met een elektrolyser waar de studie op zag. Dit is namelijk een indirect milieuvoordeel. Om als milieustudie te kwalificeren moet met de productie van de elektrolyser of randapparatuur zelf een milieuvoordeel worden behaald, doordat de productie ervan bijvoorbeeld op een duurzamere manier wordt gerealiseerd.
Dit artikel bevat wijzigingen van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023. Het eerder vastgestelde subsidieplafond voor de subsidiemodule TSE Industrie O&O voor de openstelling van Onderdeel A: langlopende TSE-industrieprojecten die 9 mei 2023 eindigde, is opgehoogd.
Daarnaast is voor de subsidiemodule TSE Industrie studies de openstellingstermijn voor programmalijn 6 vastgelegd en daarvoor is tevens een separaat subsidieplafond bepaald. Daarnaast is in de sinds 3 april 2023 lopende openstelling opgenomen dat die enkel programmalijnen 1 tot en met 5 betreft. Voor deze wijzigingsregeling was er één openstellingstermijn met één subsidieplafond voor alle programmalijnen samen, waardoor die specificatie niet nodig was. Aan de reeds lopende openstelling verandert qua termijn en subsidieplafond niets.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-28570.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.