Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 16 augustus 2023, nr. 2023-0000411392, houdende wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 vanwege actualisering van de uitvraag van het overzicht van voorgenomen werkzaamheden

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

Gelet op artikel 44a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 5 bij artikel 19 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt vervangen door de gelijknamige bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING VAN 16 AUGUSTUS 2023, NR. 2023-0000411392, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE REGELING TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING 2015 VANWEGE ACTUALISERING VAN DE UITVRAAG VAN HET OVERZICHT VAN VOORGENOMEN WERKZAAMHEDEN

Bijlage 5 bij artikel 19 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: RTIV) is bijlage 5 bij de RTIV, met daarin de Prospectieve informatie, vervangen door een nieuwe bijlage 5.

2. Aanleiding

Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Woningwet dienen woningcorporaties een overzicht op te stellen van de werkzaamheden die zij en de met hen verbonden ondernemingen in de eerstvolgende vijf kalenderjaren voornemens zijn te verrichten, ook wel de Prospectieve informatie (dPi) genoemd. Artikel 44a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet, bepaalt dat het overzicht jaarlijks voor 15 december moet worden verstrekt aan de minister, de colleges van burgemeester en wethouders en de bewonersorganisaties, en moet worden ingericht overeenkomstig bij ministeriële regeling te geven voorschriften. Uit artikel 19 van de RTIV volgt dat voor de inrichting van het overzicht gebruik moet worden gemaakt van het model dat is opgenomen in bijlage 5 bij de RTIV.

Evenals bij dPi 2022, wordt dPi 2023 op basis van Standard Business Reporting (SBR) uitgevraagd. Hiermee wordt aangesloten op de standaard van de Nederlandse Taxonomie.

3. Wijzigingen in bijlage 3

De voornaamste wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van dPi 2022 hangen samen met de beweging die onder leiding van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is ingezet naar regie door de overheid op de volkshuisvesting. Als onderdeel van de regie zijn op 30 juni 2022 de Nationale prestatieafspraken (NPA)1 ondertekend door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Aedes, de VNG en de Woonbond. In deze nationale afspraken zijn onder andere concrete afspraken gemaakt over nieuwbouw van sociale huurwoningen, het verduurzamen van het woningcorporatiebezit, de leefbaarheid van buurten en wijken, en de betaalbaarheid van het wonen. Deze afspraken lopen tot en met 2030.

Op hoofdlijnen zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • De woningcorporaties dragen met de bouw van 250.000 nieuwe sociale huurwoningen bij aan het doel van het kabinet om tot en met 2030 in totaal 900.000 nieuwe woningen te bouwen;

  • De woningcorporaties bouwen ook 50.000 nieuwe middenhuur-woningen tot en met 2030;

  • Woningcorporaties hebben in 2030 450.000 woningen aardgasvrij gemaakt;

  • Uiterlijk in 2028 zijn er geen E, F en G energielabel woningen meer in de woningcorporatiesector;

  • Woningcorporaties matigen de huren voor de lagere inkomens en krijgen meer ruimte voor huurverhogingen voor hogere inkomens;

  • Woningcorporaties committeren zich aan de doelstelling dat er vanaf 2026 geen woningen meer zijn met een slechte staat van onderhoud;

  • Woningcorporaties leveren tot en met 2030 via de realisatie van 50.000 geclusterde woongelegenheden een bijdrage aan de woonbehoefte van ouderen.

De Nationale prestatieafspraken dienen vanuit het nationale niveau te worden vertaald naar doelstellingen op regionaal en/of lokaal niveau ten behoeve van het maken van de lokale prestatieafspraken tussen gemeenten, huurders en woningcorporaties. De eerste stap hier naartoe is gezet met de ondertekening van 35 regionale Woondeals.

In de dPi 2023 is een aantal uitvragen toegevoegd om de doelstellingen uit de NPA beter te kunnen monitoren.

De dPi is in hoofdstukken en paragrafen opgedeeld. Hierna worden alle individuele wijzigingen toegelicht:

In paragraaf 2.2 wordt er voor de monitoring van de NPA, ter vervanging van het voormalige detailactiviteitenoverzicht nu een projectoverzicht nieuwbouw gevraagd. In dit overzicht wordt informatie gevraagd over de huurprijsklasse, het postcodegebied, de status van de projectvoortgang en de status van de grond. Informatie over stichtingskosten, veranderingen in vastgoedwaardering (beleidswaarde en marktwaarde) en kasstromen worden niet meer opgevraagd.

In paragraaf 2.3 zijn er twee huurprijscategorieën toegevoegd:

  • Huurprijsgrens van € 575 (prijspeil 2023) uit het wetsvoorstel huurverlaging

  • Middenhuurgrens van € 1.026,71 (prijspeil 2023)

Daarnaast wordt aan woningcorporaties gevraagd om informatie over de verdeling van hun woningvoorraad naar huurprijsklasse, op gemeenteniveau in te dienen.

In paragraaf 2.4 worden nu, aanvullend op een overzicht van de energielabels van het huidige jaar (in dit geval 2023) en het vijfde prognosejaar, ook informatie over de tussenliggende jaren opgevraagd. Hierdoor wordt het eenvoudiger om te monitoren of E-, F- en G-labels uit de woningvoorraad van woningcorporaties verdwijnen.

In paragraaf 2.7 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. Door de afschaffing van de verhuurderheffing is het opvragen van sommige gegevens niet meer nodig en vervalt de opvraag van ‘Totaal van NCW verhuurderheffing’ op twee onderdelen. Daarnaast is in paragraaf 2.7 een tekstuele verduidelijking toegevoegd over het doorexploiteren van woningen.

In paragraaf 2.9 wordt in het kader van het Rijksprogramma Wonen & Zorg voor ouderen, informatie gevraagd over het aantal geclusterde woonvormen of zorggeschikte woningen dat een woningcorporatie al in haar voorraad heeft of nog wil toevoegen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal in de zomer van 2023 definities van geclusterde woningen en zorggeschikte woningen publiceren in een handreiking geclusterde woonvormen. Deze definities zullen elementen bevatten die voor monitoring in data kunnen worden vervat.

In paragraaf 2.10 wordt naar aanleiding van de NPA informatie gevraagd over de mate waarin de woningvoorraad geïsoleerd en ‘toekomstklaar’ is en of deze aardgasvrij is. SBR-wonen zal na de zomer van 2023 definities van ‘toekomstklaar’ en aardgasvrij op hun website publiceren bij de handleiding bij de dPi.

In paragraaf 3.3 is de regel ‘Verhuurderheffing’ in het prognose kasstroomoverzicht vervallen.

In paragraaf 3.4.1 zijn enkele termen verduidelijkt en toegevoegd om de kasstromen beter met elkaar te kunnen vergelijken.

Tot slot werd de dPi-rapportage eerder ingediend met een schriftelijke bestuursverklaring van de woningcorporatie. Vanaf de dPi 2023 wordt de bestuursverklaring digitaal ingediend. De woningcorporaties krijgen later bericht van de Autoriteit woningcorporaties hoe de ondertekening van de bestuursverklaring dan verloopt.

N.B.: De reden waarom de hoofdstuknummering in de dPi niet doorloopt is dat bepaalde hoofdstukken niet voorkomen in de dPi, maar wel in de dVi (de Verantwoordingsinformatie). Het model voor de dVi is opgenomen in bijlage 3 bij de RTIV op grond van artikel 16 RTIV. Om te voorkomen dat hoofdstuknummers van dezelfde onderwerpen tussen de dPi en dVi inconsistent zijn is er voor gekozen de nummering tussen beide rapportages gelijk te trekken voor dezelfde onderwerpen.

4. Regeldrukeffecten

Ecorys heeft de financiële gevolgen van deze wijziging van de dPi-uitvraag berekend (Ecorys, Administratieve lastendruk wijzigingen dPi 2023).

Ecorys stelt vast dat de administratieve lasten door de met deze regeling doorgevoerde wijzigingen in de dPi zowel eenmalig als op lange termijn toenemen. Ecorys verwacht als gevolg va7n de huidige wijzigingen een eenmalige toename in administratieve lasten van in totaal circa € 337.300 voor alle 279 woningcorporaties samen. Daarnaast nemen de structurele kosten als gevolg van deze wijziging met zo’n € 70.000 toe. Per corporatie komt dit neer op een lastenverzwaring van € 1.209 eenmalig en € 251 structureel.

Ecorys geeft aan dat de eenmalige toename in administratieve lasten beduidend te noemen is. De structurele toename is relatief beperkt ten opzichte van de totale administratieve lasten die gemoeid zijn met de informatieverplichting bij corporaties. De grotere omvang van de eenmalige impact komt met name voort uit tijdsbesteding voor het juist registeren van nieuw benodigde data. Dit vraagt een eenmalige aanpassing van data in de systemen. Structureel hoeft dit enkel nog jaarlijks gemonitord te worden.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Consultatie en inwerkingtreding

Bijlage 5 is opgesteld in het ketenteam van de sector (samenwerking met Aedes, de Autoriteit woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw). Om die reden is afgezien van een openbare internetconsultatie. Vanwege de nauwe betrokkenheid van de sector bij de opstelling en uitrol van dPi 2023 en de wens tot spoedige inwerkingtreding, is er geen behoefte aan een invoeringstermijn. Deze regeling treedt dan ook de dag na publicatie in de Staatscourant in werking. In dit geval wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn gezien dit gelet op de doelgroep en jaarindeling ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Naar boven