Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 juli 2023, nr. WJZ /33426336, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de invoering van de subsidiemodule geïntegreerde gewasbescherming

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

  • Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU 2009, L309);

  • artikel 3 van de Kaderwet EZK-en LNV-subsidies en artikel 48 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

  • de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan hoofdstuk 2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 2.22 Geïntegreerde gewasbescherming

§ 2.22.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.22.1 begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming:

project dat betrekking heeft op onderzoek en ontwikkeling van preventieve maatregelen ter voorkoming van het optreden van ziekten, plagen en onkruiden, en van niet-chemische maatregelen om optredende ziekten, plagen en onkruiden te beheersen en te bestrijden gericht op het verminderen van de behoefte aan chemische gewasbeschermingsmiddelen;

loonwerkbedrijf:

bedrijf dat in opdracht werkzaamheden verricht in de primaire landbouwproductie ten behoeve van een landbouwonderneming;

onderzoeksorganisatie:

organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

samenwerkingsverband innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming:

samenwerkingsverband van een of meerdere landbouwondernemingen met een of meerdere onderzoeksorganisaties of een of meerdere loonwerkbedrijven of een of meerdere bedrijven die landbouwmechanisatieproducten ontwikkelen of verkopen;

samenwerkingsverband investeringen geïntegreerde gewasbescherming:

samenwerkingsverband van twee of meerdere landbouwondernemingen of twee of meerdere loonwerkbedrijven of een of meer landbouwondernemingen met een of meer loonwerkbedrijven.

§ 2.22.2 Innovatie
Artikel 2.22.2.1 Subsidieaanvraag

De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een samenwerkingsverband innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming voor het uitvoeren van een innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming.

Artikel 2.22.2.2 Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie voor een innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, punt 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 125.000 en ten minste € 10.000.

Artikel 2.22.2.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.22.2.4 Verdeling subsidieplafond

De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.22.2.5 Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze paragraaf gesubsidieerde activiteiten wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit is twee jaar na de subsidieverlening.

Artikel 2.22.2.6 Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:

  • a. het subsidiebedrag lager is dan € 10.000;

  • b. de aanvraag niet in overeenstemming is met artikel 25, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c. ten behoeve van de subsidieontvanger, voor wat betreft dezelfde openstellingsperiode, reeds een aanvraag is ingediend voor subsidie als bedoeld in artikel 2.22.3.1 of reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 2.22.2.1.

Artikel 2.22.2.7 Voorschot

In afwijking van artikel 46 van het besluit wordt het voorschot ambtshalve verstrekt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening en bedraagt 80% van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 2.22.2.8 Informatieverplichtingen
  • 1. Een subsidieaanvraag bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder het post- en bezoekadres, het bankrekeningnummer en het nummer waarmee de subsidieaanvrager is geregistreerd in het handelsregister bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. de gegevens bedoeld in artikel 6, tweede lid, laatste zin, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Een aanvraag gaat vergezeld van een projectplan, projectbegroting en in geval van een samenwerkingsverband een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband.

  • 3. Het projectplan, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste:

    • a. een onderbouwing van de bijdrage van het innovatieproject aan het realiseren van de strategische doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 in termen van het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, het verminderen van de emissies naar het milieu of het verminderen van residuen op producten;

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de doelstellingen van het project, de start- en einddatum van het project en de projectorganisatie.

  • 4. De projectbegroting, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste de totale kosten van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de gevraagde subsidie.

  • 5. De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste:

    • a. gegevens over de deelnemers in het samenwerkingsverband, waaronder de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het nummer waarmee de deelnemers zijn geregistreerd in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

    • b. een omschrijving van de wijze waarop ten aanzien van de deelnemers in het samenwerkingsverband wordt omgegaan met de bijdrage in de kosten, het delen in de risico’s en uitkomsten, de verspreiding van de resultaten en de toegang tot en de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten.

Artikel 2.22.2.9 Aanvraag subsidievaststelling
  • 1. Het eindverslag, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, waarvan de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat, bevat in ieder geval:

    • a) een omschrijving van de projectresultaten en op welke wijze het project heeft bijgedragen aan de doelstelling;

    • b) een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.

  • 2. Onverminderd het eerste lid gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een afschrift van facturen en betaalbewijzen.

Artikel 2.22.2.10 Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.22.2.1 bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

§ 2.22.3 Investeringen
Artikel 2.22.3.1 Subsidieaanvraag

De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een landbouwonderneming, een loonwerkbedrijf of een deelnemer in een samenwerkingsverband investeringen geïntegreerde gewasbescherming voor de aanschaf van maximaal twee nieuwe bedrijfsmiddelen, als bedoeld in bijlage 2.22, die bijdragen aan de doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030.

Artikel 2.22.3.2 Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste € 125.000 en ten minste € 5.000.

Artikel 2.22.3.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 14, zesde lid, onderdeel b, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

Artikel 2.22.3.4 Verdeling subsidieplafond

De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.22.3.5 Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze paragraaf gesubsidieerde investeringen in bedrijfsmiddelen wordt gestart binnen een maand na de subsidieverlening.

  • 2. De termijn bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit is een jaar na de subsidieverlening.

Artikel 2.22.3.6 Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een subsidie indien:

  • a. het subsidiebedrag lager is dan € 5.000;

  • b. een aanvraag om subsidie betrekking heeft op gebruikte bedrijfsmiddelen;

  • c. een aanvraag als bedoeld in artikel 2.22.3.1 niet in overeenstemming is met artikel 14, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;

  • d. ten behoeve van de subsidieontvanger, voor wat betreft dezelfde openstellingsperiode, reeds een aanvraag is ingediend voor subsidie als bedoeld in artikel 2.22.2.1 of reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 2.22.2.1.

Artikel 2.22.3.7 Voorschot

In afwijking van artikel 46 van het besluit wordt het voorschot ambtshalve verstrekt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening en bedraagt 80% van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 2.22.3.8 Informatieverplichtingen
  • 1. Een subsidieaanvraag bevat:

    • a) gegevens over de aanvrager, waaronder het post- en bezoekadres, het bankrekeningnummer en het nummer waarmee de subsidieaanvrager is geregistreerd in het handelsregister bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

    • b) gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c) in geval van een samenwerkingsverband, gegevens over de deelnemers in het samenwerkingsverband, waaronder de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het nummer waarmee de deelnemers zijn geregistreerd in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

    • d) de gegevens bedoeld in artikel 6, tweede lid, laatste zin, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

  • 2. Een aanvraag gaat vergezeld van een beschrijving van de omvang van de gevraagde subsidie, een offerte voor de aan te schaffen bedrijfsmiddelen, een beschrijving van de totale kosten van de subsidiabele activiteiten en in geval van een samenwerkingsverband een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband.

  • 3. De offerte, bedoeld in het tweede lid, is geldig, is nog niet ondertekend en bevat een omschrijving van het aan te schaffen bedrijfsmiddel.

  • 4. De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste:

    • a. gegevens over de deelnemers in het samenwerkingsverband, waaronder de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het nummer waarmee de deelnemers zijn geregistreerd in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

    • b. een omschrijving van de wijze waarop ten aanzien van de deelnemers in het samenwerkingsverband wordt omgegaan met de bijdrage in de kosten, het delen in de risico’s en uitkomsten, de verspreiding van de resultaten en de toegang tot en de regels voor de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten.

Artikel 2.22.3.9 Aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag voor subsidievaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een afschrift van de factuur en van het betaalbewijs van ieder aangeschaft bedrijfsmiddel.

Artikel 2.22.3.10 Staatssteun

De subsidie bedoeld in artikel 2.22.3.1 bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 14 van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

§ 2.22.4 Slotbepalingen
Artikel 2.22.4.1 Vervaltermijn

Deze titel en bijlage 2.22 vervallen met ingang van 31 december 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023 worden na de rij van Titel 2.21 Verbetering energie-efficiëntie van vissersvaartuigen, de volgende rijen ingevoegd, luidende:

Titel 2.22 Geïntegreerde gewasbescherming

Artikel 2.22.2.1

   

1-9-2023 tot en met 29-9-2023

€ 1.500.000

 

Artikel 2.22.3.1

   

1-9-2023 tot en met 29-9-2023

€ 3.500.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 juli 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit P. Adema

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I

BIJLAGE 2.22 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2.22.3.1 VAN DE REGELING NATIONALE EZK- EN LNV SUBSIDIES

Investeringen

Investeringen in bedrijfsmiddelen die bijdragen aan de doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030

Nr.

Soort investering

Subsidiabele kosten

A

Geïntegreerde gewasbescherming

Omschrijving

Subsidie kan worden verkregen voor investeringen in een of twee nieuwe bedrijfsmiddelen met het doel om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden met preventieve maatregelen (zoals weerbare rassen) of niet-chemische maatregelen (zoals mechanische onkruidbestrijding).

     
   

Subsidiabel

Een nieuw bedrijfsmiddel dat geschikt is voor het vernietigen, afmaaien, verhakselen, kapot frezen en inwerken van groenbemesters of vanggewassen.

     
   

Niet subsidiabel

1) De tractor waaraan het bedrijfsmiddel wordt gekoppeld.

2) Bedrijfsmiddelen voor alle niet genoemde preventieve en niet-chemische maatregelen

TOELICHTING

I ALGEMEEN

1 Doel en aanleiding

In Hoofdstuk 2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) wordt met nationale subsidie-instrumenten uitvoering gegeven aan het Nederlandse landbouwbeleid, passend binnen het met ingang van 2023 geldende gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) van de EU en passend binnen de steunkaders van de algemene groepsvrijstellingsverordening1 en de groepsvrijstellingsverordening landbouw2. Aanvullend op subsidiemaatregelen ter uitvoering van het GLB zoals uitgewerkt in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt in de RNES een module ingebouwd die erop gericht is om geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren, als nadere uitwerking van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU 2009, L309).

Het doel van de subsidiemodule geïntegreerde gewasbescherming is het zichtbaar verbeteren van het toepassen van de principes van geïntegreerde gewasbescherming, door het financieel ondersteunen van het ontwikkelen van preventieve en niet-chemische maatregelen en het toepassen van deze maatregelen in de praktijk. Geïntegreerde gewasbescherming is een aanpak die gebruik maakt van diverse methoden om ziekten, plagen en onkruiden te beheersen en te bestrijden. Daarbij wordt de inzet van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk voorkomen door het toepassen van preventie, niet chemische maatregelen, biologische bestrijders en teelt technische maatregelen. Waar gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn hebben laag-risicomiddelen de voorkeur en worden emissiebeperkende technieken ingezet om de uitstoot naar het milieu te verminderen.

Om dit doel te bereiken wordt in de RNES titel 2.22 geïntegreerde gewasbescherming ingevoegd waarbij sprake is van twee onderdelen.

Het ene onderdeel richt zich op het ontwikkelen van nieuwe, innovatieve preventieve en niet-chemische maatregelen (hierna: innovatieprojecten). Het andere onderdeel richt zich op het toepassen van nieuwe bedrijfsmiddelen in de praktijk met het doel om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden met preventieve maatregelen (zoals weerbare rassen) of niet-chemische maatregelen (zoals mechanische onkruidbestrijding) (hierna: investeringen), passend in de doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (te raadplegen op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/09/28/uitvoeringsprogramma-toekomstvisie-gewasbescherming-2030). Voor de eerste openstelling van de module kunnen alleen aanvragen worden ingediend voor een bedrijfsmiddel, dat geschikt is voor het vernietigen, afmaaien, verhakselen, kapot frezen of inwerken van groenbemesters en vanggewassen.

Aanvragen om subsidie op grond van deze module kunnen worden ingediend in de periode van 1 september tot en met 29 september 2023.

2 Beschrijving van de subsidiemodules innovatie en toepassen

Innovatieprojecten

Er zijn nog niet voor alle gewassen en alle ziekten, plagen en onkruiden preventieve en niet-chemische maatregelen beschikbaar. Dit onderdeel biedt dan ook de mogelijkheid tot het ontwikkelen van innovatieve, preventieve en niet-chemische maatregelen in innovatieprojecten. Een ‘samenwerkingsverband innovatieproject’ kan aanvragen indienen. Dit samenwerkingsverband dient te bestaan uit een of meerdere landbouwondernemingen met een of meerdere onderzoeksorganisaties. Hieraan kunnen een of meerdere loonwerkbedrijven of een of meerdere bedrijven die landbouwmechanisatieproducten ontwikkelen of verkopen, deelnemen. De aanvraag dient te voldoen aan de informatieverplichtingen zoals beschreven in artikel 2.22.2.8. Het betreft industriële onderzoeksprojecten voor het ontwikkelen van nieuwe, innovatieve preventieve en niet-chemische maatregelen, gericht op het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Investeringen

Dit onderdeel biedt de mogelijkheid tot het investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen voor het vernietigen, afmaaien, verhakselen, kapot frezen of inwerken van groenbemesters en vanggewassen. Een landbouwonderneming, een loonwerkbedrijf of een ‘samenwerkingsverband investeringen’ kan een aanvraag indienen. Dit samenwerkingsverband dient te bestaan uit een of meerdere landbouwondernemingen of een of meerdere loonwerkbedrijven. Er kan een aanvraag worden ingediend voor een of twee bedrijfsmiddelen die geschikt zijn voor het vernietigen, afmaaien, verhakselen, kapot frezen of inwerken van groenbemesters en vanggewassen (zie Bijlage 2.22). Enkele voorbeelden hiervan zijn een messenwals, messenrol, schijveneg, rotorkopeg en ecoploeg. De aanvraag dient te voldoen aan de informatieverplichtingen zoals beschreven in artikel 2.22.3.8. Er worden alleen subsidies verleend voor nieuwe bedrijfsmiddelen. Voor tweedehandse bedrijfsmiddelen wordt geen subsidie verleend.

3 Maximaal subsidiebedrag

Innovatieprojecten

Voor de innovatieprojecten kan een ‘samenwerkingsverband innovatieprojecten’ zoals gedefinieerd in artikel 2.22.1 in aanmerking komen voor een subsidie van maximaal 50% van de kosten voor het uitvoeren van een innovatieproject, waarvan de kosten € 10.000 of hoger zijn. De kosten zijn gemaximeerd tot € 125.000 per aanvraag. Het subsidieplafond voor de innovatieprojecten is € 1.500.000. Dit subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Bij dit subsidiepercentage is uitgangpunt, dat de subsidiabele kosten betrekking hebben op industrieel onderzoek, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Het betreft planmatig of kritisch onderzoek gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie.

Als bijvoorbeeld een subsidie wordt aangevraagd voor een project met € 300.000 aan subsidiabele kosten, dan wordt slechts € 125.000 verleend, omdat dit het maximale subsidiebedrag is. Als bijvoorbeeld een subsidie wordt aangevraagd voor een project met € 30.000 aan subsidiabele kosten, wordt een bedrag van € 15.000 verleend.

Investeringen

Voor de investeringen in bedrijfsmiddelen kan een landbouwbedrijf, een loonwerkbedrijf of ‘samenwerkingsverband investeringen’ zoals gedefinieerd in artikel 2.22.1 in aanmerking komen voor een subsidie van maximaal 50% van de kosten van de aanschaf van een of twee bedrijfsmiddelen, waarvan de subsidiabele kosten € 5.000 of hoger zijn. De kosten zijn gemaximeerd tot € 125.000 per aanvraag. Het subsidieplafond voor de investeringen is € 3.500.000. Dit subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Voor een subsidiepercentage van 50% is gekozen om het aantal landbouwbedrijven, loonwerkbedrijven of ‘samenwerkingsverbanden investeringen’ die gebruik kunnen maken van het onderdeel ‘investeringen’ te vergroten.

Als bijvoorbeeld een subsidie wordt aangevraagd voor een bedrijfsmiddel van € 4.000 dan wordt de aanvraag afgewezen, omdat het een bedrag onder de minimale kosten betreft. Als bijvoorbeeld een subsidie wordt aangevraagd voor een bedrijfsmiddel van € 20.000, wordt een bedrag van € 10.000 verleend.

4 Uitvoering en monitoring

De subsidiemodule geïntegreerde gewasbescherming wordt namens de Minister van LNV uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), met gebruikmaking van de formulieren die door RVO ter beschikking worden gesteld. RVO is betrokken geweest bij het opstellen van de subsidiemodule geïntegreerde gewasbescherming en heeft de uitvoerbaarheid getoetst. Hieruit blijkt dat de module uitvoerbaar is. De informatie die wordt verstrekt en de ervaringen die worden opgedaan bij de openstelling van deze subsidiemodule, worden gebruikt bij het voorbereiden van een volgende openstelling en de ontwikkeling van soortgelijke subsidiemodules. De verstrekte informatie kan eventueel geanonimiseerd gebruikt worden voor communicatiedoeleinden.

5 Staatssteun

De subsidies die worden verstrekt op grond van deze subsidiemodule kwalificeren als staatssteun, zoals bedoeld in het EU-Werkingsverdrag. Het verlenen van subsidie voor de innovatieprojecten wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Artikel 25, derde lid, biedt de mogelijkheid om een onderzoeks- en ontwikkelingsproject te subsidiëren, waaronder industrieel onderzoek. Industrieel onderzoek is planmatig of kritisch onderzoek gericht op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten. In dit geval betreft het onderzoeken die bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve preventieve en niet-chemische maatregelen, gericht op het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Het verlenen van de subsidie voor de investeringen in bedrijfsmiddelen wordt gerechtvaardigd door artikel 14 van de landbouwvrijstellingsverordening. Artikel 14, zesde lid, onderdeel b, biedt de mogelijkheid om met landbouwproductie verband houdende investeringen te subsidiëren.

6 Risicoanalyse

Voor de subsidiemodule is een risicoanalyse uitgevoerd. In de analyse zijn diverse risico’s in beeld gebracht, waaronder risico’s in de uitvoering van de subsidiemodule en risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik. Naar aanleiding van deze analyse zijn aanpassingen gemaakt in de module om deze risico’s te verkleinen, gericht op definities en vereisten aan subsidieaanvragen en vaststellingen. De restrisico’s worden ingeschat als ‘laag’ en ‘midden’.

7 Regeldruk

Deze subsidiemodule levert administratieve lasten op voor aanvragers van de investeringen en innovatieprojecten. Naar verwachting zijn deze administratieve lasten beperkt. In totaal levert deze module geschatte regeldrukkosten op tussen € 39.406 en € 61.710. Dit bedrag betreft minder dan 1,5% van het subsidieplafond. De standaarduurtarieven en de berekeningen zijn gebaseerd op het Handboek meting regeldrukkosten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Omdat de geschatte kosten beperkt zijn, is de subsidiemodule niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

8 Consultatie en inwerkingtreding

Bij het opstellen van de subsidiemodule zijn de bij het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 betrokken organisaties geconsulteerd. Deze consultaties hebben bijgedragen aan het opstellen van de subsidiemodule. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de subsidiemodule (Kamerstukken II, 2022/23, 27 858, nr. 611).

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van het vaste kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten waarbij ministeriële regelingen in werking treden met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Uitgangspunt daarbij is dat bekendmaking uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding geschiedt. Met publicatie na 1 juli wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en wordt tevens een kortere invoeringstermijn dan twee maanden aangehouden. Reden hiervoor is dat de komst van deze regeling reeds langer bekend was binnen de doelgroep. Bovendien zou uitstel, gelet op diezelfde doelgroep, tot aanmerkelijke ongewenste nadelen kunnen leiden. Bovendien zijn de desbetreffende sector en uitvoeringsinstantie betrokken geweest bij de voorbereiding en nadere invulling van deze regeling.

II ARTIKELEN

Artikel I

Artikel 2.22.1

Toelichting op gehanteerde begripsbepalingen:

Er zijn twee verschillende samenwerkingsverbanden gedefinieerd. Het ‘samenwerkingsverband innovatieprojecten geïntegreerde gewasbescherming’ bestaat minimaal uit één landbouwonderneming en één onderzoeksorganisatie. Andere landbouwondernemingen, onderzoeksorganisaties, een of meer loonwerkbedrijven en bedrijven die landbouwmechanisatieproducten ontwikkelen of verkopen kunnen zich hierbij aansluiten. Het ‘samenwerkingsverband investeringen geïntegreerde gewasbescherming’ bestaat minimaal uit twee landbouwondernemingen of twee loonwerkbedrijven of een landbouwonderneming met een loonwerkbedrijf.

Artikel 2.22.2.1

Dit artikel regelt dat subsidie kan worden verstrekt aan een deelnemer in een samenwerkingsverband innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming voor een innovatieproject geïntegreerde gewasbescherming. Er wordt verwezen naar artikel 2.22.1 voor een uitwerking van de genoemde begrippen.

Artikelen 2.22.2.2 en 2.22.2.3

Voor een toelichting op de hoogte van de subsidie en de subsidiabele kosten wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.22.2.4

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. De verdeling vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Hierover stelt artikel 27 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit) regels. Dit betekent dat de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking komt, uiteraard met inachtneming van het maximale subsidiebedrag. Wanneer de ingediende aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager de mogelijkheid de ontbrekende stukken alsnog aan te leveren. De datum waarop de aanvraag volledig is, is de datum van binnenkomst. Er vindt loting plaats om de volgorde te bepalen als er meerdere aanvragen worden ingediend op de dag dat het subsidieplafond wordt overschreden, en er onduidelijkheid is over het tijdstip van ontvangst van die aanvragen.

Artikel 2.22.2.5

Dit artikel bepaalt de start- en realisatietermijn van de gesubsidieerde projecten. Met de uitvoering van het project moet worden gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening. Met betrekking tot deze subsidiemodule bedraagt de realisatietermijn maximaal twee jaar. Dit betekent dat het desbetreffende project twee jaar na de subsidieverlening gerealiseerd moet kunnen zijn. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde plan blijkt dat de maatregelen niet uiterlijk binnen twee jaar gerealiseerd zouden kunnen worden, wordt de subsidieaanvraag afgewezen. De grondslag om deze subsidie af te wijzen, staat in artikel 23, onderdeel b, van het Kaderbesluit.

Artikel 2.22.2.6

Dit artikel bevat de specifieke afwijzingsgronden. Deze gronden gelden in aanvulling op de algemene afwijzingsgronden in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit.

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening wanneer één van de in dit artikel opgesomde afwijzingsgronden van toepassing is. Uit onderdeel a volgt dat het subsidiebedrag niet lager mag zijn dan € 10.000. Onderdeel b bepaalt dat de aanvraag en daarmee ook de te subsidiëren activiteiten en de subsidieontvanger moeten voldoen aan artikel 25, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Dit lid bevat de basis van steunverlening voor de innovatieprojecten en bepaalt dat steun alleen mogelijk is als aan alle van toepassing zijnde voorwaarden uit de algemene groepsvrijstellingsverordening is voldaan. Uit onderdeel c volgt ten slotte dat een aanvraag wordt afgewezen als de subsidieontvanger al subsidie heeft ontvangen voor een innovatieproject (artikel 2.22.2.1) of voor een investering (artikel 2.22.3.1). Per openstellingsperiode, als bepaald in de voor het desbetreffende kalenderjaar geldende Regeling openstelling EZK- en LNV subsidies, kan door een aanvrager slechts één aanvraag ingediend worden. Er moet dus gekozen worden tussen een innovatieproject (paragraaf 2.22.2) of een investering (paragraaf 2.22.3). Dit is geregeld in onderdeel d.

Artikel 2.22.2.7

Dit artikel bevat een van het Kaderbesluit afwijkende regeling voor voorschotten. In afwijking van artikel 46 van het besluit wordt ambtshalve een voorschot verstrekt binnen twee weken na de subsidieverlening en bedraagt dit voorschot 80% van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikelen 2.22.2.8 en 2.22.2.9

In deze artikelen zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag en de aanvraag om subsidievaststelling moet bevatten of waarvan deze vergezeld dienen te gaan. De aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld. Het betreft veelal elektronische formulieren die via RVO beschikbaar worden gesteld.

Artikel 2.22.2.10

Voor een toelichting op de staatssteunaspecten van deze subsidie wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.22.3.1

Dit artikel regelt dat subsidie kan worden verstrekt aan een landbouwonderneming, een loonwerkbedrijf of deelnemer in een samenwerkingsverband investeringen geïntegreerde gewasbescherming voor een de aanschaf van twee nieuwe bedrijfsmiddelen als bedoeld in de bijlage bij deze subsidiemodule.

Artikelen 2.22.3.2 en 2.22.3.3

Voor een toelichting op de hoogte van de subsidie en de subsidiabele kosten wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.22.3.4

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. De verdeling vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Hierover stelt artikel 27 van het Kaderbesluit regels. Dit betekent dat de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking komt, uiteraard met inachtneming van het maximale subsidiebedrag. Wanneer de ingediende aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager de mogelijkheid de ontbrekende stukken alsnog aan te leveren. De datum waarop de aanvraag volledig is, is de datum van binnenkomst. Er vindt loting plaats om de volgorde te bepalen als er meerdere aanvragen worden ingediend op de dag dat het subsidieplafond wordt overschreden, en er onduidelijkheid is over het tijdstip van ontvangst van die aanvragen.

Artikel 2.22.3.5

Dit artikel bepaalt de start- en realisatietermijn van de gesubsidieerde projecten. Met de uitvoering van het project moet worden gestart binnen één maand na de subsidieverlening. Met betrekking tot deze subsidiemodule bedraagt de realisatietermijn maximaal één jaar. Dit betekent dat het desbetreffende project twee jaar na de subsidieverlening gerealiseerd moet kunnen zijn. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde plan blijkt dat de maatregelen niet uiterlijk binnen twee jaar gerealiseerd zouden kunnen worden, wordt de subsidieaanvraag afgewezen. De grondslag om deze subsidie af te wijzen, staat in artikel 23, onderdeel b, van het Kaderbesluit.

Artikel 2.22.3.6

Dit artikel bevat de specifieke afwijzingsgronden. Deze gronden gelden in aanvulling op de algemene afwijzingsgronden in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit.

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening wanneer één van de in dit artikel opgesomde afwijzingsgronden van toepassing is. Uit onderdeel a volgt dat het subsidiebedrag niet lager mag zijn dan € 5.000. Onderdeel b bepaalt dat de aanvraag betrekking moet hebben op nieuwe bedrijfsmiddelen. Er kan dus niet geïnvesteerd worden in gebruikte bedrijfsmiddelen. Uitonderdeel c volgt dat de aanvraag en daarmee ook de te subsidiëren activiteiten en de subsidieontvanger moeten voldoen aan artikel 14, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw. Dit lid bevat de basis van steunverlening voor de investeringen en bepaalt dat steun alleen mogelijk is als aan alle van toepassing zijnde voorwaarden uit de groepsvrijstellingsverordening landbouw is voldaan. Per openstellingsperiode, als bepaald in de voor het desbetreffende kalenderjaar geldende Regeling openstelling EZK- en LNV subsidies, kan door een aanvrager slechts één aanvraag ingediend worden. Er moet dus gekozen worden tussen een innovatieproject (paragraaf 2.22.2) of een investering (paragraaf 2.22.3). Dit is geregeld in onderdeel d.

Artikel 2.22.2.7

Dit artikel bevat een van het Kaderbesluit afwijkende regeling voor voorschotten. In afwijking van artikel 46 van het besluit wordt ambtshalve een voorschot verstrekt binnen twee weken na de subsidieverlening en bedraagt dit voorschot 80% van de maximale hoogte van de subsidie.

Artikelen 2.22.3.8 en 2.22.3.9

In deze artikelen zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag en de aanvraag om subsidievaststelling moet bevatten of waarvan deze vergezeld dienen te gaan. De aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld. Het betreft veelal elektronische formulieren die via RVO beschikbaar worden gesteld.

Artikel 2.22.3.10

Voor een toelichting op de staatssteunaspecten van deze subsidie wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2.22.4.1

In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Dit artikel geeft invulling aan voormelde bepaling.

Artikel II

Dit artikel strekt tot wijziging van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2023, om de openstelling en de subsidieplafonds van de nieuwe subsidiemodule te regelen. Met deze wijziging wordt de subsidiemodule opengesteld van 1 september tot en met 29 september 2023. Het subsidieplafond voor deze openstelling bedraagt € 1.500.000 voor innovatieprojecten en € 3.500.000 voor investeringen.

Artikel III

Voor een toelichting op de inwerkingtreding van deze regeling wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327).

Naar boven