Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming tot wijziging van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in verband met het beperken van de doelgroep waarvoor een delictanalyse en risicotaxatie benodigd is bij een verzoek om re-integratieverlof

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 26, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 6.7 van het Besluit forensische zorg;

Gezien het advies van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming van 28 maart 2023;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 3, zevende lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt als volgt te luiden:

  • 7. Bij de beslissing op een verzoek om verlof, niet zijnde incidenteel verlof, van een gedetineerde die is veroordeeld voor een ernstig gewelds- en zedenmisdrijf en waarbij sprake is geweest van een indicatiestelling als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van het Besluit forensische zorg, betrekt de directeur een delictanalyse en risicotaxatie als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit forensische zorg.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

TOELICHTING

Met deze regeling is artikel 3, zevende lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Rtvi) gewijzigd. Bij de introductie van dat artikellid per 5 november 2021 (Stcrt. 2021, 45379) is onbedoeld een te ruime formulering gehanteerd, waardoor het artikellid betrekking heeft op een te ruime groep gedetineerden. Het artikellid is daarom opnieuw vastgesteld.

De introductie van artikel 3, zevende lid, Rtvi was onderdeel van de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de onderzoeken naar het detentieverloop van Michael P. Ik verwijs voor de nadere toelichting op deze maatregelen naar de brief van 28 maart 2019 (Kamerstukken 2018/19, 33 628, nr. 44). Het artikellid bepaalt dat de directeur van de inrichting een delictanalyse en risicotaxatie als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit forensische zorg (Bfz) moet betrekken bij een verzoek om verlof, niet zijnde incidenteel verlof. Zoals ook is aangegeven in de genoemde brief, is de bedoeling geweest deze voorwaarde te stellen bij gedetineerden waarbij sprake is van een forensische zorgbehoefte en tevens wordt overwogen om hen tijdens detentie over te brengen naar een forensische zorginstelling. De huidige formulering wekt echter onbedoeld de indruk dat een delictanalyse en een risicotaxatie dienen te worden opgesteld voor een re-integratieverlof van iedere veroordeelde voor een ernstige gewelds- en zedenmisdrijf. Het betrekken van een recente risicotaxatie en een delictanalyse bij iedere aanvraag om re-integratieverlof vergt een te grote belasting in de uitvoering, gelet op de beperkte capaciteit aan gedragsdeskundigen in relatie tot de grote tijdsbelasting die een delictanalyse en een risicotaxatie met zich brengen. Daarnaast is bij het merendeel van de gedetineerden die zijn veroordeeld voor een ernstig geweld- of zedendelict geen sprake van een behandeling of forensische zorgbehoefte, zodat het oneigenlijk is om een risicotaxatie en delictanalyse als voorwaarde te eisen in het kader van verlening van re-integratieverlof.

Om deze reden is artikel 3, zevende lid, Rtvi opnieuw vastgesteld. In de nieuwe formulering is verduidelijkt dat een delictanalyse en een risicotaxatie alleen zijn vereist in geval van verlofverlening aan een gedetineerde die is veroordeeld voor een ernstig gewelds- en zedenmisdrijf indien er sprake is geweest van een indicatiestelling tot overplaatsing naar een instelling voor verlening van forensische zorg. Het artikellid verwijst in dit verband naar artikel 5.2, eerste lid, Bfz.

Voor gedetineerden die zijn veroordeeld voor een ernstig gewelds- en zedenmisdrijf en die geen indicatiestelling tot overplaatsing naar een instelling voor verlening van forensische zorg hebben, geldt het normale proces ten aanzien van verlening van re-integratieverlof. Hun aanvraag wordt getoetst aan de voorwaarden in artikel 15, tweede lid, Rtvi. Met name het tweede vereiste, een recent opgemaakte risicotaxatie, dat bedoeld is om de mogelijk aan het verlof verbonden risico’s in te schatten, zal bijzondere aandacht krijgen. Het toetsen op mogelijk risico’s gebeurt aan de hand van de zogenaamde Risicoscreener Geweld1. Met gewelddadig gedrag worden alle vormen van geweld bedoeld, inclusief seksueel geweld. Deze dient te worden afgenomen in de penitentiaire inrichting. Indien uit de Risicoscreener volgt dat sprake is van ernstige zorgen inzake het risico bij verlofverlening, is afname van een verdiepende risicotaxatie aangewezen, tenzij door de directeur van de inrichting afdoende beargumenteerd kan worden waarom er gegronde redenen zijn om een verdiepende risicotaxatie niet af te nemen.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

De Risicoscreener Geweld wordt ook toegepast bij zedendelicten.

Naar boven