Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 juli 2023, nr. WJZ/30502399, tot wijziging van de Regeling diergeneeskundigen in verband met de verlenging van de vrijstelling met betrekking tot de snavelbehandeling bij pluimvee

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikelen 7.5, eerste lid, en 10.1, eerste lid, van de Wet dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 7.3, tweede lid, van de Regeling diergeneeskundigen komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef, geldt de vrijstelling voor:

    • a. dieren die dienen als moederdieren van trager groeiende vleeskuikens tot 1 september 2026; en

    • b. dieren die dienen als legouderdieren of (over)grootouderdieren, eendagskuikens van kippen bestemd voor de export of kalkoenen tot 1 september 2028.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juli 2023

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

TOELICHTING

Inleiding

Deze regeling voorziet in een voortzetting van de tijdelijke vrijstelling van het verbod op het verrichten van de ingreep van het verkorten van de boven- of ondersnavel bij legouderdieren, (over)grootouderdieren, moederdieren van trager groeiende vleeskuikens, eendagskuikens bestemd voor export en kalkoenen. Ten aanzien van de behandeling van de snavel is voor genoemde categorieën pluimvee vastgesteld dat voor het van kracht worden van een verbod op deze ingreep meer tijd nodig is.

Verbod op snavelbehandeling

Het verkorten van de boven- of ondersnavel is een ingreep die wordt uitgevoerd om te voorkomen dat de dieren elkaar door pikkerij beschadigen met uitval tot gevolg. De uitfasering van de ingreep is in het Besluit diergeneeskundigen in werking getreden met ingang van 1 september 2018. Met de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee is destijds afgesproken de voortgang van de maatregelen om te komen tot het verantwoord stoppen steeds te evalueren. Ter uitvoering van de motie Geurts/Dik-Faber van 6 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 31 389, nr. 138) heeft in 2017 een eerste evaluatie plaatsgevonden over het verantwoord kunnen stoppen van ingrepen. Uit die evaluatie bleek dat voor circa 90% van het pluimvee dat in Nederland aan de snavel wordt behandeld het verbod geen onoverkomelijke barrière zou opleveren. Het genoemde percentage betrof leghennen en moederdieren van reguliere vleeskuikens. Het verbod op de behandeling voor deze categorie dieren is, na een overgangstermijn, in werking getreden op 1 januari 2019. Voor de overige pluimveecategorieën die aan de snavels worden behandeld, is het toen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn niet wenselijk geacht om het verbod op die relatief korte termijn in te laten gaan. Voor deze categorieën was een overgangstermijn vastgesteld tot 1 september 2023 om nog verder onderzoek te kunnen doen naar de voorwaarden en omstandigheden die nodig zijn voor het succesvol onbehandeld laten van deze dieren.

De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee heeft sindsdien vervolgonderzoeken laten uitvoeren en heeft begin 2023 opnieuw een evaluatie uitgevoerd op basis van de laatste onderzoeksresultaten. Uitgangspunt bij de evaluatie van de noodzaak van de ingreep is of de ingreep uit oogpunt van het welzijn van de dieren verantwoord achterwege gelaten kan worden. Daarbij is een afweging aan de orde tussen enerzijds de gevolgen voor het welzijn van de dieren bij het achterwege laten van de ingreep, en anderzijds de gevolgen voor het welzijn van de dieren bij het toepassen van de ingreep. Gelet op het feit dat de snavelbehandeling bij meerdere categorieën pluimvee plaatsvindt, is de evaluatie per pluimveecategorie uitgevoerd.

Uit de evaluatie kwam naar voren dat het achterwege laten van de ingreep bij vaderdieren uit de vermeerderingssector verantwoord kan gebeuren. Dit geldt zowel voor de hanen van de reguliere als de trager groeiende rassen. Voor deze categorie is de vrijstelling niet verlengd in deze regeling en is de ingreep verboden vanaf 1 september 2023.

Voor de overige pluimveecategorieën die tot 1 september 2023 aan de snavels werden behandeld is het vanuit oogpunt van dierenwelzijn niet wenselijk om het verbod op korte termijn in te laten gaan. Voor deze groep is een verlengde overgangstermijn noodzakelijk om verder onderzoek te kunnen doen naar de voorwaarden en omstandigheden die nodig zijn voor het succesvol onbehandeld laten van deze dieren.

Naar het achterwege laten van de snavelbehandeling bij trager groeiende moederdieren is in de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan. Op dit moment zijn er nog teveel koppels met beschadigingen bij de hanen en concludeert de Stuurgroep dat een verbod op de ingreep nog niet verantwoord is. Er is meer tijd nodig voor praktijkonderzoek naar de oorzaken van de verschillen tussen bedrijven en management om pikkerij te voorkomen. Voorzien wordt dat dit aanvullende onderzoek op korte termijn duidelijkheid kan geven. Onderzoek heeft wel tijd nodig. Men is daarvoor afhankelijk van opzetdata van praktijkkoppels en de doorlooptijd voor het uitvoeren van de monitoring gedurende de productieperiode (65 weken) van deze koppels. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een implementatieperiode. Daarom is voorzien dat de behandeling binnen drie jaar uitgefaseerd kan worden. De Stuurgroep adviseert daarom een verlenging van de vrijstelling voor deze behandeling van drie jaar (dus tot 1 september 2026).

Voor legouderdieren is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar diverse managementmaatregelen om legouderdieren met onbehandelde snavels te houden. Het achterwege laten van de behandeling leidt echter tot sterk verhoogde uitval. Het stoppen met de behandeling kan derhalve nog niet verantwoord plaatsvinden. Ook voor de (over)grootouderdieren is het achterwege laten van de behandeling nog niet verantwoord. Voor deze dieren is er nog onvoldoende onderzoek verricht naar het achterwege laten van de snavelbehandeling, met name omdat het om kleinere aantallen dieren gaat en de focus van het onderzoek lag op de andere pluimveecategorieën. Onderzoek zal in het verlengde van het onderzoek bij de legouderdieren worden uitgevoerd. Dit betreft nieuw praktijkonderzoek waarbij rekening gehouden moet worden met een lange doorlooptijd vanwege een productieperiode van 70 weken. De Stuurgroep adviseert voor zowel de legouderdieren als de (over)grootouderdieren een verlening van de vrijstelling van vijf jaar (dus tot 1 september 2028).

Een bijzondere categorie vormen de dieren die als eendagskuikens worden geëxporteerd. In Nederland worden de dieren aan de snavel behandeld door middel van de weinig invasieve infraroodmethode. Wanneer onbehandelde eendagskuikens worden geëxporteerd, zullen deze voor het merendeel alsnog in het land van bestemming worden behandeld, maar dan met een methode die minder diervriendelijk is. Om die reden is door de Stuurgroep voor de eendagskuikens die bestemd zijn voor export een verlenging van de vrijstelling van vijf jaar geadviseerd. In de praktijk is deze vrijstelling niet voor alle te exporteren eendagskuikens nodig. Om tot uitfasering van deze ingreep te komen is inzet op Europees niveau nodig, zowel door de sector als door het ministerie.

Voor kalkoenen is in onderzoek aangetoond dat het stoppen met de behandeling nog niet verantwoord kan plaatsvinden omdat de uitval aanzienlijk toeneemt als gevolg van pikkerij en kannibalisme. De Nederlandse kalkoensector is klein en veel onderzoek naar het achterwege laten van de behandeling wordt in Duitsland gedaan. Helaas laten alle tot nu toe uitgevoerde onderzoeken slechts minimale effecten op het beschadigend pikgedrag en de uitval zien. Er loopt nu onderzoek in Duitsland waar de Nederlandse sector bij aansluit. Gelet op het feit dat hier nog geen oplossing in zicht is wordt geadviseerd de vrijstelling eveneens met vijf jaar te verlengen.

De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee werkt, met de onderzoeken naar het verantwoord uitfaseren van de ingreep aan de snavel bij de pluimveecategorieën waar de behandeling nog plaatsvindt en het adviseren over een zorgvuldige overgangstermijn, aan het mogelijk maken van de in de volgende paragraaf genoemde heroverweging van aangewezen ingrepen, gericht op het uitfaseren of maximaal inperken ervan. De onderzoeken en adviezen van de Stuurgroep zullen worden meegenomen in die heroverweging. De nu uitgebrachte adviezen van de Stuurgroep over de overgangstermijnen zijn overgenomen in de onderhavige regeling. De vrijstelling van het verbod op snavelbehandeling voor de moederdieren van trager groeiende vleeskuikens is verlengd tot 1 september 2026. De vrijstelling voor legouderdieren, (over)grootouderdieren, eendagskuikens bestemd voor export en kalkoenen is verlengd tot 1 september 2028.

Dierwaardige veehouderij en amendement van het lid Vestering

De verlenging van de vrijstelling van de snavelbehandeling bij genoemde pluimveecategorieën vindt plaats terwijl er twee belangrijke ontwikkelingen gaande zijn. Allereerst zal op 1 juli 2024 het op 11 mei 2021 door de Tweede Kamer aangenomen amendement op artikel 2.1 van de Wet dieren van het lid Vestering (Kamerstukken II 2020/21, 35 398, nr. 23) in werking treden. Ten tweede wordt gewerkt aan de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij die aansluit bij de zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden waarin de zes leidende principes voor een dierwaardige veehouderij uiteengezet worden. Bij brieven van 4 november 2022 en 13 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 28 286, nrs. 1265 en 1297) is de Tweede Kamer geïnformeerd over hoe met zowel het eerdergenoemde amendement als de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij zal worden omgegaan. Ten aanzien van het toestaan van ingrepen is aangegeven dat het voornemen bestaat de beoogde effecten van het amendement te bereiken via artikel 2.8 van de Wet dieren. De aangewezen ingrepen zullen worden heroverwogen, gericht op het uitfaseren of het maximaal inperken van de toegestane fysieke ingrepen die dienen om dieren aan te passen aan het betreffende houderijsysteem. Ook de ingreep aan de snavel maakt onderdeel uit van die heroverweging.

Grondslag vrijstelling

De vrijstelling is gebaseerd op artikel 10.1, eerste lid, van de Wet dieren. Dat artikel voorziet in de mogelijkheid om een vrijstelling te verlenen van het bepaalde bij of krachtens de Wet dieren, voor zover het belang van de gezondheid van de mens, dieren of planten, het belang van het welzijn van dieren of het belang van het milieu zich daartegen niet verzetten. De genoemde belangen, met name het belang van de gezondheid en het welzijn van de dieren, verzetten zich niet tegen het verlengen van de vrijstellingen. Het niet verlengen van de tijdelijke vrijstelling van het verbod op de snavelbehandeling bij legouderdieren, (over)grootouderdieren, moederdieren van trager groeiende vleeskuikens, eendagskuikens bestemd voor export en kalkoenen zou welzijns- en gezondheidsproblemen geven.

Uitvoering en handhaving

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is belast met het toezicht op de naleving van onderhavige vrijstellingen en de daaraan gekoppelde voorwaarden. Bij het opstellen van deze regeling is de NVWA betrokken. De regeling zorgt voor een wetstechnische wijziging die geringe effecten op de bestaande uitvoering en handhaving heeft.

Regeldruk

Deze wijzigingsregeling heeft, behoudens kennisnamekosten, geen gevolgen voor de regeldruk.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2023. Daarmee is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten. Op grond van dit beleid treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en bedraagt de termijn tussen publicatiedatum en datum van inwerkingtreding ten minste twee maanden. De afwijking kan ingevolge aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving gerechtvaardigd zijn om aanmerkelijke ongewenste nadelen voor de doelgroep te voorkomen. Daarvan is hier sprake. Wanneer deze regeling later dan 1 september 2023 in werking zou treden, zou de tot dat moment geldende vrijstelling van het verbod op snavelbehandeling vervallen. Zoals hiervoor is toegelicht, is dat onwenselijk en is verlenging van die vrijstelling aangewezen voordat die vervalt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven