Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie van 14 juli 2023, nr. 2023-0000024825, houdende wijziging van de Regeling naslag Wiv 2017 in verband met de mogelijkheid tot het verrichten van naslag in het kader van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79) en de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen, de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames en het Vreemdelingenbesluit 2000 en enkele andere wijzigingen

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 8, tweede lid, onder f, en artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Regeling naslag Wiv 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘de Minister van Justitie en Veiligheid,’ wordt ingevoegd ‘of namens deze de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid,’.

b. De zinsnede ‘en degene die bevoegd is’ wordt vervangen door ‘dan wel degene die bevoegd is’.

2. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. met betrekking tot bedrijven, organisaties of personen die door een overname van of door, investering in of door, of fusie, totstandbrenging van een gemeenschappelijke onderneming of splitsing dan wel samenwerkingsverband met bedrijven, het verwerven van vermogensbestanddelen, andere rechtshandelingen of verkrijging van goederen onder algemene titel, dan wel door levering van producten of diensten aan de Nederlandse overheid of een vitale aanbieder, in een positie kunnen komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, of namens deze het hoofd van Bureau Toetsing Investeringen, dan wel de minister die het aangaat dan wel degene die bevoegd is het desbetreffende bedrijf of de desbetreffende organisatie te vertegenwoordigen;

3. Onderdeel j wordt als volgt gewijzigd:

a. Na ‘personen ten aanzien van wie’ wordt steeds ingevoegd ‘en rechtspersonen en entiteiten ten aanzien waarvan’.

b. Na ‘het Ministerie van Buitenlandse Zaken’ wordt toegevoegd ‘of de Minister van Economische Zaken en Klimaat, of namens deze het hoofd van Bureau Toetsing Investeringen’.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • k. met betrekking tot een verzoek op grond van artikel 4, vierde lid, van de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen: Onze verantwoordelijke minister als bedoeld in artikel 1 van die wet;

  • l. met betrekking tot een verzoek zoals bedoeld in artikel 6, vierde lid, of artikel 7, derde lid, van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79) van een lidstaat die terdege van oordeel is dat een buitenlandse directe investering op zijn grondgebied gevolgen kan hebben voor zijn veiligheid of openbare orde: Onze verantwoordelijke minister als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen;

  • m. met betrekking tot erkend referenten als bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 3 Vreemdelingenbesluit 2000: de Minister van Justitie en Veiligheid dan wel de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. met betrekking tot bedrijven, organisaties of personen die door een overname van, overname door, investering in of door, of fusie, totstandbrenging van een gemeenschappelijke onderneming of splitsing dan wel samenwerkingsverband met bedrijven, het verwerven van vermogensbestanddelen, andere rechtshandelingen of verkrijging van goederen onder algemene titel, dan wel door levering van producten of diensten aan de Nederlandse overheid of een vitale aanbieder, in een positie kunnen komen waarin zij de nationale veiligheid schade kunnen toebrengen: de Minister van Justitie en Veiligheid, of namens deze de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, of namens deze het hoofd van Bureau Toetsing Investeringen, dan wel de Minister die het aangaat dan wel degene die bevoegd is het desbetreffende bedrijf of de desbetreffende organisatie te vertegenwoordigen;

2. Onderdeel e wordt als volgt gewijzigd:

  • a. Na ‘personen ten aanzien van wie’ wordt steeds ingevoegd ‘en rechtspersonen en entiteiten ten aanzien waarvan’.

  • b. Na ‘het Ministerie van Buitenlandse Zaken’ wordt toegevoegd ‘of de Minister van Economische Zaken en Klimaat, of namens deze het hoofd van Bureau Toetsing Investeringen’.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. met betrekking tot een verzoek op grond van artikel 4, vierde lid, van de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen: Onze verantwoordelijke minister als bedoeld in artikel 1 van die wet;

  • g. met betrekking tot een verzoek zoals bedoeld in artikel 6, vierde lid, of artikel 7, derde lid, van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79) van een lidstaat die terdege van oordeel is dat een buitenlandse directe investering op zijn grondgebied gevolgen kan hebben voor zijn veiligheid of openbare orde: Onze verantwoordelijke minister als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen;

  • h. met betrekking tot erkend referenten als bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 3 Vreemdelingenbesluit 2000: de Minister van Justitie en Veiligheid of namens deze de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H. Bruins Slot

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de artikelen 8, tweede lid, onder f, en artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (hierna: Wiv 2017) worden bij ministeriële regeling de gevallen benoemd waarin naslag naar een persoon of instantie (‘het doen van mededeling omtrent door de dienst verwerkte gegevens omtrent een persoon of instantie’) kan plaatsvinden en aan wie of welke instanties informatie kan worden verstrekt. Met de Regeling naslag Wiv 2017 is hieraan uitvoering gegeven en zijn de gevallen waarin naslag door de diensten op verzoek van een externe partij kan plaatsvinden limitatief opgesomd. Uitsluitend in die gevallen kan naslag plaatsvinden. Datzelfde geldt voor de verzoekers die in de Regeling naslag Wiv 2017 zijn opgesomd: uitsluitend de in deze regeling aangewezen personen en instanties kunnen een verzoek om naslag doen.

De Regeling naslag Wiv 2017 is op 1 mei 2018 in werking getreden en behoudens twee tijdelijke wijzigingen ten behoeve van het Eurovisie Songfestival is de regeling sindsdien niet meer gewijzigd. In de tussentijd hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden die aanpassing van de regeling noodzakelijk maken, in het bijzonder de totstandkoming van nieuwe wetgeving op grond waarvan naslag mogelijk moet worden gemaakt. Daarbij is tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen van ondergeschikte aard door te voeren. De wijzigingen worden hieronder artikelsgewijs toegelicht.

Artikelsgewijs

In artikel I, onderdeel A, worden wijzigingen aangebracht in artikel 2, onderdelen f, g, en j, van de Regeling naslag Wiv 2017 en worden drie nieuwe onderdelen aan artikel 2 toegevoegd. Artikel I, onderdeel B bevat grotendeels gelijkluidende wijzigingen ten behoeve van de mogelijkheid tot naslag door de Minister van Defensie.

Onderdeel A, subonderdeel 1 (artikel 2, onderdeel f)

Deze bepaling bevat een wijziging van artikel 2, onder f. Ten eerste wordt voorzien in de mogelijkheid voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid om namens de Minister van Justitie en Veiligheid een verzoek om naslag te kunnen doen. Hierin was abusievelijk niet eerder voorzien. Daarnaast wordt ‘en degene die bevoegd is de desbetreffende vitale aanbieder of de desbetreffende internationale organisatie te vertegenwoordigen’ aangepast in ‘dan wel degene die bevoegd is de desbetreffende vitale aanbieder of de desbetreffende internationale organisatie te vertegenwoordigen’. Hiermee wordt verduidelijkt dat de bevoegde vertegenwoordiger van een vitale aanbieder of internationale organisatie zelfstandig een verzoek tot naslag kan doen.

Onderdeel A, subonderdeel 2 (artikel 2, onderdeel g) en onderdeel B subonderdeel 1 (artikel 4, onderdeel b)

Deze bepaling bevat een opnieuw geformuleerd onderdeel g met daarin opgenomen verschillende wijzigingen. Toegevoegd is allereerst dat, naast een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon, ook een natuurlijke persoon onderwerp van een naslag kan zijn. De wijziging houdt verband met de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (hierna: Wet Vifo).1 Met deze wet zijn regels vastgelegd waarmee risico’s voor de nationale veiligheid, als gevolg van bepaalde verwervingsactiviteiten zoals investeringen en fusies, beheerst kunnen worden. Verwervingsactiviteiten die betrekking hebben op vitale aanbieders of ondernemingen die over sensitieve technologie beschikken, kunnen leiden tot risico’s voor de nationale veiligheid. Daarbij gaat het met name om het risico op de aantasting van de continuïteit van vitale processen, de aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie, en het ontstaan van strategische afhankelijkheden. Bij verwervingsactiviteiten kan worden gedacht aan investeringen, fusies, het oprichten van een joint venture, splitsing, maar ook aan het verwerven van zeggenschap door de verwerving van (delen van) vermogensbestanddelen en andere rechtshandelingen die tot gevolg hebben dat een of meer (rechts)personen zeggenschap of significante invloed verwerven in een in Nederland gevestigde vitale aanbieder of een in Nederland gevestigde onderneming die actief is op het gebied van sensitieve technologie. Onder persoon in de Wet Vifo wordt zowel een natuurlijke als een rechtspersoon verstaan en de Regeling naslag Wiv 2017 is hierop aangepast.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft uitvoering aan de Wet Vifo. Daarvoor is onder andere het Bureau Toetsing Investeringen (BTI) ingericht dat op 1 oktober 2020 operationeel is geworden.2 Bij BTI worden meldingen van voorgenomen verwervingsactiviteiten ontvangen en in behandeling genomen en teneinde te kunnen beoordelen of een activiteit een risico kan vormen voor de nationale veiligheid, zal BTI namens de minister onderzoek doen naar de partij die zeggenschap of significante invloed verkrijgt.3 In dat kader is het hoofd BTI bevoegd om namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de AIVD te verzoeken om naslag te verrichten naar de partij die zeggenschap of significante invloed verkrijgt.4

Daarnaast is voorzien in een uitbreiding ten aanzien van de levering van producten of diensten aan een vitale aanbieder. De nationale veiligheid kan immers niet alleen worden geschaad door levering aan de Nederlandse overheid, maar evenzeer door levering van producten of diensten aan een vitale aanbieder. Onderdeel g is daarom dienovereenkomstig aangevuld.

Ook is in voorzien in de eerder abusievelijk achterwege gelaten mogelijkheid voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid om namens de Minister van Justitie en Veiligheid een verzoek om naslag te kunnen doen.

Tot slot is ook in dit onderdeel verduidelijkt dat de bevoegde vertegenwoordiger van een vitale aanbieder of internationale organisatie zelfstandig een verzoek tot naslag kan doen.

Onderdeel A, subonderdeel 3 (artikel 2, onderdeel j) en onderdeel B, subonderdeel 2 (artikel 4, onderdeel e)

Zoals ook staat vermeld in de nota van toelichting bij Regeling naslag Wiv 2017 levert de AIVD een bijdrage aan de uitvoering van de nationale bevriezingslijsten (Sanctiewet 1977) en internationale bevriezingslijsten (EU en VN) door aan te geven of een bepaalde persoon dezelfde is als de persoon die voorkomt op één van deze lijsten. Omdat op deze nationale en internationale bevriezingslijsten zowel personen, rechtspersonen als entiteiten (ondernemingen en organisaties) kunnen worden geplaatst, wordt onderdeel j in die zin aangepast. Tevens is hier voorzien in de bevoegdheid voor het hoofd BTI om namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat een verzoek om naslag te doen.

Onderdeel A, subonderdeel 4 (artikel 2, onderdeel k (nieuw) en onderdeel B, subonderdeel 3 (artikel 4, onderdeel f (nieuw)

De Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen (verder: de Uitvoeringswet) is op 4 december 2020 in werking getreden.5 Artikel 4, vierde lid, van de Uitvoeringswet luidt: ‘Onze verantwoordelijke minister kan, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet, voorts de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken mededeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te doen of de Minister van Defensie verzoeken mededeling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel g, van die wet te doen, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van verordening 2019/452.

Het doel van de Uitvoeringswet is het realiseren van alle noodzakelijke wettelijke maatregelen om op een effectieve wijze uitvoering te kunnen geven aan de verplichtingen van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79), hierna: de verordening.6 In de verordening is een samenwerkingsmechanisme opgenomen (artikelen 6 tot en met 8). Daaruit blijkt onder meer dat aan Nederland kan worden gevraagd om extra informatie te verstrekken met betrekking tot een buitenlandse directe investering die in Nederland plaatsvindt en die in Nederland gescreend wordt (artikel 6), maar ook als een dergelijke investering niet wordt gescreend in Nederland kan een verzoek om extra informatie worden gedaan (artikel 7). Indien door de verzoekende lidstaat wordt gemotiveerd dat een (geplande of voltooide) buitenlandse directe investering gevolgen kan hebben voor zijn veiligheid of openbare orde moet Nederland waarborgen dat de informatie die is verzocht zonder onnodige vertraging ter beschikking wordt gesteld (artikel 9).

In de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet is opgenomen dat met de laatstgenoemde bepaling kenbaar is dat ook informatie van de beide diensten kan worden betrokken bij de uitvoering van de genoemde verplichtingen. Ook wordt opgemerkt: ‘Het betreft hier een verzoek om naslag en niet een verzoek van de verantwoordelijke minister aan de dienst om een onderzoek te verrichten. De diensten zijn niet verplicht om aan een dergelijk verzoek gehoor te geven. Er kunnen immers redenen van nationale veiligheid zijn die aan een eventuele verstrekking in de weg staan. Met de inwerkingtreding van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) op 1 mei 2018 is de naslagtaak van de diensten in artikel 8, tweede lid, onder f, en 10, tweede lid, onder g, van die wet geregeld. De gevallen waarin naslag kan worden gedaan, zijn limitatief opgesomd in de daarop gebaseerde Regeling naslag Wiv 2017. Daarin wordt bepaald welke persoon of instantie een verzoek om informatie kan doen en in welke gevallen. Deze regeling zal in verband met de in artikel 4, vierde lid, van het wetsvoorstel voorziene mogelijkheid tot het verzoeken om informatie bij de diensten, worden aangevuld.7

Met de toevoeging van onderdeel k wordt de toezegging om de Regeling naslag Wiv 2017 aan te vullen, gestand gedaan. Er is voor gekozen om een nieuw onderdeel aan de regeling toe te voegen, aangezien de toepassing van naslag categorie g maar gedeeltelijk tegemoetkomt aan hetgeen in artikel 4, vierde lid Uitvoeringswet is geregeld. Naslagcategorie g ziet immers op de nationale veiligheid in Nederland. Zoals hiervoor is gebleken kan het op grond van de verordening 2019/452 ook gaan om de nationale veiligheid of openbare orde van een andere lidstaat die Nederland verzoekt om informatie op basis van de verordening. Om te kunnen voldoen aan een verzoek om naslag moet het uiteraard wel nationale veiligheid als taak van de diensten betreffen.

Onderdeel A, subonderdeel 4 (artikel 2, onderdeel l (nieuw) en onderdeel B, subonderdeel 3 (artikel 4, onderdeel g (nieuw)

Voor de situatie waarin sprake is van een aan screening onderworpen buitenlandse directe investering, bepaalt artikel 6, vierde lid van de verordening dat een lidstaat die terdege van oordeel is dat een buitenlandse directe investering op zijn grondgebied gevolgen kan hebben voor zijn veiligheid of openbare orde, de Commissie kan verzoeken een advies uit te brengen, of andere lidstaten kan verzoeken opmerkingen in te dienen. Artikel 7, derde lid, van de verordening bevat een soortgelijke bepaling voor de situatie waarin sprake is van een niet aan screening onderworpen buitenlandse directe investering.

Het is mogelijk dat bij de lidstaat waar de investering plaatsvindt het vermoeden is gerezen dat Nederland daarover relevante informatie kan geven. Indien Nederland dan door die lidstaat wordt verzocht om opmerkingen in te dienen, bestaat de mogelijkheid om een naslagverzoek te doen.

Onderdeel A, subonderdeel 4 (artikel 2, onderdeel m (nieuw) en onderdeel B, subonderdeel 3 (artikel 4, onderdeel h (nieuw)

Statelijke actoren zetten vaker economische instrumenten in om hun eigen (geopolitieke) doelen te behalen. Een deel hiervan is gericht op het al dan niet heimelijk verkrijgen van hoogwaardige kennis en technologie via Nederlandse topsectoren en kennisinstellingen. Met die verworven kennis of technologie kunnen staten bijvoorbeeld hun militaire capaciteiten uitbreiden of strategische afhankelijkheden creëren die voor Nederland onwenselijk zijn. Voor staten is het dan ook van belang om toegang te hebben tot deze kennis en technologie. Een van de mogelijke routes om die toegang te verkrijgen is via kennismigranten en bedrijven die erkend referent zijn. De regelingen rondom kennismigranten en erkend referenten maken het voor bedrijven en kennisinstellingen eenvoudiger om niet-Europese hoogopgeleide immigranten sneller in dienst te nemen. Om misbruik van de kennismigrantenregeling via onder meer de erkenning van referenten door de IND tegen te gaan, wordt het van belang geacht dat door de Minister van Justitie en Veiligheid of de IND-naslag kan worden verricht naar deze referenten. Om die reden wordt onderdeel m aan artikel 2 toegevoegd.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H. Bruins Slot

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren


X Noot
3

Zie voor de wijze waarop de risicoanalyse wordt uitgevoerd nader: Kamerstukken II 2020/21, 35 880, nr. 3, p. 97–99

X Noot
4

Zie artikel 34, lid 5, Wet Vifo

X Noot
6

Zie voor de aanleiding en totstandkoming van de Verordening: Kamerstukken II 2019/20, 35 502, nr. 3, p. 2–4

X Noot
7

Kamerstukken II 2020/21, 35 880, nr. 3, p. 158

Naar boven