TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting
2015 (hierna: RTIV) is bijlage 5 bij de RTIV, met daarin de Prospectieve
informatie, vervangen door een nieuwe bijlage 5.
2. Aanleiding
Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Woningwet dienen
woningcorporaties een overzicht op te stellen van de werkzaamheden die zij en
de met hen verbonden ondernemingen in de eerstvolgende vijf kalenderjaren
voornemens zijn te verrichten, ook wel de Prospectieve informatie (dPi)
genoemd. Artikel 44a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet,
bepaalt dat het overzicht jaarlijks voor 15 december moet worden verstrekt aan
de minister, de colleges van burgemeester en wethouders en de
bewonersorganisaties, en moet worden ingericht overeenkomstig bij ministeriële
regeling te geven voorschriften. Uit artikel 19 van de RTIV volgt dat voor de
inrichting van het overzicht gebruik moet worden gemaakt van het model dat is
opgenomen in bijlage 5 bij de RTIV.
Evenals bij dPi 2022, wordt dPi 2023 op basis van Standard Business
Reporting (SBR) uitgevraagd. Hiermee wordt aangesloten op de standaard van de
Nederlandse Taxonomie.
3. Wijzigingen in bijlage 3
De voornaamste wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van dPi 2022
hangen samen met de beweging die onder leiding van de Minister voor
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is ingezet naar regie door de overheid
op de volkshuisvesting. Als onderdeel van de regie zijn op 30 juni 2022 de
Nationale prestatieafspraken (NPA)1 ondertekend door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening, Aedes, de VNG en de Woonbond. In deze nationale afspraken zijn onder
andere concrete afspraken gemaakt over nieuwbouw van sociale huurwoningen, het
verduurzamen van het woningcorporatiebezit, de leefbaarheid van buurten en
wijken, en de betaalbaarheid van het wonen. Deze afspraken lopen tot en met
2030.
Op hoofdlijnen zijn de volgende afspraken gemaakt:
-
– De woningcorporaties dragen met de bouw van 250.000 nieuwe sociale
huurwoningen bij aan het doel van het kabinet om tot en met 2030 in totaal
900.000 nieuwe woningen te bouwen;
-
– De woningcorporaties bouwen ook 50.000 nieuwe middenhuur-woningen tot en
met 2030;
-
– Woningcorporaties hebben in 2030 450.000 woningen aardgasvrij gemaakt;
-
– Uiterlijk in 2028 zijn er geen E, F en G energielabel woningen meer in de
woningcorporatiesector;
-
– Woningcorporaties matigen de huren voor de lagere inkomens en krijgen meer
ruimte voor huurverhogingen voor hogere inkomens;
-
– Woningcorporaties committeren zich aan de doelstelling dat er vanaf 2026
geen woningen meer zijn met een slechte staat van onderhoud;
-
– Woningcorporaties leveren tot en met 2030 via de realisatie van 50.000
geclusterde woongelegenheden een bijdrage aan de woonbehoefte van ouderen.
De Nationale prestatieafspraken dienen vanuit het nationale niveau te
worden vertaald naar doelstellingen op regionaal en/of lokaal niveau ten
behoeve van het maken van de lokale prestatieafspraken tussen gemeenten,
huurders en woningcorporaties. De eerste stap hier naartoe is gezet met de
ondertekening van 35 regionale Woondeals.
In de dPi 2023 is een aantal uitvragen toegevoegd om de doelstellingen uit
de NPA beter te kunnen monitoren.
De dPi is in hoofdstukken en paragrafen opgedeeld. Hierna worden alle
individuele wijzigingen toegelicht:
In paragraaf 2.2 wordt er voor de monitoring van de NPA, ter vervanging van
het voormalige detailactiviteitenoverzicht nu een projectoverzicht nieuwbouw
gevraagd. In dit overzicht wordt informatie gevraagd over de huurprijsklasse,
het postcodegebied, de status van de projectvoortgang en de status van de
grond. Informatie over stichtingskosten, veranderingen in vastgoedwaardering
(beleidswaarde en marktwaarde) en kasstromen worden niet meer opgevraagd.
In paragraaf 2.3 zijn er twee huurprijscategorieën toegevoegd:
-
• Huurprijsgrens van € 575 (prijspeil 2023) uit het wetsvoorstel
huurverlaging
-
• Middenhuurgrens van € 1.026,71 (prijspeil 2023)
Daarnaast wordt aan woningcorporaties gevraagd om informatie over de
verdeling van hun woningvoorraad naar huurprijsklasse, op gemeenteniveau in te
dienen.
In paragraaf 2.4 worden nu, aanvullend op een overzicht van de
energielabels van het huidige jaar (in dit geval 2023) en het vijfde
prognosejaar, ook informatie over de tussenliggende jaren opgevraagd. Hierdoor
wordt het eenvoudiger om te monitoren of E-, F- en G-labels uit de
woningvoorraad van woningcorporaties verdwijnen.
In paragraaf 2.7 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. Door de afschaffing
van de verhuurderheffing is het opvragen van sommige gegevens niet meer nodig
en vervalt de opvraag van ‘Totaal van NCW verhuurderheffing’ op twee
onderdelen. Daarnaast is in paragraaf 2.7 een tekstuele verduidelijking
toegevoegd over het doorexploiteren van woningen.
In paragraaf 2.9 wordt in het kader van het Rijksprogramma Wonen & Zorg
voor ouderen, informatie gevraagd over het aantal geclusterde woonvormen of
zorggeschikte woningen dat een woningcorporatie al in haar voorraad heeft of
nog wil toevoegen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zal in de zomer van 2023 definities van geclusterde woningen en zorggeschikte
woningen publiceren in een handreiking geclusterde woonvormen. Deze definities
zullen elementen bevatten die voor monitoring in data kunnen worden
vervat.
In paragraaf 2.10 wordt naar aanleiding van de NPA informatie gevraagd over
de mate waarin de woningvoorraad geïsoleerd en ‘toekomstklaar’ is en of deze
aardgasvrij is. SBR-wonen zal na de zomer van 2023 definities van
‘toekomstklaar’ en aardgasvrij op hun website publiceren bij de handleiding bij
de dPi.
In paragraaf 3.3 is de regel ‘Verhuurderheffing’ in het prognose
kasstroomoverzicht vervallen.
In paragraaf 3.4.1 zijn enkele termen verduidelijkt en toegevoegd om de
kasstromen beter met elkaar te kunnen vergelijken.
Tot slot werd de dPi-rapportage eerder ingediend met een schriftelijke
bestuursverklaring van de woningcorporatie. Vanaf de dPi 2023 wordt de
bestuursverklaring digitaal ingediend. De woningcorporaties krijgen later
bericht van de Autoriteit woningcorporaties hoe de ondertekening van de
bestuursverklaring dan verloopt.
N.B.: De reden waarom de hoofdstuknummering in de dPi niet doorloopt is dat
bepaalde hoofdstukken niet voorkomen in de dPi, maar wel in de dVi (de
Verantwoordingsinformatie). Het model voor de dVi is opgenomen in bijlage 3 bij
de RTIV op grond van artikel 16 RTIV. Om te voorkomen dat hoofdstuknummers van
dezelfde onderwerpen tussen de dPi en dVi inconsistent zijn is er voor gekozen
de nummering tussen beide rapportages gelijk te trekken voor dezelfde
onderwerpen.
4. Regeldrukeffecten
Ecorys heeft de financiële gevolgen van deze wijziging van de dPi-uitvraag
berekend (Ecorys, Administratieve lastendruk wijzigingen dPi 2023).
Ecorys stelt vast dat de administratieve lasten door de met deze regeling
doorgevoerde wijzigingen in de dPi zowel eenmalig als op lange termijn
toenemen. Ecorys verwacht als gevolg va7n de huidige wijzigingen een eenmalige
toename in administratieve lasten van in totaal circa € 337.300 voor alle 279
woningcorporaties samen. Daarnaast nemen de structurele kosten als gevolg van
deze wijziging met zo’n € 70.000 toe. Per corporatie komt dit neer op een
lastenverzwaring van € 1.209 eenmalig en € 251 structureel.
Ecorys geeft aan dat de eenmalige toename in administratieve lasten
beduidend te noemen is. De structurele toename is relatief beperkt ten opzichte
van de totale administratieve lasten die gemoeid zijn met de
informatieverplichting bij corporaties. De grotere omvang van de eenmalige
impact komt met name voort uit tijdsbesteding voor het juist registeren van
nieuw benodigde data. Dit vraagt een eenmalige aanpassing van data in de
systemen. Structureel hoeft dit enkel nog jaarlijks gemonitord te worden.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet
geselecteerd voor een formeel advies omdat het naar verwachting geen
omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
5. Consultatie en inwerkingtreding
Bijlage 5 is opgesteld in het ketenteam van de sector (samenwerking met
Aedes, de Autoriteit woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw). Om die reden is afgezien van een openbare internetconsultatie.
Vanwege de nauwe betrokkenheid van de sector bij de opstelling en uitrol van
dPi 2023 en de wens tot spoedige inwerkingtreding, is er geen behoefte aan een
invoeringstermijn. Deze regeling treedt dan ook de dag na publicatie in de
Staatscourant in werking. In dit geval wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn gezien dit gelet op de
doelgroep en jaarindeling ongewenste private of publieke voor- of nadelen
voorkomt.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
H.M. de Jonge