Wijziging van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 18 januari 2023, nr. 2022-26730

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het Besluit Fiscaal Bestuursrecht. De wijziging betreft § 23, vijfde lid, en ziet op situaties waarin de inspecteur een zogenoemde voorheffingenbeschikking (artikel 25b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) ambtshalve kan verhogen.

ARTIKEL I

Het Besluit Fiscaal Bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan § 1 Inleiding wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 18 januari 2023, nr. 2022-26730, (Stcrt. 2023, 1519). De wijziging betrof § 1.1 en § 23, vijfde lid, en zag op situaties waarin de inspecteur een zogenoemde voorheffingenbeschikking ambtshalve kan verhogen.

B

In § 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Voorheffingenbeschikking:

Beschikking ter vaststelling van het voort te wentelen bedrag aan voorheffingen (artikel 25b, Wet Vpb)

Wet Vpb:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969

C

§ 23. Ambtshalve verminderen of teruggeven (artikel 65 AWR), vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op:

    • a. De vaststelling en herziening van verliesbeschikkingen. Ondanks dat de ambtshalve vastgestelde en herziene beschikkingen niet voor bezwaar vatbaar zijn, staan de wettelijke bepalingen niet aan verliesverrekening in de weg. Een aldus vastgesteld verlies kan ook worden verrekend met inkomens of belastbare winsten die gelegen zijn buiten de vijfjaarstermijn, zoals bedoeld in het negende lid van deze paragraaf.

    • b. De herziening van voorheffingenbeschikkingen, indien het bedrag van de beschikking tot een te laag bedrag is vastgesteld. Met dien verstande dat als voor het doen van aangifte uitstel is verleend, de vijfjaarstermijn, zoals bedoeld in het negende lid van deze paragraaf, met de duur van dit uitstel wordt verlengd (vgl. artikel 25b, derde lid, Wet Vpb). Ondanks dat het ambtshalve verhogen van een bedrag aan voort te wentelen voorheffingen geen voor bezwaar vatbare beschikking is, staat dit niet in de weg aan verrekening van de aldus voortgewentelde voorheffingen in latere jaren.

    • c. De vaststelling of herziening van voorheffingenbeschikkingen in de bijzondere situatie dat door verliesverrekening met een voorafgaand jaar het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in dat voorafgaande jaar niet dan wel tot een te laag bedrag is vastgesteld en dat voorafgaande jaar gelegen is buiten de hiervoor in onderdeel b bedoelde termijn. In dat geval kan de inspecteur het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in het voorafgaande jaar toch alsnog ambtshalve vaststellen dan wel verhogen. Ondanks dat het ambtshalve alsnog vaststellen of verhogen van een bedrag aan voort te wentelen voorheffingen geen voor bezwaar vatbare beschikking is, staat dit niet in de weg aan verrekening van de aldus voortgewentelde voorheffingen in latere jaren.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 januari 2023

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING

Met artikel I, onderdeel A, wordt aan § 1 Inleiding een passage ingevoegd ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel I, onderdeel B, voegt in § 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen definities toe voor:

  • het begrip ‘Voorheffingenbeschikking’;

  • de afkorting ‘Wet Vpb’.

Beide toevoegingen houden verband met de wijziging van § 23, vijfde lid.

Artikel I, onderdeel C, vervangt § 23, vijfde lid. De wijziging betreft de toevoeging van de nieuwe onderdelen b en c. Deze toevoeging houdt verband met de zogenoemde voorheffingenbeschikking van artikel 25b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb), zoals die met ingang van 1 januari 2022 is ingevoerd.

De inspecteur kan een vastgestelde voorheffingenbeschikking herzien naar een lager bedrag of – bij afwezigheid van een voorheffingenbeschikking – de beschikking alsnog vaststellen (artikel 25b, derde lid, Wet Vpb).

De wetgever heeft daarnaast uitdrukkelijk voorzien dat een herziening naar een hoger bedrag nodig kan zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2021/22, 35 927, nr. 3, blz. 66 en 67) is hierover vermeld dat de inspecteur de voorheffingenbeschikking – in het voordeel van belastingplichtige – ambtshalve kan vaststellen naar een hoger bedrag dan eerder bij beschikking was vastgesteld. De grondslag hiervoor kan volgens de wetgever worden gevonden in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).

Het beleid voor de toepassing van artikel 65 AWR is opgenomen in § 23 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (BFB). Het ambtshalve beleid voor de voorheffingenbeschikking wordt verwerkt in § 23, vijfde lid, zie de toegevoegde onderdelen b en c. Het beleid sluit dan aan op het bestaande beleid voor de ambtshalve vaststelling en herziening van verliesbeschikkingen in § 23, vijfde lid, BFB dat nu is ondergebracht in een onderdeel a. § 23, vijfde lid, aanhef en onderdeel a is inhoudelijk gelijk aan de vervangen § 23, vijfde lid.

Onderdeel b ziet op de mogelijkheid om een vastgestelde voorheffingenbeschikking te herzien naar een hoger bedrag. Om aan te sluiten bij de wettelijke herzieningsmogelijkheid is opgenomen dat als voor het doen van aangifte uitstel is verleend, de vijfjaarstermijn waarbinnen herziening mogelijk is, met de duur van dit uitstel wordt verlengd (zie artikel 25b, derde lid, Wet Vpb).

Onderdeel c regelt dat voorheffingenbeschikkingen alsnog kunnen worden vastgesteld of naar een hoger bedrag worden herzien buiten de hiervoor bedoelde herzieningstermijn van artikel 25b, derde lid, Wet Vpb. Dit is mogelijk in de bijzondere situatie dat door verliesverrekening met een voorafgaand jaar het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in dat voorafgaande jaar niet dan wel tot een te laag bedrag is vastgesteld en dat voorafgaande jaar gelegen is buiten de herzieningstermijn. Geregeld is dat in dat geval de inspecteur het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in het voorafgaande jaar toch alsnog ambtshalve kan vaststellen dan wel verhogen.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. De wijzigingen treden in werking met ingang van de dag na de publicatie in de Staatscourant.

Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230)).

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

Naar boven