Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 oktober 2023, nr. WJZ/ 27399369, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling GLB 203

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 15, 19, 27 en 28 van de landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling GLB 2023 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definities van ‘waterloop’ en ‘watervoerende sloot’ vervallen.

2. Er wordt in alfabetische volgorde een definitie ingevoegd, luidende:

oppervlaktewaterlichaam:

samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna, als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingswet;.

B

In artikel 2, derde lid, wordt na ‘verordening (EU) 2021/2115’ toegevoegd ‘, waarbij eerst een voorlopig en daarna een definitief eenheidsbedrag kan worden vastgesteld’.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op de peildatum heeft de landbouwer het perceel landbouwgrond ter beschikking op grond van eigendom, pacht of onderpacht dan wel in gebruik met toestemming van de eigenaar of van de pachter die het perceel landbouwgrond met toestemming van de eigenaar heeft onderverpacht.

2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Voor controle op de toestemming, bedoeld in het tweede lid, kan schriftelijk bewijs worden opgevraagd.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Als landschapselementen, zijnde waterdelen, worden aangemerkt:

    • a. sloten, niet zijnde grachten, smaller dan tien meter van insteek naar insteek, waarbij geldt dat ze geheel meetellen als ten minste 90 procent van de sloot smaller is dan tien meter;

    • b. watervlakten met een oppervlakte tussen 0,001 hectare en 0,5 hectare; en

    • c. sloten die doorgaans het hele jaar droog staan, smaller dan tien meter van insteek naar insteek, waarbij geldt dat ze geheel meetellen als ten minste 90 procent van de sloot smaller is dan tien meter.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Op de peildatum heeft de landbouwer de landschapselementen ter beschikking op grond van eigendom, pacht of onderpacht dan wel in gebruik met toestemming van de eigenaar of van de pachter die de landschapselementen met toestemming van de eigenaar heeft onderverpacht.

3. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor controle op de toestemming, bedoeld in het zesde lid, kan schriftelijk bewijs worden opgevraagd.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, aanhef, wordt ‘door middel van een door de minister beschikbaar gesteld formulier kunnen worden gewijzigd die betrekking hebben op’ vervangen door ‘onverwijld door middel van een door de minister beschikbaar gesteld formulier worden gewijzigd, voor zover die gegevens betrekking hebben op’.

2. In het vijfde lid komt de eerste zin te luiden:

Onverminderd de in het vierde lid, onderdeel c, bedoelde termijn, worden wijzigingen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, uiterlijk doorgegeven op de peildatum of – voor zover de sluitingsdatum voor aanmelding als bedoeld in het eerste lid is gelegen na de peildatum – uiterlijk op de laatste dag waarop de aanmelding kan worden gedaan.

3. In het zevende lid wordt ‘aanvraagjaar 2023’ vervangen door ‘aanvraagjaar 2024’ en wordt ‘1 maart tot en met 15 juni 2023’ vervangen door ‘1 maart tot en met 15 mei 2024’.

F

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. een rustgewas, onder de volgende voorwaarde:

    de landbouwer teelt uitsluitend een of meerdere gewassen uit de gewassenlijst ‘rustgewassen eco-regeling’ als bedoeld in bijlage 1;.

2. In onderdeel e, onder 3°, wordt ‘perceel landbouwgrond’ vervangen door ‘betreffende perceel blijvend grasland’.

G

In artikel 19, onderdeel b, onder 2°, wordt ‘perceel landbouwgrond’ vervangen door ‘betreffende landbouwareaal’.

H

Artikel 20 komt als volgt te luiden:

Artikel 20 Eco-activiteiten categorie teeltmaatregel:

De Eco-activiteiten in de categorie teeltmaatregel zijn:

  • a. biologische bestrijding, onder de volgende voorwaarden:

    • 1°. de landbouwer teelt een gewas uit de gewassenlijst ‘biologische bestrijding’ als bedoeld in bijlage 1;

    • 2°. op het perceel met biologische bestrijding wordt een of een combinatie van de volgende technieken toegepast:

      • i. de steriele insectentechniek (SIT) ter beheersing van de uienvlieg;

      • ii. feromoonverwarring ter beheersing van de fruitmot, pruimenmot, bessenglasvlinder, vruchtbladroller, leverkleurige bladroller, grote appelbladroller, of heggebladroller;

      • iii. nematoden;

      • iv. bacteriepreparaten;

    • 3°. de landbouwer bewaart het aankoopbewijs van de toepassing van de biologische bestrijding en het betaalbewijs gedurende 5 jaar in zijn administratie. Het aankoopbewijs vermeldt tenminste de naam van de teler van het gewas, de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten of het perceelnummer uit de Gecombineerde Opgave, bedoeld in artikel 2 van de voor het desbetreffende jaar geldende Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave, een indicatie van de oppervlakte van het perceel waarop de biologische bestrijding is toegepast, de leverancier en de prijs en hoeveelheid van de geleverde biologische bestrijding.

  • b. precisiegewasbescherming, onder de volgende voorwaarden:

    • 1°. de landbouwer past op het perceel, gedurende de hoofdteelt, plaatsspecifieke dosering van gewasbeschermingsmiddelen toe door middel van een taakkaart die een GPS-gestuurde spuit aanstuurt dan wel een sensorgestuurde on-the-go aangestuurde spuit;

    • 2°. de spuitboom beschikt minimaal over de mogelijkheid om variabel per sectie de spuitdoppen aan te sturen;

    • 3°. de landbouwer:

      • a. heeft machines en werktuigen die precisiegewasbescherming kunnen uitvoeren ter beschikking op grond van eigendom of huur dan wel in gebruik met toestemming van de eigenaar of de verhuurder; of

      • b. beschikt over een factuur van een loonwerker met vermelding van de uitgevoerde handeling(en), de datum van de handeling, en de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten of het perceelnummer uit de Gecombineerde Opgave, bedoeld in artikel 2 van de voor het desbetreffende jaar geldende Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave, en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie;

    • 4°. de landbouwer beschikt voor iedere toepassing van precisiegewasbescherming over:

      • a. een taakkaart bij een GPS-gestuurde spuit, waarop de geplande handeling(en), en de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten staan aangegeven,en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie; of

      • b. een resultaatkaart bij een sensorgestuurde on-the-go aangestuurde spuit waarop de uitgevoerde handelingen en de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten staan aangegeven, en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie;

    • 5°. de landbouwer houdt een register bij als bedoeld in artikel 67 van verordening (EG) Nr 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L309);

    • 6°. landbouwareaal dat braak ligt, inclusief landschapselementen, is uitgesloten van deze Eco-activiteit; en

    • 7°. de landbouwer voldoet aan de beheerseisen RBE 7.1 en RBE 8.1 tot en met 8.8, bedoeld in artikel 32, onderdeel a, in samenhang met bijlage 3.

  • c. precisiebemesting, onder de volgende voorwaarden:

    • 1°. de landbouwer past op het perceel, ten behoeve van de hoofdteelt, plaatsspecifieke dosering van bemesting toe door middel van een taakkaart die een GPS-gestuurde strooier (bij korrel- of vaste meststoffen) of – spuit (vloeibare meststoffen) of – zodebemester of – sleepvoetbemester (drijfmest) aanstuurt dan wel een sensorgestuurde on-the-go aangestuurde machine;

    • 2°. de strooier dient ingericht te zijn om meststoffen over de strooibreedte plaatsspecifiek te kunnen doseren;

    • 3°. de spuitboom beschikt minimaal over de mogelijkheid om variabel per sectie de spuitdoppen aan te sturen;

    • 4°. de zodebemester en sleepvoetbemesters dienen ingericht te zijn om de drijfmest over de inbrengbreedte plaatsspecifiek te kunnen doseren;

    • 5°. de landbouwer:

      • a. heeft machines en werktuigen die precisiebemesting kunnen uitvoeren ter beschikking op grond van eigendom of huur dan wel in gebruik met toestemming van de eigenaar of de verhuurder; of

      • b. beschikt over een factuur van een loonwerker met vermelding van de uitgevoerde handeling(en), de datum van de handeling en de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten of de naam en het perceelnummer uit de Gecombineerde Opgave, bedoeld in artikel 2 van de voor het desbetreffende jaar geldende Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave, en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie;

    • 6°. de landbouwer beschikt voor iedere toepassing van precisiebemesting over:

      • a. een taakkaart bij een GPS-gestuurde machine, waarop de geplande handeling(en) en de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten staan aangegeven, en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie; of

      • b. een resultaatkaart bij een sensorgestuurde on-the-go aangestuurde machine waarop de uitgevoerde handelingen, en de eenduidige locatiegegevens zoals de X- en Y-coördinaten staan aangegeven, en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie;

    • 7°. landbouwareaal dat braak ligt, inclusief landschapselementen, is uitgesloten van deze eco-activiteit; en

    • 8°. de landbouwer voldoet aan de beheerseisen RBE 2.2 tot en met 2.5, 2.7 tot en met 2.11, 2.13, 2.15 en 2.17, bedoeld in artikel 32, onderdeel a, in samenhang met bijlage 3.

  • d. fertigatie, onder de volgende voorwaarden:

    • 1°. de landbouwer beschikt op het perceel, tijdens de hoofdteelt, over een functioneel werkende druppelirrigatie met doseersysteem;

    • 2°. het doseersysteem kan via leidingen of slangen een mengsel van water en vloeibare meststoffen beschikbaar stellen;

    • 3°. De landbouwer beschikt over een boekhouding waar de registratie van meststoffen die via het doseersysteem worden toegediend wordt vastgelegd, en bewaart deze gedurende 5 jaar in zijn administratie.

    • 4°. nutriënten worden gedoseerd toegevoegd aan het water;

    • 5°. landbouwareaal dat braak ligt, inclusief landschapselementen, is uitgesloten van deze eco-activiteit; en

    • 6°. de landbouwer voldoet aan de beheerseisen RBE 2.3, 2.5, 2.10, 2.11, 2.13, 2.15 en 2.17, bedoeld in artikel 32, onderdeel a, in samenhang met bijlage 3.

I

Artikel 21 komt als volgt te luiden:

Artikel 21 Niet-toegestane Eco-activiteiten

  • 1. De eco-activiteiten, bedoeld in artikel 20, onderdelen b, c en d, en artikel 23, onderdeel c, zijn niet toegestaan op een bufferstrook als bedoeld in artikel 32, onderdeel b, in samenhang met Bijlage 4, onder 4 en 4a.

  • 2. De eco-activiteiten, bedoeld in de artikelen 18, met uitzondering van onderdeel k, 19, onderdeel a, 20 en 22 zijn niet toegestaan op areaal dat wordt ingezet in het kader van Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 8, tweede lid.

J

In artikel 22, onderdelen a, onder 1°. en b, onder 1°. wordt ‘in de periode van 1 mei tot en met 30 september’ vervangen door ‘in de periode van 1 juni tot en met 30 september’.

K

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. groene braak, onder de volgende voorwaarden:

    • 1°. de landbouwer teelt een gewas uit de gewassenlijst ‘groene braak’ als bedoeld in bijlage 1 als hoofdteelt op bouwland;

    • 2°. het perceel is minimaal drie meter breed;

    • 3°. in de periode van 31 mei tot 31 augustus bestaat de oppervlakte voor minimaal 80 procent uit het aangegeven gewas;

    • 4°. voor een periode van minimaal 9 aaneengesloten maanden in het aanvraagjaar, wordt er op het aangegeven gewas geen gebruik gemaakt van bemesting en chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden;

    • 5°. beweiden of oogsten van het aangegeven gewas is het gehele aanvraagjaar niet toegestaan; en

    • 6°. het areaal was in het voorgaand aanvraagjaar geen blijvend grasland.

2. In onderdeel d, onder 2°, vervalt telkens ‘op of’.

L

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid, wordt ‘vierde lid’ vervangen door ‘vijfde lid’.

2. In het achtste lid wordt na ‘groene braak,’ ingevoegd ‘stikstofbindend gewas,’.

M

Artikel 28, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. schaap:

Drents heideschaap, Flevolander, Groot heideschaap, Fries melkschaap, Mergelland schaap, Nederlands bonte schaap, Noordhollander, Schoonebeeker heideschaap, Swifter, Veluws heideschaap, Zwartbles; en.

N

Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a Aanwijzing aanbieder of eigenaar van een nutriëntentool

  • 1. De minister wijst op aanvraag één of meer aanbieders of eigenaren van een nutriëntentool aan, die voldoet aan de eisen van artikel 15, vierde lid, onderdeel g, van Verordening (EU) 2021/2115. Deze eisen zijn weergegeven in bijlage 7, onderdeel A.

  • 2. Naast de algemene eisen, bedoeld in het eerste lid, moet de nutriëntentool de onderdelen bevatten die zijn weergegeven in bijlage 7, onderdeel A.

  • 3. De eigenaar of aanbieder van een nutriëntentool moet voldoen aan de verplichtingen gesteld in bijlage 7, onderdeel B.

  • 4. Een aanvraag om aanwijzing als aanbieder of eigenaar van een nutriëntentool kan worden ingediend tot 15 oktober van het lopende kalenderjaar, waarbij ten minste de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a. de naam, het adres en de vestigingsplaats van de nutriëntentool-eigenaar of -aanbieder;

    • b. bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de voorschriften van het eerste, tweede en derde lid wordt voldaan.

  • 5. Wijzigingen van de gegevens, bedoeld in het vierde lid, worden binnen 30 dagen aan de minister gemeld.

  • 6. Een eerste aanwijzing is mogelijk vanaf 1 januari 2024 en geldt voor twee jaar.

  • 7. Een aanwijzing is niet overdraagbaar.

  • 8. De aanwijzing kan met een jaar worden verlengd na schriftelijk verzoek van de nutriëntentool-eigenaar of -aanbieder voor 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de verlenging van toepassing is.

  • 9. De minister trekt een aanwijzing in:

    • a. op verzoek van de nutriëntentool-eigenaar of -aanbieder;

    • b. indien bij de aanvraag tot aanwijzing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en kennis van de juiste en volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • c. indien niet meer wordt voldaan aan een of meer eisen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid; of

    • d. indien wijzigingen als bedoeld in het vijfde lid niet of niet tijdig worden gemeld.

O

Bijlage 1 komt als volgt te luiden:

Bijlage 1. bij de artikelen 4, 18, 19, 20, 23, onderdeel c en 32, onderdeel b

Rustgewassen ecoregeling

Bladrammenas

Blauwmaanzaad

Boekweit

Gerst

Granen, overig

Graszaad

Haver

Japanse haver

Karwijzaad

Klaver, rode

Klaver, witte

Koolzaad (incl. boterzaad)

Lijnzaad niet van vezelvlas (olievlas)

Luzerne

Mosterd, gele

Mosterd, zwarte

Niger

Peterselie

Quinoa

Raapzaad

Rogge

Sarepta mosterd/Caliente

Soedangras/Sorghum

Spelt

Tagetes Erecta

Tagetes Patula

Tarwe

Teff

Triticale

Zwaardherik (aaltjesvanggewas)

Vezelgewassen

Hennep (vezel)

Miscanthus (olifantsgras)

Vezelvlas

Stikstofbindende gewassen

Bonen, bruine-

Bonen, tuin-

Bonen, veld- (onder andere duiven-, paarden-, wierbonen)

Bonen, witte-

Erwten

Esparcette

Kapucijners (en grauwe erwten)

Klaver, Alexandrijnse

Klaver, incarnaat

Klaver, Perzische

Klaver, rode

Klaver, witte

Linzen

Lupinen, niet bittere

Luzerne

Overig klaverzaad

Overige groenbemesters, vlinderbloemige-

Peulen

Pronkbonen

Rolklaver

Sojabonen

Stamsperziebonen (=stamslabonen)

Stoksnijbonen en stokslabonen

Wikke, bonte

Wikke, voeder-

Meerjarige teelten

Graszaad

Luzerne

Miscanthus (olifantsgras)

Zonnekroon

Natte teelten

Azolla

Cranberry

Lamsoor

Lisdodde

Riet

Wilde rijst

Zeekraal

Vroeg ras rooigewas 1 september

Aardappelen, consumptie

Aardappelen, zetmeel

Bospeen, productie

Kroten/rode bieten, productie

Pootaardappelen

Prei, zomer, productie

Sjalotten

Uien, gele zaai-

Uien, rode zaai-

Waspeen, productie

Vroeg ras rooigewas 1 november

Bieten, suiker-

Bieten, voeder-

Cichorei

Knolselderij

Stoppelknollen

Winterpeen, productie

Witlofwortel, productie

Groenbemesters / Vanggewassen

Beemdlangbloem

Bladkool

Bladraap

Bladrammenas

Boekweit

Deder

Gras, groenbemesting, vanggewas

Esparcette

Ethiopische mosterd

Facelia

Festulolium

Gele mosterd

Italiaans raaigras

Japanse haver

Klaver, Alexandrijnse

Klaver, incarnaat

Klaver, Perzische

Klaver, rode

Klaver, witte

Lijnzaad niet van vezelvlas (olievlas)

Lupinen, niet bittere

Luzerne

Niger

Overige groenbemesters, vlinderbloemige-

Raketblad

Rietzwenkgras

Rogge, groenbemesting, vanggewas

Rogge, groenvoedergewas

Rolklaver

Roodzwenkgras

Sarepta mosterd/Caliente

Seradelle

Soedangras/Sorghum

Spurrie

Stoppelknollen

Tagetes Erecta

Tagetes Patula

Timothee

Veldbeemdgras

Vezelvlas

Westerwolds raaigras

Wikke, bonte-

Wikke, voeder-

Zonnebloemen

Zwaardherik

Biologische bestrijding

Appels

Bessen, blauwe

Bessen, rode

Bessen, zwarte

Bieslook

Bramen

Frambozen

Kersen

Knoflook

Notenbomen

Overig kleinfruit (zoals kruisbessen, kiwi’s)

Overige pit- en steenvruchten (zoals perziken, tafeldruiven)

Peren

Prei

Pruimen

Sjalotten

Uien

Uien, gele zaai-

Uien, rode zaai-

Uien, zilver

Wijndruiven

Groene braak

Agrarisch natuurmengsel1

Beemdlangbloem, groenbemesting, vanggewas

Drachtplanten2

Engels raaigras, groenbemesting, vanggewas

Festulolium, groenbemesting, vanggewas

Groene braak, spontane opkomst

Italiaans raaigras, groenbemesting, vanggewas

Klaver, Alexandrijnse, groenbemesting, vanggewas

Klaver, incarnaat, groenbemesting, vanggewas

Klaver, Perzische, groenbemesting, vanggewas

Klaver, rode, groenbemesting, vanggewas

Klaver, witte, groenbemesting, vanggewas

Gras, groenbemesting, vanggewas

Overige groenbemesters, vlinderbloemige-

Raketblad (aaltjesvanggewas)

Rietzwenkgras, groenbemesting, vanggewas

Roodzwenkgras, groenbemesting, vanggewas

Tagetes erecta (Afrikaantje)

Tagetes patula (Afrikaantje)

Timothee, groenbemesting, vanggewas

Veldbeemdgras, groenbemesting, vanggewas

Westerwolds raaigras, groenbemesting, vanggewas

X Noot
1

Onder agrarisch natuurmengsel wordt verstaan een mengsel van verschillende gewassen (door elkaar heen gezaaid) waarbij geen van de gewassen overwegend aanwezig is.

X Noot
2

Onder drachtplanten wordt verstaan een mengsel van tenminste 3 drachtplanten van de soorten Karwij (Carum carvi), Koriander (Coriandrum sativum), Wilde Peen (Daucus carota), Duizendblad (Achiella millefolium), Goudsbloem (Calendula officinalis), Korenbloem (Centaurea cyanus), Cichorei (Cichorium), Zonnebloem (Helianthus Annus), Komkommerkruid (Borago officinalis), Slangenkruid (Echium Vulgare), Phacelia (Phacelia tanacetifolia), Gele Mosterd (Sinapis alba), Gewone Rolklaver (Lotus corniculatus), Luzerne (Medicago sativa), Witte honingklaver (melilotus albus), Esparcette (Onobrychis viccifolia), Rode klaver (Trifolium pratense), Voederwikke (Vicia sativa), Lijnzaad/vlas (Linum usitatissimum), Malva (Malva), Klaproos (Papaver), Boekweit (Fagopyrum esculentum), Juffertje in ’t groen (Nigella damascena), Smalle Weegbree (Plantago lanceolata) of Incarnaatklaver (Trifolium incarnatum).

P

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A. Punten, waardes en melddatum eco-activiteiten komt te luiden:

A. Punten, waardes en melddatum eco-activiteiten

Maatregel

Klimaat

Bodem & Lucht

Water

Landschap

Biodiversiteit

Datum deelname-melding

Hoofdteelt

Rustgewas

4

4

4

2

2

15-mei

Stikstofbindend gewas

3

2

0

1

1

15-mei

Meerjarige teelt

4

4

4

1

1

15-mei

Langjarig grasland

4

4

3

1

1

15-mei

Grasland met kruiden

2

4

1

3

1

15-mei

Natte teelt

3

0

0

1

2

15-mei

Vroeg ras rooigewas 1 september

2

2

4

1

1

15-mei

Vroeg ras rooigewas 1 november

0

3

0

0

0

15-mei

Grasklaver

4

4

0

1

1

15-mei

Strokenteelt

0

2

2

2

2

15-mei

Vezelgewas

4

4

4

2

3

15-mei

Bodemgewas

Onderzaai vanggewas

2

1

1

1

1

15-mei

Groenbedekking

2

3

3

1

1

15 mei

Teeltmaatregelen

Biologische bestrijding

0

1

4

1

2

15-mei

Precisiebemesting

1

0

1

0

0

15-mei

Precisiegewasbescherming

0

1

4

0

2

15-mei

Fertigatie

1

0

3

0

0

15-mei

Veemaatregelen

Overdag weiden

2

3

0

2

1

15-mei

Dag en nacht weiden

3

4

0

2

2

15-mei

Niet productief landbouwgrond

Heg, haag, struweel

4

2

0

40

60

15-mei

Landschapselement hout

4

2

0

40

60

15-mei

Groene braak

2

4

0

10

40

15-mei

Bufferstrook met kruiden bouwland

2

4

4

30

60

15-mei

Bufferstrook met kruiden grasland

0

0

3

30

60

15-mei

Biologische productie

Biologische productie

4

4

2

1

2

15-mei

Maatregel

Waarde (€ per ha)

regio 1

regio 2

Hoofdteelt

Rustgewas

105

60

Stikstofbindend gewas

1.995

2.308

Meerjarige teelt

302

612

Langjarig grasland

91

91

Grasland met kruiden

181

181

Natte teelt

1.005

1.005

Vroeg ras rooigewas 1 september

603

492

Vroeg ras rooigewas 1 november

176

177

Grasklaver

28

28

Strokenteelt

217

215

Vezelgewas

720

390

Bodemgewas

Onderzaai vanggewas

151

148

Groenbedekking

51

51

Teeltmaatregelen

Biologische bestrijding

85

85

Precisiebemesting

43

43

Precisiegewasbescherming

43

43

Fertigatie

43

43

Veemaatregelen

Overdag weiden

43

43

 

43

43

Niet productief landbouwgrond

Heg, haag, struweel

3.711

3.711

Landschapselement hout

Groene braak

2.868

3.961

Bufferstrook met kruiden bouwland

1.026

1.026

Bufferstrook met kruiden grasland

642

642

Biologische productie

Biologische productie

200

200

2. Onderdeel B. Regio-indeling komt te luiden:

B. Regio-indeling

3. Onderdeel D. Cumulatietabel komt te luiden:

D. Cumulatietabel

  • Uitzondering hierop zijn solitaire bomen op landbouwgrond. Deze kunnen ingezet als Landschapselement hout en samengaan met andere eco-activiteiten die op het perceel worden uitgevoerd. De activiteiten zijn in dat geval niet hetzelfde en kunnen worden gestapeld.

Q

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel van RBE 5.1, derde kolom, komt te luiden: Onveilige diervoeders / voederen onveilige diervoeders / Terugroepen

2. Aan RBE 9.4 wordt in de tweede kolom toegevoegd: en artikel 9.6, eerste tot en met vierde lid, van de Regeling houders van dieren.

3. In RBE 11.1 wordt in de tweede kolom ‘eerste lid’ vervangen door ‘eerste en tweede lid’.

4. Aan RBE 11.14 wordt in de tweede kolom toegevoegd: en artikel 9.6, eerste tot en met vierde lid, van de Regeling houders van dieren.

R

In Bijlage 4 § 1. Klimaatverandering, GLMC 2, wordt ‘artikel 5.2 van de Waterwet en artikel 5.2 van het Waterbesluit‘ vervangen door ‘artikel 2.41, eerste lid, van de Omgevingswet’.

S

Bijlage 4, § 2. Water, GLMC 4, komt te luiden:

4. GLMC 4 – Aanleg van bufferstroken langs oppervlaktewaterlichamen

  • 1. Het is verboden meststoffen op of in de bodem te brengen of gewasbeschermingsmiddelen of biociden toe te passen in bufferstroken, bedoeld in artikel 4.1199c, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving voor oppervlaktewaterlichamen met uitzondering van de oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in GLMC 10.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is er geen verplichting een bufferstrook aan te houden langs poelen en vijvers die niet in verbinding staan met het samenhangend geheel van het voorkomend water.

  • 3. De landbouwer is verplicht artikel 4.1199c van het Besluit activiteiten leefomgeving na te leven.

T

Bijlage 4 § 2. Water, GLMC 10, komt te luiden:

4. GLMC 10 – Aanleg van bufferstroken langs oppervlaktewaterlichamen die in de zomer droog vallen

  • 1. Het is verboden meststoffen op of in de bodem te brengen of gewasbeschermingsmiddelen of biociden toe te passen in een bufferstrook van 100 cm langs oppervlaktewaterlichamen die onder normale omstandigheden in de zomer droog vallen, bedoeld in artikel 4.1199c van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 2. De landbouwer is verplicht artikel 4.1199c van het Besluit activiteiten leefomgeving na te leven voor oppervlaktewaterlichamen die onder normale omstandigheden in de zomer droog vallen en tenminste in de periode van 1 april tot en met 1 oktober droog staan.

U

Bijlage 4, § 3. Bodem, GLMC 6, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel c, vervalt ‘overeenkomstig de voorwaarden die hieraan gesteld worden in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet’.

2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Bij percelen, bedekt met spontane opkomst in de periode van 31 mei tot en met 31 augustus, dient de spontane opkomst minimaal 80 procent van het perceel gelijkmatig te bedekken.

V

Bijlage 4, § 3. Bodem, GLMC 7, komt te luiden:

7. GLMC 7 – Gewasrotatie op bouwland

  • 1. De landbouwer past vanaf 2024 gewasrotatie op perceelniveau toe op bouwland met dien verstande dat vanaf 2023:

    • a. ieder jaar op minimaal een derde van zijn bouwland een ander gewas wordt geteeld als hoofdteelt of één of meerdere volgteelten worden geteeld na de hoofdteelt binnen hetzelfde kalenderjaar tot de inzaai van het hoofdgewas van het volgende jaar, mits de volgteelt bestaat uit een andere gewassoort dan de hoofdteelt; en

    • b. ieder vierde jaar een ander gewas op hetzelfde perceel wordt geteeld als hoofdteelt.

  • 2. Onverminderd het eerste lid teelt de landbouwer op zand- en lössgrond:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op percelen die op de peildatum bij de landbouwer in gebruik zijn en:

    • a. die worden gebruikt voor braak;

    • b. die worden gebruikt voor de teelt van een gewas uit de gewassenlijst ‘natte teelten’ als bedoeld in bijlage 1;

    • c. die worden gebruikt voor de teelt van meerjarige gewassen;

    • d. die worden gebruikt voor grassen en andere kruidachtige voedergewassen op bouwland.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op bedrijven waarbij meer dan 75 procent van het bouwland wordt gebruikt voor:

    • a. de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen;

    • b. de teelt van vlinderbloemige gewassen;

    • c. braak;

    • d. een combinatie van a, b of c.

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing voor teelten van gewassen die meer dan vier jaar onafgebroken op een perceel staan.

  • 6. De verplichting tot het toepassen van gewasrotatie is voorts niet van toepassing op:

    • a. percelen waarop de landbouwer een biologische productiemethode toepast en het bedrijf van de landbouwer overeenkomstig Externe link:verordening (EU) 2018/848 gecertificeerd is;

    • b. percelen waarop de landbouwer als gevolg van een contract voor agrarisch natuurbeheer op basis van de subsidieregelingen ANLb of de Catalogus Groenblauwe diensten een beheer uitvoert waardoor hij niet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, kan voldoen; en

    • c. bedrijven in de streek Oldambt en het eiland Hoekse waard op zware kleigrond die gewasdiversificatie toepassen in combinatie met continueelt van wintertarwe, wintergerst, winterkoolzaad en winterraapzaad waarbij minimaal drie gewassen worden geteeld waarvan het gewas met de grootste oppervlakte niet meer dan 75 procent van het bouwland beslaat en het gewas met de kleinste oppervlakte minimaal 5 procent van het bouwland beslaat.

  • 7. Het eerste lid is niet van toepassing op bedrijven waarbij meer dan 75 procent van het landbouwareaal:

    • a. bestaat uit blijvend grasland;

    • b. wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen;

    • c. wordt gebruikt voor de teelt van een gewas uit de gewassenlijst ‘natte teelten’ als bedoeld in bijlage 1; of

    • d. een combinatie van a, b of c.

W

Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 8, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt na ‘plaats’ toegevoegd ‘, mag het volledige kalenderjaar niet beweid worden’.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. De landbouwer is verplicht de volgende bepalingen in acht te nemen:

    • a. de artikelen 4.11, eerste lid, onderdeel i, en 4.12, eerste lid, onderdeel m van de Omgevingswet en de artikelen 11.126 en 11.129, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, en

    • b. de in voorkomend geval door desbetreffende provinciale staten gestelde regels.

3. Na het negende lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 10. Het is niet toegestaan om blijvend grasland om te zetten en aan te merken als braak.

  • 11. Het is niet toegestaan om na de braakperiode het aanwezige gewas in het betreffende kalenderjaar alsnog te oogsten, te bemesten of er chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden op toe te passen.

4. Tabel 2: Wegingsfactoren, wordt als volgt gewijzigd:

a. De regel ‘Sloten grenzend aan beheerde rand/natuurvriendelijke oever’ komt te luiden:

Sloten grenzend aan beheerde rand

2

Smaller dan tien meter (van insteek naar insteek)

b. Na de regel ‘Sloten grenzend aan beheerde rand’ worden twee regels ingevoegd, luidende:

Sloten grenzend aan natuurvriendelijke oever

2

Smaller dan 10 meter (van 1 meter uit de waterlijn naar 1 meter uit de waterlijn)

Sloten grenzend aan flauw talud

1

Smaller dan 10 meter (van 1 meter uit de waterlijn naar 1 meter uit de waterlijn)

X

Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 9, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming’ vervangen door ‘artikel 2.44, eerste lid, van de Omgevingswet’.

2. In het vierde lid wordt ‘artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming’ vervangen door ‘artikel 2.44, eerste lid, van de Omgevingswet’ en wordt ‘artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming’ vervangen door ‘de artikelen 3.8, derde lid, en 3.9, derde lid, van de Omgevingswet’.

Y

In Bijlage 6, in de regel van artikel 45, vervalt in de laatste kolom ‘rechtstreekse’.

Z

Na bijlage 6 wordt de bijlage bij deze regeling als bijlage 7 toegevoegd.

ARTIKEL II

1. Artikel I, onderdelen A, C tot en met I, K, L, onder 2 en M tot en met Z van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari 2024.

2. Artikel I, onderdeel B, van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2023.

3. Artikel I, onderdelen J en L, onder 1, van deze regeling, treden in werking met ingang van de dag na publicatie en werken terug tot en met 1 januari 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 oktober 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL Z

Bijlage 7. bij artikel 38a

A

In artikel 15, vierde lid, onderdeel g, van Verordening (EU) 2021/2115 is de eis gesteld dat uiterlijk vanaf 2024 de bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw zijn afgestemd op de verschillende productiewijzen en landbouwbedrijven en dat deze door middel van een digitale toepassing ten minste het volgende bestrijken: een duurzaam nutriëntenbeheer, met inbegrip van het gebruik van een bedrijfsduurzaamheidsinstrument voor nutriënten (hierna: nutriëntentool).

De nutriëntentool dient ten minste te voorzien in:

1) Een balans van de belangrijkste nutriënten op veldschaal

De nutriëntentool moet een balans op kunnen maken van de belangrijkste nutriënten voor zover van toepassing op perceelsniveau. Hierin zijn data over het aanwenden of afvoeren van meststoffen/nutriënten en opbrengsten/dieren van groot belang. De adviezen afkomstig uit de tool houden rekening met deze balans en geven advies over het verbeteren van die balans.

2) De wettelijke voorschriften inzake nutriënten

De tool houdt rekening met de wettelijke voorschriften inzake nutriënten, waarbij de adviezen afkomstig uit de tool in lijn zijn met de wettelijke voorschriften en de regelingen die gericht zijn op een duurzaam gebruik van nutriënten.

De wettelijke voorschriften – van belang binnen de berekeningen met betrekking tot nutriënten en adviezen vanuit de nutriëntentool – betreffen:

  • De in bijlage 3 genoemde beheerseisen: RBE 1. Kaderrichtlijn Water en RBE 2. Nitraatrichtlijn – voor zover van belang binnen de berekeningen met betrekking tot nutriënten en adviezen vanuit de nutriëntentool;

  • De in bijlage 4 genoemde GLMC’s 2 tot en met 9 – voor zover van belang binnen de berekeningen met betrekking tot nutriënten en adviezen vanuit de nutriëntentool;

  • De in de artikelen 18, 19, 20 22, 23 en 24 genoemde eco-activiteiten voor zover van belang binnen de berekeningen met betrekking tot nutriënten en adviezen vanuit de nutriëntentool;

  • De subsidiabele voorwaarden/maatregelen van de ANLB-regeling – voor zover van belang binnen de berekeningen met betrekking tot nutriënten en adviezen vanuit de nutriëntentool.

3) Bodemgegevens, op basis van beschikbare informatie en analyses

De nutriëntentool houdt rekening met de bodemgegevens en de bodemanalyses die op perceelsniveau zijn uitgevoerd en vastgesteld. De bodemgegevens worden direct in verband gebracht met de in onderdeel 1 genoemde balans van de belangrijkste nutriënten.

4) Gegevens uit het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) die relevant zijn voor nutriëntenbeheer

De nutriëntentool heeft een koppeling met de GBCS-data voor zover die relevant zijn voor het nutriëntenbeheer en die door de nutriëntentool worden gebruikt. Daarnaast heeft de nutriëntentool een koppeling gelegd met voor de nutriëntentool relevante beschikbare data die zijn vastgelegd op het gebied van mest1.

Met de volgende databronnen van het betaalorgaan moet een koppeling gelegd zijn:

  • GBCS-data:

    • Perceelsdata

      • Alle data m.b.t. de regelingspercelen GLB;

      • Alle data m.b.t. de regelingspercelen mest.

    • I&R-data, raadplegen dieren

  • Mestdata

    • Vervoersbewijzen dierlijke mest.

B

De volgende verplichtingen gelden voor een eigenaar of aanbieder van een nutriëntentool:

  • a. de eigenaar of aanbieder is financieel/economisch voldoende in staat om de nutriëntentool te beheren en tijdig up to date te houden;

  • b. de eigenaar of aanbieder is in staat de rekenregels en adviezen, voortkomend uit de nutriëntentool, wetenschappelijk te onderbouwen;

  • c. de eigenaar of aanbieder staat een jaarlijkse audit op de nutriëntentool toe en volgt de eventuele daaruit volgende aanbevelingen op binnen een vast te stellen termijn. Aanbevelingen kunnen voortkomen uit aanpassingen in regelgeving en uit resultaten van onderzoek;

  • d. de nutriëntentool moet actueel gehouden worden op basis van wettelijke voorschriften;

  • e. de nutriëntentool moet robuust zijn, wat inhoudt dat de tool ondersteuning en advies biedt voor alle grondgebonden landbouwsectoren;

  • f. de eigenaar of aanbieder kan aantonen te beschikken over kwaliteitsnormen conform ISO 25010 of heeft aantoonbaar deze kwaliteitsonderdelen op een andere wijze geborgd;

  • g. de nutriëntentool wordt door de nutriëntentool-eigenaar of -aanbieder om niet aan de individuele landbouwers aangeboden.

TOELICHTING

1. Inleiding

Naast een aantal technische wijzigingen, ziet deze wijzigingsregeling met name op een aantal inhoudelijke aanpassingen aan de ecoregeling met ingang van 1 januari 2024.

Ecoregeling

Het gaat ten eerste om een uitbreiding van de toegestane technieken voor biologische bestrijding met de toepassing van nematoden en bacteriepreparaten. Deze wijziging ziet verder toe op de uitbreiding in 2024 van de categorie teeltmaatregelen met drie eco-activiteiten, te weten precisiebemesting, precisiegewasbescherming en fertigatie. Een technische wijziging betreft het updaten van gewassenlijsten en het herwaarderen van punten en waarden van eco-activiteiten op basis van nieuw wetenschappelijk advies. Ook de regiokaart is geüpdatet. In 2023 zijn door diverse landbouwers en belangenbehartigers suggesties gedaan om gewassen aan de gewassenlijsten toe te voegen. Ook zijn er opmerkingen gemaakt met betrekking tot de regio-indeling voor de ecoregeling. De suggesties zijn voor advies voorgelegd aan de WUR ter toetsing op de bijdrage aan de ecodoelen. Dit heeft in beperkte mate geleid tot het aanpassen van de gewassenlijsten bij de eco-activiteiten en kleine aanpassingen in de regiokaart in de omgeving van Breda en Nijmegen.

Nieuwe eco-activiteit precisiegewasbescherming (Artikel 20, onderdeel b)

De inzet van gewasbeschermingsmiddelen is een onderdeel van het primaire productieproces in de agrarische sector. Het toepassen van grote hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen kan leiden tot negatieve consequenties voor mens en natuur. Zo kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zorgen voor doorvergiftiging en ernstige aantasting van het milieu. Bij de inzet van gewasbeschermingsmiddelen kan een precisietoepassing leiden tot middelbesparing en verlaagde blootstelling van beschermdoelen. Door plaatsspecifiek en tijdsgebonden gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken wordt de impact op de natuur lager en bespaart de landbouwer kosten voor gewasbeschermingsmiddelen. Onder gewasbeschermingsmiddelen verstaat men zowel chemische als biologische gewasbeschermingsmiddelen en herbiciden die wettelijk zijn toegestaan in Nederland. De wettelijk toegestane bestrijdingsmiddelen zijn gecontroleerd door het college van de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en zijn te vinden op de Lijst van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zoals vermeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het gebruik van biociden is voor deze eco-activiteit uitgesloten. Hiervoor is gekozen omdat biociden niet worden gebruikt voor gewasbescherming maar voor andere plagen op het erf zoals muizen of houtconservering. De bestrijding van deze plagen valt niet onder de doelstellingen van de ecoregeling. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de teeltvrije zone is niet toegestaan op grond van de Nitraatrichtlijn, aangezien gewasbeschermingsmiddelen een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Het gebruik van zowel mest als gewasbeschermingsmiddelen is in kader van het GLB ook niet toegestaan op bufferstroken zoals gedefinieerd in GLMC 4.

De toepassing van precisiegewasbescherming dient plaats te vinden gedurende de hoofdteelt. Er is alleen sprake is van een precisietoepassing als er plaatsspecifiek gemeten én beslist én uitgevoerd wordt. Per locatie in het perceel wordt aan de hand van meetwaarden de minimaal effectieve dosering bepaald om zo met minimale input het gewas optimaal te verzorgen. Er worden voor zowel precisiebemesting als precisiegewasbescherming twee werkvormen onderscheiden, te weten een on-the-go precisietoepassing waarbij meten, beslissen en uitvoeren real-time gebeuren en een geschakelde precisietoepassing waarbij meten, beslissen en uitvoeren los van elkaar gebeuren. Bij deze systemen worden de meetwaarden over het algemeen goed gelogd en kunnen worden afgelezen uit een resultaatkaart. Overkoepelend doel van de eco-activiteit is om de laagst effectieve dosering van gewasbeschermingsmiddelen plaatsspecifiek binnen een perceel toe te passen. Bij een variabele toepassing wordt de dosering aangepast aan de hoeveelheid die op elke locatie nodig is. Dit heet pleksgewijs toedienen (‘spot-spraying’) en bevordert efficiënter gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De landbouwer kan middels een GPS-gestuurde spuit sturen op de hoeveelheid gewasbescherming op het perceel.

De landbouwer dient dit middels een taakkaart (in geval van een geschakelde precisietoepassing) of resultaatkaart (in geval van een on-the-go precisietoepassing) te kunnen overleggen aan de RVO op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de eco-activiteit is uitgevoerd.

Spuitbomen bestaan uit meerdere secties die onafhankelijk van elkaar in- en uitgeschakeld kunnen worden. Een sectie is over het algemeen drie meter breed en bestaat uit meerdere spuitdoppen (meestal 6 spuitdoppen).

Het aansturen van secties is belangrijk en is een onderdeel van de eco-activiteit. Technieken die over de volle breedte aansturen passen niet binnen deze eco-activiteit. Een spuitmachine bestaat uit uitklapbare delen. Met behulp van GPS- plaatsbepaling en informatie over de sectieverdeling van de spuit is het mogelijk om de secties onafhankelijk van elkaar automatisch aan te sturen. Doordat de plaats van de veldspuit en daarmee de secties bekend zijn is het mogelijk te achterhalen waar het gewas al wel of niet gespoten is. Hierdoor is het mogelijk te bepalen wanneer overlap optreedt. Een spuitboom die beschikt over de mogelijkheid om variabel per sectie de spuitdoppen aan te sturen leidt tot een tijdsbesparing en arbeidsverlichting voor de landbouwer.

Voor zowel precisiebemesting als voor precisiegewasbescherming dient de landbouwer de beschikking te hebben over machines en werktuigen die precisiegewasbescherming/-bemesting kunnen uitvoeren. Deze zijn ter beschikking op grond van eigendom, huur of pacht dan wel in gebruik met toestemming van de eigenaar, de verhuurder of de verpachter. Indien de landbouwer de precisiegewasbescherming door een loonwerker laat uitvoeren dient de landbouwer een taakkaart van de loonwerker op te vragen. Deze taakkaart dient, met bijbehorende factuur van de loonwerker aan de RVO kunnen worden overgelegd.

Nieuwe eco-activiteit precisiebemesting (Artikel 20, onderdeel c)

Precisiebemesting is het optimaal bemesten van gewassen door de toediening van mest zodanig te regelen dat de gewenste hoeveelheid meststoffen voor het gewas beschikbaar is. Door op het juiste moment, op de juiste plek de juiste hoeveelheid drijf-, kunst- of vaste mest te geven, neemt de mestbenutting toe. Precisiebemesting is een belangrijk hulpmiddel bij het verbeteren van de waterkwaliteit. Meer opname door de plant betekent minder verliezen naar bodem en water. Overkoepelend doel is om de kringloop te sluiten door minder input van meststoffen te gebruiken. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de teeltvrije zone is niet toegestaan op grond van de Nitraatrichtlijn.

Het gebruik van zowel mest als gewasbeschermingsmiddelen op de bufferstrook zoals gedefinieerd in GLMC 4 is ook niet toegestaan in het kader van het GLB.

Daarnaast is het niet toegestaan mest aan te wenden op een bufferstrook zoals is opgenomen in de Uitvoeringsregeling bufferstroken (per 1-1-2024 in het Besluit activiteiten leefomgeving).

De toepassing van precisiebemesting dient ten behoeve van de hoofdteelt te worden gedaan. Dit betekent dat de landbouwer ook precisiebemesting mag toepassen tijdens voorbereidende werkzaamheden voor de groei van de hoofdteelt. Door het plaats specifiek toedienen van meststoffen kan er een efficiëntere benutting van mest gerealiseerd worden. Dit brengt veel voordelen met zich mee. Zo stijgt de kwaliteit van de gewassen, wordt de opbrengst hoger en heeft dit een positieve invloed op de ziekte- en onkruiddruk. Bij precisiebemesting wordt er gebruik gemaakt van verschillende geavanceerde apparatuur en informatietechnologie. Zo kan een landbouwer kiezen tussen een strooier of een spuitmachine, afhankelijk van het gebruikte soort mest. De gewenste precisie kan per bedrijf verschillen, omdat eerst gekeken moet worden naar de mogelijkheden die er zijn binnen een bedrijf en welke gewassen er geteeld worden. Precisie is namelijk anders op een groot landbouwbedrijf met extensieve gewassen, dan een klein landbouwbedrijf met intensieve gewassen. Daarom ziet de eco-activiteit precisiebemesting niet op een maximale dosering van mest.

Nieuwe eco-activiteit fertigatie (Artikel 20, onderdeel d)

Fertigatie is de toepassing van kunstmest of andere oplosbare producten door middel van een irrigatiesysteem. Het grote voordeel van fertigeren is dat het mogelijk is om op het juiste moment de juiste hoeveelheid water en voeding toe te voegen. De meststoffen worden via een doseersysteem aan het water toegevoegd waarna de mix van water en meststoffen via een hoofdleiding en druppelslangen uiteindelijk in het gewas terecht komt. De landbouwer dient een werkend functionerend fertigatiesysteem op zijn perceel te hebben. Een fertigatiesysteem kan ook gebruikt worden om naast de fertigatie te irrigeren. Als de landbouwer het systeem gebruikt om zowel te fertigeren als te irrigeren vormt dat geen belemmering voor deelname aan deze eco-activiteit.

Aanpassingen GLMC-eisen (Bijlage 4)

GLMC 4 en 7 worden aangepast om aan te sluiten bij de geldende mestregelgeving. De voorwaarden voor het aanleggen van de bufferstroken komen nu overeen met de voorwaarden die gelden voor het aanleggen van bufferstroken zoals opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving.

De voorwaarden voor de gewasrotatie met betrekking tot de verplichte inzaai van een rustgewas, een keer in de vier jaar, wordt aangepast naar een blokkensysteem. Aanvullend wordt GLMC 7 aangepast om de uitzonderingen voor de rotatie op een derde van het bouwland te verduidelijken.

GLMC 6 en 8 worden aangepast om de voorwaarden voor niet-productief areaal (NPA) te verscherpen en vast te leggen onder welke omstandigheden een perceel mag worden opgevoerd als NPA, welke activiteiten er zijn toegestaan tijdens de NPA-termijn en welke erna.

Overige wijzigingen

Er wordt per 1 januari 2024 een aantal technische aanpassingen doorgevoerd om onvolkomenheden te herstellen en verwijzingen naar de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving op te nemen.

Bij de begripsbepalingen wordt de definitie van ‘waterloop’ vervangen door ‘oppervlaktewaterlichaam’ om de terminologie voor GLMC4 gelijk te houden met de termen die worden gebruikt in het Besluit activiteiten leefomgeving voor de bepaling van de bufferstroken.

Met betrekking tot het bewijs dat een agrarisch perceel ter beschikking staat van de landbouwer, wordt voorzien in de mogelijkheid om hiervan schriftelijk bewijs op te vragen.

De periode voor aanmelding voor GLB subsidies voor het aanvraagjaar 2024 wordt uitgesteld van 15 oktober tot en met 30 november 2023 naar 1 maart tot en met 15 mei 2024 zodat de indiening gelijktijdig plaatsvindt met de indieningsperiode voor de Gecombineerde Opgave. De reden hiervoor is...

Tenslotte wordt er een bedrijfsduurzaamheidsinstrument voor nutriënten ingevoerd, de nutriëntentool (Bijlage 7).

2. Artikelsgewijs

Onderdeel A (artikel 1)

In artikel 1 wordt de definitie van ‘waterloop’ vervangen door ‘oppervlaktewaterlichaam’. Deze definitie sluit aan bij de Omgevingswet, die met ingang van 1 januari 2024 in werking treedt. De definitie van ‘watervoerende sloot’ vervalt, aangezien deze niet meer in de regeling voorkomt.

Onderdeel B (artikel 2, derde lid)

In artikel 2 wordt de mogelijkheid voor de minister opgenomen om eerst een voorlopig tarief vast te stellen. Dit is waarschijnlijk in 2023 nodig om in december op basis van dit voorlopige tarief het grootste deel van de rechtstreekse betalingen te kunnen doen, voor de bedrijven waarvan de steunaanvraag al volledig is gecontroleerd. Normaliter wordt vanaf december de steun uitgekeerd, maar omdat de aanvraagperiode in 2023 later is gesloten vinden de controles ook later plaats. Na vaststelling van het definitieve tarief worden de definitieve steunbedragen voor iedereen berekend. Met deze werkwijze kan het door de Europese Commissie vastgestelde budget voor de rechtstreekse betalingen optimaal benut worden.

Onderdeel C (artikel 4, tweede en zevende lid)

Het bewijs dat een agrarisch perceel ter beschikking staat van de landbouwer, die niet zelf de eigenaar is, wordt aangetoond door toestemming van de eigenaar en bij onderpacht door toestemming van de eigenaar en de onderverpachter, waarbij een schriftelijk bewijs hiervan kan worden opgevraagd tijdens de controle. Dit is de bestaande praktijk, maar zal bij de getrokken steekproeven voortaan standaard worden toegepast. Dit sluit aan bij de guidance van de Europese Commissie. Door dit op te nemen in de regeling wordt verwacht dat hiermee onterechte opgaven worden ontmoedigd.

Onderdeel D (artikel 7, derde en zesde en achtste lid)

Aan de landschapselementen waterdelen in het derde lid wordt de droge sloot, die onder normale omstandigheden het hele jaar droog staat, toegevoegd.

Het bewijs dat een landschapselement ter beschikking staat van de landbouwer, die niet zelf de eigenaar is, wordt aangetoond door toestemming van de eigenaar en bij onderpacht door toestemming van de eigenaar en de onderverpachter, waarbij een schriftelijk bewijs hiervan kan worden opgevraagd tijdens de controle.

Onderdeel E (artikel 10, vierde, vijfde en zevende lid)

Aan het vierde lid wordt toegevoegd dat de landbouwer, bij wijziging van de gegevens in de aanmelding, dit onverwijld moet doorgeven. Dit is een concretisering van het actueel houden, ten behoeve van de controles. Wanneer bij een controle wordt geconstateerd dat niet aan de voorwaarden is voldaan, leidt dit tot een sanctie zoals vermeld in artikel 42 en Bijlage 6 van de regeling.

Evenals in 2023 wordt in het zevende lid de periode voor aanmelding deelname verschoven van 15 oktober tot en met 30 november van het jaar voorafgaand aan het aanvraagjaar, naar 1 maart tot en met 15 mei van het aanvraagjaar. Hiermee gaat de aanmelding via de Gecombineerde Opgave, evenals in 2023.

Wijzigingen ten aanzien van de ter beschikking staande percelen en landschapselementen moeten uiterlijk op de peildatum (15 mei) worden doorgegeven. Toegevoegd wordt in het vijfde lid dat als de peildatum niet samenvalt met de sluitingsdatum voor aanmelding, de uiterste datum voor het doorgeven van wijzigingen in dat jaar eveneens wordt doorgeschoven.

Onderdeel F (artikel 18, onderdeel a)

Voor de eco-activiteiten in de categorie hoofdteelt wordt de volgende wijziging doorgevoerd:

Bij de eco-activiteit ‘rustgewas’ mogen uitsluitend gewassen uit de gewassenlijst ‘rustgewassen ecoregeling’ worden geteeld. Dit is een aanscherping van de voorwaarden van deze eco-activiteit ten opzichte van 2023. Hiermee gaat de eco-activiteit verder dan de wettelijke norm voor rustgewassen – op basis van de voorwaarden die zijn uitgewerkt in kader van het 7e actieprogramma nitraat is namelijk een mengsel met hoofdzakelijk rustgewassen, minimaal 2/3, toegestaan, deze voorwaarde geldt ook voor de GLMC 7 eis. De aanscherping van de voorwaarden betekent een grotere bijdrage aan de ecodoelen en is een verdere onderbouwing voor subsidiëring via de ecoregeling.

Onderdeel F en G (artikel 18, onderdeel e, en artikel 19, onderdeel b)

In beide onderdelen wordt ‘perceel landbouwgrond’ vervangen, aangezien hieronder naast landbouwareaal ook de aangrenzende landschapselementen worden begrepen. Bij de eco-activiteiten langjarig grasland en groenbedekking geldt de voorwaarde met betrekking tot de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en biociden alleen voor het landbouwareaal.

Onderdeel H (artikel 20)

Aan artikel 20 dat ziet op de eco-activiteiten in de categorie teeltmaatregelen worden aan onderdeel a twee nieuwe varianten van biologische bestrijding toegevoegd.

Tevens worden drie nieuwe onderdelen toegevoegd, onderdeel b dat ziet op precisiegewasbescherming, onderdeel c dat precisiebemesting mogelijk maakt en onderdeel d waarin fertigatie wordt beschreven. Voor een uitgebreide beschrijving, zie toelichting onder hoofdstuk 1.

Onderdeel I (artikel 21)

Aan artikel 21 wordt een tweede lid toegevoegd waarin een verbod is opgenomen tot het uitvoeren van de eco-activiteiten in de categorie hoofdteelt (met uitzondering van strokenteelt), onderzaai vanggewas, en de categorieën teeltmaatregelen en veemaatregelen op percelen die als niet-productief areaal zijn opgegeven. Als de in het tweede lid genoemde eco-activiteiten op niet-productieve grond worden uitgevoerd, is er een risico op overcompensatie.

Onderdeel J (artikel 22)

Vanwege het slechte weer aan het begin van het weideseizoen in 2023 is de aanvang van de periode waarin de eco-activiteit weiden moet plaatsvinden met een maand verschoven. Het was hierdoor in grote delen van Nederland in 2023 namelijk niet mogelijk om continu te weiden vanaf 1 mei. Deze wijziging gaat met terugwerkende kracht in per 1 januari 2023.

Onderdeel K (artikel 23, onderdelen c en d)

Aan de eco-activiteit ‘groene braak’ in de categorie niet-productieve grond worden twee voorwaarden toegevoegd. De groene braak moet negen maanden achter elkaar worden toegepast en in het voorafgaande jaar mag op het perceel geen blijvend grasland hebben gestaan. Daarnaast is verduidelijkt dat het verbod op chemische gewasbeschermingsmiddelen of biociden betrekking heeft op het gewas dat op het perceel staat ten tijde van de braakperiode. Hiermee wordt het beoogde doel van de activiteit beter bereikt, namelijk dat er geen hoofdteelt plaatsvindt en het perceel met rust wordt gelaten om onder andere de biodiversiteit te versterken. Door de periode van negen maanden is het nog wel mogelijk om voorbereidingen te treffen voor een winterteelt die geoogst wordt in het volgende kalenderjaar.

De wijziging in onderdeel d is van technische aard.

Onderdeel L (artikel 27)

In artikel 27 stond een foutieve verwijzing, die wordt gecorrigeerd. Daarnaast wordt stikstofbindend gewas toegevoegd aan activiteiten voor invulling van de verplichting minimumaandeel niet-productieve grond in het kader van GLMC 8, waaraan geen waarde wordt toegekend. Een vergoeding op basis van inkomensderving mag alleen worden toegekend voor activiteiten die bovenwettelijk zijn.

Onderdeel M (artikel 28)

Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (hierna: CGN) van Wageningen University & Research monitort jaarlijks de risicostatus van de Nederlandse landbouwhuisdierrassen in het kader van de Wettelijke Onderzoekstaken Genetische Bronnen. Dit doet zij op basis van de aantallen geregistreerde volwassen dieren in Nederland, voor onder andere runderen, schapen en geiten. Op grond van de meest recente evaluatie op basis van de daarvoor geldende richtlijnen is de rassenlijst aangepast per september 2023; Rassenlijst landbouwhuisdieren – WUR. Deze aanpassing heeft gevolgen voor de voor deze regeling in aanmerking komende rassen. Een tweetal wijzigingen zijn doorgevoerd in de schapen rassen die op basis van deze regeling voor het kalenderjaar 2024 voor steun in aanmerking komen.

Het schapenras Blauwe Texelaar (inclusief Dassenkop Texelaar) komt niet meer in aanmerking vanwege een aangepaste richting binnen het fokprogramma. Blauwe Texelaar valt nu (als subpopulatie) onder de (witte) Texelaar. De Texelaar wordt niet als zeldzaam beschouwd en hiermee komen de (Blauwe) Texelaars niet meer in aanmerking voor ondersteuning op basis van deze regeling.

Voor het schapenras Nederlands bonte schaap geldt dat vanwege de verkregen officiële goedkeuring door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het fokprogramma van dit ras op basis van de fokkerijverordening (Verordening (EU) 2016/1012), een vereiste voor de regeling, houders van dieren van dit ras ook in aanmerking kunnen komen voor steun. Het ras is – en was – in aantallen dieren voldoende zeldzaam om in aanmerking te komen.

Onderdelen N en Z (artikel 38a en Bijlage 7)

Met dit nieuwe artikel wordt aan de verplichting van artikel 15, vierde lid, onderdeel g, van Verordening (EU) 2021/2115 voldaan, dat regels stelt ten aanzien van duurzaam nutriëntenbeheer. Met ingang van 2024 wordt het gebruik van een bedrijfsduurzaamheidsinstrument voor nutriënten verplicht. Deze digitale toepassing voorziet tenminste in: i) een balans van de belangrijkste nutriënten op veldschaal; ii) de wettelijke voorschriften inzake nutriënten; iii) bodemgegevens, op basis van beschikbare informatie en analyses; en iv) gegevens uit het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) die relevant zijn voor nutriëntenbeheer.

In artikel 38a staat de procedure voor aanwijzing als aanbieder of eigenaar van een nutriëntentool. In Bijlage 7 zijn, naast de algemene eisen uit artikel 15, vierde lid, onderdeel g, van Verordening (EU) 2021/2115, waaraan de nutriëntentool moet voldoen, nationale voorwaarden opgenomen.

Onderdeel O (Bijlage 1)

In bijlage 1 zijn de gewassenlijsten opgenomen, waarop de toegestane gewassen voor een aantal eco-activiteiten staan en waarnaar verwezen wordt in de artikelen. Deze lijsten zijn op basis van nieuw wetenschappelijk advies van Wageningen University & Research aangepast.

Onderdeel P (Bijlage 2)

In Bijlage 2 worden onderdelen A, B en D gewijzigd.

Onderdeel A geeft in een tabel de punten, waardes en melddatum van de eco-activiteiten voor 2024 aan. Hieraan zijn de nieuwe eco-activiteiten uit artikel 20 toegevoegd. Een aantal punten en waardes van bestaande eco-activiteiten zijn aangepast op basis van nieuw wetenschappelijk advies van Wageningen University & Research. De uiterste datum voor de deelnamemelding is 15 mei 2024 voor alle eco-activiteiten, overeenkomstig met de in onderdeel E gewijzigde periode voor aanmelding deelname. Het zij hierbij opgemerkt dat voor de eco-activiteiten ‘verlengde weidegang’ vanaf 2024 een verklaring van een certificerende instantie nodig is om te voldoen aan deze activiteiten (zie publicatie Staatscourant nr. 11065, 13 april 2023). De aanvrager zal waarschijnlijk éérder dan 15 mei 2024 een aanmelding bij de certificerende instantie moeten doen voor deelname aan het schema in 2024.

In onderdeel B is een nieuwe regiokaart opgenomen. De regio Zuidwestelijke Delta en Rivierenland is uitgebreid met de gebieden rond Drimmelen, Geertruidenberg en de het gedeelte van Waalwijk dat ten noorden van de Rijksweg A58 is gelegen. Het betreft hier een regio waarbij een bouwplan overeenkomstig de regio Zuidwestelijke Delta en Rivierenland dominant is. Ook de regio rond Nijmegen is om deze reden toegevoegd aan de regio Zuidwestelijke Delta en Rivierenland.

Onderdeel D is een cumulatietabel waarin wordt aangegeven wat er bij cumulatie van twee eco-activiteiten op één perceel van toepassing is met betrekking tot punten en waardes. Deze tabel is voor 2024 ook aangepast als gevolg van de toevoeging van drie nieuwe eco-activiteiten en de aanpassingen in de gewassenlijsten voor de ecoregeling.

Onderdeel Q (Bijlage 3)

Bijlage 3, waarin de beheerseisen staan opgenomen, wordt op drie onderdelen gewijzigd. Bij RBE 5.1 wordt de titel gecorrigeerd, bij RBE 11.1 wordt een vergeten lid van artikel 2.4 Besluit houders van dieren toegevoegd en bij RBE 9.4 (bescherming kalveren) en 11.14 (bescherming landbouwhuisdieren) wordt de relevante regelgeving uitgebreid met een nieuw artikel uit de Regeling houders van dieren over alarm- en noodsystemen die in werking treden wanneer het automatische ventilatiesysteem uitvalt.

Onderdelen R (Bijlage 4 § 2. Klimaatverandering, GLMC 2)

In GLMC 2 worden de verwijzingen naar artikelen van de Waterwet en het Waterbesluit vervangen door verwijzingen naar artikelen uit de Omgevingswet, die met ingang van 1 januari 2024 in werking treedt.

Onderdeel S (Bijlage 4 § 2. Water, GLMC 4)

De wijzigingen in GLMC 4 hangen samen met de intrekking van de Uitvoeringsregeling bufferstroken per 1 januari 2024 en het opnemen van de betreffende bepalingen omtrent het aanhouden van bufferstroken ter voorkoming en beperking van verontreiniging van oppervlaktewaterlichamen in artikel 4.1199c, eerste tot en met derde en vijfde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.

De breedte van de bufferstroken in GLMC 4 is gelijk aan die van de bufferstroken, bedoeld in artikel 4.1199c van het Besluit activiteiten leefomgeving en waar van toepassing aan de teeltvrije zone, bedoeld in artikel 4.723i van het Besluit activiteiten leefomgeving. In afwijking van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt in het tweede lid opgenomen dat geen bufferstroken zijn vereist langs poelen en vijvers die niet in verbinding staan met het samenhangend geheel van het voorkomend water. Deze vallen wel onder de definitie van oppervlaktewaterlichamen.

Onderdeel T (Bijlage 4 § 2. Water, GLMC 10)

In GLMC 10, dat betrekking heeft op droge sloten, wordt de tekst in overeenstemming gebracht met de per 1 januari 2024 geldende regelgeving op basis van de Omgevingswet. Dit is een technische aanpassing.

Tevens wordt de verwijzing naar de Uitvoeringsregeling bufferstroken vervangen door een verwijzing naar het betreffende deel van artikel 4.1199c van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Onderdeel U (Bijlage 4, § 3. Bodem, GLMC 6)

De eerste wijziging regelt dat de onjuiste verwijzing naar het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in het derde lid, onderdeel c, van GLMC 6 vervalt (dat Uitvoeringsbesluit bevat geen voorwaarden als in onderdeel c bedoeld). De wijziging betekent geen verandering in het feit dat landschapselementen ter uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kunnen worden aangeplant, zonder dat strijdigheid met het scheurverbod, neergelegd in artikel 4.1215 van het Besluit activiteiten leefomgeving, ontstaat.

Het toegevoegde zevende lid is een nadere voorwaarde aan spontane opkomst om zwarte braak tegen te gaan. Bij spontane opkomst moet er een adequate bedekking van het perceel zijn.

Onderdeel V (Bijlage 4, § 3. Bodem, GLMC 7)

De aanpassing van de voorwaarde in het tweede lid dient om duidelijker aan te sluiten bij de verplichting zoals deze voortvloeit uit het 7e Actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn, waar bij de verplichting voor het telen van een rustgewas wordt uitgegaan van een blokkensysteem in jaren. Het derde lid is voor de leesbaarheid opgesplitst in een derde, vierde en vijfde lid.

Onderdeel W (Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 8)

De wijzigingen in dit onderdeel betreffen een nadere uitwerking van het begrip niet-productief areaal op bouwland door een verduidelijking van de voorwaarden. Ten behoeve van de handhaving is nu ook vastgelegd dat er gedurende het hele jaar niet beweid mag worden. Uitganspunt is niet oogsten, niet bemesten en geen gewasbeschermingsmiddelen. Om te voorkomen dat na de braakperiode van zes maanden de aanwezige begroeiing of teelt alsnog geoogst wordt, is dit verbod expliciet opgenomen. De aanwezige bedekking die blijft staan na de niet-productieve braakperiode van minimaal zes maanden dient ondergewerkt of verwijderd te worden. Het is niet toegestaan deze bedekking of teelt te oogsten voor productieve doeleinden. Er moet op het perceel eerst een nieuwe teelt ingezaaid worden voordat er weer geoogst mag worden met als doel productie.

Tabel 2 waarin de wegingsfactoren van landschapselementen worden genoemd voor berekening van het aantal hectares niet-productieve grond wordt verduidelijkt door andere omschrijvingen en splitsing.

Onderdelen W en X (Bijlage 4, § 4. Biodiversiteit en landschap, GLMC 8 en 9)

In GLMC 8 en 9 worden de verwijzingen naar artikelen van de Wet natuurbeheer vangen door verwijzingen naar artikelen van de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving, die met ingang van 1 januari 2024 in werking treden.

Onderdeel Y (Bijlage 6)

In bijlage 6, waarin de sancties zijn opgenomen, was bij artikel 45, omzeiling, opgenomen dat de sanctie wordt toegepast op het bedrag aan rechtstreekse betalingen. Aangezien deze sanctie ook wordt toegepast op de betalingen voor zeldzame landbouwhuisdierrassen, komt het woord ‘rechtstreekse’ te vervallen.

3. Regeldruk

De in deze regeling opgenomen wijzigingen van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 zijn voor het merendeel technisch van aard. Deze wijzigingen hebben geen effect op de berekende administratieve lasten van de oorspronkelijke regelgeving. Er zijn drie inhoudelijke wijzigingen die om een analyse van de regeldrukeffecten vragen.

De inhoudelijke wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdeel G, betreft de toevoeging van nieuwe activiteiten in de eco-regeling. Deze maken onderdeel uit van een keuzemenu aan activiteiten om voor de ecopremie in aanmerking te komen. Het gaat om activiteiten die onderdeel uitmaken van het reguliere, productieve bedrijfsproces. Verantwoording van deze activiteiten brengt regeldruk met zich mee die gering van aard is. Voor de twee nieuwe methodes van biologische bestrijding gelden dezelfde verantwoordingseisen als voor de eerder opgenomen methodes en deze leveren dus geen verandering van de regeldruk op. Voor de nieuwe activiteiten in het kader van precisielandbouw geldt dat de landbouwer moet aantonen de beschikking te hebben over machines en werktuigen die precisielandbouw kunnen uitvoeren. Indien de landbouwer de precisielandbouw door een loonwerker laat uitvoeren, dient de landbouwer een taakkaart van de loonwerker op te vragen. Deze taakkaart moet, met bijbehorende factuur van de loonwerker aan RVO kunnen worden overgelegd. Deze minimale voorwaarden zijn nodig om de rechtmatigheid van betalingen voldoende te kunnen borgen op grond van de Europese voorschriften. Het gaat per begunstigde om maximaal 1 uur. Het is nog onduidelijk hoeveel boeren gebruik zullen maken van de optie precisielandbouw.

De inhoudelijke wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdelen O en X zien op de nutriëntentool. De eigenaren en aanbieders van nutriëntentools kunnen op basis van art 38a nationale GLB uitvoeringsregeling 2023 hun tool door de minister laten aanwijzen als nutriëntentool die voldoet aan de eisen van artikel 15, vierde lid, onderdeel g, van Verordening (EU) 2021/2115. De administratieve lasten die zij daarvan ondervinden zijn:

  • Het indienen van een aanvraag tot aanwijzing inclusief het verzamelen van de benodigde stukken voor het aantonen dat aan de voorwaarden wordt voldaan, tijd: ca 4 uur.

  • Het na indienen van de aanvraag eventueel aanvullende stukken verzamelen en opsturen, tijd: ca 2 uur.

  • Per aanbieder/eigenaar van een tool in totaal: 6 uur

  • Er zijn op dit moment 2 eigenaren/aanbieders bekend die een aanvraag gaan indienen: 2 * 6 = 12 uur.

De inhoudelijke wijziging van de uitvoeringsregeling, onderdelen R t/m W betreffen wijzigingen in de beheerseisen (RBE) en goede landbouw- en milieucondities (GLMC). Voor zover deze wijzigingen inhoudelijk van aard zijn, sluiten ze aan bij andere geldende regelgeving, voornamelijk op het gebied van mest, waardoor dit niet leidt tot een toename in de regeldruk.

Deze wijziging is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). De toetsing heeft niet geleid tot een formeel advies van het ATR.

4. Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt, met enkele hierna beschreven uitzonderingen, in werking op 1 januari 2024. Hiermee wordt voldaan aan de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden. Tevens wordt de publicatietermijn, twee maanden voor inwerkingtreding, gerespecteerd.

Onderdeel B treedt met ingang van 1 december in werking. Reden hiervoor is dat vlak na 1 december wordt begonnen met de uitbetaling en er dan de mogelijkheid moet zijn tot het vaststellen van een voorlopig tarief. Dit is in het belang van de doelgroep.

Onderdeel J treedt de dag na publicatie in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2023. Dit is gerechtvaardigd door de slechte weersomstandigheden aan het begin van het seizoen waardoor de koeien niet per 1 mei 2023 voldoende uren per dag voor de eco-activiteit weiden naar buiten konden. De aanvangstermijn is daarom een maand opgeschoven, in het belang van de doelgroep.

Onderdeel L, artikel 27, achtste lid, treedt eveneens direct in werking, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. Het betreft een foutieve verwijzing.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

De databronnen moeten de gebruiker van de nutriëntentool een lagere administratieve last opleveren en de databronnen moeten van een gekende kwaliteit zijn, zodat de gebruiker van de nutriëntentool uit kan gaan van de juistheid van de data.

Naar boven