Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 2 oktober 2023, nr. IENW/BSK-2023/269257, houdende regels voor het verstrekken van een bijzondere uitkering ten behoeve van verbetering van water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur (Regeling bijzondere uitkering water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur BES)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdelen a, c en e, 4, eerste lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M, artikel 2, eerste en derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M en artikel 92, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

BESLUIT:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

activiteiten:

activiteiten als bedoeld in artikel 3;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

kaderwet:

Kaderwet subsidies I en M;

kaderbesluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

bijzondere uitkering:

bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2 Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen 4, aanhef en onderdelen a tot en met h en k, 6, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 10, vierde lid, 11, 12, aanhef en onderdelen b tot en met i en k, 15, vijfde lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f, en tweede lid, 18, 19, eerste lid, aanhef en onderdelen a en e, en tweede lid, 20, 21, 22, tweede lid, 23, eerste, derde en vijfde lid, 24, eerste lid, en 25, eerste lid, van het kaderbesluit zijn van overeenkomstige toepassing op een bijzondere uitkering die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Artikel 3 Doel en projecten

De minister kan aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een bijzondere uitkering verstrekken voor activiteiten met als doel verbetering van de water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur.

Artikel 4 Kosten die in aanmerking komen voor een bijzondere uitkering

De vóór indiening van de aanvraag door de aanvrager gemaakte kosten komen voor een bijzondere uitkering in aanmerking indien de minister ze heeft goedgekeurd. Administratieve kosten gemaakt bij de aanvraag komen niet in aanmerking.

Artikel 5 Plafond

  • 1. Het plafond voor bijzondere uitkeringen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, bedraagt, inclusief eventueel verschuldigde BTW, voor 2023 € 16.499.000,–.

  • 2. De minister stelt de plafonds voor de opvolgende jaren jaarlijks vast en maakt die bekend in de Staatscourant voor aanvang van het tijdvak waarvoor ze worden vastgesteld.

  • 3. De beschikbare middelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 6 Aanvraag tot verlening

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering wordt ingediend vóór 1 november 2023 en vervolgens jaarlijks voor 1 september van het jaar waarvoor de bijzondere uitkering wordt aangevraagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan bij onvoorziene urgente projecten een aanvraag op een ander tijdstip worden ingediend na overleg met de minister.

  • 3. Onverminderd artikel 10, vierde lid, van het kaderbesluit bevat de aanvraag:

    • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor een bijzondere uitkering wordt aangevraagd, en

    • b. indien aanwezig, als bijlage offertes van middelen die nodig zijn om de projecten uit te voeren, voorzien van een paraaf van een daartoe bevoegde bestuurder van het openbaar lichaam.

Artikel 7 Beschikking tot verlening

  • 1. In de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering worden in ieder geval vermeld:

    • a. de activiteiten waarvoor een bijzondere uitkering wordt aangevraagd;

    • b. de wijze waarop het bedrag van een bijzondere uitkering wordt bepaald en het bedrag waarvoor de bijzonder uitkering ten hoogste kan worden verleend;

    • c. de periode waarbinnen de activiteiten moeten zijn afgerond;

    • d. het percentage van het voorschot en de termijnen waarin dit voorschot wordt uitgekeerd.

  • 2. Voor zover de bijzondere uitkering wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, wordt in de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering vermeld dat de verlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de Wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, Mobiliteitsfonds of Deltafonds.

Artikel 8 Verplichtingen

  • 1. Onverminderd de artikelen 17, eerste lid, onderdelen a, b, c, e en f, en tweede lid, 18, 19, eerste lid, aanhef en onderdelen a en e, en tweede lid en 20 van het kaderbesluit is het openbaar lichaam verplicht ieder jaar uiterlijk op 1 december de voortgang van de uitvoering van de projecten in te dienen in een tussentijds voortgangsverslag.

  • 2. De minister kan verplichtingen opleggen met betrekking tot de aard en omvang van de projecten waarvoor de bijzondere uitkering wordt verleend.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1. Gelijktijdig met de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering wordt een voorschot van maximaal 100% verstrekt van het in die beschikking opgenomen maximumbedrag van de bijzondere uitkering.

  • 2. Het voorschot wordt uitgekeerd op basis van een bij de aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering verstrekte gespecificeerde liquiditeitsbegroting.

Artikel 10 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van een bijzondere uitkering wordt ingediend binnen 26 weken nadat de projecten waarvoor de bijzonder uitkering is verleend, zijn voltooid.

  • 2. Het openbaar lichaam toont bij de aanvraag tot vaststelling door middel van een inhoudelijke verantwoording aan dat de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen.

  • 3. Bij de aanvraag tot vaststelling legt het openbaar lichaam een financieel verslag over waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd over de aan de projecten verbonden uitgaven en inkomsten. Dit verslag gaat vergezeld van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant, accountant administratieconsulent of andere onafhankelijke accountant volgens het bij de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering gevoegde controleprotocol van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, waarin wordt verklaard dat de bijzondere uitkering rechtmatig is besteed aan de projecten en dat de aan de bijzondere uitkering verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

Artikel 11 Beschikking tot vaststelling

  • 1. De minister stelt de bijzondere uitkering overeenkomstig de verlening vast.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de bijzondere uitkering lager worden vastgesteld dan het bij beschikking verleende bedrag als:

    • a. de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. het openbaar lichaam niet heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de bijzondere uitkering;

    • c. het openbaar lichaam onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van een bijzondere uitkering zou hebben geleid, of

    • d. de verlening van een bijzondere uitkering anderszins onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten.

  • 3. De minister is bevoegd tot het geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen van de bijzondere uitkering indien:

    • a. het openbaar lichaam niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend, of

    • b. de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering wordt ingetrokken of ten nadele van het openbaar lichaam wordt gewijzigd.

Artikel 12 Intrekken en wijzigen verlening

  • 1. Zolang de bijzondere uitkering niet is vastgesteld kan de minister de verlening van de bijzondere uitkering intrekken of ten nadele van het openbaar lichaam wijzigen, indien:

    • a. de activiteiten waarvoor bijzondere uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. het openbaar lichaam niet heeft voldaan aan de aan de bijzondere uitkering verbonden verplichtingen;

    • c. het openbaar lichaam onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de bijzondere uitkering zou hebben geleid;

    • d. de verlening van de bijzondere uitkering anderszins onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten, of

    • e. de minister binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de bijzondere uitkering is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 13 Intrekken en wijzigen vaststelling bijzondere uitkering

  • 1. De minister kan de vaststelling van de bijzondere uitkering intrekken of ten nadele van het openbaar lichaam wijzigen:

    • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het openbaar lichaam bij de vaststelling van de subsidie redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de bijzondere uitkering lager dan overeenkomstig de verlening van de bijzondere uitkering zou zijn vastgesteld;

    • b. indien de vaststelling van de bijzondere uitkering onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten, of

    • c. indien het openbaar lichaam na de vaststelling van de bijzondere uitkering niet heeft voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de bijzondere uitkering is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De vaststelling van de bijzondere uitkering kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van het openbaar lichaam worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sinds de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 14 Intrekken of wijzigen verlening bijzondere uitkering

  • 1. Zolang de bijzondere uitkering niet is vastgesteld kan de minister de verlening van de bijzondere uitkering met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van het openbaar lichaam wijzigen:

    • a. voor zover de verlening van de bijzondere uitkering onjuist is;

    • b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de bijzondere uitkering verzetten, of

    • c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt de minister de schade die het openbaar lichaam lijdt doordat hij in vertrouwen op de bijzondere uitkering anders heeft gehandeld dan hij zonder bijzondere uitkering zou hebben gedaan.

Artikel 15 Betaling

  • 1. Het bedrag van de bijzondere uitkering wordt overeenkomstig de vaststelling van de bijzondere uitkering binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking tot vaststelling betaald.

  • 2. De verplichting tot betaling van het bedrag van de bijzondere uitkering of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de minister aan het openbaar lichaam schriftelijk kennisgeeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 12 of 13, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden 13 weken zijn verstreken.

Artikel 16 Terugvordering

  • 1. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen van de bijzondere uitkering terugvorderen.

  • 2. De minister kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 3. De Minister kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan het openbaar lichaam voor dezelfde activiteiten verstrekte bijzondere uitkering voor een ander tijdvak.

  • 4. Terugvordering van een bedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de bijzondere uitkering is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 17 Kosten terugvordering

Bij terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen van bijzondere uitkeringen of voorschotten kan de minister het openbaar lichaam verplichten de met de terugvordering verband houdende kosten te voldoen. Daarbij kan de minister de verschuldigde wettelijke rente vorderen.

Artikel 18 Evaluatie

De minister publiceert eenmaal in de vijf jaar een verslag van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekte bijzondere uitkeringen.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere uitkering water-, haven- en luchtvaartinfrastructuur BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

TOELICHTING ALGEMEEN

1. Inleiding

Deze regeling bevat het kader voor het verlenen van een bijzondere uitkering aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES). Een bijzondere uitkering is een financiële bijdrage van het Rijk aan de openbare lichamen ten behoeve van uitvoering van een publieke taak. Bijzondere uitkeringen moeten een wettelijke grondslag hebben. Deze regeling bewerkstelligt dat projecten kunnen worden uitgevoerd ten behoeve van het verbeteren en onderhouden van lucht- en zeehaveninfrastructuur, alsmede het bevorderen van de bereikbaarheid van deze infrastructuur. Deze infrastructuur is in eigendom van de openbare lichamen. Zij hebben de wettelijke verantwoordelijkheid als het gaat om het verbeteren en onderhouden van de hiervoor genoemde infrastructuur. Om hiervoor financiering aan de openbare lichamen vanuit het Rijk mogelijk te maken is deze regeling, met de daarin opgenomen voorwaarden met betrekking tot de bijzondere uitkering, opgesteld.

2. Doel

Op 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Saba en Sint Eustatius bijzondere gemeenten van Nederland geworden. In het kader hiervan zijn masterplannen opgesteld, waarin de infrastructurele achterstanden op de lucht- en zeehavens van deze drie eilanden in kaart zijn gebracht.

Op de beleidsterreinen lucht- en scheepvaart zijn in het verleden incidentele bijzondere uitkeringen verstrekt teneinde deze achterstanden in te lopen. De aanwijzingsregelingen van Bonaire1, Saba2en Sint Eustatius3beschrijven dat de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van de luchthaventerreinen (waaronder het beheer en onderhoud van de luchthaveninfrastructuur) ligt bij respectievelijk Bonaire International Airport NV, het openbaar lichaam Saba en het openbaar lichaam Sint Eustatius. Daarnaast geldt ook voor de zeehavens dat het eigendom en de verantwoordelijkheid voor de exploitatie bij de openbare lichamen ligt. Daarmee ligt de verantwoordelijkheid om infrastructurele werkzaamheden uit te voeren op de lucht- en zeehavens ook bij de hiervoor genoemde partijen. De minister draagt bij aan de financiering van infrastructurele en aanpalende projecten op de lucht- en zeehavens van de openbare lichamen in de vorm van een bijzondere uitkering. Deze regeling vormt het juridische kader voor het kunnen verstrekken van deze bijzondere uitkeringen.

De financiering in de vorm van de bijzondere uitkeringen draagt bij aan de beleidsdoelstellingen die het ministerie heeft op de Cariben in relatie tot lucht- en scheepvaart. Deze beleidsdoelstellingen zijn, ten aanzien van de zeehavens, gericht op de eilandelijke verantwoordelijkheden voor het realiseren van een goede bereikbaarheid, veilige en vlotte afhandeling van het scheepvaartverkeer en een duurzame ontwikkeling van de zeehavens. Kortom het borgen van nautische veiligheid met een optimale bereikbaarheid en goede (zeehaven)infrastructuur. Ten aanzien van luchtvaart zijn deze beleidsdoelstellingen gericht op het op orde brengen van veiligheidsstandaarden en -regels en bij te dragen aan de bereikbaarheid van Caribisch Nederland.

3. Juridisch kader

Artikel 92, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Wet finBES) regelt dat bijzondere uitkeringen worden geregeld bij of krachtens de wet. Deze wettelijke grondslag wordt geboden in artikel 3, eerste lid, onderdelen c en e, van de Kaderwet subsidies I en M. Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: kaderbesluit) kunnen artikelen van dat besluit van overeenkomstige toepassing worden verklaard op regelingen voor het verlenen van uitkeringen aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Van deze mogelijkheid is in onderhavige regeling gebruik gemaakt. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is niet van toepassing op de BES, de subsidietitel dus ook niet. Daarom zijn enkele bepalingen uit de Awb integraal opgenomen in deze regeling. In de artikelsgewijze toelichting wordt hier nader op ingegaan.

4. Gevolgen

Doordat de bijzondere uitkering wordt uitgekeerd aan de openbare lichamen, zijn de openbare lichamen tevens verantwoordelijk voor het besteden van de bijzondere uitkeringen en daarmee uitvoering te geven aan de projecten omtrent lucht- en zeehaveninfrastructuur. Het uitkeren van een bijzondere uitkering door de minister (in vergelijking met een agentschapsbijdrage) vergt meer inzet van de openbare lichamen, ook gelet op de beperkte omvang van bestuur en ambtelijke capaciteit binnen de openbare lichamen. Dit omdat de uitvoering van een project onder een bijzondere uitkering bij de openbare lichamen zelf komt te liggen en niet bij het ministerie of haar diensten (zoals Rijkswaterstaat).

5. Financiële gevolgen

De bijzondere uitkeringen worden gefinancierd vanuit de begroting, onder voorbehoud dat voldoende gelden beschikbaar worden gesteld. De projecten waar reeds voor de inwerkingtreding van de regeling een bedrag aan is toegekend, en waarvoor verlenging van de realisatietermijn (langer dan 4 jaar) benodigd is, leggen geen beslag op de lopende begroting. Deze projecten worden met hetzelfde bedrag als de oorspronkelijke toekenning verlengd (voor een nader te bepalen periode conform projectplanning).

6. Advies en consultatie

Omdat deze regeling geen regeldrukgevolgen heeft voor burgers, bedrijven of professionals is de regeling niet aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) voorgelegd voor toetsing. Om diezelfde reden is ook afgezien van internetconsultatie.

Een concept van deze regeling is afgestemd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanwege zijn rol binnen Caribisch Nederland.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hierbij wordt afgeweken van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, tweede lid) en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, vierde lid). Het is noodzakelijk dat de regeling spoedig in werking treedt om de gereserveerde middelen voor de projecten nog te kunnen verstrekken, waarbij het extra van belang is dat de middelen van het Search and Rescue (SAR) project tijdig uitgekeerd worden in relatie tot de planning van de aanbesteding.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling.

De belangrijkste is de bijzondere uitkering. Het gaat daarbij om een bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2 Toepasselijkheid Kaderbesluit Subsidies I en M

In dit artikel worden een aantal bepalingen uit het kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing verklaard op de uitvoering van deze regeling. Deze artikelen worden, waar nodig, hieronder nader toegelicht in de toelichting op de specifieke artikelen.

Artikel 3 Doel en projecten

Dit artikel bevat het doel van de projecten waarvoor een bijzondere uitkering verstrekt kan worden. Het betreft projecten met als doel het verbeteren en onderhouden van de lucht- en zeehaveninfrastructuur, alsmede het bevorderen van de bereikbaarheid van deze infrastructuur. Dit is een brede doelstelling. Zo vallen projecten die betrekking hebben op opleidingen hier bijvoorbeeld ook onder: zonder goed opgeleide luchtvaartmedewerkers kan een luchthaven immers niet goed opereren. Ook onder meer SAR-projecten, bijdragen aan veerdiensten (om de bereikbaarheid van personen en goederen te realiseren) en maatregelen om erosie van de kliffen in de nabijheid van de start- en landingsbaan van de luchthaven en de erosie van de gehele kuststrook aan de havenzijde (waarvan verergering gevolgen zou hebben voor de bereikbaarheid van de haven) aan te pakken kunnen hier onder vallen.

Artikel 4 Kosten die in aanmerking komen voor een bijzondere uitkering

Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het kaderbesluit komen voor de uitkering in aanmerking uitsluitend de gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project/de activiteiten. Projectkosten die door de aanvrager gemaakt zijn voorafgaand aan indiening van de aanvraag komen in aanmerking voor een bijzondere uitkering na goedkeuring door de minister. Administratieve kosten die gemaakt zijn door de aanvrager voor de indiening van de aanvraag komen niet in aanmerking voor een bijzondere uitkering.

Artikel 5 Plafond

De plafonds genoemd in dit artikel zijn de maximale bedragen die jaarlijks beschikbaar worden gesteld voor het verstrekken van bijzondere uitkeringen op basis van deze regeling. Het maximale bedrag is overeenkomstig het jaarlijkse vastgestelde bedrag op de begroting. Voor de volgende jaren zal de minister deze vaststellen voorafgaand aan het jaar waarin de bijzondere uitkeringen verstrekt worden. De plafonds kunnen gedurende het jaar gewijzigd worden. De wijziging wordt bekend gemaakt in de Staatscourant. Het beschikbare bedrag zal worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 6 Aanvraag tot verlening

In dit artikel staat de uiterste datum waarvoor een aanvraag binnen moet zijn. Dit om de openbare lichamen duidelijkheid te kunnen verschaffen. Voor de aanvraag van 2023 geldt een andere uiterste datum waarvoor een aanvraag binnen moet zijn, omdat de ministeriële regeling in werking treedt na 1 september 2023. Om de subsidies/subsidieaanvragen die voorzien zijn voor 2023 nog in 2023 uit te kunnen keren, mag de subsidieaanvraag voor 2023 nog tot uiterlijk 1 november 2023 ingediend worden. Met het tweede lid wordt wel ruimte gecreëerd voor onvoorziene gevallen waardoor met spoed toch na het verstrijken van deze deadline een aanvraag mogelijk moet zijn.

Onverminderd artikel 10, vierde lid, van het kaderbesluit bevat de aanvraag naast een overzicht van de activiteiten bedoeld in onderdeel a van dat artikel ook een gedetailleerdere beschrijving van de activiteiten waarvoor een bijzondere uitkering wordt aangevraagd. Naast de overige gegevens en bescheiden bedoeld in artikel 10, vierde lid, van het kaderbesluit bevat de aanvraag ook, indien aanwezig, als bijlage offertes van middelen die nodig zijn om de projecten uit te voeren, voorzien van een paraaf van een daartoe bevoegde bestuurder van het openbaar lichaam.

Overeenkomstig de systematiek in de Awb voor subsidieverstrekking wordt een bijzondere uitkering in eerste instantie verleend en pas later, als de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn uitgevoerd, definitief vastgesteld.

Artikelen 11 en 12 van het kaderbesluit zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. Hierin staan gronden op basis waarvan de minister afwijzend beslist op een aanvraag om een bijzondere uitkering.

Artikel 7 Beschikking tot verlening

Voorafgaand aan een vaststelling van een bijzondere uitkering wordt een beschikking omtrent verlening van de bijzondere uitkering gegeven. Deze beschikking tot verlening bevat ten minste een omschrijving van de activiteiten waarvoor een bijzondere uitkering wordt aangevraagd, de wijze waarop het bedrag van een bijzondere uitkering wordt bepaald en het bedrag waarvoor de bijzonder uitkering ten hoogste kan worden verleend, de periode waarbinnen de activiteiten moeten zijn afgerond en het percentage van het voorschot en de termijnen waarin dit voorschot wordt uitgekeerd.

Indien de bijzondere uitkering wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting wordt in de beschikking tot verlening van een bijzondere uitkering vermeld dat de verlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden op de begroting ter beschikking worden gesteld.

Artikel 8 Verplichtingen

Overeenkomstig de artikelen 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f, en tweede lid, en 18 van het kaderbesluit is het openbaar lichaam dat de bijzonder uitkering ontvangt verplicht:

  • de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de omschrijving van die activiteiten in de beschikking tot verlening;

  • te voldoen aan de verplichtingen die aan de bijzondere uitkering zijn verbonden en dat aantoont op een in deze regeling aangegeven wijze;

  • op verzoek van de minister de gevraagde medewerking te verlenen aan het evaluatieonderzoek;

  • medewerking te verlenen aan openbaarmaking van de gegevens en resultaten van de activiteit, tenzij openbaarmaking daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd;

  • onverwijld mededeling te doen aan de minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Ook is het openbaar lichaam verplicht een zodanige administratie te voeren dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze de aard, inhoud en voortgang van de verrichte activiteiten en de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte kosten zijn af te leiden. Het openbaar lichaam is verplicht jaarlijks de voortgang van de uitvoering van de projecten op te nemen in een tussentijds voortgangsverslag.

Tot slot kan de minister bij besluit tot verlening van een uitkering nadere verplichtingen opleggen die noodzakelijk worden geacht ter verwezenlijking van het doel van de uitkering (artikel 21 kaderbesluit).

Artikel 9 Bevoorschotting

De betaling van de toegekende uitkering vindt plaats in de vorm van voorschotten, overeenkomstig artikel 23, eerste, derde en vijfde lid, van het kaderbesluit. De hoogte van de voorschotten wordt bij beschikking vastgelegd en kan maximaal 100% van het in die beschikking opgenomen maximumbedrag van de bijzondere uitkering zijn. Overeenkomstig artikel 91, tweede lid, van de Wet finBES vindt uitbetaling plaats in US-dollars.

Artikel 10 Aanvraag tot vaststelling

De aanvraag tot vaststelling van een bijzondere uitkering wordt ingediend binnen 26 weken nadat de projecten waarvoor de bijzonder uitkering is verleend, zijn voltooid. Dit wijkt af van de termijn genoemd in artikel 24, eerste lid, van het kaderbesluit. Deze afwijking is mogelijk ingevolge dat artikel. Bij de aanvraag tot vaststelling toont het openbaar lichaam aan dat de activiteiten waarvoor de bijzondere uitkering is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de daaraan verbonden verplichtingen. Daarnaast legt het openbaar lichaam een financieel verslag over.

Artikel 11 Beschikking tot vaststelling

Overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van het kaderbesluit geeft de minister de beschikking tot vaststelling van de bijzondere uitkering binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe. Deze termijn kan eenmaal met 13 weken worden verlengd. In de regel zal de vaststelling van de bijzondere uitkering plaatsvinden overeenkomstig het besluit tot verlening. In bepaalde gevallen (integraal overgenomen vanuit artikel 4:46, tweede lid, van de Awb) kan de uitkering echter ook lager worden vastgesteld, bijvoorbeeld als blijkt dat de maatregelen niet of niet volledig zijn uitgevoerd of als niet is voldaan aan de verplichtingen die aan de bijzondere uitkering zijn verbonden. De bevoegdheid van de minister tot het geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen van de bijzondere uitkering is overgenomen vanuit artikel 4:47 Awb.

Artikelen 12, 13 en 14

Deze artikelen bevatten de gronden voor intrekking of wijziging van de verlening of de vaststelling van de bijzondere uitkering. Deze gronden zijn overgenomen uit de Awb (artikelen 4:48, 4:49 en 4:50).

Artikel 15 Betaling

Op grond van het eerste lid dient de minister het bij de vaststelling van de bijzondere uitkering bepaalde bedrag uit te keren. De vaststelling geldt als beschikking waarbij de betalingsverplichting wordt vastgesteld. Dat betekent dat naast het te betalen bedrag eveneens de termijn waarbinnen betaling dient plaats te vinden, wordt vermeld. In navolging van de standaardtermijn in artikel 4:87 van de Awb is dat zes weken. Deze betalingsverplichting wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de minister aan het openbaar lichaam schriftelijk kennisgeeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de verlening of vaststelling van de bijzondere uitkering in te trekken of ten nadele van het openbaar lichaam te wijzigen (artikel 4:56 van de Awb).

Artikelen 16 en 17 Terugvordering

Artikelen 16 en 17 betreffen het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in geval overeenkomstig artikel 13, eerste lid, van deze regeling de vaststelling van de bijzondere uitkering wordt ingetrokken. In artikel 16 is de inhoud van artikel 4:57 van de Awb opgenomen. In artikel 17 is opgenomen dat eventuele kosten die verband houden met de terugvordering het openbaar lichaam verplicht kan worden om aan deze kosten te voldoen.

Artikel 18 Evaluatie

Evaluatie is in dit artikel in lijn met artikel 4:24 van de Awb voorgeschreven om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidie in kaart te brengen en om eventueel aanpassingen in deze regeling aan te brengen.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Een toelichting op de inwerkingtreding van deze regeling is gegeven in het algemene deel van de toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J, Harbers

Naar boven