TOELICHTING
Algemeen
Op grond van de artikelen 8, tweede lid, onder f, en artikel 10, tweede
lid, onder g, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
(hierna: Wiv 2017) worden bij ministeriële regeling de gevallen benoemd waarin
naslag naar een persoon of instantie (‘het doen van mededeling omtrent door de
dienst verwerkte gegevens omtrent een persoon of instantie’) kan plaatsvinden
en aan wie of welke instanties informatie kan worden verstrekt. Met de Regeling
naslag Wiv 2017 is hieraan uitvoering gegeven en zijn de gevallen waarin naslag
door de diensten op verzoek van een externe partij kan plaatsvinden limitatief
opgesomd. Uitsluitend in die gevallen kan naslag plaatsvinden. Datzelfde geldt
voor de verzoekers die in de Regeling naslag Wiv 2017 zijn opgesomd:
uitsluitend de in deze regeling aangewezen personen en instanties kunnen een
verzoek om naslag doen.
De Regeling naslag Wiv 2017 is op 1 mei 2018 in werking getreden en
behoudens twee tijdelijke wijzigingen ten behoeve van het Eurovisie
Songfestival is de regeling sindsdien niet meer gewijzigd. In de tussentijd
hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden die aanpassing van de regeling
noodzakelijk maken, in het bijzonder de totstandkoming van nieuwe wetgeving op
grond waarvan naslag mogelijk moet worden gemaakt. Daarbij is tevens van de
gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen van ondergeschikte aard door
te voeren. De wijzigingen worden hieronder artikelsgewijs toegelicht.
Artikelsgewijs
In artikel I, onderdeel A, worden wijzigingen aangebracht in artikel 2,
onderdelen f, g, en j, van de Regeling naslag Wiv 2017 en worden drie nieuwe
onderdelen aan artikel 2 toegevoegd. Artikel I, onderdeel B bevat grotendeels
gelijkluidende wijzigingen ten behoeve van de mogelijkheid tot naslag door de
Minister van Defensie.
Onderdeel A, subonderdeel 1 (artikel 2, onderdeel f)
Deze bepaling bevat een wijziging van artikel 2, onder f. Ten eerste wordt
voorzien in de mogelijkheid voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid om namens de Minister van Justitie en Veiligheid een verzoek om
naslag te kunnen doen. Hierin was abusievelijk niet eerder voorzien. Daarnaast
wordt ‘en degene die bevoegd is de desbetreffende vitale aanbieder of de
desbetreffende internationale organisatie te vertegenwoordigen’ aangepast in
‘dan wel degene die bevoegd is de desbetreffende
vitale aanbieder of de desbetreffende internationale organisatie te
vertegenwoordigen’. Hiermee wordt verduidelijkt dat de bevoegde
vertegenwoordiger van een vitale aanbieder of internationale organisatie
zelfstandig een verzoek tot naslag kan doen.
Onderdeel A, subonderdeel 2 (artikel 2, onderdeel g) en onderdeel B
subonderdeel 1 (artikel 4, onderdeel b)
Deze bepaling bevat een opnieuw geformuleerd onderdeel g met daarin
opgenomen verschillende wijzigingen. Toegevoegd is allereerst dat, naast een
publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon, ook een natuurlijke persoon
onderwerp van een naslag kan zijn. De wijziging houdt verband met de Wet
veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (hierna: Wet Vifo).1 Met deze wet zijn regels vastgelegd waarmee risico’s voor de nationale
veiligheid, als gevolg van bepaalde verwervingsactiviteiten zoals investeringen
en fusies, beheerst kunnen worden. Verwervingsactiviteiten die betrekking
hebben op vitale aanbieders of ondernemingen die over sensitieve technologie
beschikken, kunnen leiden tot risico’s voor de nationale veiligheid. Daarbij
gaat het met name om het risico op de aantasting van de continuïteit van vitale
processen, de aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis en
informatie, en het ontstaan van strategische afhankelijkheden. Bij
verwervingsactiviteiten kan worden gedacht aan investeringen, fusies, het
oprichten van een joint venture, splitsing, maar ook aan het verwerven van
zeggenschap door de verwerving van (delen van) vermogensbestanddelen en andere
rechtshandelingen die tot gevolg hebben dat een of meer (rechts)personen
zeggenschap of significante invloed verwerven in een in Nederland gevestigde
vitale aanbieder of een in Nederland gevestigde onderneming die actief is op
het gebied van sensitieve technologie. Onder persoon in de Wet Vifo wordt zowel
een natuurlijke als een rechtspersoon verstaan en de Regeling naslag Wiv 2017
is hierop aangepast.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft uitvoering aan de Wet
Vifo. Daarvoor is onder andere het Bureau Toetsing Investeringen (BTI)
ingericht dat op 1 oktober 2020 operationeel is geworden.2 Bij BTI worden meldingen van voorgenomen verwervingsactiviteiten
ontvangen en in behandeling genomen en teneinde te kunnen beoordelen of een
activiteit een risico kan vormen voor de nationale veiligheid, zal BTI namens
de minister onderzoek doen naar de partij die zeggenschap of significante
invloed verkrijgt.3 In dat kader is het hoofd BTI bevoegd om namens de Minister van
Economische Zaken en Klimaat, de AIVD te verzoeken om naslag te verrichten naar
de partij die zeggenschap of significante invloed verkrijgt.4
Daarnaast is voorzien in een uitbreiding ten aanzien van de levering van
producten of diensten aan een vitale aanbieder. De nationale veiligheid kan
immers niet alleen worden geschaad door levering aan de Nederlandse overheid,
maar evenzeer door levering van producten of diensten aan een vitale aanbieder.
Onderdeel g is daarom dienovereenkomstig aangevuld.
Ook is in voorzien in de eerder abusievelijk achterwege gelaten
mogelijkheid voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
om namens de Minister van Justitie en Veiligheid een verzoek om naslag te
kunnen doen.
Tot slot is ook in dit onderdeel verduidelijkt dat de bevoegde
vertegenwoordiger van een vitale aanbieder of internationale organisatie
zelfstandig een verzoek tot naslag kan doen.
Onderdeel A, subonderdeel 3 (artikel 2, onderdeel j) en onderdeel B,
subonderdeel 2 (artikel 4, onderdeel e)
Zoals ook staat vermeld in de nota van toelichting bij Regeling naslag Wiv
2017 levert de AIVD een bijdrage aan de uitvoering van de nationale
bevriezingslijsten (Sanctiewet 1977) en internationale bevriezingslijsten (EU
en VN) door aan te geven of een bepaalde persoon dezelfde is als de persoon die
voorkomt op één van deze lijsten. Omdat op deze nationale en internationale
bevriezingslijsten zowel personen, rechtspersonen als entiteiten (ondernemingen
en organisaties) kunnen worden geplaatst, wordt onderdeel j in die zin
aangepast. Tevens is hier voorzien in de bevoegdheid voor het hoofd BTI om
namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat een verzoek om naslag te
doen.
Onderdeel A, subonderdeel 4 (artikel 2, onderdeel k (nieuw) en onderdeel
B, subonderdeel 3 (artikel 4, onderdeel f (nieuw)
De Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen
(verder: de Uitvoeringswet) is op 4 december 2020 in werking getreden.5 Artikel 4, vierde lid, van de Uitvoeringswet luidt: ‘Onze verantwoordelijke minister kan, voor zover dit noodzakelijk is
voor de uitvoering van deze wet, voorts de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties verzoeken mededeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
onderdeel f, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 te doen
of de Minister van Defensie verzoeken mededeling als bedoeld in artikel 10,
tweede lid, onderdeel g, van die wet te doen, voor zover dit noodzakelijk is
voor de uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste en derde
lid, van verordening 2019/452.’
Het doel van de Uitvoeringswet is het realiseren van alle noodzakelijke
wettelijke maatregelen om op een effectieve wijze uitvoering te kunnen geven
aan de verplichtingen van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement
en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening
van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79), hierna: de
verordening.6 In de verordening is een samenwerkingsmechanisme opgenomen (artikelen 6
tot en met 8). Daaruit blijkt onder meer dat aan Nederland kan worden gevraagd
om extra informatie te verstrekken met betrekking tot een buitenlandse directe
investering die in Nederland plaatsvindt en die in Nederland gescreend wordt
(artikel 6), maar ook als een dergelijke investering niet wordt gescreend in
Nederland kan een verzoek om extra informatie worden gedaan (artikel 7). Indien
door de verzoekende lidstaat wordt gemotiveerd dat een (geplande of voltooide)
buitenlandse directe investering gevolgen kan hebben voor zijn veiligheid of
openbare orde moet Nederland waarborgen dat de informatie die is verzocht
zonder onnodige vertraging ter beschikking wordt gesteld (artikel 9).
In de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet is opgenomen dat met de
laatstgenoemde bepaling kenbaar is dat ook informatie van de beide diensten kan
worden betrokken bij de uitvoering van de genoemde verplichtingen. Ook wordt
opgemerkt: ‘Het betreft hier een verzoek om naslag en niet
een verzoek van de verantwoordelijke minister aan de dienst om een onderzoek te
verrichten. De diensten zijn niet verplicht om aan een dergelijk verzoek gehoor
te geven. Er kunnen immers redenen van nationale veiligheid zijn die aan een
eventuele verstrekking in de weg staan. Met de inwerkingtreding van de Wet op
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) op 1 mei 2018 is de
naslagtaak van de diensten in artikel 8, tweede lid, onder f, en 10, tweede
lid, onder g, van die wet geregeld. De gevallen waarin naslag kan worden
gedaan, zijn limitatief opgesomd in de daarop gebaseerde Regeling naslag Wiv
2017. Daarin wordt bepaald welke persoon of instantie een verzoek om informatie
kan doen en in welke gevallen. Deze regeling zal in verband met de in
artikel 4, vierde lid, van het wetsvoorstel voorziene mogelijkheid tot het
verzoeken om informatie bij de diensten, worden aangevuld.’
7
Met de toevoeging van onderdeel k wordt de toezegging om de Regeling naslag
Wiv 2017 aan te vullen, gestand gedaan. Er is voor gekozen om een nieuw
onderdeel aan de regeling toe te voegen, aangezien de toepassing van naslag
categorie g maar gedeeltelijk tegemoetkomt aan hetgeen in artikel 4, vierde lid
Uitvoeringswet is geregeld. Naslagcategorie g ziet immers op de nationale
veiligheid in Nederland. Zoals hiervoor is gebleken kan het op grond van de
verordening 2019/452 ook gaan om de nationale veiligheid of openbare orde van
een andere lidstaat die Nederland verzoekt om informatie op basis van de
verordening. Om te kunnen voldoen aan een verzoek om naslag moet het uiteraard
wel nationale veiligheid als taak van de diensten betreffen.
Onderdeel A, subonderdeel 4 (artikel 2, onderdeel l (nieuw) en onderdeel
B, subonderdeel 3 (artikel 4, onderdeel g (nieuw)
Voor de situatie waarin sprake is van een aan screening onderworpen
buitenlandse directe investering, bepaalt artikel 6, vierde lid van de
verordening dat een lidstaat die terdege van oordeel is dat een buitenlandse
directe investering op zijn grondgebied gevolgen kan hebben voor zijn
veiligheid of openbare orde, de Commissie kan verzoeken een advies uit te
brengen, of andere lidstaten kan verzoeken opmerkingen in te dienen. Artikel 7,
derde lid, van de verordening bevat een soortgelijke bepaling voor de situatie
waarin sprake is van een niet aan screening onderworpen buitenlandse directe
investering.
Het is mogelijk dat bij de lidstaat waar de investering plaatsvindt het
vermoeden is gerezen dat Nederland daarover relevante informatie kan geven.
Indien Nederland dan door die lidstaat wordt verzocht om opmerkingen in te
dienen, bestaat de mogelijkheid om een naslagverzoek te doen.
Onderdeel A, subonderdeel 4 (artikel 2, onderdeel m (nieuw) en onderdeel
B, subonderdeel 3 (artikel 4, onderdeel h (nieuw)
Statelijke actoren zetten vaker economische instrumenten in om hun eigen
(geopolitieke) doelen te behalen. Een deel hiervan is gericht op het al dan
niet heimelijk verkrijgen van hoogwaardige kennis en technologie via
Nederlandse topsectoren en kennisinstellingen. Met die verworven kennis of
technologie kunnen staten bijvoorbeeld hun militaire capaciteiten uitbreiden of
strategische afhankelijkheden creëren die voor Nederland onwenselijk zijn. Voor
staten is het dan ook van belang om toegang te hebben tot deze kennis en
technologie. Een van de mogelijke routes om die toegang te verkrijgen is via
kennismigranten en bedrijven die erkend referent zijn. De regelingen rondom
kennismigranten en erkend referenten maken het voor bedrijven en
kennisinstellingen eenvoudiger om niet-Europese hoogopgeleide immigranten
sneller in dienst te nemen. Om misbruik van de kennismigrantenregeling via
onder meer de erkenning van referenten door de IND tegen te gaan, wordt het van
belang geacht dat door de Minister van Justitie en Veiligheid of de IND-naslag
kan worden verricht naar deze referenten. Om die reden wordt onderdeel m aan
artikel 2 toegevoegd.
De Minister-President,
Minister van Algemene
Zaken,
M. Rutte
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H. Bruins Slot
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren