Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 juni 2023, nr. IENW/BSK-2023/162270, tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit in verband met het aanwijzen van normdocumenten en met betrekking tot actualisatie van meerdere normdocumenten

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 25, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Categorie 2 in de tabel in Bijlage C komt te luiden:

2

Afgeven van kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b

BRL 1004-01 Kalkzandsteen, versie van 25 mei 2016.

   

BRL 1328-03 Pleistersystemen, versie van 30 juni 2016.

   

BRL 2307-2 AEC-bodemas voor ongebonden toepassing in grond en wegenbouwkundige werken, versie van 3 juli 2017.

   

BRL 2506 -2 Recyclinggranulaten, versie van 15 juli 2019.

   

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 9 juni 2016.

   

BRL 5070 Vooraf vervaardigde betonproducten, versie van 16 april 2015.

   

BRL 5071 Vooraf vervaardigde vezelcement producten, versie van 16 april 2015.

   

BRL 5076 Vooraf vervaardigde polymeerbeton producten, versie van 16 april 2015.

   

BRL 5077 vooraf vervaardigde geopolymeerbeton producten/ geopolymeerbeton voor ter plaatse gestorte producten, versie van 15 april 2017.

   

BRL 5078 Groutmengsels voor het afdichten van boorgaten, versie van 26 juni 2019, met wijzigingsblad van 16 juli 2020.

   

BRL 5080 Vooraf vervaardigde producten op basis van een CO2 geactiveerd bindmiddel, versie van 13 december 2022

   

BRL 52230 Keramische producten, versie van 22 april 2015.

   

BRL 9301 Mijnsteen voor GWW-werken, versie van 25 februari 2016.

   

BRL 9302-2 E-bodemas in ongebonden toepassing, versie van 8 mei 2015 met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

   

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 26 juni 2019.

   

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 9 april 2008, met wijzigingsblad van 3 juli 2017.

   

BRL 9317 Poreus gesteente van vulkanische oorsprong, versie van 13 mei 2015.

   

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 31 augustus 2009.

   

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009, met wijzigingsblad van 19 juni 2017.

   

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

   

BRL 9322 Mengsels van cementgebonden minerale reststoffen, versie van 1 maart 2016 met wijzigingsblad van 2 september 2016.

   

BRL 9324 Groevesteen in ongebonden toepassing, versie van 13 mei 2015, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

   

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011, met wijzigingsblad van 13 mei 2015.

   

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 30 maart 2017.

   

BRL 9331 Geblazen glasgranulaat, versie van 26 juni 2019.

   

BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017 met wijzigingsblad van 28 maart 2019, en de bijbehorende SIKB- protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, SIKB Protocol 9335-1, SIKB Protocol 9335-2 onderscheidenlijk SIKB Protocol 9335-4, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019

   

BRL 9336 Milieuhygiënische kwaliteit van E-Vliegas in ongebonden toepassing, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

   

BRL 9337 De milieuhygiënische kwaliteit van polymeergebonden steenslag voor toepassing in GWW-werken, versie van 2 november 2009.

   

BRL 9338 Cementgebonden mortel, versie van 17 juni 2016.

   

BRL 9339 De milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken, versie van 11 november 2022

   

BRL 9341 Steenachtige substraten, versie van 25 februari 2016.

   

BRL 9345 Slakken en slakmengsels voor toepassing in GWW-werken, versie van 7 oktober 2015.

B

Categorie 3 in de tabel in Bijlage C komt te luiden:

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007 in combinatie met toepasselijke onderdelen van AP04 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 3 zijn aangewezen.

 
   

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

 
   

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 
   

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 11, vastgesteld op 23 april 2020

 
   

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 10, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 
   

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 13, vastgesteld op 23 april 2020.

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG8.

   

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 12, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 
   

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Pakket SB1.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

   

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 
   

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

   

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 
   

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

 
   

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 

C

Categorie 4 in de tabel in Bijlage C komt te luiden:

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AS SIKB 3000 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 4 zijn aangewezen.

 
   

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 8, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 5 van 2 oktober 2014.

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (grond), versie 9, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (grondwater), versie 8, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (waterbodem), versie 6, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

D

Categorie 12 in de tabel in Bijlage C komt te luiden:

12

Veldwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder l (zie noot)

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad 7.0 van BRL SIKB 2000, van 1 november 2022

Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, vastgesteld op 7 februari 2014.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 2000, onderscheidenlijk AS SIKB 2000, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022.

Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022. Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022. Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022. Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 2001, Protocol 2002, Protocol 2003, onderscheidenlijk Protocol 2018, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

E

Categorie 21 in de tabel in Bijlage C komt te luiden:

21

Ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden van het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 20 juni 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 11000:

1a. Ontwerpen op hoofdlijnen van open bodemenergiesystemen;

1b. Ontwerpen op hoofdlijnen van gesloten bodemenergiesystemen;

2a. Ontwerpen in detail van open bodemenergiesystemen;

2b. Ontwerpen in detail van gesloten bodemenergiesystemen;

3a. Installeren van open bodemenergiesystemen;

3b. Installeren van gesloten bodemenergiesystemen;

4a. Beheren en onderhouden van open bodemenergiesystemen;

4b. Beheren en onderhouden van gesloten bodemenergiesystemen.

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 28 maart 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

1. Hoofdlijnen

De Regeling bodemkwaliteit geeft een technische invulling van de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Hierin is onder andere geregeld op welke wijze de kwaliteit van bouwstoffen, grond en baggerspecie wordt bepaald en aan de daarvoor geldende normen wordt getoetst.

Ook geeft de Regeling bodemkwaliteit invulling aan de regels met betrekking tot de kwaliteitsborging in het bodembeheer, in de praktijk Kwalibo genoemd. Bepaalde werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door erkende personen of bedrijven die volgens bepaalde normdocumenten de werkzaamheden verrichten. In de Regeling bodemkwaliteit zijn deze werkzaamheden aangewezen. Daarbij wordt voor elke werkzaamheid aangegeven volgens welke normdocumenten een aangewezen werkzaamheid moet worden verricht. De normdocumenten vormen tevens de grondslag voor het verlenen van certificaten en voor accreditatie, alsmede voor het verlenen van erkenningen op basis van de verleende certificaat of accreditatie.

Normdocumenten worden opgesteld door de schemabeheerders (zoals SIKB, NEN, SGS-INTRON, KIWA) op verzoek van het bedrijfsleven of de overheid. In de procedure van totstandkoming hiervan worden het bedrijfsleven (zowel uitvoerend als betalend) en de overheid geraadpleegd. Doordat in de Regeling bodemkwaliteit naar de vastgestelde normdocumenten wordt verwezen, worden de administratieve lasten voor bedrijven als gevolg van de regelgeving tot een minimum beperkt. Het stelsel van beoordelingsrichtlijnen (hierna ook wel BRL), kwaliteitsverklaringen, certificaten en accreditatie levert bovendien een wettig bewijsmiddel op, waaruit blijkt dat aan de eisen van de regelgeving of het toepasselijke normdocument is voldaan, zodat dit niet meer per geval hoeft te worden aangetoond. Ook dit draagt er aan bij dat de regelgeving die als sluitstuk van Kwalibo fungeert, zo min mogelijk extra lasten meebrengt.

Nadat een normdocument in de Regeling bodemkwaliteit is opgenomen, worden toepassing van de normdocumenten, certificatie en accreditatie en de daarop volgende erkenning door de minister een verplichting voor alle bedrijven of personen die werkzaamheden uitoefenen waarop het aangewezen normdocument betrekking heeft. Daarvoor is de toepassing van een normdocument alleen verplicht als een bedrijf of persoon er vrijwillig voor heeft gekozen om zich te laten certificeren of accrediteren.

Normdocumenten zijn niet statisch. Innovaties, veranderende inzichten alsmede aanpassingen van wet- en regelgeving kunnen aanleiding zijn tot aanpassing van deze documenten. Een nadrukkelijke wens van het bedrijfsleven is daarom dat in de Regeling bodemkwaliteit naar de nieuwste versie van normdocumenten wordt verwezen, zodat in de uitvoeringspraktijk kan worden gewerkt volgens de laatste inzichten en technieken. In verband hiermee wordt de Regeling bodemkwaliteit periodiek geactualiseerd. Hierdoor worden de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving verbeterd en wordt bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Kwalibo.

De Regeling bodemkwaliteit wordt met deze wijziging geactualiseerd. Hiermee worden in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit verwijzingen geactualiseerd naar normdocumenten die daarin al waren opgenomen en die inmiddels zijn gewijzigd of aangevuld. Ook worden in bijlage C nieuwe verwijzingen naar normdocumenten opgenomen.

2. Totstandkoming van normdocumenten

De inhoud van de nieuwe en gewijzigde normdocumenten waarnaar in bijlage C wordt verwezen, is geen onderdeel geweest van de internetconsultatie. Alleen de verwijzing naar de documenten in de Regeling bodemkwaliteit maakt daar onderdeel van uit. De normdocumenten zijn namelijk al eerder vastgesteld door de schemabeheerders en worden niet pas in het kader van de Regeling bodemkwaliteit vastgesteld. De schemabeheerders zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun normdocumenten en het volgen van een juiste totstandkomingsprocedure. Deze totstandkomingsprocedure is vastgelegd in een reglement.

Op hoofdlijnen ziet de procedure voor schemabeheerders er als volgt uit. Vertegenwoordigers vanuit de sector waarop het normdocument betrekking heeft, hebben zitting in een commissie van inhoudelijk deskundigen waarin de wijzigingen worden voorbereid. Een voorstel voor een gewijzigd of nieuw normdocument wordt vervolgens aan een College van Deskundigen voorgelegd, waarin alle belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd. Als het college met het wijzigingsvoorstel instemt, volgt er in de regel een openbare consultatieronde. Na afloop van de consultatie worden de reacties verwerkt. Dit kan leiden tot aanpassing van het concept. In een enkel geval wordt bij een minimale wijziging afgezien van een openbare consultatieronde.

De schemabeheerder draagt een door hem vastgesteld normdocument voor bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met als doel dat het wordt opgenomen in bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit. Dit gebeurt indien voldaan wordt aan de eisen gesteld in artikel 25 van het Besluit bodemkwaliteit. Hierin staat dat normdocumenten alleen kunnen worden aangewezen indien deze niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, zijn vastgesteld door organen waarin alle betrokken partijen zich konden laten vertegenwoordigen, zowel qua inhoud als qua strekking voldoende duidelijk zijn en voldoende draagvlak hebben bij de betrokken partijen.

3. Administratieve lasten en nalevingskosten

De lasten in het kader van de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit hangen voornamelijk samen met de gewijzigde en nieuwe normdocumenten die in de Regeling bodemkwaliteit worden aangewezen. In algemene zin kan worden opgemerkt dat deze lasten niet direct voortvloeien uit (de wijziging van) de Regeling bodemkwaliteit, maar uit de normdocumenten waarnaar in de regeling wordt verwezen. De meeste bedrijven die werkzaamheden verrichten, werken al vrijwillig volgens de normdocumenten. Een normdocument wordt op initiatief van de bedrijven ontwikkeld en bij de totstandkomingsprocedure zijn alle betrokkenen in de gelegenheid gesteld om commentaar te geven. Door de aanwijzing van een normdocument in de Regeling bodemkwaliteit wordt het voor alle bedrijven echter verplicht om de werkzaamheden overeenkomstig het gewijzigd of nieuw normdocument uit te voeren. Daarnaast zal een bedrijf verplicht worden gecertificeerd of geaccrediteerd om een (verplichte) erkenning voor de betreffende werkzaamheid aan te kunnen vragen.

De uit de wijziging van een normdocument of uit een nieuw normdocument voortvloeiende lasten worden met het oog op de doelstellingen van Kwalibo gerechtvaardigd geacht. De normdocumenten worden namelijk opgesteld met het doel om de kwaliteitsborging in het bodembeheer te vergroten en de deskundigheid en betrouwbaarheid van bedrijven die deze werkzaamheden uitvoeren, te waarborgen. De geschatte gevolgen van de wijziging ten aanzien van de lasten worden hieronder per normdocument besproken.

4. Aanpassingen

4.1. Nieuwe en gewijzigde normdocumenten voor afgifte van kwaliteitsverklaringen (productcertificatie) en het produceren van grond, baggerspecie en bouwstoffen met een erkende kwaliteitsverklaring (categorie 2 en categorie 10): BRL 5080 en BRL 9339.

In categorie 2 wordt een nieuw normdocument (beoordelingsrichtlijn (BRL)) toegevoegd, en wordt één normdocument gewijzigd. In categorie 10 wordt naar categorie 2 verwezen. Met de in categorie 2 opgenomen normdocumenten kunnen door een daarvoor geaccrediteerde certificatie-instelling productcertificaten worden afgegeven voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Deze dienen als basis voor de erkende kwaliteitsverklaring zoals opgenomen in § 3.6 van de Regeling bodemkwaliteit en de erkenning van de producent.

Hiermee wordt aangetoond dat het geleverde product (grond, baggerspecie of bouwstof) voldoet aan de milieukwaliteitseisen zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit. De milieukwaliteitseisen waaraan het product moet voldoen staan in de Regeling zelf, specifiek in bijlagen A en B. Deze blijven ongewijzigd.

Door gebruik te maken van een BRL en de eisen zoals opgenomen in § 3.6 van de Regeling bodemkwaliteit is het niet altijd noodzakelijk om voor elke geleverde partij grond, baggerspecie of bouwstof een individuele partijkeuring uit te voeren. Dit vergroot de uitvoerbaarheid, waarbij geborgd blijft dat de milieukwaliteit voldoet aan de eisen uit de Regeling bodemkwaliteit.

Het volgende document wordt toegevoegd in categorie 2 van bijlage C:

  • BRL 5080: vooraf vervaardigde producten op basis van een CO2 geactiveerd bindmiddel, d.d. 13 december 2022

Het volgende normdocument is gewijzigd, en vervangt de bestaande BRL 9339 (d.d. 26 mei 2015) in bijlage C:

  • BRL 9339: de milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken, d.d. 11 november 2022

De BRL zijn, overeenkomstig artikel 1.1, eerste lid, en artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b en onderdeel j van de Regeling bodemkwaliteit door de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) vastgesteld. Deze heeft de taken van de Harmonisatiecommissie Bouw overgenomen. De BRL zijn getoetst overeenkomstig de eisen in het document HCB/2009-200 van de Harmonisatie Commissie Bouw, dat is opgenomen in bijlage D van de Regeling bodemkwaliteit.

Nieuw normdocument BRL 5080

De beoordelingsrichtlijn heeft betrekking op de milieuhygiënische kwaliteit van vooraf vervaardigde producten op basis van een CO2 geactiveerd bindmiddel, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, die kunnen worden toegepast:

  • in bouw(-werken);

  • in of op de (land)bodem;

  • in of op de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam,

die in contact kunnen komen met hemelwater, grondwater en/of oppervlaktewateren. De mengselsamenstelling bestaat uit een CO2 geactiveerd bindmiddel (bv. cement of een fijngemalen metallurgische slak of een combinatie van cement en fijn gemalen metallurgische slakken), toeslagmaterialen, vulstoffen, hulpstoffen, eventueel kleurstoffen en water, die onder de invloed van CO2 verhardt.

Het normdocument is uitgegeven door KIWA, en vastgesteld door het College van Deskundigen Ongewapende Betonproducten.

Dit is een geheel nieuw normdocument. Nu is er geen normdocument voor productcertificatie van dit materiaal. De Regeling bodemkwaliteit biedt nu alternatieven om de milieuhygiënische kwaliteit te bepalen, die ook in de toekomst mogelijk blijven. Dit zijn een partijkeuring per partij product, wat de uitlevering sterk belemmert alsmede levering onder een fabrikant eigen verklaring.

Nu wordt een extra mogelijkheid toegevoegd. Dat betekent wel dat een producent een toelatingsonderzoek zal moeten doorlopen en een kwaliteitssysteem overeenkomstig de BRL 5080 zal moeten hebben. Initiële kosten zijn afhankelijk van eventuele samenwerking en reeds beschikbare informatie (ordegroottes tussen 10.000 EUR en 50.000 EUR).

In juni en juli 2022 is het mogelijk geweest om feedback te geven op het conceptdocument. Daar is door het uitvoerend bedrijfsleven en een certificatie-instelling gebruik van gemaakt. Dit heeft geleid tot een beperkt aantal aanpassingen.

Herzien normdocument BRL 9339

Het normdocument BRL 9339 ‘De milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken’ is herzien.

De wijziging bestaat uit een actualisatie van de versienummers van documenten en datums van wet- en regelgeving waarnaar wordt verwezen en enkele administratieve aanpassingen zoals contactgegevens. Inhoudelijk verandert de BRL niet.

4.2 Wijzigingsbladen bij BRL SIKB 2000, AS SIKB 3000 en BRL SIKB 11000 en opname gewijzigd AP 04 vanwege uitstel van de Omgevingswet

De BRL (beoordelingsrichtlijnen), accreditatieprogramma’s (AP) en accreditatieschema’s (AS) die in beheer zijn bij SIKB (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer) zijn herzien om aan te sluiten bij de Omgevingswet. Deze aanpassingen zijn in de basis beleidsarm, maar waar noodzakelijk is wel aangesloten bij de actuele stand der techniek. Het is voorzien deze documenten op te nemen in de Regeling bodemkwaliteit 2022, een geheel herschreven regeling die de huidige Regeling bodemkwaliteit vervangt en die in werking treedt vlak nadat de Omgevingswet in werking treedt.

Vanwege het uitstel van de Omgevingswet ontstaan nu mogelijke uitvoeringsproblemen, omdat in de huidige Regeling bodemkwaliteit nog de verouderde normdocumenten staan. Daarom heeft SIKB voor een aantal normdocumenten wijzigingsbladen opgesteld, die het mogelijk maken ook in de huidige situatie aantoonbaar gebruik te kunnen maken van de actuele inzichten en stand der techniek.

De wijzigingsbladen geven aan welke onderdelen van de voor de Omgevingswet aangepaste normdocumenten gebruikt kunnen worden, en welke onderdelen nog niet van toepassing zijn. De onderdelen die nog niet van toepassing zijn, betreft de aanpassingen in terminologie die nodig waren voor aansluiting op het systeem van de Omgevingswet. De innovaties en technische verbeteringen worden wel van toepassing.

BRL SIKB 2000 (Veldwerk milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek)

Innovatie en de uitvoeringspraktijk in de BRL SIKB 2000

Door de gebruikers van het normdocument zijn meerdere wijzigingen voorgesteld zodat de eisen beter aansluiten op de dagelijkse uitvoering. Dit leidt tot meer efficiëntie en voorkomt handhavingsknelpunten. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder toegelicht.

Een van deze wijzigingen ziet op het gebruik van biologisch afbreekbare peilbuizen. Sinds enige tijd zijn die beschikbaar en zij voldoen ook aan de eisen. De BRL bood alleen nog geen mogelijkheid om van dit type peilbuis gebruik te maken. Dat kan nu wel. Bijkomende voordelen van het gebruik van biologisch afbreekbare peilbuizen is dat dit leidt tot minder bodemvreemd materiaal in de bodem en tot een kostenreductie in de uitvoering. De buizen hoeven immers na bemonstering niet meer te worden weggehaald.

Twee met elkaar samenhangende andere wijzigingen gaan over het inmeten van monsterputten en peilbuizen. In de BRL was voorgeschreven dat dit gebeurde door middel van vaste punten (waterpassen). In de praktijk wordt dit nu met GPS ingemeten; een innovatieve methode die een verbetering betekent voor de uitvoering. Met deze wijzigingen wordt het toetsingskader voor het niet meer uitgevoerde waterpassen geschrapt en dat voor het gebruik van GPS verduidelijkt.

Het positief effect wordt geraamd op circa 7.000 EUR per bedrijf, met name door tijdsbesparing door het gebruik van de GPS; deze verbetering is in de praktijk al doorgevoerd.

Tekstuele verschrijvingen en verduidelijkingen in de BRL SIKB 2000

In het kader van het beheer van het normdocument zijn verkeerde verwijzingen en verschrijvingen geconstateerd. Verwijzingen en verschrijvingen kunnen leiden tot juridische problemen en verwarring. De wijzigingen nemen dit weg. De wijzigingen hebben geen impact op de uitvoeringspraktijk.

De documenten zijn vastgesteld door het Centraal college van deskundigen en Accreditatiecollege bodembeheer van SIKB. De verslagen zijn beschikbaar op de website van SIKB.

AP 04 (Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen)

Analyse PFAS in AP 04

Met het gewijzigde AP 04 wordt het mogelijk de analyse van per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS) in grond, bodem en waterbodem onder accreditatie en erkenning uit te voeren. Om die wijziging te faciliteren zijn toegevoegd de nieuwe prestatiebladen SG.XX en SG.XXI en in AP04-A het nieuwe pakket SG10 voor de bepaling van PFAS in grond dan wel waterbodem. Daarnaast zijn de hiervoor benodigde aanpassingen doorgevoerd in vooral AP04-V.

Het is inmiddels gebruikelijk dat bij grondverzet analyse op PFAS plaatsvindt. Met deze wijziging wordt recht gedaan aan de praktijk, en wordt de kwaliteit en uniformiteit van de analyse en het resultaat geborgd.

Beschikbaarheid elementen in AP 04

Bij de vernieuwing van het beleid voor het verondiepen van diepe plassen wordt de mogelijkheid onderzocht om een beoordeling uit te voeren op basis van de beschikbaarheid van elementen, in plaats van het totaalgehalte. Dit beleid is nog niet uitgekristalliseerd. Deze aanvulling is wel al opgenomen in de gewijzigde AP04 documenten. In het geval een beleidswijziging plaatsvindt, kan hierop vooruit worden gelopen en treedt geen vertraging op: het nieuwe prestatieblad SG.XIX en in AP04-A het nieuwe pakket SG9 voor de extractie van sporenelementen met verdund salpeterzuur in grond is toegevoegd. Daarnaast de hiervoor benodigde aanpassingen doorgevoerd in vooral AP04-V.

Op dit moment heeft de toevoeging dus geen effect (deze kan niet gebruikt worden).Het opnieuw aanpassen van AP 04, zonder deze toevoeging, neemt echter geruime tijd in beslag. Het leidt ertoe dat andere verbeteringen in de tussentijd niet worden doorgevoerd. Om die reden wordt het document wel als geheel aangewezen.

Innovatie en de uitvoeringspraktijk in AP 04

Innovaties in de internationale uitvoeringspraktijk hebben geleid tot actualisatie van een aantal van de bij de uitvoering van deze werkzaamheden verplicht toegepaste (inter)nationale (NEN-, EN- en/of ISO-)normen. Internationale afspraken binnen CEN-verband die EN-normen opstellen (Comité Européen de Normalisation binnen de Europese Unie) en de ISO (Internationale Organisatie voor Standaardisatie) verplichten Nederland om deze actualisaties te volgen. Door de verwijzingen naar deze normen te actualiseren worden deze innovaties in de werkzaamheden geïncorporeerd. Dit leidt tot meer efficiëntie en betere resultaten.

Door de gebruikers van het normdocument is daarnaast een beperkt aantal kleinere technische wijzigingen voorgesteld zodat de eisen beter aansluiten op de dagelijkse uitvoering. Dit leidt tot meer efficiëntie en voorkomt handhavingsknelpunten. Dit betreft onder meer twee aanpassingen aan eisen aan bias.

De investeringen van de laboratoria bestaan uit de aanschaf van de benodigde apparatuur, opleiding van personeel en kwaliteitsborging. Het gaat om grote investeringen die noodzakelijk zijn om aan de vraag van de markt te voldoen (ordegrootte 1.000.000 EUR). In de praktijk zijn de noodzakelijke investeringen al uitgevoerd vanwege de marktvraag.

Tekstuele verschrijvingen en verduidelijkingen in AP 04

In het kader van het beheer van het normdocument zijn verkeerde verwijzingen en verschrijvingen geconstateerd. Verwijzingen en verschrijvingen kunnen leiden tot juridische problemen en verwarring. De beoogde wijzigingen nemen dit weg. De wijzigingen hebben geen impact op de uitvoeringspraktijk.

De documenten zijn vastgesteld door het Centraal college van deskundigen en Accreditatiecollege bodembeheer van SIKB. De verslagen zijn beschikbaar op de website van SIKB.

AS SIKB 3000 (Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek)

Analyse PFAS in AS 3000

Met de wijzigingsbladen wordt het mogelijk de analyse van per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS) in grond, bodem en waterbodem onder accreditatie en erkenning uit te voeren. Om die wijziging te faciliteren zijn toegevoegd de nieuwe protocollen 3080 en 3280 voor de bepaling van PFAS in grond, resp. waterbodem.

Het is inmiddels gebruikelijk dat bij grondverzet, bodemonderzoek of bodemsanering analyse op PFAS plaatsvindt. Met deze wijziging wordt recht gedaan aan de praktijk, en wordt de kwaliteit en uniformiteit van de analyse en het resultaat geborgd.

Beschikbaarheid elementen in AS 3000

Bij de vernieuwing van het beleid voor het verondiepen van diepe plassen wordt de mogelijkheid onderzocht om een beoordeling uit te voeren op basis van de beschikbaarheid van elementen, in plaats van het totaalgehalte. Dit beleid is nog niet uitgekristalliseerd. Deze aanvulling is wel al opgenomen in de gewijzigde AS 3000 documenten. Indien een beleidswijziging plaatsvindt, kan hierop vooruit worden gelopen en treedt geen vertraging op: hiervoor zijn de nieuwe protocollen 3075 en 3275 voor de extractie van sporenelementen met verdund salpeterzuur in grond, resp. waterbodem toegevoegd.

Op dit moment heeft de toevoeging dus geen effect (deze kan niet gebruikt worden). Het opnieuw aanpassen van AS 3000, zonder deze toevoeging, neemt echter geruime tijd in beslag. Het leidt ertoe dat andere verbeteringen in de tussentijd niet worden doorgevoerd. Om die reden wordt het document wel als geheel aangewezen.

Innovatie en de uitvoeringspraktijk in AS 3000

Innovaties in de internationale uitvoeringspraktijk hebben geleid tot actualisatie van een aantal van de bij de uitvoering van deze werkzaamheden verplicht toegepaste (inter)nationale (NEN-, EN- en/of ISO-)normen Internationale afspraken binnen CEN-verband die EN-normen opstellen (Comité Européen de Normalisation binnen de Europese Unie) en de ISO (Internationale Organisatie voor Standaardisatie) verplichten Nederland om deze actualisaties te volgen. Door de verwijzingen naar deze normen te actualiseren worden deze innovaties in de werkzaamheden geïncorporeerd. Dit leidt tot meer efficiëntie en betere resultaten.

De investeringen van de laboratoria bestaan uit de aanschaf van de benodigde apparatuur, opleiding van personeel en kwaliteitsborging. Het gaat om investeringen die noodzakelijk zijn om aan de vraag van de markt te voldoen (ordegrootte 1.000.000 EUR). In de praktijk zijn de noodzakelijke investeringen al uitgevoerd vanwege marktvraag.

Tekstuele verschrijvingen en verduidelijkingen in AS 3000

In het kader van het beheer van het normdocument zijn verkeerde verwijzingen en verschrijvingen geconstateerd. Verwijzingen en verschrijvingen kunnen leiden tot juridische problemen en verwarring. De beoogde wijzigingen nemen dit weg. De wijzigingen hebben geen impact op de uitvoeringspraktijk.

De documenten zijn vastgesteld door het Centraal college van deskundigen en Accreditatiecollege bodembeheer van SIKB. De verslagen zijn beschikbaar op de website van SIKB.

BRL SIKB 11000 (Ondergronds deel Installaties bodemenergie)

Om beter te kunnen aansluiten op de dagelijkse uitvoering, meer efficiëntie te verkrijgen en handhavingsknelpunten te voorkomen zijn een tweetal wijzigingen doorgevoerd.

Het gebruik van bepaalde afdichtingsmaterialen is, voor zover die voldoen aan de generieke eisen daaraan, mogelijk gemaakt. Nu is dit in het protocol 11001 deels beperkt tot grout, waar het gebruik van zwelklei ook mogelijk is maar nog niet opgenomen in het protocol 11001.

Het protocol 11001 beperkt op dit moment de circulatievloeistoffen die in het systeem zijn toegestaan. Deze beperking is gebaseerd op de circulatievloeistoffen die beschikbaar waren ten tijde van het opstellen van het oorspronkelijke protocol. Dit wordt aangepast met de volgende doelstellingen:

  • Mogelijk maken voor de Rijksoverheid om een procedure voor het toelaten van stoffen voor toepassing als circulatiemedium in gesloten bodemenergiesystemen te ontwikkelen en op te nemen in de regelgeving.

  • Mogelijk maken van het toepassen als circulatiemedium in gesloten bodemenergiesystemen van de stof GeoPro, door het RIVM beoordeeld als relatief milieuvriendelijke koelvloeistof.

Er worden in beperkte mate baten van de wijziging verwacht (meer mogelijkheden voor de uitvoerende bedrijven), zonder aanvullende lasten.

De documenten zijn vastgesteld door het Centraal college van deskundigen en Accreditatiecollege bodembeheer van SIKB. De verslagen zijn beschikbaar op de website van SIKB.

5. Consultatie

5.1 Internetconsultatie

Op de internetconsultatie zijn twee reacties gekomen van een schemabeheerder en een overheidsorganisatie. De reactie van de schemabeheerder van normdocumenten had betrekking op enkele verschrijvingen / onterechte verplaatsingen die zijn opgetreden in de consultatieversie. De reactie van de overheidsorganisatie had betrekking op overgangstermijnen en het verkrijgen van voldoende tijd voor accreditatie op normdocumenten.

Wijziging ten opzichte van de consultatieversie

In de consultatieversie stonden abusievelijk een aantal verschuivingen in categorie 3 (AP04). De juiste documenten zijn daarbij wel in de consultatieomgeving meegenomen en technisch genotificeerd. Dit is in de tabel in de wijzigingsregeling hersteld.

Ook is voor normdocumenten een uniforme overgangstermijn ingesteld tot 1 oktober 2024 of, waar dat van toepassing is, de datum van het in werking treden van de Omgevingswet. Dan wordt bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit als geheel herzien.

5.2 Adviescollege Toetsing Regeldruk

Tijdens de consultatie heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) de ontwerpregeling getoetst op regeldrukeffecten. ATR adviseert het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer over de regeldrukeffecten van wet- en regelgeving. In zijn advies op de ontwerpregeling heeft ATR een aantal aanbevelingen gedaan om te verwerken en beoordelen alvorens de wijzigingsregeling wordt vastgesteld.

De aanbevelingen bestaan uit

  • 1. het aanvullend inzichtelijk maken van de nut en de noodzaak van wijzigingen in de normdocumenten en het aanvullend aangewezen normdocument (BRL 5080),

  • 2. inzicht te geven in de doorlopen consultatie van de normdocumenten door de schemabeheerders

  • 3. de regeldrukeffecten van wijzigingen in normdocumenten kwantitatief vast te stellen.

De informatie is op hoofdlijnen toegevoegd in de toelichting per normdocument. Hierbij is meegenomen dat er sprake is van een publiek-privaat stelsel, waarbij normdocumenten worden opgesteld door private schemabeheerders; zij zorgen voor inhoud van de normdocumenten, en toetsen het benodigde draagvlak.

5.3 MKB-toets

Er zijn geen reacties gekomen op het verzoek voor deelname aan een MKB-toets. De normdocumenten die zijn opgenomen in deze wijzigingsregeling hebben voorafgaand aan de consultatie al een eigen (privaat) inspraaktraject doorlopen. Reacties zijn door de schemabeheerder verwerkt.

5.4 HUF-toets

Het ontwerp van de regeling is aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aangeboden voor een HUF-toets (Handhaafbaarheid, Uitvoerbaarheid en Fraudebestendigheid).

De wijzigingsbladen bij SIKB BRL 2000, AS SIKB 3000 en BRL SIKB 11000 en het gewijzigde AP 04 zijn separaat aan de ILT voorgelegd voor een HUF-toets voorafgaand aan de internetconsultatie. Hieruit is gebleken dat dat de beoogde normdocumenten met wijzigingsbladen handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig zijn. Wel is er een aantal opmerkingen van technische aard, dat bij toekomstige beleidsrijke wijzigingen beoordeeld en doorgevoerd moet worden. Dit maakt onderdeel uit van een algeheel verbeterprogramma.

De BRL 5080 en de gewijzigde BRL 9339 geven invulling aan de eisen die al specifiek in de Regeling bodemkwaliteit zijn opgenomen ten aanzien van productcertificatie en de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring. In tegenstelling tot de overige componenten van de regeling, zijn deze wijzigingsbladen om die reden niet separaat aan de ILT voorgelegd, voorafgaand aan het opstellen van de wijzigingsregeling voor consultatie.

BRL 5080

De ILT heeft deze aanvullende HUF-toets uitgevoerd. Op de nieuwe BRL 5080 zijn een aantal kritische reacties gegeven ten aanzien van de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van dit normdocument.

In algemene zin heeft deze reactie betrekking op eisen die niet expliciet zijn geregeld in de huidige Regeling bodemkwaliteit en de documenten aan de hand waarvan het normdocument moet worden opgesteld (HCB/2009-200 van de Harmonisatie Commissie Bouw).

Ten behoeve van de Omgevingswet is de Regeling bodemkwaliteit herschreven (Regeling bodemkwaliteit 2022, Staatscourant 2023, 1338; Rbk 2022). In deze Rbk 2022 worden expliciet de verantwoordelijkheden voor de producent van een bouwstof vastgelegd. Ook is omschreven welke informatie moet worden aangeleverd bij de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring als milieuverklaring bij het op de markt brengen van bouwstoffen ten behoeve van toepassing. Deze eisen richten zich specifiek op de producent zelf waar de BRL zich vooral richt op de certificatie-instelling. Op de eisen aan de producent in de Rbk 2022 is handhaving mogelijk.

In de BRL 5080 wordt niet expliciet aangegeven om welke vooraf vervaardigde producten het gaat. Dit kan ruimte geven voor interpretatie en de uitvoerbaarheid van de BRL 5080. In de Rbk 2022 is hier verder invulling aan gegeven.

Een andere wijziging in de Rbk 2022 is de rol van de toetsingscommissie Besluit bodemkwaliteit (TBbk). De taak van deze commissie is overgenomen door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In bijlage III van de BRL 5080 is opgenomen dat de TBbk moet toetsen of een gemeenschappelijk toelatingsonderzoek of gemeenschappelijke verificatiekeuring is toegestaan als er sprake is van een vergelijkbare milieukwaliteit (dit begrip kan ruim worden geïnterpreteerd); ‘ter beoordeling door TBbk’ wordt ter beoordeling aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan de hand van de eisen uit de BRL 5080 én de Rbk 2022 (die een helder kader geeft).

Een algemene opmerking is dat nu nog niet bekend is hoeveel partijen uiteindelijk gebruik gaan maken van de BRL 5080.

Ten aanzien van de BRL 5080 en BRL 9339 wordt ook ingegaan op mogelijke tegenstrijdigheden die bij toepassing of productie kunnen ontstaan met andere regelgeving. Dit valt buiten de scope van de BRL’s.

Met de regels die onder de Omgevingswet gaan gelden wordt verwacht dat de mogelijke problemen met handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid voldoende kunnen worden beperkt. In het kader van de versterking van het Kwalibo-stelsel wordt de noodzakelijke inhoud van normdocumenten opnieuw beoordeeld. Dit kan betekenen dat normdocumenten op termijn herzien moeten worden. Dit beperkt zich niet tot de BRL 5080 en BRL 9339. Er moet daarvoor eerst de benodigde duidelijkheid zijn.

6. Notificatie

De ontwerpregeling is op 8 maart 2023 genotificeerd bij de Europese Commissie (2023/0096/NL), teneinde aldus te voldoen aan artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU L 241/1). Verschillende onderdelen van de normdocumenten van deze Regeling kunnen namelijk technische voorschriften in de zin van de richtlijn bevatten. Er zijn naar aanleiding van deze notificatie vragen gesteld over hoe de aanwijzing van deze normdocumenten zich verhoudt tot bouwmaterialen of bouwproducten. Deze zijn beantwoord, hetgeen niet tot verdere opmerkingen vanuit de Commissie heeft geleid.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Naar boven