Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 mei 2023, kenmerk 3597680-1048447-WJZ, houdende wijziging van de Alcoholregeling in verband met het vaststellen van tarieven voor werkzaamheden van de Landelijke commissie sociale hygiëne

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 11a, tweede lid, en 11f, tweede lid, van de Alcoholwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Alcoholregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Hoofdstuk 4 komt te luiden:

Hoofdstuk 4. Landelijke commissie sociale hygiëne

B

De artikelen 4.1 tot en met 4.6 worden vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 4.1

De Landelijke commissie sociale hygiëne is gevestigd in de gemeente Den Haag.

Artikel 4.2

Het bedrag ter vergoeding van de kosten die samenhangen met het op grond van artikel 11e, eerste lid, onder a, van de wet, inschrijven van een persoon in het Register sociale hygiëne en het afgeven van een Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne, bedoeld in artikel 11f, eerste lid, van de wet, is € 92,–.

Artikel 4.3

Het bedrag ter vergoeding van de kosten die samenhangen met het op grond van artikel 11e, eerste lid, onder b of c, van de wet, inschrijven van een persoon in het Register sociale hygiëne en het afgeven van een Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne, bedoeld in artikel 11f, eerste lid, van de wet, is € 250,–.

ARTIKEL II

De Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet 2015 wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop onderdeel E, met betrekking tot de artikelen 11b en 11d tot en met 11f, van de Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet (Stb. 2021, 26) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

TOELICHTING

Algemeen

Volgend uit het kabinetsstandpunt dat publieke werkzaamheden publiek belegd dienen te worden, is de Landelijke commissie sociale hygiëne (Lcsh) als nieuw zelfstandig bestuursorgaan (zbo) in de Alcoholwet ingesteld. Deze commissie neemt per 1 juli 2023 de publieke taken over van de Landelijke Examencommissie van de Stichting Vakbekwaamheid Horeca, die tot die tijd houder was van het Register sociale hygiëne.

De Lcsh erkent diploma’s als bewijsstuk voor kennis en inzicht in sociale hygiëne en geeft Verklaringen kennis en inzicht sociale hygiëne af. De Lcsh besluit over de inschrijving van mensen die een dergelijk bewijsstuk of een buitenlands diploma hebben in het Register sociale hygiëne. Daarnaast maakt de Lcsh het register voor eenieder raadpleegbaar. Inschrijving in het Register sociale hygiëne is noodzakelijk om leidinggevende te mogen zijn in een horeca- of slijtlokaliteit of in een paracommerciële rechtspersoon, zoals bijvoorbeeld een sportkantine.

In de Alcoholwet is tevens opgenomen dat de Lcsh de gemaakte kosten die samenhangen met het erkennen van een diploma, het afgeven van een verklaring en het inschrijven in het register in rekening brengt bij de aanvrager (artikel 11f). Het doorberekenen van deze kosten is gerechtvaardigd omdat de aanvrager voordeel heeft als het diploma wordt erkend als bewijsstuk van kennis en inzicht in sociale hygiëne of als degene in het register wordt ingeschreven. Door erkenning van het diploma wordt het immers aantrekkelijker voor personen die in een horeca- of slijtlokaliteit willen werken om de opleiding die bij goed gevolg leidt tot dat diploma, te volgen. De inschrijving in het register maakt duidelijk dat de ingeschreven persoon voldoet aan de wettelijke eisen om als leidinggevende van een horeca- of slijterijbedrijf te kunnen werken.

De bedragen ter vergoeding van de kosten worden op grond van artikel 11f, tweede lid, van de Alcoholwet bij ministeriële regeling vastgesteld. Daartoe strekt deze wijziging van de Alcoholregeling.

Artikel 11e, eerste lid, van de Alcoholwet regelt wanneer een persoon recht heeft op inschrijving in het Register sociale hygiëne. Inschrijving kan plaatsvinden op drie gronden. Ten eerste wordt een persoon ingeschreven die beschikt over een diploma dat door de Lcsh is erkend als bewijsstuk. Ten tweede kan een persoon worden ingeschreven indien hij of zij beschikt over een bewijsstuk uit een ander land van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte als dat bewijsstuk een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan een door de Lcsh als bewijsstuk erkend diploma. Ten derde kan iemand in het Register sociale hygiëne worden ingeschreven indien hij of zij voldoet aan de eisen van artikel 19 van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) (hierna: Richtlijn erkenning beroepskwalificaties). In dit artikel gaat het onder andere om leidinggevenden van horecagelegenheden die op eigen naam of voor eigen rekening werken. Indien zij voldoende werkervaring hebben, zoals uitgewerkt in artikel 19 van de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties, dan zijn zij op grond van artikel 16 van deze richtlijn gerechtigd hun beroep ook in Nederland uit te oefenen. Het aantonen van deze werkervaring is vormvrij.

Voor nieuwe inschrijvingen worden de kosten van registratie eenmalig ten laste gebracht van de aanvrager. De registratie heeft geen einddatum. In de wet is de mogelijkheid opgenomen voor een ingeschrevene om zich te laten uitschrijven uit het register. In de communicatie naar de ingeschrevene en op de website zal dit duidelijk aangegeven worden.

In de Alcoholwet is tevens opgenomen dat personen die al waren ingeschreven in het register na inwerkingtreding automatisch worden ingeschreven in het nieuwe register (artikel 48b, derde lid). De geregistreerde personen dienen binnen 5 jaar na 1 juli 2023 te bevestigen dat zij in het register opgenomen wensen te blijven, zodat het nieuwe register actueel is. Daar worden geen kosten voor in rekening gebracht, noch worden deze kosten verdisconteerd in het tarief voor nieuwe registraties. Na 5 jaar wordt bekeken in hoeverre de bevestiging voltooid is.

Berekening tarief

De berekening van het tarief voor inschrijving in het register wordt bepaald door de totale structurele kosten voor de reguliere werkzaamheden van de Lcsh van € 1.940.000 per jaar en de inkomsten die worden ontvangen uit de nieuwe inschrijvingen. De tarieven zijn onderhevig aan jaarlijkse indexering.

De totale structurele kosten zijn als volgt opgebouwd:

– directe personeelskosten uitvoering

€ 235.000,–

– directe materiele kosten uitvoering

€ 35.000,–

– directe systeemkosten instandhouding

€ 847.000,–

– Ondersteuningskosten

€ 823.000,–

Er wordt uitgegaan van ongeveer 21.000 registraties per jaar. Om tot een kostendekkend tarief te komen zal een tarief van € 92,– per aanvrager worden gerekend.

Voor het beoordelen van buitenlandse diploma’s onderzoekt de Lcsh of de eindtermen en het niveau van het diploma vergelijkbaar zijn met de vastgestelde eindtermen. Hetzelfde geldt voor een beoordeling of iemand voldoet aan de eisen van de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties. Voor dergelijke beoordelingen is meer tijd nodig (2 à 3 uur) dan voor de beoordeling van Nederlandse diploma’s. Daarom wordt voor het beoordelen van buitenlandse diploma’s en de erkenning van beroepskwalificaties een afwijkend tarief gerekend van € 250,– om tot een kostendekkend tarief te komen.

In verband met het traject van bevestiging van registratie en afbetaling van de ontwikkeling van het nieuwe register wordt na 5 jaar de hoogte van het tarief geëvalueerd.

Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft geen effect op de administratieve lasten of nalevingskosten. Tarieven zijn financiële lasten en vallen als zodanig buiten de definitie van regeldruk. Zij worden aldus niet aangemerkt als regeldruk die voortvloeit uit wet- of regelgeving. De kennisnemingskosten zijn nihil. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van artikel 11a, tweede lid, van de Alcoholwet, is de Lcsh gevestigd op een door de minister aangewezen plaats. In artikel 4.1 wordt Den Haag als vestigingsplaats van de Lcsh vastgesteld.

In de artikelen 4.2 en 4.3 zijn de tarieven vastgesteld die de Lcsh in rekening mag brengen ter vergoeding van de gemaakte kosten voor het inschrijven in het Register sociale hygiëne en het afgeven van een Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne. In artikel 4.2 is het tarief opgenomen voor kosten die samenhangen met de inschrijving van een persoon die beschikt over een diploma dat door de Lcsh is erkend als bewijsstuk. In artikel 4.3 is het tarief opgenomen voor kosten die samenhangen met de inschrijving van een persoon die beschikt over een bewijsstuk uit een ander land van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of een persoon die voldoet aan de eisen van de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties. Voor beide artikelen geldt dat in deze tarieven ook de kosten voor het afgeven van een Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne zijn meegenomen.

Bij het vaststellen van de bedragen is het toetsingskader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten ‘Maat houden 2014’ (Kamerstukken II 2013/14, 24 036, nr. 407) in acht genomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat kosten doorberekend mogen worden aan degene die een specifiek belang heeft bij de dienst of prestatie van de overheid.

Artikel II

Leidinggevenden van horeca- en slijtersbedrijven en paracommerciële rechtspersonen dienen op grond van artikel 8, derde lid, van de Alcoholwet te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne en zijn ingeschreven in het Register sociale hygiëne. Dit was op grond van artikel 8, vijfde lid, uitgewerkt in de Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet 2015.

In artikel 4.1 van het Alcoholbesluit is op hoofdlijnen bepaald over welke kennis en inzicht leidinggevenden dienen te beschikken. Deze kennis- en inzichtvereisten zijn nader uitgewerkt in eindtermen en per 1 juli 2023 opgenomen in Bijlage II van het Alcoholbesluit. De eindtermen omvatten de kennis en vaardigheden waarover een kandidaat die bijgeschreven wenst te worden in het Register sociale hygiëne, dient te beschikken. De Regeling bewijsstukken sociale hygiëne Drank- en Horecawet 2015 is per 1 juli 2023 dan ook niet meer van toepassing en daarom wordt deze ingetrokken.

Artikel III

De inwerkingtreding van deze regeling is gekoppeld aan de inwerkingtreding van artikel 11f van de Alcoholwet, zoals opgenomen in onderdeel E van de Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet (Stb. 2021, 26). De beoogde datum hiervoor is 1 juli 2023. Hiermee wordt voldaan aan het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Naar boven